Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 10 februari 2020

Sint Annawijk : het misterie van de hangende schoenen

Wie  de Sint Annawijk is binnengekomen langs de Naarstigheidstraat of langs de Volksverheffingstraat heeft ze waarschijnlijk wel al een tijdje zien hangen …
Boven de rijbaan hangen telkens 2 schoenen, netjes samengebonden aan de veters, over de overhangende kabels. 

Misterie … want wie of wat zit daar juist achter?

Dergelijke ‘hangende schoenen’ hebben wereldwijd blijkbaar andere betekenissen en er bestaan heel wat theorieën die het fenomeen elk op hun manier trachten te verklaren..

Uit de documentaire ‘The mystery of Flying kicks’ (te zien via DEZE LINK) zijn verschillende verklaringen af te leiden.

Jongeren in het land van de kangoeroes (Australië) gooien bijvoorbeeld hun sneakers in de lucht om een ondeugende reden. Ze vieren op die manier namelijk hun eerste vrijpartij.
In Spanje moeten we het fenomeen gaan zoeken in de criminaliteit. Daar zou de maffiawereld achter de 'vliegende schoenen' zitten. Het is hun manier om de politie en andere niet welkome gasten te waarschuwen dat ze een bepaald gebied beter niet betreden in het belang van hun eigen gezondheid …
In Los Angeles (USA) is een dergelijk paar schoenen ook al niet onschuldig. Vaak zijn ze doordrenkt met bloed. Het is op deze manier dat bendeleden hun vermoorde vrienden een eerbetoon willen nalaten.

Het ‘shoe tossing’ ofte ‘schoen gooien’ vindt een oorsprong in de folklore waar men in plaats van wapens, vaak schoenen of andere projetielen gebruikte om een bepaald doel te raken. Denk bijvoorbeeld naar een blikkentoren gooien, … veel leuker met een schoen dan met een bal, niet ?


Tegenwoordig wordt de term meer en meer gebruikt voor het gooien van een paar schoenen, samengebonden aan de veters, over telefoon- of elektriciteitsdraden. 

Schoenen die op die manier aan een draad hangen, lijken sterk op de zogenaamde ‘bolas’ (of lasso’s). De bola is een wapen met kogels aan de uiteinden dat bedoeld is om dieren te kunnen vangen aan hun poten. Het is een wapen dat werd ontworpen door de bevolking van Patagonië en de Pampa, en later werd overgenomen door de gaucho’s. Dat is de benaming van de Spaanse nakomelingen van de Spanjaarden en de indianen die zich op de pampa’s in Argentinië, Paraguay, Uruguay en in het zuidelijk deel van Brazilië bezighouden met veehoeden. De lokale ‘cowboys’ zeg dus maar.

Gaucho's gebruiken bola's om loslopend vee te vangen of als spel. De gebruiker geeft de kogels een zwaai en laat ze los. Het wapen wordt gebruikt om de poten van een dier te verstrengelen. Als er echter te krachtig wordt gegooid bestaat het risico om de botten te breken, en dat is natuurlijk ook niet de bedoeling. 

Er bestaat geen standaard model; de meeste bola's hebben twee of drie kogels, maar er zijn versies die tot wel 8 kogels tellen. Bepaalde bola's hebben kogels met gelijke gewichten, andere hebben wisselende knoop en riemlengte.
Gaucho's gebruiken bola's gemaakt van gevlochten leren riem met houten kogels of kleine leren zakken gevuld met stenen aan het uiteinden van de riemen. De vergelijking met de bola's als wapen zou kunnen opgaan als we het hebben over de criminele theorieën van het schoenhangen. Indringers in een bepaalde zone zouden er op die manier kunnen op gewezen worden dat ze beter niet verder gaan, en zich maar best wijselijk terugkeren.

Het ‘schoenslingeren’ wordt wereldwijd teruggevonden, meestal gaat het over sneakers maar ook lederen schoenen en ‘boots’ worden wel eens gebruikt.

Zoals hierboven al vermeld zijn hierover al heel wat theorieën de wereld ingestuurd. We kunnen een paar categorieën onderscheiden :

- pesterijen : een paar schoenen wordt gestolen en wordt op een plaats achtergelaten waar de eigenaar ze bijna niet kan terughalen

- practical jokes : het is heel leuk als een dronkenman wakker wordt en ontdekt dat zijn/haar schoenen verdwenen zijn.

- Erger wordt het als we het in de criminele wereld gaan zoeken. Zo bijvoorbeeld in Los Angeles waar oud burgemeester James Hahn de angst van zijn inwoners diende te temperen. Angst omdat de schoenen een teken zouden zijn dat op een bepaalde plaats drugs zouden worden gedealed, of erger, waar zich criminele feiten zouden afspelen of afgespeeld hebben. De opdracht aan het stadspersoneel werd gegeven om hangende schoenen onmiddellijk te verwijderen.

Een studie van het schoenslingeren in 2015 wees echter uit dat in een bepaald éénmalig feit in de criminele wereld zeker geen trend zou moeten gezocht worden van de hangende schoenen.

- In sommige culturen worden schoenen wel eens gelanceerd als een soort van ritueel, bijvoorbeeld om het einde van het schooljaar te vieren, of een aankomend huwelijk.

- Anderen houden het bij een militaire achtergrond, want militairen zouden, na het afronden van hun basisopleiding of bij het afzwaaien, wel eens hun schoenen over draden gooien, net zoals de geestelijken wel eens hun kap over de haag gooien.
Meestal gebeurde dit dan nadat ze de schoenen in een kleurtje hadden geverfd.

- In de film ‘Wag the dog’ (1997) is het schoenengooien te zien als een eerbetoon aan sergeant Wolliam Schumann, die neergeschoteen werd in vijandig gebied in Albanië.

- Het kan natuurlijk ook zijn dat de schoenengooier gewoon af wou van een te klein paar schoenen, of een paar schoenen dat niet meer in de mode is, en de draad dus eigenlijk gebruikte als een soort van vuilniszak.

- Ook wordt aangehaald dat het een soort van ‘domeinafbakening’ zou zijn.
Net zoals de hondjes hun ding doen tegen de bomen, of anderen tekeer gaan met spuitbussen en grafitti’tags’ zouden bepaalde groepen hetzelfde doen, maar dan via een afbakening met schoenen. 
Dit zou dan in het geval Aalst willen zeggen dat het gebied zich zou bevinden tussen de Naarstigheidstraat en de Volksverheffingstraat, wat eventueel zou kunnen leiden naar het Ezelspleintje (?)

- Er zijn ook culturen waar de schoenen die toebehoorden aan een overledene aan de boomtakken van de dichtstbijzijnde boom werden gehangen. Zo wordt het heengaan van die persoon aangeduid. Een legende vertelt trouwens dat, mocht de overledene ooit terugkeren, hij zich boven de grond zou bevinden, en dus op die manier gemakkelijker in zijn/haar schoenen zou kunnen stappen.

- Op sportief gebied is het ‘boot throwing’ of ‘wellie wanging’ een heuse competitieve sport in Nieuw Zeeland en in Brittannie. De competitie bestaat erin om de zware rubberen ‘Wellington boots’ die de meeste boeren en buitenwerkers dragen, zo ver mogelijk te sllingeren.

Ook in Noord Ierland, meer bepaald in Taihape bestaat een dergelijke competitie en zij claimen dat zijn de hoofdstad zijn van het ‘Gumboot throwing’.  Jaarlijks gaat daar een kampioenschap door en de winnaar krijgt de Golden Gumboot Trophy.
Het ‘boot throwing’ is ook een populaire sport in Finland.

