Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label in memoriam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label in memoriam. Alle posts tonen

maandag 8 juni 2020

Jos Ghysens (+ 2020)


Het is allemaal misschien wat in stilte gepasseerd omwille van corona en racisme in het nieuws, maar onlangs overleed Jos Ghysens, één van de mensen die ons Aalst leerde kennen vanuit de geschiedenis. Wie boeken bezit over Aalst, of eens naar de bibliotheek gaat en de kaften bekijkt, zal met heel veel waarschijnlijkheid ook wel al één of meerdere uitgaves van deze man tegenkomen.

Jos Ghysens (niet te verwarren met de ondertussen ook overleden programmamaker Jos Ghysen!) was een Aalsters amateur-historicus / geschiedschrijver en publiceerde een oneindig lijkend aantal boeken over of in verband met de geschiedenis van de stad Aalst. Jos is afkomstig uit Erembodegem waar hij op 23 november 1929 het levenslicht zag.

Hij is afkomstig van de wijk Ronsevaal en volgde er de plaatselijke gemeenteschool. Daarna ging hij naar het Sint Jozefscollege van Aalst. Van Aalst geraakte hij in Brussel en volgde de moderne humaniora en de handelsafdeling in 'Saint Louis'. 

We mogen hem eigenlijk gerust de ‘moderne Petrus Van Nuffel’ noemen, gezien hij naast deze kroniekschrijver zeker één van de productiefste individuele onderzoekers van de stad was.
Heel zijn leven lang maakte hij werk van de geschiedenis van Aalst.

Reeds als kind zat de geschiedenis er 'ingebakken'. Hij snuffelde steeds naar oude stukken en herinneringen in zijn kennissen- en familiekring. 
Gezien hij school gelopen had in Aalst, en daarenboven nog een echt 'Oilsjtenesken' huwde, kreeg hij steeds meer en meer contact met de kermissen, processies, carnaval, de brandweer, enzovoort. 
Door het uitpluizen van verschillende boeken en kranten maakte hij ook kennis met oude plannen en groeide de kennis van de streek zienderogen.
Wat hij las, wou hij ook steeds bevestigd zien, en dus stak hij vaak zijn licht op bij de archieven.
Zijn interesse en speurwerk bleven niet onopgemerkt, en op zeker ogenblik daagde een 'Hollands' uitgever op om 'Aalst in oude prentkaarten' klaar te maken. Bij de eeuwwisseling waren deze prentkaarten een echte rage, en die rage flakkerde opnieuw op in de jaren '60. Ook Jos beschikte over een imposante verzameling met enkele hele waardevolle stuks. 

Zijn levenswerk begon dus eigenlijk in 1971 toen ‘Aalst in oude prentkaarten’ werd uitgebracht.


Dit boekje toonde een mooie selectie van oude postkaarten uit Aalst die werden gedrukt tussen 1898 en 1914 en schetste dus een interessant beeld van hoe onze stadsgenoten in die tijd leefden. Aan de hand van de getoonde kledij, de toestand van de straten, de beelden van transport en handel, van spelende kinderen, … konden de jongeren dus kennis maken met de tijd van ‘metjen en petjen’ en konden de ouderen herinneringen ophalen van hoe het toen was.

Het succes was enorm en reeds het jaar daarop verschenen zowel 'Erembodegem ...' en 'De Faluintjes in oude prentkaarten'. 

Nog in 1972 komt 'Aalst tussen beide wereldoorlogen' uit en in 1973 verscheen het boek “Aalst 1940-1945. Een stad onder Duitse Bezetting”.

Gezien deze uitgave sterk gebonden was aan een bepaald aantal pagina’s en er zoveel te vertellen was over deze donkere periode ontstond natuurlijk ook de lichte druk om aanvullende publicaties te blijven leveren. Iets wat hij samen met Jacques De Vos dan ook heel graag deed.
De serie werd werkelijk een fenomenaal werk. Echt álles wat in Aalst tijdens die beruchte eerste meidagen is gebeurd heeft hij nauwkeurig opgetekend en beschreven.


Historiegetrouw en heel nuchter bespreekt hij de situatie vanaf 10 mei, de dag van de Duitse inval, alsof je er zelf bij was. Het werd een realistisch maar toch sereen gehouden werk waarin hij de relatie tussen de geschiedenis en de moderne gemeenschappen wil onderzoeken. 

Heel pittig schrijft hij over het Duitse artillerievuur en het bombardement op de stad, over de vlucht van de inwoners, de angst en de obsessie voor parachutes, over de vijfde kolonne, de vlucht van de weerbare mannen naar Frankrijk, de Britse achterhoedegevechten van 18 mei, over de plunderingen in de stad door zowel burgers als militairen, de bezetting der stad door de Duitsers op 19 mei, de doortocht van Koning Leopold I naar gevangenschap te Laken op 30 mei, de bevoorrading van de stad, de krijgsgevangenen en de slachtoffers, over het Rode-Kruis, de vrijwillige arbeiders naar Duitsland, de arbeidsdienst en ga zo maar voort.

