Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 3 mei 2019

Ambachten : Zeepzieders

Een zeepzieder (19e eeuw) maakte zeep uit natuurlijke vetten zoals reuzel, boter, levertraan, hennepolie, lijnolie, raapolie of een mengsel van voorgenoemde oliën.

Deze stoffen hebben allen gemeen dat ze bestaan uit triglyceriden, esters van vetzuren en glycerine. 


Het Zeepzieden als handwerk is een heel oud proces maar komt sinds de 20ste eeuw eigenlijk niet meer voor op commerciële basis. 
Wel wordt het nog steeds her en der beoefend als hobby.  

Het vet werd eerst op een vuur in een grote koperen ketel gekookt.

Het koken gebeurde met loog, meestal een mengsel van potas en kalkloog.

Door deze behandeling verzeepte het vet. 

Het mengsel van olie en loog moest geroerd worden tot er een homogene massa ontstond. Deze massa dikte in door afkoeling, en in een paar dagen ontstond zo een zachte zeep.


Het woord ‘zieden’ betekent eigenlijk koken, denken we bijvoorbeeld aan: ziedend van woede (= kokend van woede), of ‘ziedende patatjes’ (= kokende aardappeltjes).

In het Aalsters wordt 'zieden' ‘zoeien’. Zo zal niemand raar opkijken als je spreekt over : 

- Een gezoeien hesp (= een gekookte hesp),
- E gezoeien oi (= een gekookt ei),
- De patatten zoeien (= de aardappelen koken),
- De moeir zoetj (= de moor kookt),
- De witte was afzoeien (= de witte was afkoken)

of ... na een avondje stappen: ik voel mè gezoeien;

Bronnen

geni.com 
WikipediaZEEPZIEDERS 
Cursus Oilsjters aan het CVO Aalst (Jan Louies en Jacqui De Pauw)

Alost Sports

Alost Sports speelde op de terreinen van de FFR ('FFR' staat trouwens voor 'Filature et Filteries Réunies' ...) en beheerde zowel een voetbal- als een tennisplein.

Wanneer men op de Dendermondse steenweg van onder de spoorwegviaduct komt heeft men eerst de inrit voor Blokker, iets verder staat er (voorlopig?) nog een gebouwtje in betonplaten opgetrokken. Dit waren waren de toenmalige kleedkamers van de tennissers. 

De volgende inrit naar Schellaert, het stuk voorbij deze inrit tot en met de inrit van de Aldi stond langs de straat bebouwd met het café van de Alost Sport en de vergaderzaal, en dan verder langs de straat huizen bewoond door bedienden van FFR.

Achter deze huizen lag het voetbalplein. Vanop de parking van de Aldi kan men nog een gedeelte van het plein zien, alhoewel het nu moeilijker en moeilijker wordt om nog iets te ontwaren door de werken die daar aan de gang zijn.
 
Tennisveld met daarachter het voetbalterrein 1976

De spelers van de club waren deels werknemers van FFR en deels anderen. Wanneer in de winter de oefenpleinen van den Eendracht onbruikbaar waren, kwamen ook die spelers hier oefenen en hun conditie op peil houden.

Zowel de voetbalclub als de tennisclub noemden zich Alost Sports maar daar eindigde dan ook alle gelijkenis. 
Daar waar de voetbalclub bestond uit arbeiders en bedienden (al of niet van FFR), was het heel anders gesteld bij de tennisclub. Deze was voorbehouden voor het meer 'elitaire' volk.

Buiten het feit dat de terreinen eigendom van de FFR waren, en men waarschijnlijk een symbolische frank betaalde voor het gebruik (mits zelf het plein te onderhouden), kon men als werknemer van FFR jaarlijks met maximum twee personen voorgesteld worden door de voorzitter van de vriendenkring om lid te worden. 
Vlag van de FFR Vriendenkring
Een deel van het lidgeld werd dan door de vriendenkring betaald, kwestie van toch de vinger in de pap te kunnen houden, en het kaf van het koren een beetje te kunnen scheiden. De leden waren namelijk betrekkelijk blauw gezind en waren "de bon famille". 
Men liet je dus wel 'subtiel' aanvoelen dat je er niet echt bijhoorde als 'simpele' werknemer. 

Voor de kledij waren alle merken en kleuren goed..... zolang het merk 'Fred Perry' was en de kleur wit, inclusief kousen en tennissloefen, stak het allemaal niet nauw.