Over het schoenengooien zijn ondertussen al honderden, neen duizenden, foto’s gepost. Heel leuke exemplaren zijn HIER terug te vinden.     

Eigenlijk best wel creapy niet ?


Bronnen :

Film : ‘The mystery of flying kicks’ – Australische documentaire (via 'Closer Productions')
‘Shoe tossing’ WikiPedia
‘Shoes on a wire’ – Untangling an urban myth. WBEZ
‘The straight dope’ – Adams Cecil
Foto's Volksverheffingstraat : eigen foto's

Jacquy De Pauw (+ 2020)


Heel wat bedroefde Aalstenaars zijn zaterdag 8/2/2020 afgezakt naar het crematorium te Aalst om er een laatste groet te komen brengen aan de betreurde Jacquy De Pauw.

Het onverwachte heengaan van Jacquy zorgde voor heel wat ongeloof, temeer omdat hij nog steeds heel aktief was in het verenigingsleven. Ook was hij lesgever in het CVO, waar hij samen met Jan Louies de Oilsjterse taal trachtte bij te brengen aan zijn leerlingen. 
Het werd een heel mooi afscheid, letterlijk met 'ne lach en een troon'.

Samen met zijn spitsbroeder zette Jacquy zich volledig in voor de authenticiteit van onze Carnaval en de kennis van ons Oilsjters, en dat maakte hem natuurlijk heel geliefd bij heel wat mensen. Ook zijn steeds vriendelijke 'babbel' werd erg gewaardeerd. Overal waar je hem tegenkwam (vooral de Delhaize was blijkbaar een favoriet 'babbelpunt'), maakte hij graag tijd voor een praatje, een bemoedigend woord of soms ook wel eens een vlijmscherpe sneer naar iets wat hem op de maag lag.

Dat Jacquy (17/1/1955-30/1/2020) een carnavalshart had, was al duidelijk van in 1968. Toen ging hij voor het eerst mee in de carnavalsstoet met de groep 'De Vernepelingskes'. Uit deze groep ontstond de 'werkgroep Noig', later de groep 'Noig'.

Deze groep die werd opgericht door Jacquy, Jan en Piet Louies en Luc Van Schuylenbergh ging in 1975 voor het eerst mee als officiële carnavalsgroep. Alle leden van de groep kwamen eigenlijk uit andere groepen. Zij aanzagen zichzelf niet als een échte carnavalsgroep, maar wel als een groep jongeren die zouden trachten om allerlei manifestaties rondom carnaval in te richten zich tijdens de driedaagse vooral te laten uitblinken in lol en creatief en actief zijn. Zij speelden steeds heel kort op de bal en maakten geen praalwagens.

In 1978 kregen ze de raad om een beetje meer aan zelfcensuur te doen in de toekomst. Hun onderwerp 'de onkoise koisers van den tettentoeren' werd immers als 'aanstootgevend' beschouwd.
Hier een fotootje van hun toenmalige 'creatie' die heden ten dage zeker niet meer zou doen opkijken maar toen blijkbaar wel als 'vulgair' werd bestempeld.
Maar ... nen echten Oilsteneer veegt door natierlek zen kas oon, en ze deden dus rustig verder. 
In 1984 werden ze op bevel van burgemeester Raymond Uyttersprot zelfs uit de maandagstoet gehaald.

Dit maal was het onderwerp 'het land van Coitha' de doorn in het oog, en naast inbeslagname van hun kostuums kregen ze ook nog een pv wegens openbare zedenschennis aangesmeerd.

Het bewuste boek waarop hun onderwerp gebaseerd was, was een voorlichtingsboek dat adolescenten op een speelse manier de beginselen van de ... euh ... liefdesbeleving wou laten kennen. Het boek werd uit de bibliotheken verbannen door schepen van cultuur Chris Lievens-Borms en dat vormde de aanleiding voor 'Noig' om zich als geslachtsdelen verkleed in de stoet te begeven.
Willy Van Mossevelde (V.U.) verklaarde een maand later dat het hier ging om een uitbeelding van een 'onhebbelijk spektakel die een groepje zogenaamde progressieven opvoerden'. Hij was er verder van overtuigd dat de psychiater een vette kluif zou hebben aan deze paranoïde onvolwassenen.
Schepen van feestelijkheden Julien Vinck beklemtoonde dat de uitsluiting gebeurde op unaniem advies van het feestcommité. 
Gracienne Van Nieuwenborgh (SP) kreeg het aan de stok met de burgemeester omdat zij stelde dat de beslissing van hem persoonlijk uitging, en dat 'Noig' zelfs niet van de beslissing van het feestcommité op de hoogte gebracht was. Ook vond ze het optreden van de politie een overdreven publicitair karakter hebben.

Het jaar daarop zou Noig verder gaan als losse groep.

In 1996 werd 'De vereniging van de Losse groepen' een feit toen een aantal groepen zich verenigden. Noig, Eftepie, Erremet en de Moikes gingen op kop.

Het is vanuit deze pioniers dat later het team is gevormd dat op de vooravond van carnaval steeds de carnavalsraadszitting opluistert met sketches, liedjes en moppen. 

De carnavalsraadszitting vindt steeds plaats aan de start van de carnavalsdriedaagse, op zaterdagavond. Het is tijdens die raadszitting dat de nieuwe prins carnaval de sleutels van de stad officieel overhandigd krijgt en waar de plaatselijke politici, meer bepaald het stadsbestuur, op het podium voor hete vuren komen te staan. De zitting verloopt volledig in het dialect en zonder inspraak van de burgemeester en de schepenen - de grote 'slachtoffers' ...
Hier een beeldje van in 2016 toen burgemeester D'Haese op doktersbezoek moest gaan bij 'doktoer' Jacquy.
In 2009 werd door bovengenoemde losse groepen een 'Charterelle' opgericht, dat zou lijden tot een officieel reglement. Door op de banner hieronder te klikken wordt je omgeleid naar de website van het Charterelle.

 

In 2011 vroeg Jacquy schriftelijk eerherstel voor 'Noig' via een open brief naar burgemeester Uyttersprot die zich toen zelf van een iets minder zedelijke kant had laten zien op een toren ...
Er kwam echter geen enkele reactie op deze vraag.

In 2014 voerde de stad dan eenzijdig een waarborg in. Losse groepen zouden moeten betalen om mee te mogen lopen in de stoet. Uiteraard was dit volledig tegen de zin van 'de losse' en zo kwam het dat in 2015 een twintigtal legendarische losse groepen (waaronder Noig, Erremet en De Moikes) zich officieel inschreven als AKV om op die manier de betaling te kunnen vermijden. Ze dreigden ermee om het jaar daarop met nog meer losse groepen in te schrijven als de stad niet zou inbinden. Dat zou immers leiden tot enorme vertragingen bij de stoet en heel wat ongenoegen bij heel veel mensen.

Nog in datzelfde jaar start Jacquy met een blog, 'Pauwenogen', waarin hij de Aalsterse actualiteiten stevig becommentarieerde en voorzag van zijn eigen ongezouten mening... 'door het oog van de pauw' dus. Zijn eerste gevleugelde woorden waren 'Zagen en klagen, het zit in het bloed van elke Aalstenaar'.
Door op de banner te klikken wordt je omgeleid naar deze blog ...