Al deze beschrijvingen werden voor de vele Aalstenaars die de donkere meidagen 1940 zelf beleefd hadden, visueel trouwens nog intenser gemaakt door de reeks aangrijpende foto’s die de teksten vergezelden.
Waar het boek voor de ouderen dus vooral een herinnering was, was het voor de jongere generatie eigenlijk een soort van waarschuwing om het nooit meer zo ver te laten komen.

In 1974 verscheen het boekje 'kent U ze nog, de Aalstenaars?'
Het werd een soort van familiealbum van de Aalsterse bevolking tussen de jaren 1880 en 170. 
Het boekje bevatte 79 foto's en bijpassende teksten die de levenswijze van alle klassen van de bevolking van het het 'stadje aan de Dender', zoals hij zelf onze stad omschreef, illustreerden. 
Veel stadsgenoten verleenden hun medewerking. Natuurlijk ook de ouderen die de eeuwwisseling zelf meegemaakt hadden en konden berichten over de tijd zonder radio of TV, zonder gas of elektriciteit, zonder stemrecht, acht urenwerkdag, kinderarbeid enzovoort.
De foto's toonden een lerarenkorps, jezuïeten, stadsgenoten op een vrolijke picknick, toneelliefhebbers, historische stoeten, ... en waren opnieuw een schat voor de geschiedenisliefhebbers.

Jos werd stichter en secretaris van ‘het Genootschap voor Aalsterse Geschiedenis’ waar veel gelijkgestemden actief waren en hun ervaringen en vondsten konden delen. Het werd een platform voor de liefhebbers van de geschiedenis van onze stad en mocht van in het begin reeds op heel veel bijval rekenen. Het genootschap ontstond in 1976 wanneer initiatiefnemer Jos samen met bestuursleden Hendrik Strypens (voorzitter) en Guido Saey (penningmeester) hun activiteiten opstarten. Het genootschap was financieel volledig onafhankelijk en stond open voor alle jonge Aalsterse historici. Enkele van hun initiatieven waren het herdrukken van de werken van Petrus Van Nuffel, de folkloristische kalender van Groot Aalst, en het opmaken van het grootste standaardwerk in wording over de geschiedenis van Groot Aalst met daarin een inventarisatie van de straten en gebouwen. Dat zou een werk in tien delen worden. 

De genootschap werd een groot succes en de immer bescheiden Jos werd daarop gekozen tot ‘verdienstelijkste Aalstenaar van 1978’

Stefaan Vinck, de grondlegger van het Documentatiecentrum Aalst Karnaval (DAK) wou in de zomer van 1984 het boek 'Aalst Karnaval' van Jos Ghysens en Karel Baert opnieuw laten drukken wegens het groot historisch belang en de schat aan informatie over het karnaval. 

Daarenboven bleek het boek één van de traditionele hulpmiddelen te zijn bij de karnavalskwis.
Het was echter uitverkocht en nergens meer te vinden.
Een herdruk bleek niet mogelijk te zijn maar men bleef wel dromen van een informatief documentatiecentrum voor Aalst carnaval, temeer omdat Simon D'Hondt van de prinsencaemere tijdens een kwistornooi had aangekondigd dat het werk opnieuw op de markt zou komen.
Er moest dus wel iets gebeuren. 

In 1985 werd dan, samen met Antoine Van der Heyden en Cyriel Temmerman, DAK opgericht. Deze mensen verzamelen een schat aan foto's tijdens de carnavalsstoeten en maken zich sterk dat men op die manier de geschiedenis van het carnaval niet meer zou laten verloren gaan. Zeg nu zelf, de beste herinneringen zitten toch steeds vervat in een foto of een dia nietwaar?
Het boek zelf kwam tot stand na een ideetje in 1974. Het was Frans Wauters die op een mooie zomerdag in 1974 met het idee kwam opdraven om een Aalsters carnavalsboek uit te geven. 
Karel Baert, Jos Ghysens en Fons Singelijn waren allemaal 'mee' en zagen het zeker zitten om zo iets moois te verwezenlijken. 
Ze kregen meteen de nodige steun van burgemeester De Bisschop, de stadssecretaris, het carnavalsverbond en een massa aan documentatie werd ter beschikking gesteld.
Midden december 1985 was het dan zo ver. De uitgave van  het eerste 'DAK-carnavalsboek'.

Vooral zijn actie tot behoud van de straatnamen in Groot-Aalst was de ‘trigger’ om hem de eer toe te kennen van 'verdienstelijkst Aalstenaar '78'. Eén van zijn bekendste boeken werd in de nasleep van dit feit dan ook ‘de geschiedenis der straten van Aalst’ (1987), waar hij trouwens ook meteen het Aalsterse dialect een ereplaatsje gaf.


