Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label voeding en voedingsstoffen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label voeding en voedingsstoffen. Alle posts tonen

woensdag 30 oktober 2019

Callebaut - Amylum - Tate & Lyle - Syral - Tereos

Ah, mor dad' es den Amylum newoor”. 
Dat zal je vaak horen als je je in Aalst afvraagt waar (vooral vroeger) die rare geur vandaan kwam. Ook de dampende witte rook behoort tot de vertrouwde stadsaanblik.

Het gaat dan over de zetmeel- en suikerfabriek overgenomen door Tate & Lyle. En ondertussen zijn de naambordjes opnieuw veranderd. Door de laatste overname heet de fabriek tegenwoordig “Syral”.

Maar zoals al gezegd : wedden dat als je een Aalstenaar vraagt waar de rare geur vandaan komt hij toch zal verklaren : “Dat is den Amylum meneer”…

Zoals de meeste verhaaltjes, begint ook dit met "In den beginne was er niets".

Er was de 'Eilandstraat', en het is op deze plaats dat de latere fabriek zijn gebouwen zou oprichten. Hier twee afbeeldingen van de buurt, toen nog zonder gebouwen.


De firma Amylum begon op 23 juni 1873, toen Amylum werd opgericht als Callebaut, Frères et Lejeune. De stichtingsakte werd op 23 mei ondertekend door de drie gebroeders Callebaut : Philemon Frans, Edouard Petrus en Felix Alexander en daarbij nog Joseph Frans Lejeune. 


Felix Alexander richt ook een hopmagazijn op in de Kluyskenstraat. Tot de vorige overname was daar nog een vrouwelijke telg van de Callebauts aanwezig in de directie, maar dan wel in hun afdeling in Noord Frankrijk. 

Na de uitvinding van glucose uit zetmeel door Ziedesundlierhof in 1838 ontstond de fabricage van glucose rond 1860 op industriële schaal. 

In de periode 1864 tot 1883 werden in Aalst een vijftal glucosefabrieken opgericht zodat Aalst de bakermat werd van de glucosefabricage in België. 
Glucose werd op dat ogenblik voornamelijk geproduceerd voor toepassingen in de brouwerijsector, ter vervanging van suiker. De Aalsterse gebroeders Callebaut, gekende hophandelaars en leveranciers van suiker hadden nauwe betrekking met de brouwwereld en aanhoorden dagelijks de klachten over hoge invoerrechten op suikerriet en de hoge accijnsrechten op suikerbieten. De brouwerijen waren dan ook meer dan geïnteresseerd in glucose, een alternatieve goedkope suiker die geen smaakafwijkingen veroorzaakt.

In België waren er rond die tijd bijna 3000 brouwerijen actief waarvan meer dan 500 in Oost-Vlaanderen. De afzetmogelijkheden voor glucose waren dus aanzienlijk.


Phileman Callebaut, 24 jaar, zorgde samen met Edward Callebaut, 21 jaar, voor de commerciële en financiële verrichtingen. De inkoop van grondstoffen werd verzorgd door Joseph Lejeune uit lede, 35 jaar, en de jongere broer Felix Callebaut, 19 jaar.

Hierbij een factuur uit 1874 van het piepjonge bedrijf Callebaut Frères et Lejeune. De jonge firma huurde aan de oude Dender aan de achterkant van het begijnhof enkele oude gebouwen waar hun elementaire apparatuur werd ondergebracht.

Callebaut, Frères en Lejeune hebben als doel het uitbaten van een fabriek van glucose, karamel en alles wat met deze producten verband hield.

De grondstof maïs werd met binnenschepen in zakken van 100 Kg aangevoerd vanuit Antwerpen. Deze maïs werd geweekt in oude wijnkuipen en de geproduceerde glucosebrokken, die men “macé” noemt, werden met paardenkarren naar de brouwerijen vervoerd. De pellen van de maïs werden niet gedroogd doch als dasdanig aan de boeren uit de streek verkocht. Na enige jaren werd hiervoor een oplossing gevonden en werd de draf gedroogd in de mast van de ovens. Zijnde in de mouterij De Wolf-Cosijns.

De maïskiemen werden in zakken geschept en met zak en al geperst, de olie ging naar de olieraffinaderijen en de geperste kiemen naar de veevoeding.

De gebouwen werden gekocht en de nieuwe gebouwen werden er naast gebouwd. In 1883 verliet Joseph Lejeune de firma en deed de jongste broer Prosper Callebaut, op dat ogenblik 23 jaar, zijn intrede.. Het vroegtijdig overlijden van zowel Philemon als Felix Callebaut hadden ertoe geleid dat Prosper in feite de grondlegger is geworden van de verdere ontwikkeling van het bedrijf. 
De firma werd herdoopt in Callebaut Frères en verhuisde naar een nieuw gebouw op de hoek van de Kwijnstraat en de intussen gekanaliseerde Dender aan de Vanwanbekekaai. Prosper Callebaut drukt ook zijn stempel op het sociale leven in Aalst. Volgens Louis-Paul Boon in zijn boek over Daens was hij de eerste in België die zijn gepensioneerden liet komen om het pensioen (van 1 frank per dag) in ontvangst te nemen.

In 1901 werd nog een N.V. opgericht, de “Maïserie des Brasseurs Réunies” op hetzelfde adres als de “Firme Callebaut Frères”.

De akte was ondertekend door Edouard Callebaut, Prosper Callebaut, de weduwe van Felix Callebaut en een vijftiental brouwers en hophandelaars. Deze firma werd echter in 1903 al stopgezet..

In 1908 komt de oudste zoon van Prosper Callebaut, Luc Callebaut, vader van Pierre Callebaut in de firma. Na zijn opleiding kreeg hij de opdracht een bedrijf op te richten in Nederland.

