Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 21 oktober 2019

Burgemeesters van Aalst : 1982 - 1987 Raymond Uyttersprot

Raymond Clemens Uyttersprot (Moorsel, 12 november 1935 - Gent, 22 maart 1987) was een Belgisch politicus voor de CVP. Hij was burgemeester van Moorsel en van Aalst.



Raymond was gehuwd met Suzanne Moortgat, waarmee hij één dochteer had. Deze dochter zou later ook nog burgemeester van Aalst worden.

Hij volgde lager onderwijs in de dorpsschool van Moorsel, waarna hij voor zijn middelbare studies naar het Atheneum van Aalst ging. Raymond begon zijn werkcarriere als opsteller bij het Bestuur van de Posterijen.

Hij was heel aktief bij de Katholieke Arbeidersjeugd, en liet zich door Wim Verleysen en Paul Claus overtuigen om eens een vergadering van de CVP bij te wonen. Zo gezegd, zo gedaan, en daar bleef het dan ook niet bij. In het kader van een verjongingscampagne werd hij in 1961 voorzitter van de CVP Moorsel.

In 1962 werd hij ook voorzitter van de Harmonie St Cecilia.

In  1964 wou de CVP (toen in de opositie), de bestaande coalitie breken, en ze schoven  Raymond naar voor als kandidaat burgemeester.  Ze behaalden een mooie uitslag, en zo werd Raymond  één van de jongste burgemeesters van Belgie. Hij was toen 29 jaar.

Zij job als opsteller kon hij niet meer verenigen met het ambt van burgemeester, en hij werd ambtenaar aan het Ministerie van middenstand.

Bij de verkiezingen in 1970 behaalde  de CVP een absolute meerderheid in Moorsel, en Raymond mocht dus ook zijn taak als burgemeester verderzetten. Hij haalde toen 1600 van de 3000 voorkeursstemmen.

Onder zijn bewind werden heel wat wegenwerken uitgevoerd in Moorsel, maar ook de hele infrastructuur werd grondig onder handen genomen.

Zijn plannen voor een intercommunaal zwembad werden tegengehouden door de gemeenten Wieze en Meldert, maar de verlichting, de waterleidingen en het kerkhof kregen wel een grondige opknapbeurt.

Ook in 1978 kwam Raymond als winnaar uit de bus. Hij werd de meest populaire kandidaat van het district Aalst. En het ging maar door. Ook in 1981 en 1985 was hij opnieuw lijsttrekken voor de provincie, en opnieuw ging hij met de meeste stemmen lopen.

In 1984 stond hij op de achtste plaats bij de Europese verkiezingen, en met maar liefst 20126 voorkeurssteemmen in het arrondissement Aalst boekte hij opnieuw een enorm persoonlijk succes.

Het was in 1975 dat de Belgische regering op de proppen kwam met grootschalige fusies tussen verschillende gemeenten. Ook de regio Aalst zou hier niet van gespaard blijven, en het zouden acht gemeenten zijn (waaronder dus ook Moorsel) die zouden samensmelten met de stad Aalst.

Raymond nodigde de collega-burgemeesters van de betrokken gemeenten uit, en samen zouden ze een gemeenschappelijk standpunt innemen tegenover deze plannen.

Ze organiseerden onder andere een protestmars richting Aalst. Het was een groep van 1300 mensen die op de Grote Markt van Aalst verwelkomd werden door de toenmalige burgemeester De Bisschop.

In de betrokken gemeenten werden ook zwarte vlaggen uitgehangen, maar het hielp allemaal niets. De fusieplannen werden doorgezet en vanaf toen was er dus sprake van ‘Groot Aalst’.

Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 1976 was het bang afwachten. Raymond stond op de 3e plaats op de CVP lijst, maar gezien het de eerste verkiezingen waren na de fusie, was het dus helemaal niet zeker dat hij ook in Groot Aalst zou ‘scoren’.

Raymond haalde opnieuw een goed persoonlijk resultaat. Hij kreeg 4270 voorkeurstemmen achter zijn naam, waarmee hij opnieuw de populairste kandidaat binnen zijn partij werd. Hij moest enkel Louis D'Haeseleer van de PVV (9099 stemmen) en Bert Van Hoorick van de BSP (4377 stemmen) laten voorgaan.

De PVV vormde een coalitie met de BSP en de VU, waarbij Louis D'Haeseleer burgemeester werd. Hierdoor kwam de CVP in de oppositie terecht, wat voor Raymond Uyttersprot een nieuwe ervaring was. Raymond werd door zijn partij als ondervoorzitter van de fractie aangesteld, naast voorzitter Ghisleen Willem.
Raymond liet zich meteen gelden als een erg aktief oppositielid met een enorm goede dossierkennis. Hij pleitte onder meer voor een hervorming van het gemeente onderwijs en meer groen langs de wegen.


Hij was ook sterk gekant tegenover het personeelsbeleid van de stad, en onderzocht alles tot op de bodem. Hij werd dan ook specialist personeelszaken, en stelde in 1978 het systeem van ‘glijdende werkuren’ voor voor het stadspersoneel. Een voorstel dat in 1980 ook werd uitgetest in de praktijk.

Doordat hij zo aktief was, kreeg hij al gauw de bijnaam ‘kampioen van de interpellaties’

In 1982 werd Raymond Uyttersprot aangeduid als lijsttrekker voor de CVP bij de gemeenteraadsverkiezingen. De CVP verloor hier toen wel 2 zetels, maar samen met de PVV, dat ook zetels verloren had, bereikte Uyttersprot toch een bestuursakkoord met een meerderheid van 23 op 41 zetels. Hij  haalde bij de verkiezingen wel opnieuw een goed persoonlijk resultaat, en werd opnieuw uitgeroepen tot de populairste van zijn partij met 4917 voorkeurstemmen. Enkel Marc Galle van de SP kreeg meer stemmen (6062 stemmen).

Burgemeester D'Haeseleer van de PVV scoorde niet zo goed; hij viel terug van 9099 stemmen in 1976 naar 3824 stemmen. Door het slechte resultaat van de burgemeester, maakten de CVP en Uyttersprot aanspraak op het burgemeesterschap.

Raymond, die ondertussen 47 jaar was, beloofde op een persconferentie een beleid te zullen voeren waarbij soberheid, reorganisatie en dienstverlening in de deelgemeenten de kernthema's zouden zijn.

Vanaf 1 januari 1983 zou Raymond dus de tweede burgemeester van Groot-Aalst worden, maar Willy Alloo (VolksUnie) stak wel stokken in de wielen...

Hij was er namelijk van overtuigd dat er iets niet klopte aan zijn persoonlijke verkiezingsuitslag. Hij scoorde overal goed, behalve in drie kiesbureau's, wat voor Alloo een reden was om naar de gouverneur te stappen. De gouverneur wees het bezwaarschrift van Alloo echter af, waarop deze laatste  nog een stapje verder ging richting de Raad van State. Dit had echter wel gevolgen voor de coalitievorming in Aalst. Zolang er geen uitspraak was van de Raad van State, kon het nieuwe stadsbestuur niet in werking treden en was Raymond dus nog geen burgemeester op 1 januari 1983.

De Raad van State sprak zich uiteindelijk uit in februari 1983 en keurde de verkiezingsuitslag in Aalst goed. Raymond kon hierdoor van start gaan met zijn nieuwe bewindsploeg na carnaval. Op carnavalsmaandag, 14 februari, legde Raymond de eed af bij de gouverneur als burgemeester van Groot-Aalst.

Door dit uitstel had Raymond wel hét belangrijke evenement in Aalst, de carnaval raadszitting '83 als burgemeester moeten missen, waardoor hij de stadsleutel niet kon overhandigen aan Prins Carnaval Balou I. Op de carnaval raadszitting werd wel de draak gestoken met de hele situatie. Op de plaats waar waarnemend burgemeester Eddy Monsieur zat, had men een naambordje geplaatst met daarop 3 namen 'D'Haeseleer/Monsieur/Uyttersprot'. Kamiel Sergant had op de raadszitting wel al een cadeau voor toekomstig burgemeester Uyttersprot. Hij overhandigde aan Raymond drie kleine speelgoedpaarden, zodat hij beter door de Moorselbaal richting Aalst zou raken. Daarnaast had hij ook een das voor Raymond, opdat hij deftig gekleed zou zijn tussen alle andere schepenen. Kamiel had ook een lied gemaakt over Raymond met de titel 'O, Remongsken'. 


De carnaval raadszitting werd nog afgesloten met het spel 'Wie van de 3', waarbij er gezocht werd naar de echte burgemeester tussen het trio D'Haeseleer (die afwezig was), Monsieur en Uyttersprot..