Het werd een zeer lijvig boek, meer dan 450 bladzijden, gebonden in linnenband en beschermd door een stofwikkel. De meer dan 500 foto's die het geheel illustreerden waren voor velen een geheugensteuntje bij de teksten.
Heel veel werd besproken : stadswijken, buurten, buurtwegen, verkeerswegen (netjes onderverdeeld in spoor, water en land), monumenten, gebouwen, stadspompen, telefoon, en ga zo maar door.
Dat Jos zich goed geïnformeerd had alvorens dit boek te schrijven, is duidelijk merkbaar aan de appendix met bronnen en bibliografie, het register en maar liefst 2090 voetnoten.
Eigenlijk mag men dit werk gerust beschouwen als een eigentijdse encyclopedie, een historisch woordenboek en tevens het enige volledige inventaris van de Aalsterse straten.

Wat Jos vooral typeerde waren zijn korte zinnen met steeds goedgekozen woorden en woordspelingen. Zijn taalpalet bleek onuitputtelijk. 

In 1991 verscheen ‘Aalst op zen Oilsjters’ dat hij samen met Frans Wauters, ook al zo’n woordkunstenaar, schreef. Het werd een boek over de diepere ondergrond van de gedragingen van de Aalsterse 'man uit de straat' in de loop der tijden.
Het boek handelt over de alledaagse wereld van de middelgrote stad in Vlaanderen, ergens aan de grens met Brabant. Het werd een afschildering van de mens en de volkstaal met platte gezegden en gewaagde uitdrukkingen. De behandelde periode is 1890-1990.
Jos benadrukt dat dit geen 'Oilsjters diksoneir' is maar dat het dialect wel de leidraad vormt in zijn werk. 
Het werd geen 'braaf' boek. Op sommige momenten werd het zelfs bijzonder 'cru', maar dat kan ook niet anders als je over 'Aalstenaars' schrijft, merkte Frans Wauters fijntjes op.
Het boek behandelt de Aalstenaar, zijn taal, uiterlijk, karakter, kledij en voeding, puberteit, vrijen, perversiteiten, bordelen, volksdevotie, feesten en spelen, plagen en dood.
Ook ging er aandacht naar spot- en bijnamen en een Aalsters vocabularium en gezegden sloten het geheel netjes af.

In 1996 volgde ‘De Aalsterse brandweer’, waarin hij de geschiedenis van het huidige brandweerkorps uit de boeken doet.


Ook ‘Aalst in Vlaanderen’ is van zijn hand. Hij kreeg hiervoor de hulp van Guido Saey en Freddy Caudron. Het eerste deel verscheen in 2015 en behandelde de periode van circa 800 tot 1700.
Het tweede deel besprak de geschiedenis van 1700 tot ongeveer 1909.

Honderden illustraties gaven de boeken een speciaal ‘cachet’ en werkelijk alle mogelijke onderwerpen werden besproken. De regeringen, de heerlijkheden, de middeleeuwse stad, voeding, verzorging, school, parochie, kloosters, molens, feesten, folklore, land- en tuinbouw, … alles passeerde de revue.
Ook een wandeling met zes gedichten van Aleidis Dierick over de schoonheid van de stad zit vervat in het boek.

In zijn in 2002 verschenen boek 'Aalst de jaren 1920-'40' schetst hij in maar liefst twintig hoofdstukken de geschiedenis van de vooroorlogse samenleving van onze Vlaamse provinciestad.

In het boek krijgen lokale organisaties en verenigingen alle aandacht en worden ook de belangrijkste economische ontwikkelingen van die jaren belicht.
Het ongenoegen, de angst en de opstandigheid hangen dan ook bijna constant in de lucht. De economische crisis en de werkloosheid, de sociale onrust en het straatgeweld typeerden dan ook deze periode, en het boek is dan ook eigenlijk ontstaan uit een verlangen om een fantastisch, begrenzende tijd te laten herleven.


De jaren ’30 waren zijn eigen kinderjaren en hij brengt als het ware een gemeenschap in herinnering die met het uitbreken van de oorlog voorgoed verloren ging. De periode tussen de twee oorlogen was een onontgonnen veld. Er waren weinig betrouwbare bronnen te vinden wegens de vaak heersende censuur. De toenmalige krantenberichten bleken de beste bron te zijn, maar directe bronnen ontbraken vaak.
Ook de kranten berichtten vaak ‘van horen zeggen’ en waren daarom niet altijd betrouwbaar.
Facebook, Instagram en Twitter ..., daar was natuurlijk nog helemaal geen sprake van …

Dat is dan meteen ook de reden waarom de ene fase rijker gestoffeerd dan de andere, de auteur moest immers rekening houden met de beperktheid van het informatiemateriaal.