Zeelandia in het sas van Gent werd opgericht in 1911. In 1914 werd de firma Callebaut-Frères ontbonden en werd de firma “Ancienne-Firme Callebaut-Frères” opgericht.

Deze operatie ging gepaard met de intrede van de tweede zoon Marcel Callebaut.

10 Jaar later in 1924 werd de firma omgedoopt in SA PRODUMA. (afkorting van Produit du maïs) en deed de jongste zoon van Prosper, Jean Callebaut, de vader van Robert Callebaut zijn intrede. De taken werden als volgt verdeeld : Marcel Callebaut zorgt voor Aalst, Luc en Jean zogen voor Zeelandia in het sas van Gent. In 1926 werd besloten tot een fusie met La Glucose Of Lic-Frères te Brussel en werd de glucoserie Réunnie opgericht. 

De maling die 50 ton bedraagt werd opgevoerd naar 140 ton per dag. Deze geweldige malingverhoging leidde tot de oprichting van Tunnel Relinneries Limited maar het surplus aan Aalsters zetmeel werd verwerkt. In 1927 neemt het Amerikaanse CPC een belang van 60% en Zeelandia. Na de oorlog zal Zeelandia praktisch volledig in de handen komen van Amerika.


In 1940 werd de fabriek in Aalst ernstig beschadigd door bombardementen.

In 1943 werd er verplicht gewerkt voor de Duitse bezetter. Dit gebeurt onder supervisie van Duetsche Maïzenwerken.

De jaren 50 werden gekenmerkt door enkele belangrijke gebeurtenissen die het bedrijf de internationale toer zullen doen opgaan. Enerzijds komt een nieuwe generatie aan het hoofd van het bedrijf te staan, nl. Pierre en Robert Callebaut, anderzijds betreden we het tijdperk van de EEG. Tenslotte is er de intrede van de State USA die de participatie van de Familie Blick overneemt. Het bedrijf groeide verder en kocht stilaan alle terreinen op het eiland Chipka. Tussen de oude en de gekanaliseerde Dender.


Omdat volgens de directie de naam 'Glucoserie Réunies' moeilijk uitspreekbaar was oor engels- en duitstalige klanten, werd een nieuwe naam gzocht. Glucose Réunnie werd omgedoopt in G.R. Amylum en naast maïsverwerking werd gestart met tarwe verwerking. 
De G.R. zou niet meer staan voor 'Glucoserie Réunies' maar wel voor 'Graanderivaten en Raffinaderijen' ... alsof dat natuurlijk gemakkelijker is voor engels- en duitstaligen natuurlijk :-) 

Een samenwerking werd opgestart met AVBOB Nederland. Pogingen werden ondernomen in de richting van merkartikelen. Deze experimenten met merkartikelen waren geen succes en werden bijgevolg afgestoten. Een nieuwe stroop, de isoglucose, werd ontwikkeld. Dit product is een regelrechte suikervervanger. Na een hevige strijd met de suikerlobbig in Europa werd dit product in het Europese suiker Régime ingebracht met begrip van productiebeperkingen. 
In de jaren '70 kwam de bevolking wat in opstand tegen de stank van de fabriek. Er was bijvoorbeeld in 1976 de carnavalsgroep 'de Galante Moilentrekkers' die deelnam aan de stoet met als onderwerp 'Amaailoemeken'. Zij klaagden de storende geurhinder van Amylum aan.
Ook werd er in die jaren een heuse affichecampagne opgezet om te protesteren tegen de geur- en geluidshinder van het bedrijf.

De affiche van rond 1977 gaat hem over de stank die van de Amylum voort komt. Deze stank wordt veroorzaakt door de waterdamp van de maïs die zo een typische geur afgeeft (met nog een beetje zwaveldioxyde erbij). De dampen waren/zijn dus organisch en niet giftig.
Later werd er nog een waterzuiveringsstation bijgebouwd, en dat kon in de zomer nog voor meer 'geuren' zorgen. Het lawaai ... tja ... een dergelijk grote firma kan natuurlijk niet zonder transport, en wie transport zegt, zegt ook vrachtwagens ... en die rijden nu eenmaal niet rond met geluidsdempers.


Amylum beschikte veruit over het grootste Europese quotum dat 1 van de hoekstenen werd van zijn verdere ontwikkeling. Tate & Lyle werd de derde aandeelhouder in 1976. Het neemt Staly over in 1988 en werd aldus de grootste aandeelhouder. Pierre Callebaut blijft echter instaan voor de leiding van het bedrijf. 

Eind jaren 80 begint de Internationale expansie met de overname van ZBB-Fucour aan de saam. Daarna volgen de overnames in Spanje en Griekenland, The Joint Venture in Italië, de verschillende overnames in het Oostblok, Turkije, Marokko en tenslotte is er het Amylum France project dat startte met de overname van Orsant.

Amylum is uitgegroeid tot een internationaal bedrijf met een 15-tal vestigingen. De groep verwerkt meer dan 3.000.000 ton grondstoffen per jaar en heeft een omzet van 1.000.000.000 euro.

De volledige overname van Tate & Lyle in het jaar 2004 betekende de start van een nieuwe episode in de geschiedenis van het bedrijf. 

De fabriek bleef onveranderd een ankerpunt in de skyline van de stad Aalst, maar de naam Amylum, al meer dan 100 jaar een begrip in Aalst, verdween. Voortaan zou het zetmeelproducerend en -verwerkend bedrijf verder opereren onder de naam Tate & Lyle, zoals het moederbedrijf in Londen.

Ook de naam Tate & Lyle bleef echter niet lang bestaan. Op 03.10.2007 heeft de Britse voedingsgroep de verkoop van vijf Europese zetmeelfabrieken aan de Franse suikercoöperatie Tereos afgerond. Bij die fabrieken zit ook de Aalsterse vestiging. De productie-eenheid in Aalst bleef wel volledig bewaard, maar in het Europese hoofdkwartier voor de zetmeeldivisie van Tate & Lyle - ook in Aalst gevestigd - sneuvelden bijna alle jobs.