Op 9 november 1985 vond in de Delhaize van Aalst de  bloedige overval van de Bende van Nijvel plaats.  Maar liefst 8 dodelijke slachtoffers vielen er toen te betreuren.

Voor burgemeester Uyttersprot was dit een erg bewogen dag, die hem voor altijd zou bijblijven. Raymond was aangeslagen en voelde zich machteloos. Hij had die avond de bloederige ravage in de Delhaize aanschouwd en moest de nationale en internationale pers te woord staan.

Hij kon het moeilijk verkroppen dat er in zijn stad een bloedbad met acht slachtoffers had plaatsgevonden. Er werd ook enorm veel kritiek geuit op de politie, waarvan Raymond als burgemeester uiteraard het hoofd was. Raymond heeft de Aalsterse politie steeds verdedigd, want zij hadden volgens Raymond als enige iets gedaan die avond.

Hij ging de slachtoffers bezoeken in het ziekenhuis en legde zijn gemeenteraad een minuut stilte op ter nagedachtenis van de slachtoffers. Het drama had Raymond getekend.

Eind 1986 werd schepen van financiën Robert De Pauw ziek, waardoor hij tijdelijk vervangen moest worden. De taken van schepen De Pauw werden hierop overgenomen door Raymond, waardoor hij de opmaak van de begroting moest afwerken en verdedigen. Raymond bracht deze taak tot een goed einde, want de begroting had deze keer een overschot van 315 miljoen frank. Na deze drukke periode waren bij Raymond wel enkele tekenen van vermoeidheid waar te nemen op de gemeenteraad eind januari. Maar er was meer aan de hand... 


Raymond werd opgenomen in het ziekenhuis in Aalst, waar kanker vastgesteld werd.

Ondanks zijn ziekte wilde hij vanuit het ziekenhuis zo veel mogelijk blijven doen in zijn functie als burgemeester. Verschillende schepenen kwamen langs in het ziekenhuis om overleg te plegen met de burgemeester en documenten te laten ondertekenen. De toestand van Raymond ging echter achteruit en hij werd overgebracht naar het ziekenhuis in Gent. Tijdens carnaval 1987 was hij de grote afwezige en menig carnavalist was met zijn gedachten bij Raymond, die in Gent aan het vechten was voor zijn leven.
Hij overleed uiteindelijk in het ziekenhuis van Gent op 22 maart 1987, op amper 51 jarige leeftijd.


Zijn dochter, Ilse, zou later in zijn voetsporen treden, en zou burgemeester van Aalst worden tussen 2007 en 2012.

In 2011 kreeg Ilse de vraag van carnavalsgroep ‘Noig’ voor eerherstel. Het was haar vader die de groep tijdens de stoet van 1984 een pv gegeven had wegens openbare zedenschennis. Ze werden toen uit de maandagstoet gezet, wegens hun parodie op een beslissing van de toenmalige schepen van cultuur, die een voorlichtingsboek uit de rekken van de bibliotheek liet halen. Het ging om het boek ‘het land Coita’, dat de pubers op een speelse manier in aanraking zou moeten brengen met sexualiteit.

De groep nam de gebeurtenissen, waarbij Ilse zich geconfronteerd zat met een eigen sexfilmpje in het Spaanse Navarra (het zogenaamde ‘torenpoeperschandaal’) bij de hand en ‘promoveerde’ haar hierdoor tot ‘medestander’. Jacquy De Pauw, één van de boegbeelden, vroeg via brief om eerheerstel, om de teruggave van de in beslag genomen kostuums, en een geldprijs met intresten.
Om hun goede wil te tonen, hebben ze de burgemeester trouwens ook het meterschap aangeboden van de groep.


Bronnen :

Wikipedia
HLN 26/8/2011
De Voorpost 3/4/1987
aalst.cdenv.be
europeana.eu
advn.be
foto : de Gazet van Aalst 13/8/1982

Burgemeesters van Aalst : 1976 - 1982 Louis (Lodewijk) D'Haeseleer

Louis Benoit D'haeseleer (Haaltert, 20 oktober 1911 - Aalst, 12 augustus 1988) was een Belgisch politicus voor de LP en diens opvolger de PVV.

Louis groeide op in een landbouwersgezin en verhuisde na de Eerste Wereldoorlog met zijn familie naar de Verenigde Staten. Hij liep er school aan de Eastern High School te Detroit en werkte er na zijn studies in een bank. Op 20-jarige leeftijd keerde hij terug naar België, en hij studeerde vervolgens aan het Provinciaal Handels- en Taleninstituut te Gent. Daar behaalde hij het diploma van politieofficier. Vervolgens werd hij secretaris van de liberale ziekenbond Edouard Pécher. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij secretaris van de ACLVB.

Van 1949 tot 1976 zetelde hij voor het arrondissement Aalst in de Kamer van volksvertegenwoordigers, waar hij van 1961 tot 1974 quaestor was. 
Een quaestor is een gekozen publieke vertegenwoordiger die toezicht hield over de schatkist en de financiën van de Romeinse republiek, alsook over het leger en de officieren. Het ambt dateert nog uit de koningstijd van Rome en zou door Publius Valerius Publicola zijn ingesteld. Tegenwoordig gebruikt men de term nog voor 'penningmeester'.

Tevens werd hij in 1946 verkozen tot gemeenteraadslid van Aalst, waar hij van 1952 tot 1958 schepen en van 1977 tot 1982 burgemeester was. 
Bovendien was hij van 1946 tot 1949 ook nog provincieraadslid van Oost-Vlaanderen en van 1974 tot 1976 Staatssecretaris voor Openbaar Ambt in de Regering-Tindemans I. 

Van december 1971 tot eind 1976 had hij als gevolg van het toen bestaande dubbelmandaat ook zitting in de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap. Tevens was hij de voorzitter van de Liberale Sociale Werken van Aalst en van 1966 tot 1967 voorzitter van het Liberaal Vlaams Verbond (LVV).

Hij overleed ten gevolge van een hartaanval in de Onze-Lieve-Vrouw-kliniek te Aalst. 

Louis was ridder, officier en commandeur in de Leopoldsorde, ridder in de Orde van Malta, grootkruis in de Orde van Leopold II en erekadet van de arbeid. 

De uitvaartplechtigheid vond plaats in de Onze-Lieve-Vrouw-Tenhemelopnemingskerk te Nieuwerkerken.

Zijn dochter Diane D'haeseleer en schoonzoon Willy Van Renterghem waren ook politiek actief voor 
de PVV.


Bronnen:

liberaalarchief.be
G.Coppens, G.Van den Eede, de geschiedenis van de liberale partij te Aalst 1846-2002'
Vlaamsparlement.be





Burgemeesters van Aalst : 1971 - 1976 Marcel De Bisschop


Marcel De Bisschop (Aalst, 3 augustus 1907 - Aalst, 15 juli 1991) was een Vlaamse politicus voor de CVP.

Hij was de zoon van een in Aalst goed gekende nijveraarsfamilie. Zijn vader was de eigenaar van de overbekende ijzerhandel 'De Bisschop', die ondertussen jammer genoeg ook verdwenen is uit het straatbeeld.

Marcel ging eerst naar het Sint Maarteninstituut, maar men raadde vader Louis aan om hem naar het Jezuïetencollege te laten gaan. Marcel voltooide zijn middelbare studies aan het Sint Jozefscollege en daarna trok hij richting Gent om er farmacie te studeren aan de Rijksuniversiteit. Dat was in 1926.

Marcel koos voor de franstalige afdeling van de universiteit om er op die manier de 'Nolfbarak' te saboteren. De 'Nolfbarak' was een spotnaam voor de universiteit, naar de minister die de tweetaligheid van de universiteit in een wet gegoten had.  Marcel ging daar dus tegen in, en zijn professoren probeerden hem toch op andere gedachten te brengen en hem te laten kiezen voor de vlaamstalige afdeling ... Marcel weigerde.

Vlaamsgezinde Marcel was dan ook een groot voorvechter van de vernederlandsing aan de universiteit.

Eind jaren '20 leidde zijn vlaamsgezindheid zelfs tot een vechtpartij, toen hij met zijn vrienden tijdens een optreden op de Grote Markt hun pet ophielden tijdens het spelen van de Brabançonne.

Zijn studies moesten even 'on hold' gezet worden voor zijn militaire dienst, die hij volbracht in Mariakerke.

Uiteindelijk studeerde hij af, met onderscheiding, en werd hij assistent van professor Gautot. Daarna werd hij apotheker bij de socialistische mutualiteit, en van 1936 tot 1944 was hij apotheker in de gevangenis van Vorst.