Het boek eindigt wanneer de oorlog begint. De vier jaren die daarop volgen werden al in de eerder geschreven oorlogskronieken vastgelegd.
Aalst de jaren 1920-'40' was het 31ste boek van Jos.

Dat Jos bezeten was door de geschiedenis van ‘zijn’ (en ‘onze’) stad mag een understatement zijn.
Zijn medewerking aan talrijke publicaties en tentoonstellingen bewijzen dat uitvoerig.

“Als je al zo lang met geschiedenis bezig bent, vereenvoudigt dit het opzoekingswerk. Het is gemakkelijker om dingen te kunnen plaatsen in de juiste context en ook linken leggen tussen verschillende gebeurtenissen wordt veel gemakkelijker” waren enkele gevleugelde woorden van hem.

Het is reeds gezegd, Jos laat ons een schat aan informatieve boeken na ... Een opsomming is onbegonnen werk, want steeds duikt er toch nog iets op wat 'verloren' leek te zijn.
Hierbij enkele van zijn meesterwerken : 

- Aalst, 1830
- Aalst, zomer 1940
- Aalst, 1940-44, een stad onder Duitse bezetting. Een boek waaruit mag blijken dat, oorlog of geen oorlog, het leven gaat toch steeds door. Niet enkel een boek over de oorlogsgruwelen dus, maar ook met andere tijdsdocumenten dewelke het dagelijkse leven beschreven.
- Heiligenverering te Aalst
- Herbergen en verenigingen te Aalst
- Industrie, handel en merknamen Aalst 1840-1940
- Het Aalsterse volksleven - Deze uitgave bestond uit 3 delen : 
    - het Markt en straatlied 1860-1950. 
    - De hedendaagse liedjeszangers 1950-1980
    - Het Aalsters verenigingsleven 1860-1980...
De drie delen samen omvatten een indrukwekkend aantal liedjesteksten, roepen van marktkramers, aftelrijmpjes en schetst de wereld van de marktzangers en hun wereld. 
In dit opnieuw historisch waardevolle boek, beschrijft Jos het Aalsterse volksleven via liedjesteksten en verhalen over het wel en wee van onze provinciestad. Het Aalsterse volksleven volledig omschrijven is quasi onmogelijk, daarvoor is onze cultuur veel te rijk. Het boek bevat dus een deel, maar wel een boeiend deel, van het cultuurleven in de 19e-20e eeuw.

Jos werd ook een belangrijke bron bij de opzoekingen van Jan Louies, ook al een echte 'Aalst-kenner' en auteur van onder andere de 'Oilsjtersen Diksjoneir'. Met zijn naslagwerken, en met tal van persoonlijke tips zette Jos Jan op weg om een boek te schrijven over de wijk 'de Kat' ...

Jos Ghysens, de man die van zijn hobby zijn levenswerk kon maken, ondertussen weduwnaar van Marie-Thérèse Baten, is op 90-jarige leeftijd overleden op 26 mei in het WZC De Mouterij.
Zijn uitvaart was op 30 mei 2020 in familiekring in de Sint-Martinuskerk.


Bronnen :

dbnl.org
deslegte.com
De Voorpost 2/1/1974 - 15/11-1974 - 21/11/1975 - 3/12/1976 - 10/3/1978 - 22/9/1978
De Voorpost 6/12/1991 - 18/12/1992
Het Nieuwsblad 19/11/2002
Vies Oilsjt 1/9/1978
Arijs begrafenissen
kerknet.be
Voor Allen - 12/01/1979
Visit magazine : stad in beweging 22/6/2015

maandag 10 februari 2020

Jacquy De Pauw (+ 2020)


Heel wat bedroefde Aalstenaars zijn zaterdag 8/2/2020 afgezakt naar het crematorium te Aalst om er een laatste groet te komen brengen aan de betreurde Jacquy De Pauw.

Het onverwachte heengaan van Jacquy zorgde voor heel wat ongeloof, temeer omdat hij nog steeds heel aktief was in het verenigingsleven. Ook was hij lesgever in het CVO, waar hij samen met Jan Louies de Oilsjterse taal trachtte bij te brengen aan zijn leerlingen. 
Het werd een heel mooi afscheid, letterlijk met 'ne lach en een troon'.

Samen met zijn spitsbroeder zette Jacquy zich volledig in voor de authenticiteit van onze Carnaval en de kennis van ons Oilsjters, en dat maakte hem natuurlijk heel geliefd bij heel wat mensen. Ook zijn steeds vriendelijke 'babbel' werd erg gewaardeerd. Overal waar je hem tegenkwam (vooral de Delhaize was blijkbaar een favoriet 'babbelpunt'), maakte hij graag tijd voor een praatje, een bemoedigend woord of soms ook wel eens een vlijmscherpe sneer naar iets wat hem op de maag lag.