Tereos is een Franse suikercoöperatieve tussen industriëlen en landbouwers en kocht de vijf fabrieken via haar dochteronderneming Syral. Syral neemt alle gebouwen en gronden van Tate & Lyle over en beschikt nu over zes industriële vestigingen: Marckolsheim (Fr), Nesle (Fr), Aalst, Greenwich (GB), Zaragoza (Sp) en Saluzzo (It). Die verwerken samen ongeveer 3 miljoen ton graangewassen. "We worden de derde speler in Europa op het vlak van zetmeel en glucoseproductie", aldus een communique van het bedrijf in 2010.

In 2009 kwam Tereos Syral nog uitgebreid in het nieuws omdat het startte met de opslag van bio-ethanol in het hart van Aalst. Die hoog-explosieve stof opslaan midden in een stadscentrum, werd niet door iedereen op applaus onthaald. Even werd zelfs getwijfeld of Syral in Aalst-centrum zou blijven, maar met de investering in een pellet-installatie, een warmwaterloop en ook een nieuwe maalderij geeft Syral toch een krachtig signaal dat vertrekken niet onmiddellijk aan de orde is.

‘In de maalderij werd 12,75 miljoen euro geïnvesteerd’, zegt algemeen directeur Leo Paternot. ‘Dan mag het duidelijk zijn dat wij hier blijven. Wat betreft de bezwaren in verband met explosiegevaar die soms opgeworpen worden: veiligheid is onze hoogste prioriteit.’

In 2013 vierde Tereos Syral, opgestart in 1873 als Glucoserie Callebaut Frères, de 140ste verjaardag, en nam het meteen de nieuwe maalderij in gebruik. ‘De nieuwe maalderij is een uitbreiding op de bestaande maalderij’, legt Paternot uit. ‘Het beslaat zo'n 2.800 vierkante meter verdeeld over vijf verdiepingen. In totaal is de site in Aalst negen hectare groot. Er werken 370 medewerkers.

Het nieuwe complex ondersteunt de tarwe-afdeling. Een voorbeeld: de verwerkingscapaciteit van de oude maalderij is 57 ton tarwe per uur van de nieuwe 37 ton per uur, wat in totaal per uur 94 ton maakt. Hier worden 18 voetbalvelden tarwe per uur verwerkt.’ In de maalderij worden nieuwe technologieën toegepast: de bestaande maalderij maakt gebruik van ultrarotoren (maalmachines waarin de tarwe vermalen wordt door passage tussen stator en rotor, beiden uitgerust met maalplaten, nvdr.) terwijl de nieuwe gebruikt maakt van walsen om de tarwe te malen (in deze maalmachines passeren de tarwekorrels tussen draaiende walsen om vermalen te worden). ’

Tereos Syral in Aalst heeft jaarlijks een totale afzet van 750.000 ton aan hoofdproducten. Het assortiment omvat onder meer zetmeel, zoetstofingrediënten en vezels; en wordt vooral gebruikt in voedsel, diervoeder, papier en karton.

In oktober 2017 kwam het - verontrustende voor de ene, opluchtende voor de andere - nieuws dat Tereos wel eens de Aalsterse bodem zou kunnen verlaten. 
Herstructureringen bij het bedrijf zouden er voor zorgen dat er een 60-tal banen (van de in totaal 370) zouden verdwijnen. 
De groep Tereos maakte zijn intentie bekend om in Frankrijk twee nieuwe vestigingen op te richten (in Roissy en in Rijsel) en dit voor alle supportfuncties en activiteiten die gericht zijn op Europa.

In de Aalsterse vestiging is er een administratief centrum dat een groot aantal ondersteundende taken uitvoert voor de fabriek en voor andere afdelingen binnen in de groep (logistiek, HR, finance, verkoop en kwaliteit). En dat zou dus bedreigd zijn door de plannen.

Gezien er volgens Tereos sedert 2012 zo'n 47 miljoen in de fabriek werd geïnvesteerd, zag het er zeker niet naar uit dat Tereos Aalst snel zou verlaten. Tereos verklaarde dat de fabriek in Aalst een sleutelrol zou blijven spelen in het algemeen productieproces, maar dan rijst natuurlijk de vraag wat deze melding eigenlijk waard is als deze komt van een wereldspeler met 12000 bazen, 49 vestigingen in 16 landen en in totaal 23000 werknemers? Er zijn zovele voorbeelden hen voor geweest, en bij velen liep het toen niet goed af voor de arbeiders (Renault, Sabena, DHL, ...)

Natuurlijk zijn er ook mensen die blij zouden zijn met het vertrek van 'den Amylum'. Zij willen dat hier een nieuwe stadswijk verschijnt. In combinatie met het al dan niet terug openleggen van de oude Dender (de huidige Burchtstraat) zou dit wel eens tot een serieuze transformatie van onze stad kunnen zorgen natuurlijk. 
Het is nu wel zo dat de stadszichten van vroeger nooit meer zullen terugkomen. En dat komt grotendeels door de 'carte blanche' die de stad toen gegeven heeft aan de multinational. Vele kleine fabriekjes en zelfs enkele woonwijken zijn in de loop der jaren ingenomen door de fabriek, die tot op de dag van vandaag trouwens nog steeds blijft uitbreiden.

Sinds 2017 produceert men ook dagelijks 125000 liter bio-ethanol. Begin 2018 kreeg men daar trouwens nog een nieuwe vergunning voor afgeleverd. Aan die vergunning hingen trouwens enkele voorwaarden vast. Zo vroeg de stad om vrachtverkeer tijdens de momenten van schoolverkeer te weren en om de geurhinder te verminderen.

