Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label personen/andere. Alle posts tonen
Posts tonen met het label personen/andere. Alle posts tonen

donderdag 31 oktober 2019

Dokter Herman Le Compte

Herman Le Compte... wie kent de flamboyante arts niet ... de arts die iedereen ging overleven en nogal voor wat commotie zorgde door zijn uitspraken.

Herman was een Vlaams arts. En wat belangrijker is voor deze blog : hij is geboren in Aalst op 26 april 1929.


Herman liep humaniora aan het Sint-Jozefscollege in Aalst, geleid door de paters jezuïeten. In latere interviews keek hij trouwens steeds met waardering en veel respect terug op de intellectuele en culturele vorming die hij aan dit college genoot.


In de jaren vijftig werkte hij als arts in Congo. De bantoestam noemde hem "munganga mandefo": "de tovenaar met zijn baard".

Hij specialiseerde zich in de geriatrie en de gerontologie.

Tijdens de jaren zeventig werd hij vooral bekend om zijn werken en theorieën over ouderdom, en hierbij was het vooral zijn eerste Wet van Le Compte die van belang zou zijn: "De veroudering gaat sneller naarmate de tekorten groter en talrijker zijn."


In augustus 1970 verklaarde Le Compte dat zijn patiënten door elke dag vitamine C te slikken een hoge leeftijd zouden kunnen bereiken. Hijzelf volgde deze kuur ook en deed toen de beroemde uitspraak: "Misschien word ik wel duizend jaar!" Deze zin deed in Vlaanderen heel wat stof opwaaien. Omdat zijn therapie erin bestond om zijn patiënten te genezen door het toedienen van grote dosissen vitaminen werd hij ook wel eens de vitaminedokter genoemd.   

Het ging ver, heel ver. In 1972 werd hij vanwege zijn controversiële theorieën en uitspraken zelfs geschorst door de Orde van geneesheren, die hij altijd 'de horde' noemde.


De Orde schorste hem levenslang wegens ongeoorloofde publiciteit en smaad. De levenslange schorsing werd pas op 26 december 1975 van kracht, maar Le Compte negeerde dit en bleef zijn beroep verder zetten. Hierom werd hij op 16 februari 1976 gearresteerd. 


Gedurende vele jaren schreef de dokter ook medische artikels in het huis-aan-huis-weekblad de Streekkrant onder de titel "Gezond en gelukkig". 
Le Compte bleef decennialang rechtszaken aanspannen tegen de Orde der Geneesheren. 

Pas twintig jaar later werd hij (deels) in het gelijk gesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg en kon hij zijn beroep weer legaal uitoefenen. 


Omwille van zijn vaak tegenstrijdige theorieën en zijn vaak ludieke optreden op de tv werd hij weleens beschouwd als de "John Massis van de geneeskunde". 

Le Compte heeft vele boeken geschreven, waaronder De toekomst van het ouder worden (samen met Cyril Northcote Parkinson).


De dokter was gehuwd met kunstenares Begga D'Haese (ook een 'Oilsjtenes'), zus van beeldhouwer Roel D'Haese uit Geraardsbergen. Waarschijnlijk was het deze connectie die de steeds zieker wordende Louis Paul Boon tegen het eind van zijn leven ter behandeling bij Herman Le Compte bracht. 

Le Compte had tien kinderen, waaronder één Congolees adoptiekind.
In 1999 ging hij na een zware malariaaanval definitief met pensioen.

Op 3 januari 2008 stierf dr. Le Compte in Knokke op 78-jarige leeftijd aan een hartkwaal ... de duizend jaar zou hij dus niet halen.

Chris Van den Durpel maakte een typetje van hem in het televisieprogramma 'De drie wijzen'. Dit typetje werd met de nodige hilariteit ontvangen, en toen Le Compte te gast was in 'Schalkse Ruiters' was zijn stopwoord 'A jàààààà' een tijd lang een catchphrase. De uitzending werd zo memorabel dat hij een week later zelfs mocht terugkeren als gast.


Hierbij een filmpje waarbij de imitatie Herman de echte ontmoet tijdens een interview met Margriet (populair praatprogramma begin jaren '90). Voor alle duidelijkheid, de eerst geïnterviewde is Chris ...