In 1938 was Marcel sergeant in het leger, waarna hij nog verder doorgroeide tot onderluitenant en luitenant. In januari 1940 werd hij gemobiliseerd als reserveofficier en was hij gekazerneerd in Antwerpen. Hij keerde terug naar Aalst, dat het hoofdkwartier werd van de gezondheidsdienst, om vervolgens richting Diksmuide te trekken.

Na de overgave keerde Marcel terug naar Aalst, waar hij een tijd in de Pupillenschool vastzat. Op verzoek van de toenmalige politiecommissaris werd toch Marcel vrijgelaten door de Duitsers, waarna hij werd ingeschakeld bij het Rode Kruis.

Toen hij tijdens de oorlog zijn werk in de gevangenis van Vorst hernam, gaf hij brieven door van de gevangenen, waardoor hij zonder het eigenlijk zelf te beseffen een belangrijke schakel werd in de verzetsgroep 'Groep G'.
Marcel was ook actief bij de Civiele Luchtbescherming in Aalst. 

In 1944 werd Marcel, gesteund door de socialistische partij, apotheker aan het Stedelijk Hospitaal in Aalst. Na de oorlog werd hij een paar dagen in verzekerde bewaring genomen, maar hij op bevel van de procureur werd Marcel weer vrijgelaten. Er werd gezegd dat Marcel nauwe kontakten zou gehad hebben met de collaboratie, omwille van zijn voorliefde voor de Vlaamse beweging.

Marcel hervatte na zijn vrijlating zijn job in het ziekenhuis, maar in 1945 werd hij er toch gedwongen om ontslag te nemen.

Hierop startte hij zijn eigen apotheek in de Gentsestraat (nummer 41). In 1952 verbond hij zijn apotheek aan de Christelijke Mutualiteit.


Maar Marcel kennen we natuurlijk het best als burgemeester van Aalst.

Hij was, zoals kan blijken uit al het voorgaande, een gekende figuur in Aalst, zeker al omdat hij deel uitmaakte van verschillende verenigingen. 'Het Vlaamsch Kruis', 'de Bond voor Luchtbescherming', 'De Fotografische Kring' en 'De Vlaamsch Nationalistischen Studiekring "De Vriendschap"'. 
Daarnaast was hij ook nog voorzitter van de Koninklijke Fanfare "Kunst en Vermaak", voorzitter van De Vereniging der Aalsterse Komische Groepen en mede-oprichter van de Draeckenieren.

Toen de stad ermee dreigde om enkele groepen uit de stoet te weren, kwam Marcel in 1957 op het idee om de Vereniging voor Aalsterse Komische Groepen op te richten. Binnen deze organisatie werden de Aalsterse carnavalsgroepen verenigd, om zo sterker te staan tegenover het stadsbestuur. Hij werd aldus voorzitter van het eerste echte carnavalsverbond. De groepen die bij dit verbond aansloten, zouden enkel in Aalst in de stoet te zien zijn, waardoor 'de Jacquetten' en 'de Aalsterse Gilles' dus niet konden deelnemen. Ook 'De Sloebers' maakten geen deel uit van het carnavalsverbond, omdat ze van zichzelf zegden dat ze een dramatische groep waren in plaats van een komische groep.   

De CVP (Christelijke Volkspartij) zag dat Marcel heel druk bezig was in het verenigingsleven, en wou hem dan ook persé in de politiek betrekken.
Hij kwam in 1958 op voor de gemeenteraadsverkiezingen, en met ongeveer 1 500 voorkeurstemmen werd Marcel ook meteen verkozen als gemeenteraadslid voor de CVP. 
Hij was in die tijd ook voorzitter van de CVP-afdeling van het Volksplein. 


De burgervader stond ook gekend als een échte karnavalist, en maakte sinds 1959 deel uit van het feestcomité, in de functie van 'feestbestuurder'. Hij werd door sommigen zelfs beschouwd als opvolger van Alfred Kelders. Hij was trouwens ook 'stichtend' lid van de Draeckenieren.
Als medestichter was hij zelfs ooit het enige lid van de "Kaiserlycke Souvereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst". In de statuten van de vereniging staat namelijk vermeld dat politici geen deel kunnen uitmaken van het bestuur van de Draeckenieren.
En aangezien Marcel de enige politicus was van de bende, hebben ze van hem dan maar een ‘gewoon’ lid gemaakt, terwijl alle overige Draeckenieren een bestuursfunctie hadden.
Hij was dus het enige ‘gewone’ lid van de vereniging.

Onder zijn leiding als 'feestbestuurder' werden enkele veranderingen ingevoerd. Zo werd de stoet ingekort, omdat de toeschouwers na het bekijken ervan, nog wat tijd (en goesting) zouden hebben om nog iets te gaan drinken in de cafés. In 1960 werd dan ook de ajuinworp ingevoerd naar een idee van Jules Boelens. Marcel wou van carnaval opnieuw een evenement maken dat tot ver over de grenzen bekend zou zijn. Ondanks het verdwijnen van de Vereniging der Aalsterse Komische Groepen begin jaren '60, bleef Marcel opkomen voor de Aalsterse carnavalsgroepen. Zo ijverde hij eveneens voor een werkhal voor de carnavalsgroepen en kwam begin de jaren '60 met het idee op de proppen om de Couverture ter beschikking van de groepen te stellen. Schepen Benoni Ringoir vond dit een goed idee en kocht het gebouw van de Couverture voor de stad aan. De Couverture werd gebruikt als stadsfeestzaal, maar ook de carnavalsgroepen konden er terecht om hun wagen op te bouwen.  

Omwille van zijn drukke politieke agenda nam hij eind van dat jaar ontslag als feestbestuurder, een functie die hij in 1965 echter opnieuw zou opnemen.


In 1961 ging het nog een politiek trapje hoger, en werd hij verkozen tot voorzitter van de Aalsterse CVP.
Vier jaar later, in 1965, werd hij door zijn partij ook aangeduid als eerste plaatsvervanger voor de Senaat. Marcel werd toen met maar liefst bijna 90% van de stemmen in 1969 opnieuw verkozen tot voorzitter van de CVP Aalst. Marcel was daarnaast ook actief binnen het A.C.V.-L.B.C. (Algemeen Christelijk Vakverbond).

Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen van 1970 werd een enquête gehouden bij de Aalsterse jeugd over wie zij het liefste burgemeester zagen worden. De Bisschop kwam samen met Bert Van Hoorick, Louis D'Haeseleer, Frans De Brul en Benoni Ringoir uit de bus als de belangrijkste kandidaten. Tijdens zijn verkiezingscampagne pleitte Marcel onder meer voor meer en betere sociale woningen, een 'open' politiek en een opwaardering van Aalst als centrumstad.

Bij de coalitievorming na de verkiezingen werd al vlug een akkoord bereikt tussen de CVP en de BSP (Belgische Socialistische Partij). Hierbij zou Van Hoorick het burgemeesterschap krijgen en De Bisschop het voorzitterschap van de K.O.O. (Kommissie voor Openbare Onderstand - voorloper van het OCMW). 
De socialisten en de katholieken hadden dat jaar de verkiezingen gewonnen (respectievelijk met 8994 en 9576 stemmen) en men wou een voorbeeld stellen door naar het volk te luisteren. 
De Bisschop kreeg 1 467 voorkeurstemmen achter zijn naam, maar de socialist Van Hoorick behaalde er maar liefst 3 579. Hierdoor werd Marcel de 3de populairste politicus in Aalst. Tweede in het rijtje werd zijn partijgenoot Henri Van der Veken met 2 711 stemmen. 
Een maand na het akkoord, brak de CVP echter met de socialisten, en wou zelf het burgemeesterschap invullen. Hiervoor hadden ze gesprekken gevoerd met de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV - de liberalen) en de VolksUnie (VU - Vlaams-Nationalisten). Een nieuwe coalitie werd dus gevormd, en de socialisten werden buiten spel gezet. Marcel werd naar voren geschoven als kandidaat burgemeester, en zo kwam het dat hij op 9 februari 1970 de eed kon afleggen als kersvers burgemeester van Aalst bij de gouverneur. 

Marcel noemde zichzelf een non- conformist" en werd als burgemeester al gauw een buitenbeentje tussen alle andere 'ernstige politici'. Hij was echter heel erg geliefd bij het volk omwille van zijn humor, gulheid en edelmoedigheid. 

Bij de daaropvolgende gemeenteraadsverkiezingen in 1976 werd Marcel aanvankelijk door de CVP naar voor geschoven als lijsttrekker, maar uiteindelijk werd hij lijstduwer en mocht Van Der Veken de lijst van de CVP aanvoeren. Marcel zou zichzelf niet meer opvolgen als burgemeester.. Het werd Louis D'Haeseleer (PVV). Marcel zetelde (met 2 393 stemmen) wel opnieuw in de gemeenteraad, en dit in de Leefmilieuraad.