Wat de meesten niet wisten was dat deze kledij vervaardigd werd te Aalst bij de firma Tricotal in de Drie Sleutelstraat die zelfs het patent bezat voor België.

Naast het café, rechts was de ingang (de rechteroprit van de Aldi tegenoordig). 
Waar zich nu het gebouw van de Aldi bevindt, was er een bosje van circa 30m x 80m, waar de kinderen indertijd naar hartelust soldaatje kondlen speelden.

Voor dat bos stond ook een staande wip, waar de koninklijke balboogmaatschapij "Sint-Servatius"met hun kruisbogen schoten. De kinderen gingen dan de verloren loden ballen zoeken in het bos.

Voordat de tennispleinen er waren stond daar een tribune, kant Dendermondsesteenweg.



Bronnen

Foto tennisveld/voetbalveld : Made in Aalst

Voetbalploeg 'Volharden'

Rond 1890 werd er voor het eerst voetbal gespeeld in België. 

Het duurde echter tot de eeuwwisseling vooraleer deze nieuwe sport ook in Aalst in ploegverband tot leven zou komen. 

De meeste professionele clubs zijn aangesloten bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB), het is de officiële instantie die de diverse nationale competities organiseert, en waarbij alle clubs zich aan kunnen sluiten. Bovendien staat deze bond in voor de nationale ploeg. De UBSSA, voorloper van de KBVB, werd opgericht in 1895. In 1904 sloot de bond zich aan bij de FIFA, in 1954 bij de UEFA.

We schrijven het jaar 1900 toen 'Alost F.C.' opgericht werd. 
Na 4 jaar hielden zij er echter al mee op. 

Van 1904 tot 1913 speelde er aan de Puiteput een tweede ploeg: Sporting, in roodgroene uitrusting. 

Ondertussen had in 1908 ook de voetbalploeg 'Steun Geeft Moed' het leven gezien. Zij speelden hun eerste matchen op het toenmalige Ezelsplein, maar toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, betekende dit meteen ook het einde voor deze club.

In 1919 werd bij ‘Jan de Gendarm’ aan het Esplanadeplein opnieuw een club opgericht: Sport-Club Eendracht. Deze club was hoofdzakelijk samengesteld uit oud-spelers van Sporting Aalst en Steun Geeft Moed. De eerste matchen vonden plaats op een plein aan de Puiteput waar nu de Sinte-Annalaan ligt. Op deze locatie bleven ze echter niet zo lang en al spoedig verhuisden ze naar het stadspark en omgeving. 

In ‘25-’26 vestigden ze zich finaal ‘over ’t water’ in de nabijheid van de Lion D’Or. 

Eind jaren ‘20 kreeg Eendracht een tegenhanger op de linkeroever: het clubje Volharden
Zij speelden hun eerste wedstrijden zoals hierboven al vermeld op een weide langs de Sinte- Annalaan, rechtover het VTI. Het lokaal was 'bij Polle Mens' in de Kloddestraat, de huidige Vakschoolstraat. 
Enkele jaren later verhuisde Volharden naar het einde van de Asserendries op een weide ingesloten door drie diepe grachten.

De kleedkamers waren in een houten barak, die de spelers zelf dienden te dweilen, terwijl men zich waste met water uit de grachten. 
Op 31 januari 1930 deed het bestuur in de krant De Volksstem een dringende oproep naar zijn supporters om zich in het belang van de sport zo sportief mogelijk te gedragen zowel tijdens als na de matchen. Van vooroorlogs hooliganisme gesproken .. 
In 1940 werd aan het begin van de Tweede Wereldoorlog 'Volharden' opgedoekt.

In maart 1945 echter, na de Tweede Wereldoorlog, werd een nieuwe voetbalploeg opgericht.
Dat werd dan 'Voetbal Ontspanning Volharden (V.O.V. Aalst)'. 
Men startte het seizoen 1945-46 op een plein gelegen aan het kruispunt Lindestraat en Ledebaan. De club sloot aan bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond met het stamnummer 4262

Het eerste seizoen werd zonder een verloren match afgesloten en men promoveerde naar 2e Provinciale. 
Het volgende seizoen vond de club zijn uiteindelijke stek op een veld gelegen tussen de Boudewijnlaan en de Biekorfstraat. 
Hier beleefde Volharden echte hoogdagen.