Dat Jacquy (17/1/1955-30/1/2020) een carnavalshart had, was al duidelijk van in 1968. Toen ging hij voor het eerst mee in de carnavalsstoet met de groep 'De Vernepelingskes'. Uit deze groep ontstond de 'werkgroep Noig', later de groep 'Noig'.

Deze groep die werd opgericht door Jacquy, Jan en Piet Louies en Luc Van Schuylenbergh ging in 1975 voor het eerst mee als officiële carnavalsgroep. Alle leden van de groep kwamen eigenlijk uit andere groepen. Zij aanzagen zichzelf niet als een échte carnavalsgroep, maar wel als een groep jongeren die zouden trachten om allerlei manifestaties rondom carnaval in te richten zich tijdens de driedaagse vooral te laten uitblinken in lol en creatief en actief zijn. Zij speelden steeds heel kort op de bal en maakten geen praalwagens.

In 1978 kregen ze de raad om een beetje meer aan zelfcensuur te doen in de toekomst. Hun onderwerp 'de onkoise koisers van den tettentoeren' werd immers als 'aanstootgevend' beschouwd.
Hier een fotootje van hun toenmalige 'creatie' die heden ten dage zeker niet meer zou doen opkijken maar toen blijkbaar wel als 'vulgair' werd bestempeld.
Maar ... nen echten Oilsteneer veegt door natierlek zen kas oon, en ze deden dus rustig verder. 
In 1984 werden ze op bevel van burgemeester Raymond Uyttersprot zelfs uit de maandagstoet gehaald.

Dit maal was het onderwerp 'het land van Coitha' de doorn in het oog, en naast inbeslagname van hun kostuums kregen ze ook nog een pv wegens openbare zedenschennis aangesmeerd.

Het bewuste boek waarop hun onderwerp gebaseerd was, was een voorlichtingsboek dat adolescenten op een speelse manier de beginselen van de ... euh ... liefdesbeleving wou laten kennen. Het boek werd uit de bibliotheken verbannen door schepen van cultuur Chris Lievens-Borms en dat vormde de aanleiding voor 'Noig' om zich als geslachtsdelen verkleed in de stoet te begeven.
Willy Van Mossevelde (V.U.) verklaarde een maand later dat het hier ging om een uitbeelding van een 'onhebbelijk spektakel die een groepje zogenaamde progressieven opvoerden'. Hij was er verder van overtuigd dat de psychiater een vette kluif zou hebben aan deze paranoïde onvolwassenen.
Schepen van feestelijkheden Julien Vinck beklemtoonde dat de uitsluiting gebeurde op unaniem advies van het feestcommité. 
Gracienne Van Nieuwenborgh (SP) kreeg het aan de stok met de burgemeester omdat zij stelde dat de beslissing van hem persoonlijk uitging, en dat 'Noig' zelfs niet van de beslissing van het feestcommité op de hoogte gebracht was. Ook vond ze het optreden van de politie een overdreven publicitair karakter hebben.

Het jaar daarop zou Noig verder gaan als losse groep.

In 1996 werd 'De vereniging van de Losse groepen' een feit toen een aantal groepen zich verenigden. Noig, Eftepie, Erremet en de Moikes gingen op kop.

Het is vanuit deze pioniers dat later het team is gevormd dat op de vooravond van carnaval steeds de carnavalsraadszitting opluistert met sketches, liedjes en moppen. 

De carnavalsraadszitting vindt steeds plaats aan de start van de carnavalsdriedaagse, op zaterdagavond. Het is tijdens die raadszitting dat de nieuwe prins carnaval de sleutels van de stad officieel overhandigd krijgt en waar de plaatselijke politici, meer bepaald het stadsbestuur, op het podium voor hete vuren komen te staan. De zitting verloopt volledig in het dialect en zonder inspraak van de burgemeester en de schepenen - de grote 'slachtoffers' ...
Hier een beeldje van in 2016 toen burgemeester D'Haese op doktersbezoek moest gaan bij 'doktoer' Jacquy.
In 2009 werd door bovengenoemde losse groepen een 'Charterelle' opgericht, dat zou lijden tot een officieel reglement. Door op de banner hieronder te klikken wordt je omgeleid naar de website van het Charterelle.

 

In 2011 vroeg Jacquy schriftelijk eerherstel voor 'Noig' via een open brief naar burgemeester Uyttersprot die zich toen zelf van een iets minder zedelijke kant had laten zien op een toren ...
Er kwam echter geen enkele reactie op deze vraag.