Het laatste bericht werd geplaatst op 24/12/2019 met als titel 'het Aalsters realiteitenkabinet'. Hij had het daarin ondermeer over de zware tijden voor 'zijn' stad, de UNESCO-saga, de perikelen rond Ilse Uyttersprot enzomeer.   

We schrijven 2016, en na 20 jaar komt er toch een doorbraak voor de losse groepen. Op aansturen van de UNESCO-commissie (!!jaja!!) bleek dat de meerwaarde van de losse groepen beschouwd wordt als 'onlosmakelijk deel van Aalst carnaval'.

Twee bronzen plakkaten (eentje in de Peperstraat en eentje in de Zoutstraat) werden onthuld en dat betekende meteen dus een soort van erkenning en eerherstel na het jarenlang opboksen tegen reglementen en waarborgen om 'de losse' uit de stoet te proberen houden.

'De Losse' ziin nu officieel geen 'krapul' meer maar wettelijk erkende kinderen (trouwens een onderwerp dat tijdens carnaval 2020 dank zijn koning Albert wel meer dan eens aan bod zal komen). Het zijn de groepen die zorgen voor het 'peper en het zout in de stoet', heel kort op de actualiteit spelend, en minder concentrerend op grote wagens.

2018 werd dan het jaar van de 'numerus clausus' (beperking van het aantal deelnemende groepen) voor zowel de vaste (AKV's) als de losse groepen. Deze nieuwe regeling werd door 'de losse' éénmalig goedgekeurd maar toen bleek dat men ook in 2019 deze regel zou aanhouden, kwam er reactie. Er werd gedreigd om de stoet op de houden door alle losse groepen ook een dansje te laten doen op de Grote Markt. 
Na overleg met Karnavalist tot in de Kist (overkoepeling van de AKV's) werd toch maar afgezien van dit initiatief. De numerus clausus werd wel behouden, maar er werden toch een paar dingetjes opnieuw op de agenda's geplaatst.

In februari 2018 stapt Noig (toen al herleid tot enkel nog Jan en Jacquy) zijn vijftigste stoet. Aan de pers wordt bevestigd dat ze 'sinds 1968 onafgebroken aanwezig waren in de stoet'. Jacquy en Jan voegen er nog aan toe 'we hopen dat bij leven en welzijn we dit nog een tijdje volhouden' ... 
Wisten ze toen dat dit de voorlaatste stoet voor Jacquy zou worden. 
Hieronder een foto uit 2019, de laatste stoet die Jacquy zou meelopen … en waarschijnlijk ook het jammere einde van 'Noig'

Nog in 2018 overhandigen Jan en Jacquy een exemplaar van het 'verboden boek' 'Het land van Coitha' aan de nieuwe bibliotheek te Aalst.
Het boek is niet uitleenbaar en zelfs niet raadpleegbaar. Er werd een slotje aan gehangen en het boek kreeg een plaats in 'de grootste bibiliotheek', een initiatief waar Aalstenaars een boek konden schenken om in een enorm boekenrek terecht te komen .

Tot zover de carnaval ... 
Maar Jacquy was van veel meer markten thuis ...

Wat misschien wat vergeten is, is het feit dat Jacquy ook een rol speelde in de 'Oilsjterse muziekscene'.

In 1977 richtte hij in 't Fabrieksken mee de legendarische Belpopgroep Lavvi Ebbel op.
Een rare naam misschien, maar spreek het eens uit op zijn Frans, en je zal begrijpen waar de inspiratie vandaan kwam.

Hij deelde in die beginperiode met Luckas Vander Taelen het podium als zanger. Hun bekendste hits zijn 'give me a gun', 'no place to go'' en 'Victoria'. 
Hieronder het clipje van 'Give me a gun'
Na enkele jaren viel deze band in 1983 echter uit elkaar, Jacquy was toen reeds geen lid meer en ook Luckas Vander Taelen ging elders carrière maken.
Jacquy is echter niet vergeten … De twee bleven de beste vrienden en spraken regelmatig af om samen 'polink te gon eten' …  Samen in de cabrio van Jacquy … er het beste van maken ...
Luckas sprak heel lovende woorden over Jacquy tijdens het afscheid. Er werd een traantje weggepinkt, maar er werd ook gelachen om de fratsen van de twee.
Hetzelfde gebeurde trouwens ook met de afscheidsrede van Jan Louies.

In 1981 gaf Jacquy ook de aanzet om in de Gele Limonade een eigen radiostation op te starten.

Radio Katanga zou zich, net als het grote voorbeeld FM Brussel, profileren als onafhankelijke en niet-partijgebonden zender, om een alternatief te kunnen bieden aan de bestaande vrije-radio situatie, waar de programmatie te zeer gedomineerd wordt door al te commercieel gerichte muziekjes, sluikreclame en pseudo-informatie.

De eerste uitzending van de radio vond plaats op 1 september 1982 vanuit de Ridderstraat.



Katanga wou steeds de voorrang geven aan de “betere muziek”, echte stadsinformatie met duiding en hoopte, net als FM-Bruxel, een progressief, intellektueler publiek te kunnen bespelen.

Geen afgezaagde deuntjes dus, maar muziek die naarmate de avond vordert steeds moeilijker toegankelijk wordt. Van funk evolueert men gedeeltelijk aan naar soul, rhythm en blues, Nederlandstalige muziek, filmmuziek en kabaret om dan bijvoorbeeld af te sluiten met een streepje jazz.
Een hele trits presentatoren passeerden de revue ... vaak zelfs zonder echt zendschema, en vaak met hun eigen plaatjes in hun koffer.
Heel wat toekomstige BV's stonden er trouwens aan de micro, zoals bijvoorbeeld Wigbert van Lierde (Wigbert), Marcel Vanthilt, Ella Michiels (tegenwoordig presentator bij 'Klara'), Aster Nzeyimana (Sporza), ...

Met zijn 'partner in crime' Jan Louies presenteerde Jacquy het programma 'Men ieneg Oilsjt', een ludiek programma waar de Aalsterse politiek en de beslommeringen van de Aalsterse bevolking onder de loep werden genomen.

Wie de muziekkeuze van de radio maar matig kon waarderen, was de Aalstere brandweer dat zich net om de hoek bevond. Katanga’s alternatieve deuntjes daverden door tot in de radiokamer van de pompiers en de radio werd meteen als stoorzender gecatalogeerd.
Om verdere problemen met de brandweer (en dus ook de veiligheid) te vermijden, verhuisde het zendstation naar café Cactus (tegenwoordig 't Craeyken) op de Grote Markt.

Katanga organiseerde ook optredens, voornamelijk in De Gele Limonade met onder andere één van de allereerste optredens van Marcel Vanthilts 'Arbeid Adelt', waarbij de publieke belangstelling zo “groot” was dat de de groep optrad in de kelder terwijl het publiek in het café stond. Maar ook 'Twee Belgen' en de experimentele muziek van 'Wim Mertens' passeerden de revue.

Na het sluiten van de Cactus in september 1986 werd de antenne terug naar de Gele Limonade verkast. Later verhuisde men naar de Nieuwbeekstraat. 

Katanga zou het ondanks het grote engagement, nooit echt makkelijk hebben. 

Stichter Jacquy De Pauw in HLN: “Groot probleem met Katanga was dat in tegenstelling met andere “gelijkwaardige” zenders zoals Scorpio in Leuven, Centraal in Antwerpen en FM Brussel, Aalst geen universiteitsstad was waardoor noch de noodzakelijke publieke achterban noch de nodige getalenteerde dj’s voorradig waren. 
Vooral dat laatste was een permanent probleem in een systeem dat er van uitging dat zoveel mogelijk live moest worden gepresenteerd omdat zeker in de beginfase de nodige apparatuur ontbrak om programma’s automatisch te sturen.” 