In 2018 verklaart Tereos dat ze twaalf miljoen euro willen uittrekken voor een nieuwe toren op het Werfplein. Deze intentie stuit meteen ook op verzet van verschillende actiegroepen. 

Het is de bedoeling om een deel van de bestaande gebouwen te slopen en op die locatie een nieuwbouw te zetten die bestemd is voor twee effluentverdampers. De fundering hiervoor zal bestaan uit palen met een diepte van 15 tot 20 meter.  Naast de effluentverdampers worden ook 16 infiltratiekratten voorzien met een oppervlakte van 16 m2 en twee gekoppelde waterputten met elk een inhoud van ongeveer 20 000 liter.

Op 11 december 2019 gebeurt dan - voor sommigen althans - het onvermijdelijke...  Een 11-jarige jongen overlijdt op weg naar school nadat hij aan de parking van het bedrijf aangereden werd door een vrachtwagen. De chauffeur had de jongen niet gezien, waardoor hij onder de wielen terechtkwam en ter plaatse stierf. De jongere zus  en moeder waren getuigen van dit tragische ongeval. 
Dit voorval was meteen een nieuwe aanleiding om de verkeersveiligheid in de buurt in vraag te stellen. Is het echt nodig dat een dergelijke fabriek in het midden van een woonzone gevestigd is? Kan men geen limieten stellen op het vrachtverkeer, eventueel bannen tijdens de piekuren, ...
Een heel moeilijk vraagstuk waar zowel voor- als tegenstanders van de fabriek hun eigen theorieën over hebben. 
Amper een week later, op 16 december keurde het stadsbestuur na voorstel van schepen van mobiliteit Jean-Jacques De Gucht de princiepsbeslissing goed om een tonnagebeperking in te voeren binnen de ring van Aalst, en dit bij de start en het einde van de schooldag. Die tonnagebeperking was zowieso al opgenomen in het circulatieplan van 2020 maar werd nu versneld ingevoerd. Die tonnagebeperking was sowieso al opgenomen in het circulatieplan van 2020 maar werd nu versneld ingevoerd. 
Ondertussen heeft ook Tereos zelf acties ondernomen en werd er ook een hek rondom de parking geplaatst. Daarenboven houdt een parkeerwachter de bewegingen van de vrachtwagens nauwlettend in het oog. 

Op de gemeenteraad van 15 september 2020 wordt de beslissing voorgelegd om in het centrum van de stad tijdens de spitsuren van de scholen, tussen 7.45 en 8.45 uur elke weekdag en tussen 15.30 16.45 uur iedere weekdag uitgezonderd woensdag en tussen 11.30 en 12.30 uur op woensdag een verbod op te leggen aan vrachtwagens die een tonnage hebben vanaf 7,5 ton. De invoering van de tonnagebeperking is voorzien voor 4 januari 2021.

Goed nieuws van het bedrijf kwam er dan op 19 maart 2020, in volle Coronacrisis. 
Tereos Syral zal bio-ethanol en alcohol leveren voor de productie van ontsmettingsalcohol -en gels. “Als leverancier van glucoses, zetmelen en bio-ethanol is Tereos Aalst een essentiële schakel in de bevoorrading van zowel de voedingsbedrijven de farmaceutische sector”, zegt Gerdi De Kimpe van Tereos. “We kregen de vraag van de Stokerij Rubbens uit Wichelen om een vrachtwagen bio-ethanol te leveren als basisgrondstof voor de productie van ontsmettingsalcohol. Ook lokale apothekers vragen kleinere hoeveelheden alcohol voor de productie van ontsmettingsgels. Ook van een ziekenhuis uit het Antwerpse regen we al die vraag. Voor lokale ziekenhuizen en apothekers doen we dat gratis.” Op deze manier wil Tereos zijn steentje bijdragen in de bestrijding van het coronavirus.

Op 13 mei was het dan zo ver : in totaal zal een 9000 liter bio-ethanol worden omgezet tot ontsmettingsalcohol. Het gros van de eindproducten vindt zijn weg naar de voedsel-, diervoeder-, papier- en golfkartonindustrie, en nu ook naar de scholen in de regio waar de ontsmettingsalcohol aan 20 000 kinderen in de scholen van Groot Aalst zal aangeboden worden..  .

Goed nieuws dus, maar het bedrijf werd een beetje nadien opnieuw de grond ingeboord.
Na een dijkbreuk bij de firma Tereos in Frankrijk werd praktisch al het leven in de Schelde gedood door een drijvende bietensmurrie. Natuurorganisaties in Aalst zijn ongerust. 
Een bijna 30 kilometer lange bietensmurrie (100 000 m3 – het equivalent van ongeveer 5000 vrachtwagens) doodt er sinds 9 april 2020 al het leven op z’n weg. De pulp onttrekt alle zuurstof aan het water en over 90 kilometer is dan ook al 99,8 procent van het totale visbestand gestorven.
In Vlaanderen wordt nu met man en macht gewerkt om eenzelfde scenario te voorkomen.

Gerdi De Kimpe van Tereos Aalst zegt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zich hier zoiets voordoet. “Dit type waterlek houdt rechtstreeks verband met het suikerbietenproces en de infrastructuur van een suikerbietenfabriek”, aldus De Kimpe. “Aangezien de activiteit van de fabriek in Tereos Aalst zetmeel is, en niet de verwerking van suikerbieten, zal dit soort incident zich heel waarschijnlijk niet voordoen.”

"Het is nog te vroeg om een causaal verband te trekken tussen de dijkbreuk bij onze raffinaderij in Cambrai en de vervuiling van de Schelde in België", zegt suikergroep Tereos in een mededeling. "Als dat verband toch nog bewezen wordt, zullen wij onze verantwoordelijkheid opnemen." 