In 1977 gingen Jackie D'Herde, Odilon Mortier, Jos De Geyter en Marcel naar het Bulgaarse Gabrovo om hen ook daar te laten kennis maken met carnaval. Dit zou meteen ook het begin zijn van een echte vriendschapsband tussen beide steden. Tijdens de jaarbeurs van 1982 werd een Bulgaarse avond georganiseerd, die opgeluisterd werd door enkele Bulgaarse folkloregroepen. Een kostuum van de Aalsterse Gilles werd geschonken aan het museum van de satire in Gabrovo. 

In 1978 werd Marcel De Bisschop, na het ontslag van Gilbert Bourlon, en op vraag van burgemeester Louis D'Haeseleer verrassend de nieuwe schepen van Feestelijkheden, Middenstand en Economische expansie. Hiervoor moest hij wel overstappen naar de PVV. De breuk tussen Marcel en de CVP had eigenlijk niemand zien aankomen, al had hij zich in de gemeenteraad wel al een paar keer als onafhankelijke opgesteld. De overstap van de CVP naar de PVV viel uiteraard niet bij iedereen in goede aarde, en zelfs binnen de PVV reageerde men vol ongeloof.

In een artikel in De Nieuwe Gazet van Aalst werd Marcel hard aangepakt hiervoor, en men eiste zijn onmiddellijk ontslag. "Gij zijt te ver gegaan, Marcel. Gij hebt politiek met carnaval verward. Gij moogt veel aan uw laars lappen, maar niet de regels van de democratie, gelijk een echte bisschop. Toen 2 393 kiezers u in 1976 opnieuw naar de gemeenteraad stuurden, hebt gij een opdracht ontvangen, en ze aanvaardt maar misbruikt. Zonder één kiezer te raadplegen of u op een andere lijst te laten verkiezen, zijt gij plots naar een ander kamp overgelopen voor een schepenwedde."

Als schepen pleitte Marcel in 1980 voor de modernisering van de Keizershallen, die hij wou laten ombouwen tot een grote evenementenzaal. Vanaf het moment dat Marcel schepen werd, zat er ook een haar in de boter tussen hem en de toenmalige Feestcomitévoorzitter Frans Wauters. Volgens Frans was Marcel sinds zijn overstap naar de PVV veel strenger geworden voor het Feestcomité. Zo zette hij het comité onder druk om de regel voor de carnavalsgroepen i.v.m. het niet deelnemen aan stoeten buiten Aalst te schrappen. Het Feestcomité bezweek uiteindelijk toch onder de druk en Marcel verklaarde dat dankzij hem de groepen hun vrijheid terug gekregen hadden. 
Ook Kamiel Sergant ging niet akkoord met de handelswijze van Marcel en de PVV en nam hierop ontslag bij het AKV. 

Voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1983 stelde Marcel De Bisschop zich niet meer verkiesbaar. Hij vond dat het zo langzaamaan tijd was om op pensioen te gaan. Hij werd echter wel nog benoemd tot ere-schepen van Aalst. Tijdens zijn laatste gemeenteraad hield hij een toespraak, waarin hij met heimwee terugdacht aan de gemoedelijke zittingen in de vroegere raadzaal. Verder uitte hij nog kritiek op de gemeentenfusie, de pers en de adviesraden. Zijn ervaring als schepen beschreef hij als een desillusie, omdat hij als aanvulschepen nooit geraadpleegd werd in zaken waar hij als schepen en academicus in bevoegd was.

Op 16 september 1997 werd Stichting Marcel De Bisschop: Aalst-Gabrovo vzw opgericht, met als doel hulp te verlenen aan de bevolking van Gabrovo in Bulgarije, zowel op humanitair, sociaal, cultureel, educatief en wetenschappelijk vlak, evenals inzake mobiliteit en gezondheidszorg.

Begin 2011 werd de naam echter gewijzigd in Mensen Dienen Bulgarije: Aalst-Gabrovo. De afkorting MDB: Aalst-Gabrovo bleef behouden.

Een tijdlang werd door de Stichting Marcel De Bisschop een bier verkocht, Nen Biskop, genaamd naar Marcel De Bisschop.


In 2007 verscheen een boek over hem: "Ik heb een steen verlegd. Marcel De Bisschop (1907-1991)"

Een leuke anekdote :Marcel woonde nog in de ijzerwinkel bij zijn ouders in de Gentsestraat. Hij was nog geen zelfstandige apotheker en werkte in de gevangenis van Vorst.

Op een goeie dag had hij zich overslapen. Toen men telefoneerde vanuit de gevangenis en naar hem informeerde, zegde de vrouwelijke bediende dat ze hem aan de telefoon zou roepen. Na verscheidene keren roepen onderaan de trap, verscheen Marcel in zijn sleppen in het bureel en zette zich op een hoek van de bureau .   Na wat over en weer gepraat, antwoordde hij: “ ik kom direct af, ik ben daar direct…” alsof Vorst gewoon achter de hoek lag.  Een goed half uur later was hij klaar, zegde iedereen goedendag, stapte buiten, nam de eerst beste fiets die tegen de gevel van de winkel stond en reed fluitend naar het station.

Veel jaren later zou Marcel nog burgemeester van Aalst worden en zich, op zijn eigen minifietsje, naar alle plechtigheden in de stad begeven. Enfin, àlle plechtigheden is er misschien wat over, want hij stond nu ook niet meteen bekend om zijn 'organisatorische talenten'. Vaak kwam hij te laat, of zelfs niet opdagen op een afspraak, wat natuurlijk niet altijd in dank is aangenomen.

En hoe zit het nu met de carnavalsgroep 'de blaa biskoppen' ?
Wel in de stoet van 1979 verschenen er in de stoet overal blauwe bisschoppen, een verwijzing naar de overstap van Marcel van de CVP naar de PVV. Ook Jos Blommaert en zijn groep trokken een blauw bisschoppenkostuum aan, en dat was meteen ook de start van de carnavalsgroep.

Michel Cleemput bracht in 1974 een hit over 'den boerenmiester' ten gehore. Het lied is tee horen op de langspeelplaat 'Hier sprekt men Oilsjters'. In dit lied gaat het vooral over de broodnodige steun die de Aalsterse groepen niet kregen. Marcel zou de enige politieker zijn die luisterde, en ook veel beloofde aan de carnavalisten Dit resulteerde in volgende tekst :

'Hé berremiester, ge wetj dammen a geiren zing, lotj insj zing hoe geiren da goi ons ziet (2x)
En geift ons, geift ons, geift ons, geift ons wa poeng, de groepen van Oilsjt die emmen da vandoeng. Doeget ten, doeget ten, hé Bisschop, hé Bisschop

‘De Bisschop' wordt trouwens ook vernoemd in de carnavalshit 'Bleif van men flosj' van Prins Michel (1991) en Antoine (1964) : 

Op 1:06 :

Biiiiiskop, goi zetj ver ons nen toffe kadei, (zooot)
ge kost ver ons nog zes joren mei, wa zedde goi nen oe-oe-oe, oe-oe-oe, oe-oe ...
Biiiiskop, gezeiten op nen mini velo,
in het stadscircus door wordje de klau, mor toch nen toffe knul ...

Marcel overleed op 15 juli 1991 na een woelige politieke carrière.
Hierbij het bidprentje van Marcel :



Bronnen

Spreekbeurt van mezelf SMI 1986 (bronnen niet meer gekend)
Gazet van Aalst 7/11/70 - 6/2/71
De Voorpost 8/10/76 - 20/10/78 - 3/11/78
MadeInAalst

zondag 20 oktober 2019

Burgemeesters van Aalst : 1956 - 1971 Frans Blanckaert

Iedere Aalstenaar kent wel ‘den broinen dreif’, de dreef die tussen het natuurpark Osbroek en de voetbalterreinen ligt. De officiële benaming is de Frans Blanckaertdreef. 
Maar wie was nu eigenlijk die Frans Blanckaert? 

Frans werd geboren te Aalst op 18 juli 1903 en is ook hier gestorven, op 17 april 1981 


Alhoewel hij sinds begin maart in het stedelijk hospitaal voor verzorging was opgenomen, kwam zijn overlijden toch eerder onverwacht. Frans was zelfs in de laatste maanden van zijn leven regelmatig nog in het straatbeeld te zien, steeds met de legendarische “sigaar” tussen de lippen.
Hij woonde onder andere in de Osbroekstraat (nr 24) en dus was het ook maar logisch dat men in de buurt bleef om hem een straatnaam te schenken. 