Wanneer in het seizoen 1948-49, na degradatie ten gevolge van een abnormaal hoog aantal kwetsuren, Volharden en Scela Zele met hetzelfde aantal punten als eerste eindigden, moest een testmatch beslissen over de promovering. Deze vond plaats op neutraal terrein in Gent. 
Met niet minder dan 10 autobussen volgestouwd met supporters werd aan het café Volharden vertrokken richting Gent. 
Na een wedstrijd die 2u45 duurde was de stand nog steeds 1-1. 
Een week later werd een tweede match gespeeld. Groen-zwart won de wedstrijd met 3-2 en promoveerde terug naar 2e Provinciale.

Groepsfoto 'Volharden' in 1956

In 1967 gingen Volharden en Adelaars samen en de fusieclub werd Sport Kring Aalst genoemd dat verder speelde met stamnummer 4262 van V.O.V. Aalst.  

Goed nieuws voor spelers en supporters, maar het begin van een grote uitdaging voor de bestuurders. Men moest immers in de eerste plaats een nieuw terrein zoeken, omdat het terrein en de installaties op de Biekorfstraat moesten verlaten worden.  Er werd immers geen verlenging toegekend voor het huidige contract en men ging spelen op de terreinen van SK Aalst.
Er was nog een ietwat kleinere afscheuring bij de Adelaars die de fusie niet zagen zitten, en verder gingen onder de naam 'SK Terjoden'..

Het waren gouden jaren voor het voetbal. Mensen stonden in lange rijen aan te schuiven om een match te kunnen meepikken. Onder andere Willy Bellon, bekend van Eendracht Aalst, speelde voor deze ploeg. In café Volharden werd na de matchen nog altijd lang nagepraat (den derden 'time')
  
Café Volharden, hoek Sinte Annalaan-Asserendries 2 / 1980


Eén van de topmatchen uit 1970, en eigenlijk uit de gehele geschiedenis van de club, werd die tegen eersteklasser Tilleur. Onder enorme belangstelling verloren ze nipt met 2-3, maar wat een geweldige match kreeg het volk te zien.
Hierbij een actiefoto uit de bewuste match.


In 2002 ging het iets minder goed, en fusioneerde Sport Kring met Sporting Lebbeke, een jongere club uit Ninove, die pas in 1981 was ontstaan en stamnummer 8875 droeg. De nieuwe voetbalvereniging werd SK Lebbeke-Aalst genoemd, en speelde verder met het stamnummer 4262 van S.K. Ze schopten het tot in de vierde klassen.
De jeugdploegen bleven bijna volledig Aalsters met vooral jeugd uit de Watertorenwijk en omliggende buurten.

En nog is het niet gedaan : 
SK Lebbeke-Aalst en Sint-Gillis-Dendermonde sloten in april 2017 een fusieakkoord. Sint-Gillis-Dendermonde behoudt zijn clubkleuren en naam, maar gaat onder het stamnummer van het gestopte SK Lebbeke-Aalst aan de slag in tweede provinciale.

Hoe een Aalsterse club dus bewijst dat het ook kan met Dendermondse inbreng, maar het originele 'Volharden' is hiermee wel degelijk geschiedenis geworden … Niet door een financieel probleem, maar het is zo dat de club kampte met een vrijwilligersprobleem. Ook spelers die beter betaald willen worden (would be vedetten) nekken op die manier een club. Hoewel de ambitie er is om op zijn minst de jeugdploegen nog te kunnen laten 'sjotten', is dat vrij utopisch. De jeugdwerking zal het ook moeten opgeven, gezien er geen aparte vzw is voor hen. Als de 'grote' vzw ophoudt, is het definitief gedaan met alles ...
Hier nog een groepsfotootje (jaartal onbekend) waarin de typisch groen-oranje kleur van de club te zien is.


Bronnen

interview met Willy Cherretté, oud speler van 'Volharden' en al 52 jaar secretaris (in 2017) : HLN
groepsfoto Volharden 1956 : Made in Aalst
foto café Volharden 1980 : Made in Aalst
clubfoto groen-oranje en actiefoto Tilleur : HLN van 26/01/2017
verdwenen voetbalclubs
Limowreck

donderdag 2 mei 2019

Telefoneren in Aalst

Iedereen kent ze wel : de aan smartphone verslaafde medemensen die, met het hoofd naar beneden, spelletjes aan het spelen zijn op hun … euh … telefoontoestel.  Waar vroeger nog gebeld werd met een telefoon, lijkt het er sterk op dat dit heden ten dage 'een optie' geworden is. En dan moet je weten dat je vroeger dan ook nog eens aan een draad hing, en dus niet in het midden van de stad kon bellen om af te spreken, of om te zeggen dat je later zou aankomen. Heel wat relaties zijn zelfs op de klippen gelopen omdat men niet kon verwittigen dat de afspraak niet zou kunnen doorgaan. Heel wat mensen hebben zo heel wat tijd verloren met wachten. 