Het was een tijdje stil, maar in oktober 2021 kwam 'Tereos' toch opnieuw in de belangstelling. 
Terexit, het actiecomité tegen Tereos in Aalst, reageerde verontwaardigd op het feit dat onvergunde gevelwerken in de fabriek in de fabriek geregulariseerd werden. 
Dat ook de opslag van brandbare vloeistoffen en gevaarlijke stoffen alsmaar stijgt, vond de actiegroep verontrustend. Tereos verweerde zich meteen en verzekerde dat alles volgens de wet en de normen verloopt.

In 2023 was het nog eens aan de tegenstanders van het bedrijf om te trachten hun gelijk te halen. Volgens enkelingen was de stank in de buurt niet meer te harden, en was dus een onomkeerbaar signaal om de fabriek met onmiddellijke ingang te laten sluiten of zware sancties op te leggen. 
Toen na onderzoek bleek dat de geurhinder blijkbaar van een kadaververwerkend bedrijf in Denderleeuw kwam, werd het stil. Er werd wel nog geopperd dat 'van waar de stank kwam nu even niet belangrijk was, feit is dat die zou moeten verdwijnen' ... 

Nog later in 2023 ... Tereos Aalst investeert 17 miljoen euro om de productiecapaciteit van hun F95 hoogfructoselijn te verdubbelen. 

Vanaf medio 2025 zal het bedrijf dagelijks 220 ton hoogfructosestroop produceren. Deze stroop wordt gemaakt door gewone fructosestroop met 42 procent fructose te verrijken tot een stroop met minimaal 95 procent fructose. 
Dit product is zoeter dan suiker en wordt gebruikt in frisdranken en voedingsmiddelen. Het zal ook dienen als basisingrediënt voor bioplastics.

De uitbreiding zal gebeuren in twee fasen. Tegen eind 2024 zal de productie toenemen tot 150 ton per dag, en tegen midden 2025 zal de beoogde 220 ton per dag worden bereikt. 
Dit gebeurt met een nieuwe, energiezuinige installatie zonder extra energieverbruik en CO₂-uitstoot. Tereos heeft een overeenkomst met het Nederlandse technologiebedrijf Aventium gesloten. Aventium zal de hoogfructosestroop van Tereos gebruiken voor de productie van bioplastics.

Opnieuw discussie uiteraard ...

Wat er ook  allemaal van kome, en wat ook de toekomstplannen zullen zijn in verband met uitbreidingen en verkeersveiligheid, ondanks de verschillende naamsveranderingen zal de Aalstenaar toch nog altijd spreken over 'Den Amylum', 'de glucoserie' of 'de siroopfabriek' ...

Nu nog steeds, na de zovele naamsveranderingen dus, is trouwens nog altijd het logo van de Glucoseries Reunnies te zien.


Ook het logo van 'Zeeberg' prijkt nog altijd op één van de muren.


Het huidige administratief gebouw , toen weverij


Voor de carnavalisten is Tereos ook een 'belangrijk' gebouw. Sedert 2013 wordt op de toren (Werfplein) immers elk jaar een 18x15 meter grote affiche opgehangen met de uitbeelding van de carnavalsaffiche van de komende carnavalsperiode. Een soort 'aftelmomentje' dus, een herkenningspunt in de stad die aankondigt dat de carnaval driedaagse niet ver meer af is … 
Door verbouwingswerken en hevige aangekondigde stormen tijdens de carnavalsperiode echter ging dit in 2020 niet door.

Als afsluitertje nog een vergelijking van het zicht vroeger, en het zicht nu … een hele verandering niet ...

En vanuit de andere hoek, het sas tussen Amylum en rechteroever.



Bronnen :

Het Nieuwsblad van 05/10/2013 - 18/03/2020
HLN 27/4/2020
Journal télévisé FR1 17/4/2020
website tate and lyle /
tereos-syral.com / 
Google StreetView (toen en nu)
loket.onroerenderfgoed.be
regionale berichtgeving 11/12/2019 - 19/10/2021

donderdag 25 juli 2019

Keizerlijk plein - De appelmarkt - appeldragers

De Appelmarkt ? 
Appeldragers ?

Niemand ? 

Het is dan ook verschrikkelijk lang geleden, maar de 'Appelmarkt' bevond zich op de plaats die tegenwoordig gekend is als het Keizerlijk Plein.



Volgens 'Historiek der Oude Straten'  : "De Carmelietenvesten, of binne vaert wierd in Augusti 1752 aangevuld, van de Zoutstraat- tot de Nieuwstraatpoort, om de Peerdenmarkt of Peerdenkouter te vergrooten. Die plaats diende dan ook tot "appel ende fruytmerckt".
Een veel voorkomend probleem in die tijd was het gedrag van de marktdragers. 
Kooplustigen konden immers een beroep doen op een drager die de gekochte goederen aan huis of op een aangewezen plaats afleverde, maar er waren heel wat klachten over het niet afleveren van de zakken op de aangewezen plaats, en over het achterhouden van goederen door de dragers. 
De kopers wisten natuurlijk vaak niet meer precies wie de drager was of hoe die er uitzag, en dus konden ze hun bestelde (en betaalde) goederen wel vergeten. 

De stad wou een einde te maken aan deze misbruiken en besloot uiteindelijk om officiële dragers aan te stellen. Die werden geregistreerd en waren verantwoordelijk voor de goederen tot bij aflevering.

Er werden twee klassen aangesteld, in eerste instantie op de Graanmarkt waar granen, gerst, boekweit, haver en andere vruchten verhandeld werden.