Hij was voor de stad de vereenzelviging van een correct Burgemeester die vanaf 20 november 1956 tot 1958 een coalitie leidde van socialisten en liberalen en van 1959 tot 7 januari 1971 een samengaan van socialisten en christendemocraten op een meer dan voorbeeldige wijze voorzat. 
Het was een verrassende benoeming, die abrupt eindigde toen hij na 14 jaren op 07/01/1971 besloot om de aktieve politiek vaarwel te zeggen. 

De laatste jaren van zijn leven was hij wat verbitterd over de manier waarop hij in 1971 aan de kant gezet werd. De BSP-federatie had toen immers besloten om de leeftijdsgrens voor een mandaat vast te leggen op 62 jaar. Blanckaert ‘out’ dus. 

In de krant van 1970 lezen we hierover de volgende verklaring : 

Door burgemeester Frans Blanckaert werd een persconferentie gedaan die we hierdoor laten volgen : 
Na ruggespraak met een delegatie van het BSP bestuur van de stad Aalst op dinsdag 12 mei, heeft de heer Frans Blanckaert het besluit genomen om af te zien van zijn gestelde kandidatuur voor de aanstaande gemeenteraadsverkiezingen van 11 oktober 1970. 
Het BSP bestuur had immers geweigerd om in te gaan op het opheffen van de leeftijdsgrens waarop de heer Blanckaert krachtens de bestaande statuten had verzocht. Evenmin werd op zijn verzoek ingegaan om nog voor beperkte tijd als raadslid te zetelen. 
Alhoewel de heer Blanckaert deze maatregel tegenover hem getroffen ondemokratisch en onrechtvaardig vindt, heeft hij beslist zich te gedragen naar de door het arrondissementeel kongres en het partijdbestuur genomen beslissing. 
Hij zal dus geen kandidaat zijn op de lijst van de BSP noch afzonderlijk!

Frans was van 4 juni 1937 tot 29 januari 1947 en van 8 april 1953 tot 7 januari 1971 lid van de gemeenteraad.

Voordien was hij ook al lid van de commissie van Openbare Onderstand, de C.O.O., waarvan hij in de periode 1 juli 1953 tot 19 november 1956 voorzitter is geweest.

Blanckaert was een eminente persoonlijkheid binnen het politieke leven deze stad. Eenmaal, in de jaren ’50, werd hij verkozen tot provincieraadslid en in het beroepsleven was hij verzekeringsagent bij de P.S.


Burgemeester Blanckaert zetelde in de periode voor de oorlog namens de Belgische Werklieden Partij (B.W.P.) en vervolgens namens de B.S.P. (de Belgisch Socialistische Partij)
Mensen die hem in deze functies gekend hebben noemen hem steeds een loyaal en net politicus die heel wat belangstelling opbracht voor het volkse en culturele leven in onze stad.
Frans was ook op andere terreinen heel aktief. Zo was hij van 1946 tot 1954 drie maal verkozen tot provincieraadslid. Hij stichtte ook Progecov, waarvan hij tot in 1970 voorzitter bleef. 
Maar ook in de Interkommunale Land van Aalst, Edas en Interdender was hij aktief als voorzitter. 
Meer dan 25 jaar lang bleef hij de beheerder van de Socialistische Coöperatieve Vooruit.

Hij had zijn hart verpand aan onze stad en is er dan ook gebleven tot aan zijn dood. Meer bepaald was hij gevoelsmatig verbonden met de watertorenwijk waar hij in de Sint Jansstraat werd geboren en waar de André Goffaertstraat zijn laatste verblijfplaats was. Hij stimuleerde er het gemeenschapsleven en in het beste deel van zijn leven was hij bijzonder actief in het verenigingsleven. Zo was hij lange tijd voorzitter van de socialistische harmonie “Hand in Hand” en van “Kunst, Licht en Vrijheid”.

Naast deze activiteiten betoonde hij ook veel belangstelling voor de sociale huisvesting en toen in deze legislatuur aan de Rerum Novarumstraat (aan den “Tir” zoals men in Aalst zegt) sociale woningen voor de derde leeftijd werden ingehuldigd, tekende hij natuurlijk ook aanwezig. 
Ook was hij de stimulator achter de Socialistische bouwcoöperatieve DEWACO dewelke onder zijn voorzitterschap tot volwaardige ontplooiing is gekomen en - we tekenen 1981 - reeds 184 appartementen aan de Rozendreef heeft opgetrokken.

Van in zijn legislatuur dateren ook de plannen voor de bouw van een tweede zwembad op rechteroever, en de Ringlaan naar Dendermonde toe (aansluitend op de Brusselse steenweg).
Er werd een nieuw politiecommissariaat gebouwd en de watertoren werd vernieuwd. 
Samen met de CVP bouwde hij een nieuw slachthuis en er werd begonnen met de uitbouw van het Osbroek-sportcentrum. 
Ook de aanleg van het industriepark Wijngaardveld gebeurde onder zijn burgemeesterschap. 

Binnen de B.S.P. bouwde hij zich een even correct imago op, hij was en bleef socialist gedurende gans zijn leden. 
Zijn vrouw omschreef hem als volgt : 

Men kon niet zeggen dat mijn man burgemeester was, we zijn altijd onszelf gebleven, zonder hoogmoed”.

En dat bleek ook het idee van de meeste stadsgenoten. Een rustig, aimabel man, die niet overhaast zijn beslissingen nam, maar zich altijd eerst grondig liet informeren.
Daar waar nodig kon hij zich heel neutraal opstellen. 

"In alle intimiteit werd zijn as op het kerkhof van “zijn” stad uitgestrooid. Het was de wens van zijn echtgenote en familieleden zijn nagedachtenis in een serene sfeer te laten verlopen. Toch wenste de S.P. langs deze weg zeer nadrukkelijk hulde te brengen aan Frans Blanckaert en zijn verdiensten binnen de socialistische beweging, de stad en de provincie te onderstrepen".

De Frans Blanckaertdreef

Men wou, net als bij de meeste andere burgemeesters, ook zijn naam eren en toekennen aan een straat, laan of plein. 

In eerste instantie werd geopperd om zijn naam te geven aan de ‘Korte Sint Jansstraat’, maar men zag af van dit idee en zag de dreef aan de ingang van het Osbroekpark als de ideale locatie. 

De dreef die uitgroeide als parking voor de bezoekers van zowel het Osbroekpark, de sportterreinen en het stadspark. De dreef ook die in het Aalsterse beter gekend is als ‘den broinen dreif’. 

Tja, deze bijnaam heeft de dreef gekregen omdat het een bekende rendez-vous plaats is in het homo milieu. In je auto de krant lezen doe daar best met je deuren op slot, vrouwen zijn er relatief ‘veilig’ ... 
Met andere woorden, het is daar een constant gaan en komen, en elke stilstaande wagen met man(nen) aan boord wordt daar steevast als mogelijke date gezien.

In 2003 liep het een beetje uit de hand. 
Ouders en grootouders die hun kinderen en kleinkinderen naar de avondlijke trainingen brachten van de Atletiekclub Eendracht Aalst waren verontrust over het rendez-vous gebeuren in deze doodlopende straat. Ook het bestuur van de club zag met lede ogen het alsmaar meer 'tippelen' van homo's en hetero's en ook het toenemende druggebruik kon niet meer genegeerd worden. De Lokale Politie kende het probleem en voerde er dagelijks controles uit.

Maar dat bleek echter niet afdoende. Op het moment dat ze met hun combi de hoek omdraaiden, stoven de tippelaars, hun klanten en de druggebruikers langs alle kanten weg. 
Vluchtwegen zijn er natuurlijk genoeg om ongezien via het stadspark of het natuurreservaat te ontkomen. 
In 2003 werd de verlichting aangepast, maar ook dat bleek niet voldoende om de donkere dreef afdoende te verlichten.

Hoewel het probleem dus wel gekend was, werd de bezorgdheid van de ouders door het bestuur toch  bestempeld als ongegrond. 
,,De kinderen worden aan het sportveld opgewacht door de trainers. Ze blijven constant bij hun groep onder toezicht. Onze club is in opmars. Er komen meer en meer jongeren naar de trainingen. Dat zorgt tevens voor een supplementaire sociale controle'', klonk het.

,,Het probleem is gekend en blijft een aandachtspunt en we doen inspanningen om het gebeuren in de dreef in te dijken'', zei woordvoerster An Savoye. ,,Dagelijks zijn er controles van zowel agenten in uniform als in burger”.

Tegenwoordig hoort men niet veel meer van overlast daar. 
De verlichting is aangepast en de ‘overlast’ is verminderd. 