Het enige wat er was om zelf te bellen, was 'het telefonkotjen'. 

In de loop van de maand september 1910 werd een eerste telefooncel geplaatst in het postgebouw aan de Hopmarkt-Nieuwstraat. 
De telefoonnetwerken, die aanvankelijk met de hoofdplaats van de provincie verbonden waren, breidden zich verder uit en Aalst kwam zo in verbinding met Asse, Boom, Brussel, Geraardsbergen, Hamme, Lessen, Lokeren, Ninove, Sint-Niklaas, Temse, Vilvoorde, Wetteren, Wolvertem en Zottegem,… en ja, zelfs met Dendermonde.

In de openbare bureaus telefoneerde men binnen de zone ‘mits een nikkeltje van 10 centiemen in een bijzonder toestel te steken’.

In maart 1926 verplaatste men het bureau van het station naar de Nijverheidsstraat waar het tot 1932 bleef.

Daarna verhuisde het naar de Vrijheidsstraat.

De oproepen ‘Alost’ vanuit de centrale bleven tot bij de invoering van de taalwetten (1932) in het Frans.

Vanaf ca. 1950 kon het publiek terecht in de nieuw opgetrokken gebouwen aan de achteraan gelegen De Ridderstraat.

Op 15 juni 1985 verhuisde de dienst-publiek naar de nieuw opengestelde telefoonwinkel in de Albert Liénartstraat.

Hierbij een fotootje van de telefooncel op de Sinte Annalaan (1976)

Op 12 december 1984 waren in Aalst nog volgende telefooncellen in gebruik :

Stationsplein (1955)
Heilig Hartlaan (1962/1983)
Grote Markt ( 1965/1983)
Sint-Annalaan (1965)
Hyacintenstraat (1969)
Raffelgemstraat (1969)
Onze-Lieve-Vrouwplein (1972/1983)
Schietbaan (1972)
Begijnhof (1972)
Wijk Ten Berg (1972)
Graanmarkt (1976/1981)
Hoek Kroon en Goudbloemstraat (1977)
Rozendreef (1979)
Sint-Hubertusstraat (1979)
Watertoren (1979)
Hoek Nieuwbeek en St-Jobstraat (1980)
Stationsplein (1980)
Korte Zoutstraat (1982)
Ledebaan (1982)
Hoek Moorselbaan en Achterweg (1983)
Statonsgebouw (1983)
Hoek Diepestraat en Geraardsbergsestraat (1983)
Pol.De Paepestraat (1983)
Esplanadeplein (1983)
Hoek Binnen en Dompelstraat (1983)
Beukenhof (1984)
Zwembad/Albrechtlaan (1984)
Keizershallen (1984)
Burgemeestersplein (1984)


Hierbij een fotootje van de telefooncel aan het begijnhof (2006)
Uit het vragenuur van 28 september 2004 :

Vraag van raadslid Eddy Schollaert, betreffende de openbare telefooncellen op het grondgebied Aalst :

Hoeveel openbare telefooncellen telt de stad nog en hoeveel cellen verdwenen er sinds het verdwijnen van de RTT en het oprichten van Belgacom?

Op een belangrijk plein als het Aalsters Stationsplein is er nog één telefooncel. Is deze defect dan is er geen enkele meer ter beschikking aan het station.

Ondanks de opkomst van de zaktelefoon is de vaste telefoon nog steeds een vertrouwd apparaat. Daarom mijn aandacht voor de aanwezigheid van voldoende telefooncellen in de stad, zeker voor reizigers of bezoekers van de stad.