Bronnen

Herman Le Compte, dokter zonder vrees (Gopher.nl)
Interview met dr Le Compte, Humo 12/8/2003
Interview met Adriaan Le Compte, zoon van, Humo 18-24 april 2008
HLN
Wikipedia
Filmpje : Margriet VRT 1991 (via YouTube)
Filmpje met foto's van de dokter

dinsdag 29 oktober 2019

Platenzaak Kieckens - Lange Zoutstraat 53

De platenwinkel van Désiré Kieckens, bijgenaamd “Den Dissen” was eerst gevestigd in de Lange Zoutstraat nr. 40 en is nadien verhuisd naar de Lange Zoutstraat nr. 53.

De naam van deze zaak was eigenlijk “Music Home”, maar de meesten gingen toch bij 'Kieckens' om hun plaatjes ... 


Het pand heeft, in zijn huidige vorm, een lijstgevel met een bijkomende, smallere zolderverdieping en een driehoekig fronton. Bovenaan ingewerkt is nog duidelijk het jaartal 1742 te herkennen. 
De steile dakhelling wijst op een mogelijk oudere, traditionele kern van het pand. Het gebouw werd in 1997 beschermd als monument.


Vele jeugdigen (in die tijd) hebben daar hun platen gekocht, zijn dienstverlening en kennis van muziek was toendertijd onovertreffelijk. Wist je niet juist welk plaatje het was kan moest je het maar zingen. 

As ge van Oilsjt zetj ... eje van ze leiven e lieken gezongen in de winkel van Kiekens : 
Ik ging ooit met een paar vrienden het plaatje kopen van "Asdammen"... 
Gedienstig zoals altijd ging Den Dissen dadelijk op zoek maar hij moest na een tijdje toegeven dat het niet in voorraad was, ... eigenlijk feitelijk moest hij zelfs toegeven dat hij het liedje zelf ook niet kende.

'Zing het eens', vroeg hij, 'misschien weet ik dan wat jullie bedoelen'.

Toen wij daarop begonnen te zingen "As dammen toffe jongens zen ....." vlogen we buiten 

Désiré Kieckens 'Den Dissen' (°1920 - + juni 2004) huwde op 19/7/1947 met Elise Troffaes - dochter van Jozef Leopold Troffaes (°Aalst 11/3/ 1900 en +Aalst 23/5/1972) en Emelie Schellekens (°Aalst 28/1/1898 en +Aalst 25/4/1975).

Hij was toen lid van de vrijwillige brandweer.....

Ze kregen twee zonen:

- Christian Kieckens (°1951) - architect (van - onder andere - de nieuwe stationsbuurt)
- Yves Kieckens (°1955) - informaticus.

Den Dissen is met zijn zaak begonnen in de Geraardsbergsestraat nr 24 dat is het deel dat nu Colinetstraat is. 
Het huis lag naast de drogisterij "Gargam".
Deze huizen zijn ondertussen afgebroken om er een appartementsgebouw neer te zetten.

Hij reed met een moto met een karretje er aan. Dat karretje was heel handig want hij verhuurde ook geluidsinstallaties voor kermissen en andere festiviteiten. 

Met zijn ‘speciaal vervoer’ bracht hij alle versterkers, luidsprekers en andere attributen ter plaatse en installeerde alles ter plaatse. 
Bij bepaalde gelegenheden draaide hij ook zelf plaatjes. 

Voor Dissen daar zijn zaak begon, was er een café-duivenlokaal gevestigd (bij Jacques Braekeleer). Zijn kleinzoon, eveneens Jacques Braekeleer genoemd naar zijn grootvader-Peter, baatte later het huidige café "'t Solleilken" uit.

Toen in 1967 'Jean-Paul' prins carnaval werd, speelde 'den Dissen' een belangrijke rol in het muzikale gedeelte. 

Tijdens de verkiezingen had Jean-Paul het liedje 'Oilsjteneers zemmen' ten gehore gebracht. Heel Aalst sprak erover. Fantastisch ... een nieuw geluid in Aalst. Binnen de kortste keren zong iedereen het liedje dan ook mee. Het liedje is onderaan dit artikel terug te vinden

Het werd een triomf, en de eerste Aalsterse Karnavalshit was geboren. 
Van alle kanten bleef men aandringen om het liedje ook op plaat te zetten. 