Maar best ook, want een slechte naam, da’s iets wat de oud-burgervader zeker niet verdiend heeft. 

Op maandag 23 januari werd in de Frans Blanckaertdreef  begonnen met het rooien van de 26 zieke  paardenkastanjebomen. Deze leden aan een bloedingsziekte en ze zouden het zeker niet kunnen overleven.
Er komen nu nieuwe paardenkastanjes die geen vruchten dragen, zo kunnen auto’s veilig parkeren zonder dat er vruchten op de auto’s vallen, want dat was vroeger ook wel een vaak gehoorde klacht bij de automobilisten.

Aalst houdt van de meeste van zijn burgemeesters, en Frans is daar zeker geen uitzondering op. 
Een gedreven man, die op een rustige manier geen enkele discussie uit de weg ging. 
Iemand die op zijn strepen stond, maar ook geen ‘riezje en krakkiel’ wou. 


Bronnen

Voor Allen, 17/04/1981, 16/05/1970
Het Nieuwsblad 10/12/2003
De Voorpost 17/04/1981
Portretfoto 1960 via MadeInAalst

Burgemeesters van Aalst : 1952 - 1956 Oscar Debunne

Oscar Auguste Debunne (Vorst, 24 april 1921 - Ukkel, 11 mei 2006) was een Belgisch politicus en burgemeester voor de BSP

Debunne werd geboren als Oscar Debeuf, uit de relatie van Auguste De Bunne en Bertha Debeuf. Na het overlijden in 1935 van de eerste vrouw van Debunne, trad het koppel in het huwelijk en werd Oscar als zoon Debunne erkend.

Hij promoveerde tot doctor in de rechten (1943) aan de Rijksuniversiteit Gent en was actief in de gewapende weerstand. Na zijn legerdienst werd hij advocaat aan de balie van Kortrijk. In 1948 werd hij algemeen secretaris van het Emile Vanderveldeinstituut, het studiecentrum van de Belgische Socialistische Partij (BSP).

In 1952 werd hij door de partijinstanties naar Aalst gestuurd om er de interne twist in de plaatselijke BSP bij te leggen. Niet alleen slaagde hij erin, maar bij de gemeenteraadsverkiezingen van oktober 1952 verloor de CVP de absolute meerderheid en werd Debunne burgemeester, aan het hoofd van een coalitie van socialisten en liberalen. Van 1954 tot 1956 was hij eveneens socialistisch volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst.

In april 1956 nam hij uit beide functies ontslag in enigszins mysterieuze omstandigheden, waarbij men hem een tijdje in de kranten als 'onvindbaar' vermeldde.

Hij was verliefd geworden op een jonge medewerkster en vluchtte in april 1956 met haar. Hij had op het stadhuis een brief met zijn ontslag achtergelaten en ook zijn ontslag als volksvertegenwoordiger ingediend. Interpol werd ingeschakeld om hem op te sporen en men vond het koppel een week later terug ... in Napels. Kort nadien , op de vooravond van 1 mei keerde hij naar Aalst terug en men vroeg hem om met de fanfare Hand aan Hand mee op te stappen in de 1 mei-stoet. Hij deed dat ook en de Aalstenaars hadden hem zijn "misstap" blijkbaar vergeven want hij werd hartstochtelijk toegejuicht. Maar hij bleef bij zijn besluit om ontslag te nemen en verdween uit het politieke leven.Bron: In Tegenstroom, de memoires van Bert Van Hoorick, pagina 282.

Hij werd adjunct-vaste vertegenwoordiger van de Verenigde Naties bij de Raad voor technische bijstand aan India en Nepal. Van 1960 tot 1967 was hij verbonden aan het secretariaat van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in Parijs en werd er directeur van de economische afdeling in Brussel (1973-1975).

In 1975 werd hij directeur van het Emile Vanderveldeinstituut - SEVI (tot 1986). In deze periode was Debunne ook secretaris Internationale Betrekkingen van de (Belgische) Socialistische Partij (1977-1988) en vertegenwoordiger van de (Belgische) Socialistische Partij bij de Socialistische Internationale (1976-1989). Hij was ook voorzitter van de Raad van Advies voor Ontwikkelingssamenwerking van 1978 tot 1982 en voorzitter van het Fonds voor Ontwikkelingssamenwerking tussen 1982 en 1992.

Vanaf 1990 was hij directeur van het European Institute for South and South-East Asian Studies in Brussel. Debunne was ook stichter-voorzitter van de bouwcoöperatieve voor Dender- en Waasland DEWACO.

Publicaties

De kapitalistische concentratie, Gent, 1950
Marxisme en socialisme, Brussel, 1954.
Proeve tot benadering van enkele problemen in verband met kunst, Aalst, 1955.
Réévaluation du marxisme, Brussel, 1955.

Literatuur

Paul VAN MOLLE, Het Belgisch Parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972.

Burgemeesters van Aalst : 1947 - 1952 Jozef Borreman


Jozef Victor Leo Borreman (Aalst, 6 november 1899 - Oudergem, 15 juli 1980) was een Belgisch politicus voor de CVP. Hij was burgemeester van Aalst. 

De vader van Jozef was Léon Borreman, zijn moeder was Joséphine-Thérèse Stobbaerts. 
Jozef huwde met Daisy Wenseleers, en samen kregen ze 3 kinderen : Elise, Hélène Marguerite Marie Caroline Léonie, en Marie.



Borreman beëindigde zijn humaniora aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna studeerde hij aan de Nijverheidschool in Gent om zich daarna te vestigen als nijveraar in Aalst. 
Hij was reserve-luitenant in het Belgisch leger en was vanaf 1932 rechter bij de Koopmanshandelsrechtbank. 
In 1941 werd hij voorzitter van deze rechtbank. 
Hij was ook bestuurslid en vanaf 1939 voorzitter van de Technische scholen.


Borreman werd in 1947 burgemeester van Aalst. 
Hij volgde in deze hoedanigheid de socialist Alfred Nichels (BSP) op. In 1953 belandde hij in de oppositie en werd hij opgevolgd door Oscar Debunne (BSP). 


In Aalst is een straat naar hem vernoemd, met name de Jozef Borremanstraat.

Burgemeesters van Aalst : [1940 - 1944] Victor Boque (niet officieel)

(Aalst 18 december 1888 – Aalst 8 oktober 1953).
Victor was de zoon van Felix Bocqué, kleermaker-handelaar en medeoprichter van de SM Volksverheffing. Hij trad reeds zeer jong op als propagandist, en werd één van de leiders der Jong Daensisten. 

Hij is getrouwd met Maria Virginia le Lievre op 13 juli 1910  te Aalst
Omstreeks 1910 was hij medestichter en eerste secretaris van de Kristendemokratische Bond van het arrondissement Aalst. In augustus 1917 traden de Jong Daensisten in groep toe tot het activisme, dat in het arrondissement een sterke daensistische inbreng kende. Bocqué werd bestuurslid van de activistische kring Ontwaakt en redactielid van het weekblad De Nieuwe Tijd.
Na de Eerste Wereldoorlog speelde hij samen met onder anderen Jan-Baptist de Neve en Jan de Beul in het arrondissement Aalst een belangrijke rol in de toenadering tussen de daensisten en de Fronters. In 1919 leidde dat tot een provinciaal verkiezingskartel in Oost-Vlaanderen (3 verkozenen) en vier jaar later tot een akkoord om de Christene Volkspartij en het Het Vlaamsche Front tot één organisatie te versmelten.
Victor Bocqué zetelde in Aalst als gemeenteraadslid, kandideerde op verkiezingslijsten, bekleedde partijfuncties op lokaal en arrondissementeel niveau en werkte actief mee aan de uitbouw van de partijorganisaties die mede aan de basis hebben gelegen van de opgang van het Vlaams-nationalisme in het interbellum in het Aalsterse. Hij was aandeelhouder van de SM Drukkerij Volksverheffing en van de Vlaamsche Spaar- en Leenbank.

Aangezien Alfred Nichels zijn ambt niet meer mocht uitoefenen van de Duitse bezetter, werd hij vervangen door de Vlaamse Nationalist Victor Bicque.
Op 18 oktober 1940 wordt hij bij besluit van secretaris-generaal Jean Vossen tot burgemeester benoemd, wat hij tot september 1944 bleef.

In september 1944 echter eiste Nichels zijn ontnomen functie terug op, en bleef hij burgemeester tot 5 maart 1947. De veroordeling van Victor tot 1 jaar gevangenisstraf werd door het krijgshof op 4 december 1947 in beroep tot een vrijspraak herleid.

Victor is door deze hele situatie niet opgenomen op de officiële lijst van Aalsterse burgemeesters, maar hier krijgt hij natuurlijk wel een plaatsje wegens 'bewezen diensten'.