Antwoord van schepen Patrick De Smedt :

Belgacom heeft als dominante operator een aantal openbare dienstverplichtingen, waaronder het exploiteren van een minimum aantal openbare telefooncellen. Als criterium werd gehandhaafd: 14 openbare telefooncellen per 10.000 inwoners met minimaal 1 per (deel)gemeente. 
In het kader van de vrijmaking van de telecommarkt werd deze problematiek reeds met Belgacom besproken. 
Dit resulteerde in de gemeenteraadsbeslissing van 20 december 1999 met als krachtlijnen het behoud van het merendeel van de openbare telefooncellen, het vernieuwen van de telefoontoestellen en de afbouw op termijn van een 8-tal totaal onrendabele toestellen. In totaal staan er op het grondgebied van Aalst nog een 70-tal telefooncellen. Na de heraanleg van de halte-infrastructuur voor de bussen werden de verouderde telefooncellen vervangen door een nieuwe.

Uit Het Nieuwsblad van 04/10/2013 :

Belgacom stopt met de uitbating van publieke telefooncellen in België en laat de komende maanden de telefooncellen uit Aalst weghalen. Het gaat met name om de cellen in de Denderstraat, de Watertorenstraat, Erembodegem- Dorp, de Grote Baan, het Burgemeestersplein en de twee telefooncellen in de Binnenstraat. In 2015 verdwijnen uiteindelijk ook de telefooncellen aan het Esplanadeplein, de Grote Markt, de Graanmarkt en het Onze Lieve Vrouwplein en moet het verder met de smartphone.

Hierbij fotootje van de ‘verdwijning’ op de Graanmarkt op 5 januari 2015.

In 2015 kwam men dan op de proppen met een initiatief dat de laatste Aalsterse telefooncel verder zou doen leven in het cultuurleven. 

Kunstenares Silke De Bolle maakte van de telefooncel een art(ist)cel, een mini-exporuimte die van plein naar plein zou verhuizen, al naar gelang het seizoen en/of het thema. Silke zou dit het eerste jaar volledig zelf doen, daarna zou het de bedoeling zijn dat andere artiesten het initiatief overnemen en de cel vullen met hun 'creaturen'.

Silke won deze telefooncel trouwens in een wedstrijd die werd uitgeschreven door het toenmalige Belgacom (huidig 'Proximus')
Op deze manier zou ze de herinnering aan de 'oude telefooncellen' levendig houden, en er ook een cultureel randje aan breien.




Na het verdwijnen van de telefooncellen, was het dan ook de beurt aan het buiten werking stellen van de praatpalen langs de autostrade. 

Op maandag 23 januari 2017 werden deze allemaal buiten dienst gesteld.


De typische, oranje, praatpalen die de bermen van de Vlaamse snelwegen sierden en waarmee je kon bellen naar een operator die daarna je oproep doorgaf aan de desbetreffende dienst (ambulance, politie, takelwagen, …) … het is een beeld dat kinderen van tegenwoordig niet meer kennen. 
De praatpalen zullen bijgeschreven worden op het lijstje van 'erfgoed' en 'herinneringen, net zoals de videocassettes, de walkmans, de viewmasters, teletekst en nog zoveel meer. Wat eens innovatief was, is nu afgedaan als 'ouden brol', en wordt afgevoerd ...

Het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) is op maandag 23 januari 2017 zoals aangekondigd gestart met het buitendienst stellen en afplakken van alle 1.350 praatpalen in Vlaanderen. Vanaf dan was het niet meer mogelijk om er gebruik van te maken, en nu is men dus afhankelijk van de eigen gsm (of die van een vriendelijke passant).

Maar liefst 95% van de bevolking heeft een GSM ter beschikking, en dat zag AWV natuurlijk ook aan het gebruik van de praatpalen. 
In 2000 waren er in Vlaanderen jaarlijks nog 27.000 oproepen, in 2010 nog 5.000 en in 2014 nog amper 3.172. Dat komt overeen met gemiddeld slechts twee oproepen per praatpaal per jaar. 
Als je dan rekent dat er zo'n 750 euro werkingskost is per praatpaal per jaar, dan waren dit best dure oproepen.
De praatpalen in de tunnels bleven wel nog actief tot eind mei 2017.

Vanaf 2018 zal de Vlaamse regering door het verwijderen van deze praatpalen, ongeveer 1 miljoen euro op jaarbasis besparen, wat niet min is natuurlijk.


Uiteraard is het nu de bedoeling dat je gsm steeds opgeladen is, just in case …



Bronnen

De Aalsterse Gazet
Jos Gheysen (oplijsting van de telefooncellen in 1984)
Het Nieuwsblad van 04/10/2013
Foto telefooncel Sinte Annalaan : Made in Aalst
Persregio Dender (foto van de art-ist-cel) 
Verslagen gemeenteraden


dinsdag 30 april 2019

Kaatsen

Kaatsen werd in Aalst al heel vroeg beoefend. Het moet rond de jaren ‘20 geweest zijn dat er in de toenmalige Lindenstraat (buurt Paddenhoek) een eerste kaatsploeg verscheen.