Ook het feit dat men reclamespots zo lang mogelijk geband heeft, is één van de redenen dat men het financieel maar net kon redden. 

In 2002 werd Jacquy gehuldigd door de zender ter gelegenheid van hun 20 jarig bestaan. Hij werd meteen benoemd tot ere-voorzitter van de radio.
Muziek kon hem de laatste jaren echter nog maar matig bekoren en zijn muziekcollectie lag 'op 't opperste' zoals hij zelf zei.

2016 betekende een unieke samenwerking in het Aalsterse radiolandschap. De Aalsterse stadsradio Goeiedag Aalst, Radio Katanga en Oilsjt Mjoezit sloten een unieke samenwerking. Speciaal voor de carnavalsperiode zouden ze gaan samenwerken. De oudste lokale radio van Aalst dacht op dat ogenblik zeker niet aan stoppen, maar ...
op 31 december 2017 trok Vlaams mediaminister Sven Gatz, na 35 jaar, toch de stekker uit Radio Katanga.

En dan de cursus Oilsjters ... Op 25 februari 2016 was het zover ... de eerste échte cursus Oilsjters ...

26 Gemotiveerde Oilsjteneers en Oilsjteneskes (en tja ... ook twee 'eiremonneneers') meldden zich aan voor deze nieuwe cursus die werd gegeven in het CVO-Keizersplein.
Jan Louies en Jacquy De Pauw als lesgevers beweren al sinds hun kinderjaren dat ons Oilsjters een volwaardige taal is, naast het Frans, Engels, Spaans en andere wereldtalen. Ze werden daarin gretig gevolgd door Stany Meskens, directeur van het CVO en dus werd deze cursus met heel veel enthousiasme in het talenpakket van de school opgenomen.

Wie denkt er lessen 'carnaval' te krijgen, slaat de bal helemaal mis. Het gaat over de vervoegingen, de geschiedenis van de stad, en natuurlijk wordt alles aangevuld door een streepje muziek.
Jacquy bleek de specialist te zijn van de 'schiljeroin', want vaak moesten we een schilderij analyseren, ... in het Oilsjters natuurlijk, waarbij de aangeleerde woordenschat heel goed van pas kwam. 
Hier een foto van Jacquy met onze burgemeester, die een gastles kwam geven ...

Het leuke en interessante aan deze twee leraars was dat we steeds twee kanten van het 'Oilsjters' konden ontdekken. Daar waar Jan ''van 't stad' is (Nieuwstraat), was Jacquy 'van oever 't wooter' (Bergemeersen), wat soms tot heel grappige situaties kon leiden. Want is't nu 'nen iemer' of 'nen auker' ? … 'ik oi' of 'ik had' ? … Allemaal dilemma's die het de cursisten zeker niet gemakkelijk maken.

Op het examen (ja, er is ook een heus examen, en neen, het is niet gemakkelijk en vanzelfsprekend) is er zowel een schriftelijk als een mondeling gedeelte.
Op het mondeling wordt onder andere het verschil gevraagd over wat men bij de beenhouwer zoal kan terugvinden. Na het examen wordt dan rustig nagepraat en worden de examenvragen (roein endj, cervela, hoslek, loeiktrippen, enz) ook opgegeten ...
Dat het mondeling examen echter een heel serieuze zaak is, bewijst onderstaande foto van 1 leerling tegenover de 6 (!!) koppige jury.
Jacquy heeft steeds de pers een beetje geweerd. Ze mochten wel eventjes komen filmen tijdens de eerste les, maar een opname tijdens het examen vond hij er wat over. 'Gaan jullie ook komen filmen tijdens het examen wiskunde?' was zijn vraag aan de cameraman, en natuurlijk moest die hier negatief op antwoorden wegens 'te weinig spectaculair'.

Een interviewtje met Jacquy en mezelf over de cursus Oilsjters is terug te vinden bij Carnavalaalstkoentje op DEZE link.

En wat je zoal kan terugvinden op het mondeling examen (en in de beitere Oilsjterse bienaveroi) is HIER te lezen.

Jacquy was ondertussen ook erelid van 'Voil Janet es gien travestie', en hij was één van de stemmen van 'De bende van Richard', het poppenspel omtrent Hamlet dat zich net aan het voorbereiden was voor een nieuwe editie. En hij was lid van het 'Louis Paul Boon genootschap', en … en … en ...

Om een lang verhaal kort te maken : Al het voorgaande bewijst wat voor een drukbezet en geëngageerd man Jacquy eigenlijk was.
Altijd bezig met 'zijn Oilsjt' met de gebreken, de voor- en achteruitgang, de taal, de beslommeringen en de feestjes ...
Tot op het moment dat zijn hart er anders over besliste. Na een cardiologisch onderzoek werd hij op de parking van het ziekenhuis plots onwel en sloot hij zijn pauwenogen voorgoed.
 
Het ga je wel beste Jacquy … en mokt er hierboeven e graalek plezant fistjen van ...


Bronnen :

Onion Rock, Flying Pencil, Jan Van Liedekerke  p. 102-103
HLN 17/9/2014 - 3/2/2015 - 6/5/2015 - 10/10/2016
Clip 'Give me a gun' - Radio 2 hitarchief ... Uit 'Hitring van 15/3/1983
De Voorpost 10/1/1975 - 25/12/1992
TV Oost 31/1/2020
persregiodender.be 30/8/2013
Vlaams radio archief (Rudy Gybels) : logo Katanga
foto's : FaceBookpagina Jacquy de Pauw (7/2/2020)
Caricatuur Dennis (van FB Jacquy)
Afscheidsceremonie in het crematorium Aalst op 8/2/2020
cursus Oilsjters aan het CVO - eigen info + eigen foto's 2015

donderdag 6 februari 2020

Den Oilsjtersen diksjoneir

We schrijven 15 November in het jaar des Heeren 2016 ... ‘nen dag gelek een ander’, maar niet voor de Oilsjteneers met een hart voor hun stad ...


15 November in het jaar van de Oilsjteneers wil zeggen : de voorstelling van een nieuwe (de derde ondertussen) uitgave van 'den Oilsjtersen Diksjoneir' van Jan Louies.


Het was 19 uur stipt (en naar Oilsjterse normen kan je 'stipt' dus gerust als een unicum beschouwen) dat de deuren naar de stadsfeestzaal geopend werden.  Het zou echter wel een tijdje duren vooraleer we onze plaatsen konden innemen want de trap naar boven zag er een beetje uit als de E40 tijdens het spitsuur ... Bomvol en slechts heel traag vooruitgaand.


Het was duidelijk : we waren zeker niet de enigen die een exemplaar wouden van dit schrijfsel. Heel veel stadsgenoten hadden het zelfde idee en wouden samen de uitgave meemaken. Beter dit dan er later om te gaan in de boekenwinkel.


Na een kleine test van de geluidsinstallatie (iets zoals 'Dzjing klet boem'...) was het eerste woord voor de auteur zelf : Jan Louies.

Jan is in Aalst ondertussen al zo bekend als 'Poesjkapelle' en 'Voil Lowieken’, ... mor dan wel met een 'proeper hemmeken'.