De rode klasse daar stond in voor het dragen van de harde vruchten, de blauwe klasse droeg de rijpe vruchten. Iedere drager moest bij het begin van de markt een genummerde armband afhalen bij Pieter Janssens, een door de stad aangestelde opzichter. De armbanden werden om de linkerarm gedragen en werden op het einde van de markt terug ingeleverd. 
Tijdens de markt luidde de opzichter twee keer een klokje waarna, de reeds aangekochte goederen werden uitgedragen. 
Om de goede orde te handhaven, was het de dragers verboden op de markt te vloeken of te zweren, zich te bedrinken of onregelmatigheden te plegen. 

Deze regeling bleek een succesformule te zijn want de stadsmagistraat besliste om later ook nog een appelklasse aan te stellen.

In het christendom werd de appel beschouwd als een symbool van verleiding. Volgens het Oude Testament werden Adam en Eva uit het Paradijs verdreven na de beet in de appel van de Boom der Kennis.

Bisschop Ambrosius van Milaan (340-397 na Christus) vergeleek de aan het kruis hangende Christus met een appel die aan de "boom des levens" hing; het rood doet denken aan het bloed van Christus, dat volgens de christelijke opvatting vergoten werd zodat de wereld verlost kon worden.

Zo werd het symbool van de verleiding ook het symbool van redding tijdens de Kersttijd. In oude kribben was er zelfs een appeldrager die een appel aan Maria en Jozef bracht.

Sinds de Middeleeuwen zijn er stukken met Kerstmis opgevoerd voor de portalen van de kerken die de uitzetting uit het paradijs afschilderen. Voor dit paradijs werden bomen neergezet, waaruit 'de vrucht' werd geplukt. Deze vrucht was van oudsher een rode appel. Aan het einde van de kerstperiode, 6 januari, kon het paradijs of de kerstboom of kerstboom worden verwijderd, dat wil zeggen, de vruchten werden "geoogst" en gegeten.


Uit de “inkomende briefwisseling van de stad Aalst – jaar 1818” is dit artikeltje afkomstig. 
Het behandelt een conflict tussen de “appeldragers”, de appelverkopers en appelkopers, waarin het stadsbestuur diende een regeling te treffen. Men was het namelijk niet eens over de prijs van het transport (draaggeld) dat werd aangerekend bij de verkoop.


Draaggeld duidt er op dat de “appelzakken” toendertijd nog steeds gedragen werden.

Appelmerkt : Extrait uyt het Resolutieboek onderhouden bij Burgemeester en Schepenen der Stad Aelst. Zitting van Woensdag 28 Octobre 1818

Het kollegie, gehoord de menigvuldige klagten betrekkelijk den buitensporigen loon, die de dragers op de appelmerkt zich toelaten te eisschen, zoo van de Burgers als van de verkoopers, heeft besloten dien loon, provisionelijk vast te stellen als volgt:

Voor draag-geld van de merkt par zak, te weten :

- in de Pontstraet: Tot aan de poort van het begijnhof 10 61/100 cents (10 oortjens courant) en tot aan de poort 12 86/100 cents (drie stuivers courant) 
- in de Zoutstraat: tot aan de Korte Zoutstraet 10 61/100 cents (tien oortjens courant) en tot de Zoutstraetpoorte 12 86/100 cents (drie stuivers courant) 
- op de groote merkt 8 57/100 cents (twee stuivers courant) 
- op de Keizerlijke plaats 15 cents (drie stuivers en half courant) 
- in de Nieuwstraet: tot aan de Paardeposterije 10 61/100 cents (tien oortjens courant) en tot aan de poort 15 cents (drie stuivers en half courant) 
- in de Kattestraet: tot aan het heilig Geesthuis 10 61/100 cents (tien oortjens courant) en tot aan de poort 12 86/100 cents (drie stuivers courant) 
- in de Molenstraet: tot aan de Smids 10 61/100 cents (tien oortjens courant), tot aan de Ste Annebrugge 12 86/100 cents (drie stuivers courant) en tot aan het bollewerk 15 cents (drie stuivers en half courant) 
- buiten alle de Poorten 17 14/100 cents (vier stuivers courant)

Boven den voornoemden draagloon zullen zij mogen eischen, van de vrekoopers, voor het afzetten der zakken tot 2 14/100 cents (zes derniers courant) en voor het inbrengen van het geld en den zak waar voor zij zullen moeten instaan te zamen 4 29/100 cents (Eenen stuiver courant par zak)


Voor Extract conform bij translaat
De Secretaris (get.) Van der Belen 
De Eerste Schepen (get.) De Waepenaert



Lijste ende Numeros van alle appeldragers der Stad Aelst


1. Melchior Backhaert 
2. Lucas Verrilst 
3. Nicolas Mertens 
4. Guillelmus Asens 
5. Enricus Priou 
6. Laurentius Bascoir 
7. Albertus Barreez 
8. Henricus Franck 
9. Rochus Van den Broeck 
10. Joannes Walgraef 
11. Petrus Ringoir 
12. Jacobus Franck 
13. Joannes De Meyer 
14. Petrus Franck 
15. Emanuel De Meyer 
16. Petrus Van Damme 
17. Judocus Bonjour 
18. Jacobus Snel 
19. Guardus Van den Broeck 
20. Cornelis Lanckman 
21. Jacobus Poekx 
22. Dominicus Smet 
23. Franciscus Mertens 



Bronnen

uitleg appeldrager : nl.fitness-n-health.com
inkomende briefwisseling van de stad Aalst – jaar 1818

woensdag 15 mei 2019

De stedelijke vismijn(en) van Aalst

Een eerste vermelding van de stedelijke vismijn in Aalst vinden we terug op 25 mei 1465, en dat via een reglementering voor de verkoop van vis.

Vis mocht toen  enkel en alleen in de vismijn verkocht worden. Er waren heel wat reglementen aan verbonden, … zo mocht men bijvoorbeeld niet teveel vis aankopen, met name niet meer dan één korf.
Er bestond wel één uitzondering er op deze regel : de monniken van Affligem waren de enigen die zoveel vis mochten kopen als ze nodig hadden.