Wie eigenlijk dit populaire balspel in onze streken binnenbracht is niet echt geweten. Volgens sommige bronnen zouden het de Romeinen geweest zijn, anderen vernoemen de Spanjaarden als importeur van dit spelletje. 
Feit is dat rond de jaren 1540 het kaatsspel heel populair was in Frankrijk.
In Doornik zouden Spaanse krijgsgevangenen het kaatsspel (of 'pelote') reeds spelen in 1812.

Op koorden ‘slasjen’ met een steunband om het middel en met een handschoen speelden Jan Beijgaerts, Gustaaf De Decker, Frans Borms, Edmond Hofman (Mon Joeper), den langen Blanckaert en wellicht nog vele anderen het kaatsspel. Ze namen deel aan tornooien in en rondom de stad.

Deze sport werd al gauw enorm populair bij het gewone volk. Een uitrusting kostte eigenlijk twee keer niks. Had je niet voldoende geld om het voornaamste attribuut (de handschoen) te kopen, dan kon je nog altijd met de blote hand spelen. Het was misschien niet zo plezierig om de nogal harde kaatsbal te moeten keren met de blote hand, en het aantal blauwe plekken zal niet te overzien zijn, maar dat lukte toch. 

Hierbij een foto van een kaatsspel tijdens de kermis op de Hoge Vesten in 1954. 
Op de foto te zien : 
Albert Verbestel (ajuinboer) en Petrus Van Den Bremt (gever)



We mogen er zeker van zijn dat in ongeveer elke straat van de buurt, wanneer de breedte en de lengte het toelieten, aan kaatsen werd gedaan. 
Na het oprichten van de noodkerk Sint-Anna werd er achteraan een geasfalteerd plein aangelegd. Kaatsclub Sint-Anna kende er gedurende vele jaren zijn bestaan en was een waardig tegenhanger van Herleving Houtmarkt.

Bij de thuiswedstrijden was er dikwijls een massa volk.
Grotere wedstrijden werden soms op het Esplanadeplein gespeeld, maar het bekendste plein was (en is) ongetwijfeld de Houtmarkt waar café Herleving tot een tijdje geleden het lokaal van de plaatselijke club was. 
Daar huisde in de jaren ‘30 Den Eendracht, dat toen de enige Vlaamse voetbalploeg was die in de hoogste afdeling speelde.

Na de Tweede Wereldoorlog nam De Vliegende Bal, de club uit Nieuwerkerken, de plaats van Aalst in als vedettenploeg van de Denderstreek. Eén van de sterspelers was de uit Herdersem afkomstige Raymond Boulonne. kaatsbalkampioenschap in Aalst.

Kaatsen was in Aalst een echte volkssport: de Verenigde Kaatsbanen richtten met medewerking van het stadsbestuur competities in voor fabrieksploegen en ploegen van openbare diensten. Die vonden plaats op de banen van het Heilig Hart, de Houtmarkt, Sint-Anna en de Varkensmarkt. 



Hier een foto van het zicht op het kaatsplein op de Houtmarkt te Aalst, met op de voorgrond het standbeeld van Johannes Nepomucemos en achteraan in beeld de watertoren. 

Foto genomen vanuit het huis Houtmarkt 3, 
dit was destijds meubelmakerij Gebroeders De Maeseneer.


Ook in Erembodegem, Baardegem en Herdersem werd door amateurs nog geregeld ‘een kosj gelegd’. 
Men leerde de kneepjes van het vak reeds op de lagere school. 

Rond de Eerste Wereldoorlog had Herdersem een grote ploeg met sterspeler Henri Moens, de latere burgemeester. Traditioneel werd jaarlijks op 11 juli de grote kaatslutte georganiseerd. Meester-schoolhoofd Hector Muylaert en zijn leerlingen speelden tegen Meester August van Nuffel en zijn klas uit Lebbeke. In 1954 werd als speelterrein de Grote Baan gebruikt, tussen café Sint-Antonius en café De Vlieger.