Hij is onder andere voorzitter van de Aalsterse bierproefvereniging OPA (de Objectieve ProefAjuinen) en redacteur van het biertijdschrift ‘De Zytholoog’, het ledenblad van Zythos vzw. Hij is eveneens promotor van het ‘Gilladeken’, het huisbier van de ‘zaal Gillade’ en hij ijvert daarenboven ook nog voor het behoud van Aalsterse merkwaardige gebouwen, o.a. in de Gecoro (gemeentelijke commissie ruimtelijke ordening) en de Cultuurraad.

Jan is ook leraar zedenleer in het Lyceum Aalst.


Naast deze resem wapenfeiten is hij de laatste tijd vooral in het nieuws gekomen als één van de twee leraars van de cursus 'Oilsjters' die gegeven wordt in de CVO Handelsschool - Aalst.

Als ex-studenten waren mijn vrouw en ik dan ook maar al te blij deze voorstelling van onze 'miester' persoonlijk te mogen bijwonen.

Uit de inleiding van Jan bleek dat er ondertussen opnieuw enkele woorden ontdekt zijn die deze uitgave niet gehaald hebben.

Jan is dus ondertussen dus al aan het dromen van een vierde uitgave …

Het begon allemaal met het verzamelen van woorden en uitdrukkingen op allemaal losse papiertjes en bierkaartjes. Van daaruit is dan het idee gekomen om een diksjoneir te maken (de eerste uitgave dateert ondertussen al van van 1988), dan een tweede (2002), en nu een derde, …


Het boek wordt prachtig geïllustreerd met foto’s van Aalst hoe het toen was … De foto’s komen uit de enorm rijke verzameling die Jans vader, Herman, bijeen’geklikt’ heeft.
Herman was fotograaf (in de Nieuwstraat) en had de gewoonte om de niet volle rolletjes film af te trekken met nieuwe en oude gebouwen, carnavalsgroepen, en dergelijke. Een schat van informatie dus voor het nageslacht en heel wat foto's die momenteel gedeeld worden in Facebookgroepen, op Twitter, ... zijn dan ook van zijn hand.


Op één van de foto’s, een ‘selfie’ van Herman (getrokken in de spiegel van de woonkamer), zien we trouwens Jan en zijn broer Piet, ijverig aan het schrijven aan hun huiswerk (of zou het toch al een eerste uitgave van een diksjoneir geweest zijn?).

Jan sprong gezwind van het ene woord op het andere, legde in het kort enkele spraakkunstregeltjes uit, en haalde er meteen ook de hele Aalsterse geschiedenis bij. Een verkorte uitgave van de cursus dus, … heel leerrijk en op een prachtige manier gebracht. De aanwezigen hingen – bijna letterlijk – aan zijn lippen.

De gekruide anekdotes  en de sappige taal, gemixt met de levendige en aangename manier van vertellen maakten dat men op momenten in de zaal een speld kon horen vallen. Uiteraard duurde dat nooit heel lang, want het waren diezelfde anekdotes die de zaal soms deden uitbarsten in het lachen.
Na deze aangename speech van Jan werd de fakkel doorgegeven aan de burgervader van de stad, Christophe D'Haese.


De burgemeester, aka Dozje, keerde terug in de tijd van toen hij zelf nog een 'Dozjeken' was en werd grootgebracht in 't gat van de mert.


Enkele anekdotes (en evenveel lachsalvo's) later, werd Jan geprezen om zijn inzet voor de stad en de taal. Het is niet door hem dat de taal niet zal veranderen (of zelfs verdwijnen), maar het is wel dank zij mensen als hij dat er heel veel dingen bewaard kunnen worden voor het nageslacht.


De burgemeester had het wel moeilijk met een bepaald woord uit het woordenboek. Zijn Draeckenierenhart begon te bloeden toen hij ontdekte dat Jan voor het beschrijven van het woord ‘Dendermonde’ een grote ‘D’ gebruikte.   Een grote ‘D’ voor een dorpje dat men zo klein mogelijk moet houden, dat was iets wat echt niet door de beugel kon.

Werk voor Jan dus om dit recht te zetten in de volgende uitgave.


De burgervader had blijkbaar zijn huiswerk goed gemaakt, want hij kon zonder dralen enkele passages uit het boek citeren op een manier zoals enkel hij dit kan.  Met de nodige humor en kwinkslagen, maar zoals een echte Draeckenier waardig, met een lichte minachting voor 'het dorp 'd'', maar steeds zonder iemand te kwetsen.


‘Den Dozje’ behandelde zo enkele van de in het woordenboek voorkomende woorden, zeker niet de ‘voile woerden’ schuwend.

Zo ontdekten we dat een hoofdstuk uit het boek is gewijd aan ‘het mannelijk en vrouwelijk lid’. Een hele resem woorden om te beschrijven wat er zich ‘daar beneden’ allemaal bevindt.


We wandelden dus, samen met Jan en de burgemeester, mee doorheen het boek, langsheen ‘het gat van de mert, de boetermert, de roethoizekes, enz enz enz.

We leerden wat een okkozjeprot was, en een voilmaukerken, en weten nu eindelijk van waar het woord ‘perewachterken’ komt. 


In totaal komen er in het woordenboek 8000 woorden voor, veel te veel dus om op te noemen. En bij elk woord hoort wel ergens een anekdote, een advertentie of een uitleg.

Ook citaten uit kranten en boeken worden niet geschuwd. Dat allemaal om bepaalde woorden in hun context te kunnen weergeven. De bijhorende foto’s schetsen dan een duidelijk beeld van hoe de wereld (of toch ‘ons Oilsjt’) er toen uitzag.   De tijd dat we nog parkeerden op de Grote Markt, de tijd dat de ‘Boontjes’ heel gretig werden gelezen, maar ook verder terug in de tijd toen Pieter Daens zijn gedachten ook schriftelijk wereldkundig maakte.


Of dit allemaal zonder fouten kan vervat worden in 1 boek ?
Moeilijk, ... en dat geeft ook Jan zelf toe.

Zelfs na grondige controle blijkt een klein foutje onvermijdelijk te zijn.
Maar daar heeft Jan natuurlijk wat voor gevonden. 


In het voorwoord van het boek staat letterlijk : ‘as ter ieveranst nog een faat in deizen boek stoot, steik het ten ni op moi, mor op Cambrinus, die mè van men roetjen gebrocht heit’. Dit naar analogie van Dirk Martens van Aalst, die deze uitdrukking in de 15° eeuw al gebruikte om een eventueel foutje onmiddellijk door te schuiven aan zijn … euh … matig drankgebruik.


Al deze informatie vervat in  381 bladzijden …een enorm werk …We kunnen het dus eigenlijk beter de ‘Oilsjterse encyclopedie’ gaan noemen. 
Hier een beetje beeldmateriaal over die bewuste avond, aangeleverd door de Erfgoedcel Denderland.


Na de voorstelling konden we dan eindelijk zelf ons boek gaan afhalen in de trouwzaal. Ook daar was het even aanschuiven, maar we waren toch heel blij toen de auteur uiteindelijk zijn handtekening in ‘onzen Oilsjtersen diksjoneir’ zette. Bij ons met de melding : ‘ver men lieve lierlinkskes! …

De pioniersklas van de les Oilsjters in het CVO Keizersplein

Van eire reporter ter plosje, ...



Bronnen :

eigen verslag voorstelling boek
eigen info leerling Oilsjters bij Jan Louies
Erfgoedcel Denderland (filmpje via YouTube)

woensdag 5 februari 2020

Sleppendraugers

De prinsen kennen we ondertussen, maar wie zijn nu de heren en dames die we steeds tegenkomen in hun gezelschap ?