In 2014 voerde de stad dan eenzijdig een waarborg in. Losse groepen zouden moeten betalen om mee te mogen lopen in de stoet. Uiteraard was dit volledig tegen de zin van 'de losse' en zo kwam het dat in 2015 een twintigtal legendarische losse groepen (waaronder Noig, Erremet en De Moikes) zich officieel inschreven als AKV om op die manier de betaling te kunnen vermijden. Ze dreigden ermee om het jaar daarop met nog meer losse groepen in te schrijven als de stad niet zou inbinden. Dat zou immers leiden tot enorme vertragingen bij de stoet en heel wat ongenoegen bij heel veel mensen.

Nog in datzelfde jaar start Jacquy met een blog, 'Pauwenogen', waarin hij de Aalsterse actualiteiten stevig becommentarieerde en voorzag van zijn eigen ongezouten mening... 'door het oog van de pauw' dus. Zijn eerste gevleugelde woorden waren 'Zagen en klagen, het zit in het bloed van elke Aalstenaar'.
Door op de banner te klikken wordt je omgeleid naar deze blog ...

Het laatste bericht werd geplaatst op 24/12/2019 met als titel 'het Aalsters realiteitenkabinet'. Hij had het daarin ondermeer over de zware tijden voor 'zijn' stad, de UNESCO-saga, de perikelen rond Ilse Uyttersprot enzomeer.   

We schrijven 2016, en na 20 jaar komt er toch een doorbraak voor de losse groepen. Op aansturen van de UNESCO-commissie (!!jaja!!) bleek dat de meerwaarde van de losse groepen beschouwd wordt als 'onlosmakelijk deel van Aalst carnaval'.

Twee bronzen plakkaten (eentje in de Peperstraat en eentje in de Zoutstraat) werden onthuld en dat betekende meteen dus een soort van erkenning en eerherstel na het jarenlang opboksen tegen reglementen en waarborgen om 'de losse' uit de stoet te proberen houden.

'De Losse' ziin nu officieel geen 'krapul' meer maar wettelijk erkende kinderen (trouwens een onderwerp dat tijdens carnaval 2020 dank zijn koning Albert wel meer dan eens aan bod zal komen). Het zijn de groepen die zorgen voor het 'peper en het zout in de stoet', heel kort op de actualiteit spelend, en minder concentrerend op grote wagens.

2018 werd dan het jaar van de 'numerus clausus' (beperking van het aantal deelnemende groepen) voor zowel de vaste (AKV's) als de losse groepen. Deze nieuwe regeling werd door 'de losse' éénmalig goedgekeurd maar toen bleek dat men ook in 2019 deze regel zou aanhouden, kwam er reactie. Er werd gedreigd om de stoet op de houden door alle losse groepen ook een dansje te laten doen op de Grote Markt. 
Na overleg met Karnavalist tot in de Kist (overkoepeling van de AKV's) werd toch maar afgezien van dit initiatief. De numerus clausus werd wel behouden, maar er werden toch een paar dingetjes opnieuw op de agenda's geplaatst.

In februari 2018 stapt Noig (toen al herleid tot enkel nog Jan en Jacquy) zijn vijftigste stoet. Aan de pers wordt bevestigd dat ze 'sinds 1968 onafgebroken aanwezig waren in de stoet'. Jacquy en Jan voegen er nog aan toe 'we hopen dat bij leven en welzijn we dit nog een tijdje volhouden' ... 
Wisten ze toen dat dit de voorlaatste stoet voor Jacquy zou worden. 
Hieronder een foto uit 2019, de laatste stoet die Jacquy zou meelopen … en waarschijnlijk ook het jammere einde van 'Noig'

Nog in 2018 overhandigen Jan en Jacquy een exemplaar van het 'verboden boek' 'Het land van Coitha' aan de nieuwe bibliotheek te Aalst.
Het boek is niet uitleenbaar en zelfs niet raadpleegbaar. Er werd een slotje aan gehangen en het boek kreeg een plaats in 'de grootste bibiliotheek', een initiatief waar Aalstenaars een boek konden schenken om in een enorm boekenrek terecht te komen .

Tot zover de carnaval ... 
Maar Jacquy was van veel meer markten thuis ...

Wat misschien wat vergeten is, is het feit dat Jacquy ook een rol speelde in de 'Oilsjterse muziekscene'.

In 1977 richtte hij in 't Fabrieksken mee de legendarische Belpopgroep Lavvi Ebbel op.
Een rare naam misschien, maar spreek het eens uit op zijn Frans, en je zal begrijpen waar de inspiratie vandaan kwam.

Hij deelde in die beginperiode met Luckas Vander Taelen het podium als zanger. Hun bekendste hits zijn 'give me a gun', 'no place to go'' en 'Victoria'. 
Hieronder het clipje van 'Give me a gun'
Na enkele jaren viel deze band in 1983 echter uit elkaar, Jacquy was toen reeds geen lid meer en ook Luckas Vander Taelen ging elders carrière maken.
Jacquy is echter niet vergeten … De twee bleven de beste vrienden en spraken regelmatig af om samen 'polink te gon eten' …  Samen in de cabrio van Jacquy … er het beste van maken ...
Luckas sprak heel lovende woorden over Jacquy tijdens het afscheid. Er werd een traantje weggepinkt, maar er werd ook gelachen om de fratsen van de twee.
Hetzelfde gebeurde trouwens ook met de afscheidsrede van Jan Louies.