Later verhuisde het speelterrein naar het dorpscentrum. Het kaatsen verliest jammer genoeg aan aandacht, en de plaatsen waar er nog gespeeld wordt, worden schaars.
Op de Aalsterse Houtmarkt zijn de wedstrijden nog heel recent. Zo was deze plek in juli 2013 nog dé plaats waar het 88e kaatsbalkampioenschap van Vlaanderen werd uitgevochten. Er namen 9 ploegen deel, waarvan niet minder van 5 uit de Denderstreek. Het kampioenschap - het Wimbledon van de Belgische kaatssport - wordt overigens georganiseerd door Kaatsclub Herleving Houtmarkt. Baasrode wist de kampioenstitel te veroveren.

Dat het er soms heel 'enthousiast' aan toe ging, bewijst het feit dat er af en toe wel eens een ruit in de buurt sneuvelde. In de jaren '90 was er bijvoorbeeld de Nederlander Piet Jetze Faber, die bij het keren van een bal ooit een dakpan verbrijzelde. Tot op de dag van vandaag is de inslag nog steeds te zien, want de vervangen dakpan had een andere kleur dan de originele.

Voor de sportievelingen, hier even de regels


Een ploeg bestaat uit 5 spelers, twee koordspelers, een kleinmidden, een grootmidden en een achterman. Sinds 1970 mag een reservespeler voorzien worden in de nationale reeksen, terwijl de jeugdploegen, bevordering en gewestelijke reeksen over twee reservespelers mogen beschikken.

De opslag (= leveren) dient onderarms te gebeuren, en wordt met de blote hand gedaan teneinde zo nauwkeurig mogelijk te kunnen slaan. 

Het spel begint vanaf het ogenblik dat de speler (opslager), in de opslagruimte optredend, de bal los laat. De opslager moet zich in de opslagruimte bevinden en mag deze slechts verlaten na aan de bal de laatste impuls voor de definitieve opslag gegeven te hebben.
Een speler van de andere ploeg tracht de bal terug te kaatsen (=keren) waarbij de bal slechts éénmaal mag botsen.
Zo wordt er over en weer gekeerd…

Botst de bal echter tweemaal na elkaar dan wordt “een kaats” geplaatst waar de bal gestopt wordt of over de zijlijn rolt…  Het komt er op aan de kaats zo nadelig mogelijk te leggen voor de tegenpartij.
Als er twee kaatsen geplaatst zijn, wordt er van kamp veranderd of bij één kaats als één van de ploegen op “40” staat...
De ploeg aan de opslag moet dan trachten de bal voor de kaats te stoppen…
De wedstrijd wordt betwist in 13 spellen (twee ploegen) of in 7 spellen (met drie of vier ploegen).
De toekenning van het spel gebeurt zoals bij tennis: 15,30, 40 en spel. In geval van gelijkheid van 40-40 volstaat één punt om het spel te behalen

De kaatsbal

De kaatsbal, die thans gebruikt wordt is vervaardigd uit een synthetische stof (vroeger was dat in leder). De diameter van deze bal bedraagt 48 milimeter en het gewicht is 47 gram.

De kaatshandschoen

De handschoen is vervaardigd in soepel leder. Daarin wordt nog een versterking aangebracht in de palm van de hand.
De speler moet zijn vingers kunnen plooien in de richting van de handpalm.
Een strenge reglementering diende te worden op punt gesteld om misbruiken te vermijden en in voorkomend geval te bestraffen. Het maximale gewicht van een handschoen: 190 gram. Nationale reeksen: 180 gram …



Het terrein

Een kaatsbaan is 72 meter lang en bestaat uit twee delen in de vorm van een trapezium.

Het “groot spel” heeft aan de achterlijn een breedte van 19 m, terwijl het “klein spel” gesloten wordt met een lijn van 8 m breedte. Deze twee delen zijn met elkaar verbonden door de koordlijn die evenwijdig loopt met de twee hogervermelde lijnen en die een breedte heeft van 7 m.
Het “groot spel” is 30 m lang, terwijl het “klein spel” een lengte heeft van 42 m.

In het groot spel bevindt zich de opslagruimte. Dit is een rechthoek van 3 m x 5 m.

De opslagruimte mag niet overschreden worden bij de opslag.

Kaatsen op de Houtmarkt; aan de opslag zie je Kamiel Van De Velde tijdens
de wedstrijd Aalst-Flamelies (verzameling R. Boulonne).