Wel, dat zijn de slippendragers, ofte ‘sleppendraugers’.

Het woord ‘slippendrager’ wordt reeds teruggevonden in de poezie van H.J.Schimmel in 1856.
'Vervolgens gedroegen vrijwel alle katholieke kamerleden zich de eerst jaren bepaaldelijk als Thorbecke's trouwe slippendragers' ... in de zin van iemand die op slaafse wijze aan iemands diensten of eer bewijst en onderdanig is. Iemand die op een slaafse manier luistert naar of doet wat iemand anders zegt.

Eigenlijk is de oorspronkelijke benaming te vinden in iemand die tijdens een begrafenis één der slippen van het lijkkleed of de vlag droeg. Bij een militaire begrafenis worden de slippendragers ingezet als escorte van de kist op de tocht naar de laatste rustplaats..

Het is eigenlijk iemand die vanalles – buiten zijn/haar eigenlijke takenpakket – doet tegenover zijn werkgever om alzo een handje voor te hebben. Hij (of zij) loopt letterlijk steeds achter de baas, zoals iemand die vroeger een sleep (heel lang koningskleed) droeg .

Ook wordt het woord ‘slippendrager’ gebruikt voor iemand die een smoking draagt, bijvoorbeeld ook de butlers die ten dienste staan van hun bazen.

In carnavalsmiddens is de sleppendrauger dus eigenlijk de persoon die ervoor zorgt dat de prins kan stralen, zonder zich al te veel zorgen te moeten maken over technische en andere formaliteiten. Zij dienen er over te waken dat de prins zich goed door zijn regeerperiode kan worstelen, zonder kopzorgen.

Uiteindelijk is de functie dus zeker niet zo ‘negatief’ meer als vroeger, want vraag het maar eens aan de ‘sleppendraugers’ van tegenwoordig : ze doen het graag zenne ...
In het jaar dat Raf prinsj was verkoos hij trouwens de naam 'adjudanten' ...

In 2020 worden de sleppendraugers ook eens op een 'piedestalleken' gezet. Dit gebeurt door 'De Zoipers' die met het onderwerp 'weir zen sleppendraugers van de joor' deze mensen ook eens willen eren. Hun kostuum bestaat uit een combinatie van de verschillende kostuums die we de laatste jaren al zagen voorbijkomen van de sleppendraugers. Het worden oogverblindende kostuums ...
Op de wagen zullen 3 prinsen te zien zijn ... 'prinsj Raf', 'prinsj Bart' en 'prinsj Yvan' ...
Hun thema verklaart eigenlijk het hele takenpakket van de sleppendrauers : 'As sleppendraugers stoon weir 't giel joor deer oon de zoi van onze kandidoot prinsj : van 't moment da de campagneliekes werren geschreiven tot 't oitsmoiten van de karamell'n binsjt de stoet, azoei volgen weir de prinsj op zoin parkoer' ...

Nog even bijvermelden dat de sleppendraugers van de prins meestal in 'asorti' kostuum lopen en dus onlosmakelijk verbonden zijn met de prins ...
Hier een fotootje van enkele sleppendraugers van prins 2019 'Meyst'




Bronnen :

Wikipedia
aalstcarnaval.be
dbnl.org/tekst/rogi002invr01_01/rogi002invr01_01.pdfencyclo.nl/begrip/slippendrager

Alaaf

Eigenlijk is het volgende niet echt toepasselijk voor onze stad, maar gezien Aalst toch bij carnavalssteden bij uitstek gerekend wordt, kunnen we niet achterblijven met deze bekende kreet even te ontleden.

De oudste schriftelijke vermelding van het woord ‘Alaaf’ is te vinden in een petitie van Vorst Metternich aan de Keulse Keurvorst in het jaar 1635. Oorspronkelijk is het een uitroep bij het uitbrengen van een dronk.

Sinds het begin van het moderne Carnaval in 1823 wordt "Kölle Alaaf" in Köln gebruikt als begroeting tussen Carnavalsvierders.

Ook in België maakt men in sommige steden gebruik van de term, maar dat is bijvoorbeeld in ‘ons Oilsjt’ helemaal niet het geval.

Over de eigenlijke herkomst van het woord Alaaf bestaan verschillende versies.

Sommigen zeggen dat Alaaf een verbastering is van het woord elf.
Elf is ook gekend als het "gekkengetal", denk maar aan de "Raad van Elf".

Een andere versie vermeldt dat Alaaf afkomstig zou zijn uit het oud-Keulse dialect; "all af", hetgeen zou betekenen "alles weg"; Dit is gegrond op de oorsprong van de carnaval, namelijk dat voor de vastentijd al het goed spijs en drank op moest.

"Kölle Alaaf" ("Keulen Alaaf") zou verder ook kunnen betekenen "(behalve) Keulen, alles weg" of "Keulen voor alles".

Bij het uitroepen van deze kreet hoort trouwens het typische handgebaar dat erin bestaat om de vingertoppen van de rechterhand naar de linkerslaap te brengen. 

Het gebruik van het woord Alaaf komt voor in veel carnavalstradities, maar kan echter niet overal gebruikt worden door carnavalsvierders. 

Op de rechter Rijnoever groeten carnavallisten elkaar bijvoorbeeld met Helau. Helau is trouwens ook de meest verspreide groet in Duitsland. Het zou een verbastering en afkorting zijn van ‘halleluja’ of van het Germaanse hel auf (weg met de hel).

Naast Helau en Alaaf is ook ‘ahoi’, de begroeting van scheepslieden, populair. De vierders identificeren zich wellicht met de opvarenden van het narrenschip of de blauwe schuit. Met name in Noord Duitsland gebruiken feestvierders deze groet.

De carnavalsetiquette schrijft voor dat men zeker altijd de juiste groet moet gebruiken op de juiste plaats. Het is onethisch om bijvoorbeeld in alaaf-gebieden, met helau te groeten.
Of ‘alaaf’ of ‘helau’ te beginnen roepen, waar dat helemaal niet gebruikelijk is.

Vandaar ook dat een Oilsjteneer je heel raar zal bekijken als je toch de kreet ‘alaaf’ zou gebruiken.
Een échte Oilsjteneer zal pas echt meewerkend reageren als je gewoon ‘Sante men bieken’ of ‘weir doeng voesj’ gebruikt.

De Aalstenaars waren in 2016 trouwens heel misnoegd toen de serie 'Den elfde van den elfde', een tv reeks over carnaval, verscheen op de Vlaamse schermen, en bleek dat Aalst er zelfs niet in voorkwam;

'Te veel alaaf, geen Oilsjt Ajoin' ... de basis van ons carnaval en in de rest van het land is eigenlijk hetzelfde ... maar de uitwerking is toch anders ..
Burgemeester D'Haese verklaarde dat Aalst carnaval dan ook niets te maken heeft met Alaaf.
Ook andere carnavalsauthoriteiten lieten zich ietwat misnoegd uit over de serie ... 'weinig diepgang', 'duidelijk gemaakt met de ogen van een buitenstaander', ... kortom ... 'geen link met carnaval Aalst' ...


Na het uitbrengen van de film 'Viva Boma' van FC de Kampioenen, een film die zich voor een groot gedeelte afspeelde tijdens de carnavalsdagen van Aalst in 2019, maakte de krant 'De Standaard' trouwens een grote fout hiertegen bij hun recensie van de film. We konden namelijk het volgende lezen : 'In hun vierde film komen de Kampioenen, na omzwervingen door Frankrijk, Thailand en Zuid Afrika, weer thuis in Vlaanderen van voetbalkantines, louche garagisten en worstenfabrieken. En van Aalst Carnaval,alaaf nog aan toe. Dolle pret, maar ook stof tot nadenken' ...
Nadenken inderdaad, ... en afleren om 'alaaf' te vermelden in dezelfde zin als 'Aalst carnaval' ...