In 1981 gaf Jacquy ook de aanzet om in de Gele Limonade een eigen radiostation op te starten.

Radio Katanga zou zich, net als het grote voorbeeld FM Brussel, profileren als onafhankelijke en niet-partijgebonden zender, om een alternatief te kunnen bieden aan de bestaande vrije-radio situatie, waar de programmatie te zeer gedomineerd wordt door al te commercieel gerichte muziekjes, sluikreclame en pseudo-informatie.

De eerste uitzending van de radio vond plaats op 1 september 1982 vanuit de Ridderstraat.



Katanga wou steeds de voorrang geven aan de “betere muziek”, echte stadsinformatie met duiding en hoopte, net als FM-Bruxel, een progressief, intellektueler publiek te kunnen bespelen.

Geen afgezaagde deuntjes dus, maar muziek die naarmate de avond vordert steeds moeilijker toegankelijk wordt. Van funk evolueert men gedeeltelijk aan naar soul, rhythm en blues, Nederlandstalige muziek, filmmuziek en kabaret om dan bijvoorbeeld af te sluiten met een streepje jazz.
Een hele trits presentatoren passeerden de revue ... vaak zelfs zonder echt zendschema, en vaak met hun eigen plaatjes in hun koffer.
Heel wat toekomstige BV's stonden er trouwens aan de micro, zoals bijvoorbeeld Wigbert van Lierde (Wigbert), Marcel Vanthilt, Ella Michiels (tegenwoordig presentator bij 'Klara'), Aster Nzeyimana (Sporza), ...

Met zijn 'partner in crime' Jan Louies presenteerde Jacquy het programma 'Men ieneg Oilsjt', een ludiek programma waar de Aalsterse politiek en de beslommeringen van de Aalsterse bevolking onder de loep werden genomen.

Wie de muziekkeuze van de radio maar matig kon waarderen, was de Aalstere brandweer dat zich net om de hoek bevond. Katanga’s alternatieve deuntjes daverden door tot in de radiokamer van de pompiers en de radio werd meteen als stoorzender gecatalogeerd.
Om verdere problemen met de brandweer (en dus ook de veiligheid) te vermijden, verhuisde het zendstation naar café Cactus (tegenwoordig 't Craeyken) op de Grote Markt.

Katanga organiseerde ook optredens, voornamelijk in De Gele Limonade met onder andere één van de allereerste optredens van Marcel Vanthilts 'Arbeid Adelt', waarbij de publieke belangstelling zo “groot” was dat de de groep optrad in de kelder terwijl het publiek in het café stond. Maar ook 'Twee Belgen' en de experimentele muziek van 'Wim Mertens' passeerden de revue.

Na het sluiten van de Cactus in september 1986 werd de antenne terug naar de Gele Limonade verkast. Later verhuisde men naar de Nieuwbeekstraat. 

Katanga zou het ondanks het grote engagement, nooit echt makkelijk hebben. 

Stichter Jacquy De Pauw in HLN: “Groot probleem met Katanga was dat in tegenstelling met andere “gelijkwaardige” zenders zoals Scorpio in Leuven, Centraal in Antwerpen en FM Brussel, Aalst geen universiteitsstad was waardoor noch de noodzakelijke publieke achterban noch de nodige getalenteerde dj’s voorradig waren. 
Vooral dat laatste was een permanent probleem in een systeem dat er van uitging dat zoveel mogelijk live moest worden gepresenteerd omdat zeker in de beginfase de nodige apparatuur ontbrak om programma’s automatisch te sturen.” 

Ook het feit dat men reclamespots zo lang mogelijk geband heeft, is één van de redenen dat men het financieel maar net kon redden. 

In 2002 werd Jacquy gehuldigd door de zender ter gelegenheid van hun 20 jarig bestaan. Hij werd meteen benoemd tot ere-voorzitter van de radio.
Muziek kon hem de laatste jaren echter nog maar matig bekoren en zijn muziekcollectie lag 'op 't opperste' zoals hij zelf zei.

2016 betekende een unieke samenwerking in het Aalsterse radiolandschap. De Aalsterse stadsradio Goeiedag Aalst, Radio Katanga en Oilsjt Mjoezit sloten een unieke samenwerking. Speciaal voor de carnavalsperiode zouden ze gaan samenwerken. De oudste lokale radio van Aalst dacht op dat ogenblik zeker niet aan stoppen, maar ...
op 31 december 2017 trok Vlaams mediaminister Sven Gatz, na 35 jaar, toch de stekker uit Radio Katanga.