Hij kreeg, in tegenstelling tot zijn voorganger van WOI, wel een straat in Aalst. Mede met de steun van de socialisten.


Bronnen

B.De Wever, 'Greep naar de macht, Vlaams nationalisme en nieuwe orde, VNV 1933-1945', 1994
nevb.be/wiki 

Burgemeesters van Aalst : 1933-1940 / 1944-1947 Alfred Nichels

Alfred Frans Nichels is geboren op 05-04-1873 in Aalst, zoon van Polycarpus Nichels en Barbara Grade. Hij was burgemeester van Aalst van 1933 tot 1940 en van 1944 tot 1947.

Alfred is overleden op 27-09-1949 in Aalst, 76 jaar oud. Hij werd burgerlijk begraven in Aalst.

Adressen:  Fabrieksplein 14 (1905) > Maanstraat 35 > Maanstraat 18 > Eugeen Bosteelsstraat 22


Alfred was de zoon van Albéric Nichels, gemeenteraadslid te Aalst en Oost-Vlaams provincieraadslid. Alfred had als eenvoudige werkman toch adellijke voorouders. Zijn overgrootouders waren namelijk Jonkheer Emmanuel Franciscus Nichels en Jonkvrouw Maria Catharina Benedicta Dommer. Als laaggeschoolde schrijnwerker ontwikkelde hij zich tot een vooraanstaand politieker.

Hij trouwde op 25-01-1899 in Aalst met Leontina Matthieu, toen 21 jaar oud. Leontina is geboren op 04-06-1877 in Aalst, dochter van Nicolaas Matthieu en Pelagia Maria Cornand. Leontina is overleden in 1954 in Aalst. Zij werd burgerlijk begraven in het familiegraf in Aalst. Zij was vroedvrouw van beroep.

Hij was zeker ook een veelzijdig man. Zo was hij voorzitter van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) van Aalst, maar ook medestichter en secretaris van meerdere socialistische vakbonden, directeur van de coöperatie “Hand in Hand” en medestichter en secretaris van de socialistische mutualiteit in Aalst.

Tijdens WO I was hij lid van het Aalsterse en Oost-Vlaams Hulp- en Voedingscomité, tijdens WO II was hij lid van de weerstand.

Hij was lid van het beheerscomité van arbeiderswoningen en korte tijd ondervoorzitter van de werkbeurs van Aalst.

Zijn politieke carrière begon hij in 1902 toen hij werd aangesteld als partijsecretaris.
Op 16 november 1919 werd hij socialistisch volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst, een functie die hij zal blijven uitoefenen tot 17 februari 1946. In 1921 werd hij verkozen tot gemeenteraadslid en bleef dit tot aan zijn overlijden in 1949.

Alfred werd tweemaal schepen, van (18-08-1924 tot 07-12-1925) en van (10 januari 1927 tot 03-05-1932). Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1932 leden de katholieken een nederlaag en er werd een coalitie gevormd tussen socialisten en Vlaams-nationalisten.

Alfred Nichels werd de eerste socialistische burgemeester van Aalst. Hij werd op 25 april 1933 benoemd en op 4 mei 1933 aangesteld en werd zo de eerste niet-katholieke burgemeester sinds 1871.

In 1934 trokken de Vlaams-nationalisten hun schepen terug uit de coalitie en de socialisten gingen een nieuwe coalitie aan met de liberalen. Na enkele maanden nam deze liberale schepen ook ontslag zodat een nieuwe crisis ontstond en Aalst onbestuurbaar werd.
In april 1935 werd weer een nieuwe coalitie gevormde tussen socialisten, katholieken, liberalen en Vlaams-nationalisten. Nichels bleef burgemeester en Romain Moyersoen werd eerste schepen.

Bij de gemeenteraadsverkiezing van 1938 verloren de katholieken en de Vlaams-nationalisten, een nieuw schepencollege werd gevormd door socialisten en liberalen en Nichels blijft burgemeester.

In 1940 kondigde de burgemeester aan dat, door de oorlogsdreiging het verkleden en maskeren tijdens karnaval niet meer toegestaan was. Tijdens de Duitse bezetting zou er geen plaats zijn voor karnaval. Het enige wat wel kon doorgaan, was de Winterfoor. Ook de danszalen waren geopend. Uiteraard was er van een carnavalssfeer geen sprake meer. 
In het begin van WO II verliet Alfred de stad, vluchtte naar Frankrijk en droeg zijn bevoegdheden over aan schepen Eugeen Deprez.

Hij keerde in juli 1940 terug maar mocht vanaf 7 oktober 1940 door de Duitse bezetter zijn ambt niet meer uitoefenen zodat hij werd vervangen door de Vlaams-nationalist Victor Bocqué. In september 1944 tenslotte eiste hij zijn ontnomen functie als burgemeester terug op en bleef dit tot 5 maart 1947.
Vanaf 1947 was het dan trouwens opnieuw toegelaten om zich te verkleden tijdens de karnavalsdagen. In die tijd was de 'domino' een erg populair figuur in de Aalsterse straten.

Tweedracht binnen de partij en het oorlogsverleden van zijn zoon Alberic (Brick) lagen echter aan de basis van het ontslag van Alfred.

Hij kende een zeer moeilijke ambtsperiode, mede door de oorlog en de talrijke coalitievormingen, waardoor vele van zijn initiatieven in de onderste lade bleven liggen.

Ondanks alles slaagde hij er toch in om onder andere een nieuw zwembad en een school aan het Vredeplein op te richten. Ook liet hij de verouderde gebouwen van het Atheneum afbreken en vervangen door nieuwbouw.
Op 14 februari 1950 werd een straat naar hem genoemd, de oorspronkelijke Brabantstraat werd gewijzigd in “Alfred Nichelsstraat”.


Bronnen:

genealogieonline.nl
madeInAalst (foto)
fiche Alfred Nichels, ODIS


Burgemeesters van Aalst : 1925 - 1932 Romain Moyersoen

Romain Jean Marie baron Moyersoen (Aalst, 2 september 1870 - Aalst, 21 april 1967) was een Belgisch politicus, burgemeester van Aalst en minister voor de Katholieke Partij (CVP).

Hij was tweede kind (eerste zoon) van de tien kinderen van Jean Baptiste Moyersoen, wijnhandelaar en provincieraadslid, en van Eugenie Van den Hende. 
De familie was katholiek en tamelijk welgesteld. Vader was actief in het culturele en politieke leven van de Denderstad. Sedert 1872 was hij katholiek provincieraadslid van Oost Vlaanderen. Hij lanceerde eveneens Charles Woeste, na diens mislukking in Brugge, in Aalst als volksvertegenwoordiger.

Romain was amper 13 jaar toen zijn vader in 1883 overleed. Zijn middelbaar onderwijs voltooide hij aan het Jezuietencollege te Aalst. Daarna volgde hij in het Collège Notre Dame de la Paix in Namen de kandidaturen Wijsbegeerte en Letteren als voorbereiding op een rechtenstudie. 


Hij promoveerde in 1895 tot doctor in de rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven, waarna hij beroepshalve advocaat werd.

Hij trouwde in 1895 met Aline Liénart (1870-1940) en zelf kregen ze ook tien kinderen, waaronder ook de latere CVP minister Ludovic Moyersoen..

Moyersoens politieke en sociale loopbaan begon in 1895, een klein jaartje vóór zijn huwelijk. Hij werd toen te Aalst verkozen tot gemeenteraadslid.  Met een onderbreking van vijf jaar (1922-1927) zetelde hij tot 1938 in de gemeenteraad.  In januari 1908 volgde hij de overleden Léon de Béthune op als schepen van Financiën.  
De bekroning van zijn loopbaan in de gemeentepolitiek kwam er in 1925 toen hij, na het overlijden van Felix de Hert en diens opvolger Eugeen Bosteels, burgemeester van Aalst werd.  

De Oostvlaamse provinciegouverneur, Eerste Minister Prosper Poullet en de liberale minister van Binnenlandse Zaken Eduard Rolin-Jacquemyns zouden Romain Moyersoen ertoe hebben aangezet dit ambt te bekleden.  Aangezien de katholieken in 1926 de gemeenteraadsverkiezingen wonnen, bleef Moyersoen burgemeester.  Pas op 25 april 1933 werd hij door de socialist Alfred Nichels opgevolgd, die samen met het VNV de stad bestuurde.  De spanningen tussen deze twee partijen liepen echter zo hoog op dat een nieuw verbond, ditmaal met de liberalen zich opdrong.  
Na drie besturen liep ook deze coalitie op de klippen en de katholieken traden opnieuw in het schepencollege.  Romain Moyersoen werd schepen van Onderwijs en bleef dit gedurende drie jaar tot juli 1937. In 1900 deed Romain Moyersoen zijn intrede in de provinciale politiek; hij was provincieraadslid tot 1907.  