De oudste vismijn situeerde zich waar nu het standbeeld van Valerius De Saedeleer staat. De huidige plaatsnaam “Oude Vismarkt” verwijst er trouwens nog steeds naar.

De nieuwe overdekte vismijn, gebouwd in 1770, werd opgericht op de plaats van de vorige dus eveneens op de Oude Vismarkt.


In januari 1892 werd de oude vismijn op de Oude Vismarkt afgebroken en werd de nieuwe gebouwd achter de Werfkapel ... de 'nieuwe nieuwe' vismijn dus ... ofte De vismijn op "De Zaat" op "'t Eiland Chipka"  


Voor de bouw van de vismijn op de Zaat werden reeds in 1885 plannen gemaakt.
Het betrof een exacte copie van de originele vismijn, achthoekig maar dan wel overdekt.

Er moet echter in de daaropvolgende jaren een ander inzicht gekomen zijn en de uiteindelijke vismarkt is deze achthoek geworden met een aanbouw zodat er uiteindelijk een zaal met een half achthoekig uiteinde gebouwd werd.


Het dicht gearceerde gebouwtje rechtsonder de vismijn is de "achterste molen", op dat ogenblik reeds omgevormd tot woning, die voor de bouw der vismijn moest gesloopt worden.

Hierbij een tekening van de oude vismijn door Van der Poorten uit 1928


Hierbij het 'Vismijn politiereglement voor de stedelijke vismijn in 1893', dat te raadplegen is in het S.A.A. (Stadsarchief Aalst)


In 1933 werd als gevolg van herstellingswerken uitgeweken naar de overdekte Botermarkt. 
In 1937 werd zelfs besloten om de bouwvallige vismijn te slopen, maar zover kwam het niet, of toch niet via een geplande afbraak. Het waren immers de Duitse bommen die de klus klaarden in mei 1940. Dit gebeurde samen met bombardementen op het station en de St Annabrug.

De visverkoop ging na de oorlog verder door in de overdekte Botermarkt

Toen men in 1953 de metalen constructie afbrak verhuisde de vismijn naar de stadsmagazijnen in de Vrijheidstraat (waar nu de brandweer is). 

Op 20 juni 1956 werd de nieuwe vismijn aan de Houtkaai ingewijd en kon voor het eerst vis verkocht worden in de spiksplinternieuwe gebouw.

Hier kon men er elke week, van dinsdag tot en met vrijdag, vis kopen aan de laagst mogelijke prijs. 
Vooral gepensioneerden, kroostrijke gezinnen, werklozen en anderen die het financieel niet te breed hadden waren er vaste klant en de vismijn vervulde dan ook een niet te onderschatten sociale rol in Aalst.
Ook de oudjes van het 'oud mannekeshuis' in de Kattestraat verdienden er wat centjes bij. Zij presenteerden de aangeboden vis in houten bakjes, de koper kreeg aan de kassa een betalingsbewijs en ging ermee naar deze 'helpers' om de aangekochte vis in ontvangst te nemen. Hiervoor kregen 'de oudjes' dan van de koper vaak wat drinkgeld toegestopt .  

Het waren vooral de goedkopere vissoorten die er aan de man werden gebracht. Vis was indertijd immers 'het armemensen' eten bij uitstek.

Een groothandelaar kocht de vis aan in de vismijn van Oostende, Nieuwpoort of Zeebrugge. Per vrachtwagen of trein belandde de vis dan reeds voor 5u30 in de Aalsterse vismijn. De vismijn was geopend van 9 uur ’s ochtends.

Winst maken was nooit de hoofdbekommernis, in principe kon iedereen zelfs maar één aankoop doen. De vis werd er verkocht in hoeveelheden van 2,5 kg., maar de gepensioneerden konden een kleinere hoeveelheid van 1 kg. aankopen.

Panklare filets kon men er toen nog niet kopen. Hij was wel al “gegut” (dit wil zeggen : hij was reeds op zee ontdaan van zijn ingewanden) maar de graten kreeg je er dus wel nog - 'gratis en ver niet' - bij ...

In 1988 werden er nog grote verfraaiingwerken uitgevoerd.

Bij de werken ter voorbereiding van het herkasseien van de Oude Vismarkt werden de fundamenten van de overdekte (doch open) vismarkt gevonden. De contouren van de toonbanken en die van het afdak werden weergegeven in de kasseimotieven,  en zijn dus duidelijk zichtbaar.

Op het plannetje hieronder, dat verscheen in "Aalst Waar Is De Tijd", is duidelijk deze vismijn te zien:


De Vismijn was toen een heel stuk kleiner als nu. Duidelijk te zien was de vismijn tegen de waterpomp aangebouwd, onderstaande postkaart geeft een beter zicht op de toenmalige inplanting:


Visleveranciers aan de stedelijke vismijn aan de Houtkaai waren


in 1961:

- Van Ooteghem R., Oostende
- Van Torre V., Heist
- Boi G., Denderhoutem

in 1965 en 1966:

- Van Torre
- Albatros
- Boi

De geleverde vissoorten tijdens deze periode:

- bot - doraden - garnalen - griet - gullen - haaien - haring - kabeljauw - kongeraal - koolvis         
- krabben - leng - lommen - makreel - mieten - mooie meiden - pladijs - posten - roodbaars      
- rog - scharren - schelvis - staart - steentongen - sprot  - tarbot - tongen - vlaswijting
- vloot - wijting - wulken - zeebaars - zeewolf - zonnevis

Wat in dit lijstje waarschijnlijk onmiddellijk opvalt : geen mosselen
Het is eigenlijk niet zo raar dat er (toen) geen mosselen werden aangeboden, gezien deze niet kwamen van onze kust maar van de Westerschelde (Nederland), en het transport in die tijd nog niet was wat het nu was ... 