En dan de cursus Oilsjters ... Op 25 februari 2016 was het zover ... de eerste échte cursus Oilsjters ...

26 Gemotiveerde Oilsjteneers en Oilsjteneskes (en tja ... ook twee 'eiremonneneers') meldden zich aan voor deze nieuwe cursus die werd gegeven in het CVO-Keizersplein.
Jan Louies en Jacquy De Pauw als lesgevers beweren al sinds hun kinderjaren dat ons Oilsjters een volwaardige taal is, naast het Frans, Engels, Spaans en andere wereldtalen. Ze werden daarin gretig gevolgd door Stany Meskens, directeur van het CVO en dus werd deze cursus met heel veel enthousiasme in het talenpakket van de school opgenomen.

Wie denkt er lessen 'carnaval' te krijgen, slaat de bal helemaal mis. Het gaat over de vervoegingen, de geschiedenis van de stad, en natuurlijk wordt alles aangevuld door een streepje muziek.
Jacquy bleek de specialist te zijn van de 'schiljeroin', want vaak moesten we een schilderij analyseren, ... in het Oilsjters natuurlijk, waarbij de aangeleerde woordenschat heel goed van pas kwam. 
Hier een foto van Jacquy met onze burgemeester, die een gastles kwam geven ...

Het leuke en interessante aan deze twee leraars was dat we steeds twee kanten van het 'Oilsjters' konden ontdekken. Daar waar Jan ''van 't stad' is (Nieuwstraat), was Jacquy 'van oever 't wooter' (Bergemeersen), wat soms tot heel grappige situaties kon leiden. Want is't nu 'nen iemer' of 'nen auker' ? … 'ik oi' of 'ik had' ? … Allemaal dilemma's die het de cursisten zeker niet gemakkelijk maken.

Op het examen (ja, er is ook een heus examen, en neen, het is niet gemakkelijk en vanzelfsprekend) is er zowel een schriftelijk als een mondeling gedeelte.
Op het mondeling wordt onder andere het verschil gevraagd over wat men bij de beenhouwer zoal kan terugvinden. Na het examen wordt dan rustig nagepraat en worden de examenvragen (roein endj, cervela, hoslek, loeiktrippen, enz) ook opgegeten ...
Dat het mondeling examen echter een heel serieuze zaak is, bewijst onderstaande foto van 1 leerling tegenover de 6 (!!) koppige jury.
Jacquy heeft steeds de pers een beetje geweerd. Ze mochten wel eventjes komen filmen tijdens de eerste les, maar een opname tijdens het examen vond hij er wat over. 'Gaan jullie ook komen filmen tijdens het examen wiskunde?' was zijn vraag aan de cameraman, en natuurlijk moest die hier negatief op antwoorden wegens 'te weinig spectaculair'.

Een interviewtje met Jacquy en mezelf over de cursus Oilsjters is terug te vinden bij Carnavalaalstkoentje op DEZE link.

En wat je zoal kan terugvinden op het mondeling examen (en in de beitere Oilsjterse bienaveroi) is HIER te lezen.

Jacquy was ondertussen ook erelid van 'Voil Janet es gien travestie', en hij was één van de stemmen van 'De bende van Richard', het poppenspel omtrent Hamlet dat zich net aan het voorbereiden was voor een nieuwe editie. En hij was lid van het 'Louis Paul Boon genootschap', en … en … en ...

Om een lang verhaal kort te maken : Al het voorgaande bewijst wat voor een drukbezet en geëngageerd man Jacquy eigenlijk was.
Altijd bezig met 'zijn Oilsjt' met de gebreken, de voor- en achteruitgang, de taal, de beslommeringen en de feestjes ...
Tot op het moment dat zijn hart er anders over besliste. Na een cardiologisch onderzoek werd hij op de parking van het ziekenhuis plots onwel en sloot hij zijn pauwenogen voorgoed.
 
Het ga je wel beste Jacquy … en mokt er hierboeven e graalek plezant fistjen van ...


Bronnen :

Onion Rock, Flying Pencil, Jan Van Liedekerke  p. 102-103
HLN 17/9/2014 - 3/2/2015 - 6/5/2015 - 10/10/2016
Clip 'Give me a gun' - Radio 2 hitarchief ... Uit 'Hitring van 15/3/1983
De Voorpost 10/1/1975 - 25/12/1992
TV Oost 31/1/2020
persregiodender.be 30/8/2013
Vlaams radio archief (Rudy Gybels) : logo Katanga
foto's : FaceBookpagina Jacquy de Pauw (7/2/2020)
Caricatuur Dennis (van FB Jacquy)
Afscheidsceremonie in het crematorium Aalst op 8/2/2020
cursus Oilsjters aan het CVO - eigen info + eigen foto's 2015