Zijn nationale politieke carrière startte in 1910 met de verkiezing tot volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst.  
Bij de eerste naoorlogse verkiezingen van 16 november 1919 stond Moyersoen tegen de zin van de oude belaagde kopman Charles Woeste zijn tweede - zekere - plaats af aan een vertegenwoordiger van de christelijk arbeidersbeweging, die politiek niet meer kon worden genegeerd.  Omdat Moyersoen zelf lijsttrekker Woeste niet wou afvallen nam hij genoegen met de wankele derde plaats op de Kamerlijst en werd niet verkozen.  
Bij de daaropvolgende verkiezingen van november 1921 haalden de katholieken te Aalst weer drie zetels, maar ditmaal werd Moyersoen door het spel van de voorkeurstemmen voorbijgestreefd.  Hij kwam evenwel opnieuw in het parlement als provinciaal senator voor Oost-Vlaanderen.  Romain Moyersoen zou in de Senaat blijven tot in 1950: van 1921 tot 1936 als provinciaal senator, nadien door nationale coöptatie.  Van 1936 tot 1939 was hij voorzitter van de Hoge Vergadering en van 1939 tot 1946 fractieleider van de Katholieke Partij in de Senaat. Die Katholieke Partij was in de jaren twintig en dertig in permanente hervorming onder druk van nieuwe krachten als de christen-democraten en de Vlaamsgezinden, twee groepen die elkaar deels overlapten.  

Het 19e-eeuwse geraamte van de partij, de conservatieve en overwegend Franstalige Federatie van Kringen, waar Moyersoen nog aan vasthing, vocht voor het behoud van zijn leidinggevende positie.  Zonder te behoren tot de christendemocratie was Romain Moyersoen toch volksgezind.  Rond de eeuwwisseling was hij in het Aalsterse de stuwende kracht achter de oprichting van pensioenkassen en maatschappijen van onderlinge bijstand geweest.  Deze sociale reflex bleef hem kenmerken en in 1921 was hij korte tijd voorzitter van de Landsbond van Christelijke Mutualiteiten.  
Tevens was hij stichter en voorzitter van de Maatschappij voor Goedkope Woningen voor het gewest Aalst en internationaal voorzitter van het Werk der Volkstuinen. Al in het begin van de jaren twintig zag Moyersoen in dat ook op politiek vlak tegen de sterke democratische stromingen niet meer kon worden opgeroeid en stond hij, soms in felle discussie met federatievoorzitter Paul Segers, een overeenkomst met de standen (arbeiders, boeren en middenstand) voor.  In de Aalsterse Katholieke Associatie, Moyersoens politieke thuishaven, werd de standenvertegenwoordiging ingevoerd.  Een standenvertegenwoordiger werd de gematigde conservatief Moyersoen evenwel nooit, al kreeg hij in zijn eigen arrondissement de steun van de boeren.  Zowel binnen de Federatie van Kringen, waarvan hij bestuurslid werd, als in de centrale katholieke partijorganisatie nam zijn gezag toe, maar voorzitter van de Katholieke Unie werd hij net niet.  In 1935 ambieerde hij de functie, maar hij moest de duimen leggen voor Hubert Pierlot, de latere Eerste Minister. 

Zelf was Romain Moyersoen in de jaren twintig tweemaal minister geweest: in de regering Theunis was hij van 1921 tot 1924 minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering en nadien werd hij, in opvolging van Aloïs Van de Vyvere, tot minister van Economische Zaken en Verwoeste Gewesten aangesteld. Als minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering in de liberaal-katholieke coalitie van Georges Theunis slaagde Romain Moyersoen erin om, ondanks de financiële restricties, een sociale politiek te ontwikkelen en dit vooral inzake sociale huisvesting met premiestelsel en inzake de ouderdomspensioenen.  Minder succesvol was zijn voorstel tot wijziging van de wet op de achturenarbeid dat in de ogen van het ACV en de socialistische pers geen genade vond.  Bij zijn vertrek als minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering werd Romain Moyersoen door het overlijden van twee zonen in één maand tijd in zijn persoonlijk leven zwaar getroffen. 
De verwijdering van Romain Moyersoen uit de regering was echter van korte duur.  

Reeds in september 1924 volgde hij Aloïs Van de Vyvere op als minister van Economische Zaken. Hij hield zich hoofdzakelijk bezig met de regeling van de oorlogsschade en het herstel van de verwoeste gewesten.  Tijdens de kortstondige regering van Aloïs Van de Vyvere (1323 mei 1925) behield Romain Moyersoen zijn ministeriële functie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Romain Moyersoen zich o.a. als beheerder van de Kas voor Voorschotten en Leningen actief in voor zijn stadsgenoten en collega's senatoren. Zijn protest tegen de invoering van de verplichte tewerkstelling leidde tot zijn verbanning uit Aalst naar Antwerpen.  Ook nog tijdens de bezetting vormde zich rond hem een discussiegroep waar vooral vroegere katholieke parlementsleden aan deelnamen.  Zij bereidden een na-oorlogs katholiek partijprogramma voor en vooral binnenlandse politieke vraagstukken kwamen er aan bod.  Hun voorstellen waren eerder behoudsgezind.  Na de bevrijding werd Romain Moyersoen door de regent, prins Karel, tot regeringsformateur aangesteld, maar hij mislukte in zijn opdracht. Omwille van zijn verdiensten op politiek vlak voor het land werd hij bij K.B. van 8 april 1939 tot de adelstand verheven, en werd hem de titel van baron (overdraagbaar op de oudste zoon) verleend.

Op 12 februari 1946 werd Romain Moyersoen door de prins-regent tot minister van Staat benoemd. Op tachtigjarige leeftijd verliet Romain Moyersoen de actieve politiek.  Hij overleed in 1967, zevenennegentig jaar oud. Alhoewel beperkt in omvang weerspiegelen de nagelaten papieren van Romain Moyersoen zeer goed de diversiteit van zijn lange en zeer afwisselende politieke loopbaan.  Over de meeste functies bleven dossiers bewaard, ook al zijn deze vaak weinig omvangrijk en coherent.  Dat is het geval met de bundels over de lokale Aalsterse politiek (o.a. verkiezingen, onderwijs-, Vlaamse- en sociale kwesties, stedelijke financiën), de ministerfuncties van Romain Moyersoen, de organisatie en het programma van de Katholieke Partij in de jaren dertig, de werking van de katholieke Senaatsfractie en over de Eerste en Tweede Wereldoorlog en hun nasleep te Aalst en op nationaal vlak (o.a. repressie en epuratie). Interessant voor de onderzoeker en uniek is vooral de uitgebreide en verscheiden briefwisseling met vele prominente katholieke politici uit de tussenoorlogse periode.  Moyersoens persoonlijke rol in de uitbouw (jaren twintig) van een prille sociale wetgeving (vooral arbeidsduurverkorting en sociale huisvesting) die onder druk van sociale en politieke belangengroepen en in een klimaat van groeiende democratisering tot stand kwam, komt goed tot uiting in deze documenten.  Deze laatste illustreren ook zijn bindende en stabiliserende betekenis als toonaangevende figuur van de rechterzijde in een door standentegenstellingen en politieke en financiële schandalen ontredderde Katholieke Partij (jaren dertig).  Ook in de positiebepaling van deze partij tegenover de opkomende autoritaire strekking speelde Moyersoen een rol.  Tenslotte belichten de dossiers eveneens de activiteiten en de opvattingen van de groep van katholieke parlementsleden rond Romain Moyersoen in het kader van de voorbereiding (1940-1944) van het na-oorlogse België (hervorming publiek recht, wetgevende en uitvoerende macht, administratieve reorganisatie enz.). Thema's als de voorbereiding van de oprichting van de CVP, de invoering van de sociale zekerheid na 1945, de Koningskwestie en het sociale huisvestingsbeleid van de nationale overheid vóór en na de Tweede Wereldoorlog worden op een eerder fragmentarische en weinig homogene wijze belicht, weliswaar aan de hand van interessante en vaak nieuwe archiefstukken. Het persoonlijk sociaal engagement van Romain Moyersoen, b.v. in de christelijke mutualiteiten of zijn activiteiten in de Bank van Brussel kregen geen neerslag in het archief.  Wel zijn enkele historisch waardevolle personalia (o.a. Moyersoens agenda's) aanwezig.


Bronnen

kadoc.kuleuven.be
Wikipedia