Over de Mosselkaai schreef Petrus Van Nuffel het volgende:

Ik ben zeker dat alle kinderen van Aalst aan de Mosselkaai gespeeld hebben.
Vele vielen er in het water, maar nooit is er iemand verdronken.
Nauwelijks riep men: er ligt een kind in ’t water, of Polydoor de Paepe sprong van boven door zijn dakvenster in de Dender en als hij niet rap genoeg was, had Jef van Belle de drenkeling reeds vast.

Over de mosselkaai en de vismijn schreef Ph. De Paepe het volgende:

Aan de Mosselkaai, tussen het café van Kamiel Verleysen en de molen van Gheeraerdts kwam alle weken een mosselschuit liggen.
Voor 12,5 cent had men een volle emmer, door de schipper in de emmer geschept, er waren soms krabben bij die door een “schajongen” van een schipper in het gezicht der kinderen gesmeten werden.
Veel mannen kochten er zich om 5 cent. De meesten zetten zich doodeenvoudig gehurkt op de deksteen. Ze staken de mosselen handig open met een pennemesje of liereman en slokten die zo naar binnen.
Andere hadden een handdoek om de mosselen in te doen, nog andere namen hun neusdoek, ze gingen dan met hun geknoopte handdoek of neusdoek mosselen naar huis.
Soms kwam er ook wel een hondenkar om 2 of 3 zakken, die werden niet gewogen want een baskuul had men op de schuit niet.

De viswijven etaleerden hun vis op grote schuine stenen, banken genaamd en in de halve ronde was er dan “de mijn”.

Dit werd reeds ’s morgens vroeg door belleman Buys aangekondigd op alle hoeken der straten.

Linge-linge-ling, vis in de mijn, linge-linge-ling, vis in de mijn, om negen uur zal hij geloofd worden!

Jan Tack, schoenmaker van stiel, was de roeper in de mijn: 50-49-48-47 enz. tot één van de omstaanders zijn vinger omhoog stak en “mijn” riep.

Die mocht dan ook onmiddellijk zijn vis betalen en meenemen.
Van hier trouwens ook de naam vismijn. Jullie moeten dus niet denken dat dit woord komt van een 'mijn' zoals een steenkoolmijn of zo.

De vis die men afriep werd van de grote hoop in een mand geschept die op een tree stond.

'Mong de Kalkbezze' was de schepper van dienst en wist heel handig steeds een paar vissen onder de tree te schuiven, die hij dan later zogezegd terugvond. 
Maar de omstaanders, meestal habitués, wisten dat en het was niet raar dat er één met fijne stem riep “visken onder ’t berreken”, wat Mong dan ook zijn tweede bijnaam 'Berreken' opleverde.

Dit plannetje geeft aan waar de oude vismijn stond op de oude vismarkt, in de kasseien is een patroon aangebracht om aan te tonen waar deze stond. Dit patroon is hier overgenomen in rode stippellijn.


Hieronder de afbeelding van een postkaart van de vismijn : het is een zicht op de vismijn en de overzijde van de Dender, en geeft een zeer goed zicht op de eerste bouwfase van het magazijn van De Wolf Cosijns.


En hier een foto uit 1977 van de Stedelijke vismijn aan de Houtkaai. 


De naam ‘Houtkaai’ herinnert eraan dat deze plaats op de vertakking van de Dender ooit een binnenhaventje van de Dender was waar hout geladen en gelost werd. 

Het haventje was ook verbonden met de vroegere moutmolen op de plaats waar nu de firma Seps is gevestigd even verderop. Zoals in andere steden was een dergelijk haventje steeds omzoomd door bomen.
De geruchten als zou de oude Vismijn zou worden afgebroken voor de bouw van een nieuwe voetgangers-en fietsbrug over de Dender werden door de stad Aalst formeel ontkent. 

De bomen rond dit gebouwtje, meer dan 50 jaar oude lindenbomen, worden wel gerooid en worden op termijn vervangen door nieuwe exemplaren en zitbanken (blokken zoals in de Kattestraat). Hierdoor zou het speelpleintje dat er nu aanwezig is, verdwijnen.
Volgens schepen De Gucht zou de fietsersbrug (die er toch zal komen) een brug worden op palen. Er zal worden gewerkt met schermen zodat de buurt kan gerust zijn over 'inkijk' in hun woningen en tuintjes. 

In het midden zou het pleintje opgewaardeerd worden tot een gezellige plek met veel speelmogelijkheden voor de kinderen. 
De bomen zouden een verbinding gaan vormen met het station, waar eveneens een groen park wordt aangelegd. Samen met de renovatieplannen van 'Netwerk' zou dit een nieuwe boost moeten geven aan de Houtkaai. 
Er rijzen ook ideetjes om van de oude vismijn een visrestaurant te maken (ofwel door concessie ofwel door het aan de privé over te laten). We zijn nog (bijlange) zo ver niet, maar het zou toch schitterend zijn om op die manier de geschiedenis van dit gebouw toch nog wat in ere te kunnen laten ? 

We schrijven ondertussen 20 juni 2023 ...  Van afbreken is nog steeds geen sprake, maar het lijkt er sterk op dat de meer dan vijf eeuwen oude 'Stedelijke Vismijn' aan de Houtkaai binnenkort wel eens op Immoweb zou kunnen verschijnen. 
Het stadsbestuur denkt er immers sterk aan om dit stukje Aalsterse geschiedenis te koop te zetten. 

Alweer een verhaal om te blijven volgen ... 

Bronnen

S.S.A.
vvakaalst 9/5/2020 - Luc Van Der Helst en André Schollaert
Gidsbeurten Jan Louis / Lutgarde De Ridder - stadsgidsen Aalst
foto 1977 : MadeinAalst (foto stadsarchief)
HLN 4/8/2019
Boek : Aalst in oude prentkaarten