Kaatsen in de jaren ’40; aan de opslag zie je Raymond Boulonne, met daarachter Gustaaf Buyl (verzameling R. Boulonne).


Bronnen

foto's verzameling R.Boulonne
foto Houtmarkt : Made in Aalst
foto Hoge Vesten : Made in Aalst
info : dendersport.be
regels en uitleg : kaatsentiteit vlaanderen vzw (users.telenet.be/kaatsen/index.htm

De velodroom

Zoals vele andere steden kreeg ook Aalst in 1911 zijn zomervelodroom. 

Het bestuur had zich kosten noch moeite gespaard om de eerste koersen zo aantrekkelijk mogelijk te maken en de wielersport in Aalst en omstreken even populair te laten worden als bijvoorbeeld in West-Vlaanderen en Frankrijk. 

Op Paaszondag (16 april 1911) werd de velodroom, na zes maanden zware arbeid, geopend met een uitgebreid programma. Er was niet minder dan 2.000 frank prijzengeld, en er was heel wat aandacht vanuit de pers voor dit gebeuren.




Deze velodroom was gelegen aan de Gentse Steenweg ter hoogte van de Welvaartstraat, tussen de huidige Korte Lindenstraat en de Volksverheffingstraat, en stond dus evenwijdig met de huidige Gentsesteenweg. 
De talud langs de steenweg (waar het kaarthuisje staat), geeft trouwens nog steeds de helling van de velodroom weer.


Het programma van de koersen zag er groots en gevarieerd uit. Naast koersen voor beginnelingen en onafhankelijken was er een achtervolgingskoers voor renners van Aalst en omstreken.

Maar liefst 55 renners schreven zich in. Voor een tribuneplaats betaalde men 2 frank, voor een plaats op de helling 1 frank en de volksplaatsen gingen voor een 0,5 frank van de hand. 

Op de meeting van 8 mei 1911 werd veel aandacht geschonken aan de komst van ‘de neger’ Spain, winnaar in Genève en in heel Europa bekend. Hij werd door onze Flandriens echter volledig in de vernieling gereden en werd na een paar ronden reeds gedubbeld. De rest van de wedstrijd werd hij door het publiek uitgejouwd.


Dat de bestuurders er alles aan deden om de velodroom zoveel mogelijk onder de aandacht te brengen, blijkt uit het feit dat zij er in slaagden om de openingsrit van de Ronde van België (op 21 mei 1911) te laten aankomen in de Aalsterse velodroom.


Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog hadden de meeste mensen natuurlijk andere kopzorgen en vielen de baanactiviteiten stil. Wanneer het in de winter van 1915-‘16 dan ook nog eens extra koud werd, startte de afbraak van onze velodroom omdat het hout beter nuttig kon gebruikt worden. Het hout werd per kilogram verkocht en opgestookt.

En dus was onze velodroom, waar vele bekende renners kwamen koersen, slechts een kort leven beschoren, en verdween hij volledig.

De technische gegevens van de velodroom : 250 meter lang / uit hout / 4,5 meter hoge bochten

Ook blijkt er zelfs een kleine ‘wintervelodroom’ te hebben bestaan in Aalst, namelijk in het gebouw ‘Boerenbond’ op de Grote Markt.

Het fenomeen bestond reeds voor WOI. De wintervelodroom was een houten constructie met licht verhoogde bochten. De totale lengte was vaak niet eens 50 meter. Er werden op die korte binnenpistes kleine kampen gehouden tussen 2 of 3 renners. Eigenlijk was het meer acrobatie dan koers. De renners reden soms ook tegen rolschaatsers, die vaak in hetzelfde avondvullend programma ook nog eens optraden tegen elkaar.

Vergelijk het een beetje met koers op rollen, wat in de periode na WO I erg in trek kwam. Men nodige op de mini-pistes vaak in hoofdzaak streekrenners uit om hun rondjes te rijden, en vooral ook om de kassa’s te doen rinkelen.


Een ander wielerhoogtepunt in Aalst is uiteraard 'het natourcriterium'. Daarover kunnen jullie HIER meer lezen.


Bronnen :

- ‘Van Wielerbaan tot velodroom = de geschiedenis van het baanwielrennen in Belgie van 1890 tot 2003’, Scriptie voorgelegd aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte door Bert Moeyaert.

- ethesis.net/wielerbaan/wielerbaan_inhoud.htm

- Aalst Historiek (aalstwaarisdetijd.forumup.be)

- De Erfgoedkrant September 2013