En hier een moeilijk momentjen als Aalstenaar … maar toch efkes laten horen hoe dit nu eigenlijk klinkt : 


Bronnen:

Wikipedia
cinenews.be/nl/films/fc-de-kampioenen-4-viva-boma/
HLN 5/1/2016
jl-design.be
wesepe.nl
'Zo was het vroeger' - Nederlands centrum voor Volkscultuur (Ineke Strouken)
'Alaaf' via YouTube AKMuziekProdukties

De scepter van prins carnaval ... meer dan een stukje hout

Een scepter is een staf, meestal voorzien van een dikker uiteinde aan de bovenkant, die geldt als machtsymbool van een godheid, koning of keizer en daarom tot de regalia behoort.

Van oorsprong werd de scepter aanzien als een knots, en was het dus eigenlijk een slagwapen, teken van macht. De knop aan de bovenkant toonde het symbool van een globe, maar dit veranderde geleidelijk aan in de geschiedenis. Er zijn zelfs historische voorbeelden bekend waarbij de knop aan de bovenkant bestond uit een mensenschedel. Tegenwoordig zitten op deze plaats een of meerdere juwelen of een figuur (bijvoorbeeld een adelaar, een fleur-de-lys of een rijksappel). 

In de Aalsterse scepter is het wapenschild van de stad terug te vinden.


Wanneer van iemand wordt gezegd dat hij "er de scepter zwaait", wil dat zeggen dat hij daar de baas is. Toepasselijk dus voor ‘onze prins’ die uiteindelijk ‘baas’ mag spelen over de stad tijdens de carnavalsweek.

Toen kersvers prins Yvan in januari 2020 de scepter in de lucht stak, was de euforie in de zaal opnieuw heel groot. 'Opnieuw', inderdaad, want 'het stukje hout' heeft al een hele Aalsterse geschiedenis achter zich. Hier een foto van de overhandiging van de scepter door uittredend Prinsj Bart aan kersvers Prinsj Yvan.

De geschiedenis van de scepter is eigenlijk al zo oud als de geschiedenis van de prins van Aalst. 
Toen de eerste prins in Aalst, Kakelaki, werd aangesteld, mocht hij trouwens ook al met een scepter (dé scepter) zwaaien. Dit eerste exemplaar was een ontwerp van Fritz Kieckens, leraar aan de Aalsterse Akademie voor schone kunsten en Herdersemaar Jan Steenhout.

Het is de bedoeling dat de scepter overgedragen wordt van prins op prins, maar na drie prinsentitels mocht de toenmalige 'keizer' Fransky zijn scepter definitief houden.

Fritz moest hierdoor natuurlijk een nieuw exemplaar ontwerpen voor de nieuwe prins van 1957. Hij paste het ontwerp een beetje aan, om toch wat onderscheid te maken tussen die van de keizer en die van de nieuwe prins. Het is op dat exemplaar dat het wapenschild van Aalst, hopranken en maskers werden toegevoegd, en het is naar dit model dat trouwens de huidige scepter nog steeds wordt gebaseerd.

Luc Peirlinck, zelf prins in 1969, maakte 'zijn' prinsenscepter in zijn atelier thuis. Luc was schrijnwerker van beroep en maakte van zijn prinsenscepter een kopie die hij zou koesteren als hij het origineel zou overdragen aan zijn opvolger. 
Alles over de prinsenverkiezing van 1969 is HIER terug te vinden. 

Rond die scepter hangt er tot op de dag van vandaag trouwens nog steeds een waas van mysterie. "Het jaar nadat ik Prins was geweest, is die scepter verloren geraakt. Prins Jean-Paul De Boitselier had hem ergens neergelegd in café 't Muisken en toen hij hem terug wou gaan halen, was die weg, foetsie. Iemand moet die gepakt hebben en misschien ligt de scepter van toen nog wel ergens, maar waar die scepter verzeild is geraakt of wie hem in zijn of haar bezit heeft, weet nog altijd niemand", vertelt Luc aan ‘Het Laatste Nieuws’.

Gezien er een kopie was gemaakt, was het natuurlijk om een duidelijk signalement van de verdwenen scepter op te maken. Na veel onderzoek echter moest men onverrichter zake toegeven dat men de scepter als 'verloren' diende te beschouwen. 
Men moest dus op zoek naar een nieuw exemplaar. Na de diefstal werkten de prinsen carnaval zo'n tien jaar met scepters van polyester, tot in 1980 Luc Peirlinck opnieuw een houten versie mocht maken.

Ter gelegenheid van de 50ste stoet wou de stad Aalst een scepter schenken aan koning Boudewijn, die tijdens de stoet in onze stad zou aanwezig zijn. Hoewel men de scepter van Luc wou overkopen, weigerde hij dit en de stad gaf daarom Enrico Leclair de opdracht om er eentje te maken voor onze koning. Enrico mocht deze tijdens de stoet overhandigen aan de vorst.
Enrico was prins van Aalst in 1979 en aan het eind van dat jaar werd hij ook als Prins van Oost-Vlaanderen verkozen.  Ook hiervoor kreeg hij een scepter natuurlijk. Tijdens de kiezing van 1980 werd deze laatste gestolen, en Enrico weigerde daarop om de officiele prinsenscepter van Aalst door de geven aan zijn opvolger, Polle Keipernaugel.

Omdat Polle dus dreigde een prins zonder scepter te worden werd opnieuw opdracht gegeven aan Luc Peirlinck om een nieuw exemplaar te maken naar model van de in zijn bezit zijnde copie van het origineel. 
Enrico had ondertussen toch zijn scepter overhandigd aan Polle, maar deze mocht dat exemplaar dan toch opnieuw inruilen voor de nieuwe - authentieke - scepter van Luc.

Die ‘nieuwe’ scepter ging mee tot in 1993 en was toen aan vervanging toe.  Toen maakte Luc dus voor de tweede keer een nieuwe scepter voor de Prins carnaval. Dit exemplaar werd voor de eerste keer gedragen door de toenmalige prins Peter Vereecken, en hij gaf deze in 1994 door aan prins Werner.

2015 werd het jaar dat Luc voor de derde keer eentje maakt.

"Na 22 jaar was de scepter aan vervanging toe", verklaarde schepen Ilse Uyttersprot (CD&V).
"De ene Prins draagt er beter zorg voor dan de andere, maar door de jaren heen was de scepter hier en daar beschadigd".

"Ze hebben me gevraagd of ik de scepter kon herstellen, maar voor dat geld kan je evengoed een nieuwe maken. En dat heb ik dan ook mogen doen van de stad", aldus Luc Peirlinck. De stad telde 500 euro neer voor de scepter. "De symbolische waarde is echter veel hoger. Prinsen stellen meestal iemand aan in hun campagneteam die de scepter moet bewaren", zei Uyttersprot.


De scepter van de prins is gemaakt uit lindenhout.
Luc haalt bij een lokale zagerij een blok hout dat eigenlijk groot genoeg is voor vier à vijf scepters. Dat zaagt hij thuis in stukken en dan begint hij eraan. Van het vierkant stuk hout moet er iets ronds gemaakt worden, een heus precisiewerkje. Dan zet hij eerst hij het schild erop, waarna de 'vezozjes' (maskers) volgen.

Later voegt hij er dan de hopbellen - waarmee bier gebrouwen wordt - aan toe. Als laatste zet hij de grote ajuin erop. Door het feit dat het hout 'leeft' is het onmogelijk om twee identiek dezelfde exemplaren te maken. Ergens zitten er wel kleine verschilletjes in, maar dat is natuurlijk de 'charme' van de stiel ... en in een 'sjarmante' stad als Oilsjt is dat dus zeker aanvaardbaar.

Na dit beeldhouwwerk, gaat de scepter dan naar Hugo Peeters uit Meldert, die al 45 jaar de scepters beschildert.

Inderdaad, scepterS, want er worden ook replica's gemaakt van het origineel. De meeste prinsen houden er namelijk van om op het einde van hun jaar, nadat ze de scepter hebben moeten doorgeven, een replica mee te nemen naar huis, als aandenken.

De nieuwe scepter werd dus doorgegeven door aftredend prins Werner, en dit aan Joeri Mens. En als de nieuwe Prins en zijn opvolgers goed zorg dragen voor de scepter, dan kan die misschien ook nog eens 20 jaar mee.

"Als ik dan nog gezond ben, mogen ze mij vragen om een nieuwe scepter te maken", verklaart Luc aan wie het horen wil.

Ondertussen staan er al meer dan 70 scepters ‘op zijn palmares’. Naast die van Aalst, heeft hij er namelijk ook al gemaakt voor onder andere Denderleeuw, Ninove, Lede en onze ‘buren’ van den Arend.
Om te herkennen welke scepter van zijn hand is, maakt hij er steeds een inkerving in. Zo zal je in de nieuwe scepter van dat jaar ergens 'PLuc14.'... terug kunnen vinden : Peirlinck Luc (of Prinsj Luc) en het jaartal.

Hierbij een filmpje van DRA TV (Digitale Radio Aalst TV) met een interview zodat jullie kunnen zien hoe het maken van de scepter nu eigenlijk in zijn werk gaat.


Door de jaren heen is het handvat wel veranderd : Het originele handvat zat onderaan, maar tegenwoordig zwaaien de prinsen graag met een scepter en dan zit het gewicht verkeerd. Dat werd dus aangepast, en het handvat zit nu in het midden van de scepter

Eind 2017 kwam dan het nieuws dat dé sceptermaker van Aalst met pensioen zou gaan. Na 40 jaar stopt de 83-jarige Luc met het draaien van carnavalsscepters.

Toen Luc aankondigde dat hij ermee zou stoppen, ging er bij houtbewerkend Aalst een belletje rinkelen. Tejo Soete, zelf meubelmaker, heeft meteen naar Luc gebeld om te vragen of hij hem de kneepjes van het vak zou willen leren. Scepters maken was een droom die hij al lang koesterde, maar niet kon verwezenlijken omdat hij een draaibank noch mallen had. Luc zorgde voor een model en gaf hem zelfs de originele mallen mee. Net als hij gebruikt hij lindehout, wat zeldzaam is. Voorlopig echter kan hij nog verder met een boom die iemand nog in zijn tuin had staan.

Omdat het zo arbeidsintensief is (gemakkelijk 35 uur), haken veel kandidaten af bij het horen van het prijskaartje (450 euro, nvdr.). Dat is hetzelfde als wat Luc vroeg. Daarom is Tejo nu ook een kleiner, carnavalesk souvenir aan het uitwerken dat lijkt op de scepter.

Ook Ronny Eemans, kandidaat-prins in 2017, maakt scepters. Al lang, maar sinds kort pas echte gesculpteerde, naar het voorbeeld van Luc. Zo had hij een scepter voor Raf gemaakt, als toonbeeld van zijn respect en sportiviteit.
“Tejo en ik wisten niet van elkaar dat we er elk één voor hem hadden gemaakt. We hebben daar goed over gesproken en het is zeker niet de bedoeling om in elkaars vaarwater te zitten. Bij hem is het zijn hoofdberoep, bij mij vooral een hobby”, zegt Eemans in Het Nieuwsblad.

En dan is er nog een derde, want ook Roger Roelandt, die ondertussen tachtig wordt, staat bekend als houtsnijder. Hij maakt voornamelijk trappen, maar op vraag ook nog steeds scepters, al is het dan niet meteen voor de Aalsterse 'markt'. Hij is vooral bekend om de houten ajuintjes van de Ajuinboer die hij al jaren maakt.

“Het is goed dat ze dat allemaal proberen”, reageert Luc. “Ik ben er vooral mee gestopt omdat ik geen lindehout meer vond. Op den duur moest ik stukken hout beginnen te lijmen, maar dat is hetzelfde niet. Van Ronny heb ik een scepter gezien en het ziet er goed uit, maar hij gebruikt ander hout en in de afwerking is er nog werk aan: het schild, het bot van de ajuin, de gezichtjes, ... Zelf heb ik er ook jaren over gedaan om het tot in de puntjes te kunnen, ik volgde aan de Academie zelfs een opleiding beeldhouwen.”

In de stoet van 2018 kwam nog een 'waardig afscheid' van de sceptermaker, in de vorm van de praalwagen van 'Om En Vedrom' met als onderwerp 'Prins Luc viert 50 joor Zjubelei'.

Luc kwam trouwens zelf een kijkje nemen, en laat ik daar nu net in de buurt gestaan hebben.  Hierbij dus een foto van Luc met Luc, aan de wagen waar hij samen met zijn scepter ondersteund werd door het stoetliedje ...   "Het schoeinsjte stiksken aat, beklidtj mè veil diamanten en gaad"
Dat Luc trouwens nog steeds carnavalist is in hart en nieren bewijst het feit dat hij nog steeds actief is bij de Prinsencaemere. Hij heeft deze in 1972, samen met Jean Paul De Boitselier, Simon D'Hondt en Karel De Naeyer gesticht.

De scepter die prins Yvan in 2020 de lucht instak, is nog steeds hetzelfde exemplaar als dat van 2015 ... van de hand van Luc dus ...  Als Yvan en zijn opvolgers er dus wat zorg voor dragen, zijn we opnieuw vertrokken voor een paar jaar ...


Een eventueel nieuw exemplaar zal echter niet meer vervaardigd worden door Luc.

Op woensdag 18/2/2020, amper een paar dagen voor carnaval vernamen we immers het droeve nieuws dat Luc overleden is.
Op de facebookpagina van de Prinsencaemere vinden we het volgende :

Lucsken, het sloeg in als een donderslag bij heldere hemel … twee weken geleden vol energie op onze vergadering, je keek uit naar onze komende prinsjkesdag maar het mocht niet zijn …
Vaarwel prinsj Lucksken!
We gaan je missen!
Doe ze ginder boven allemaal de groeten!'


Hierbij het stoetliedje van 'Om en vedrom' ter gelegenheid van de '50 joor Luc' ...


Bronnen

aalstcarnaval.be
De Voorpost 15/2/1980
HLN 16/9/2017
Het Nieuwsblad 13/1/2011
interview Radio Goeiedag 2018
info Om en Vedrom 2018
foto prins Bart/prins Yvan HLN 26/1/2020
foto Luc en scepter Carnavalskoentje  16/1/2015
foto Luc en Om en vedrom : eigen foto
filmpje DRA TV via Vimeo 2015
stoetliedje 'Om en vedrom 2015' via YouTube - Oilsjt Carnaval