Zondag heeft Jean Paul dan (zonder veel overtuiging of hoop) 'den Dissen' opgebeld, en heeft hij hem uitgelegd wat de Aalstenaars van hem verlangden.

Dissen kontakteerde onmiddellijk de commercieel directeur van Philips, dhr Moons, die reeds op maandag dan Jean-Paul zelf contacteerde. Zonder veel hoop - we waren toen reeds dertien dagen voor carnaval - deed de prins opnieuw zijn verhaal. Het zou een race tegen de tijd worden.

'Morgenvroeg om negen uur zijn we bij U', klonk het aan de andere kant van de lijn. 

En zo geschiedde … 'Ze' kwamen en Jean-Paul mocht zijn eigen compositie brengen … en werd goedgekeurd.   'Morgenavond opname' klonk het, maar ook 'wat komt er op de B-kant?'

Tja een B-kant … nooit aan gedacht eigenlijk …. en een plaatje heeft nu eenmaal een A en een B kant natuurlijk.

Efkes nadenken over een refrein dat iedere Aalstenaar kende. 
Tja … 'Jonges van de veirkemert' ... dat moest het worden. 
Maar ... het refrein is 1, maar de rest ... wie kende de rest ? 
Jean-Paul alvast niet, de rest van de carnavalsaanwezigen ook niet.
'as men ni een weirken, emmen giene fret' werd er snel door iemand achter gebrabbeld, en ze waren vertrokken. 

Alles werd op papier gezet om het opnameklaar te maken. 
Jean-Paul schreef dus nieuwe coupletten op het reeds bestaande carnavalsnummer en Odilon Mortier zorgde samen met de orgelist van de Actif Club voor een orchestrale aanpassing en de melodie voor de coupletten.

Dinsdagmorgen kwam er dan een telefoontje van een Aalsterse medewerker die bij de BRT werkte en die voor de studio-opnamen een groep van 30 verkleden zou willen zien.

.. . Ook dat speelde men klaar ...

Dinsdag om 11 uur lagen de plaatjes bij den Dissen en de andere Aalsterse platenhandelaars op de toonbank. 
De radiodistributie kreeg van directeur Moons de opdracht om het plaatje zo veel mogelijk te spelen, en dat gebeurde ... soms tot zo'n 20 keer per dag.

Bij Kieckens lagen er zo'n 2000 exemplaren op de toonbank, aan 66 frank 't stuk. 's Anderendaags was alles uitverkocht .. ! 
Er werden 3000 nieuwe exemplaren besteld, en die waren op vrijdag ook allemaal de deur uit. 
Op karnavalszondag zelf dan werden er dan nog eens 3000 exemplaren aan de man gebracht ... 
… en dat allemaal door 1 telefoontje van 'onzen Dissen' … !

De platenzaak bood vanaf een bepaald ogenblik ook een extra service onder de vorm van een extra telefoonnummer waarop men "de plaat van de week" kon beluisteren. Ook kon men er steeds allerhande ingangstickets voor festiviteiten aankopen.

De platenzaak maakte heel veel publiciteit in de lokale pers. Zo bv ook in de Gazet van Aalst net voor de kerstdagen. 
In een artikel in die krant werden toen kerstplaatjes besproken, evenals de hitparade van toen. 
Onderaan het artikel stond dan een advertentie van D. Kieckens : 'De in deze rubriek besproken platen zijn allen te verkrijgen bij D.Kieckens, Lange Zoutstraat ...'.

Na het stopzetten van de platenzaak gingen den Dissen en zijn vrouw aan zee wonen (Knokke-Heist). Hij overleed er in juni 2004.

Grote concurrent was de platenwinkel aan het Sluierstraatje (komende van de markt een paar huizen ervoor). Deze zaak was van Fred De Bruyne. 

Oilsjteneers zemmen, de eerste carnavalshit :


En hier dan het B-kantje : Weir zen jonges van de veirkemert :



Bronnen:

Facebookgroep 'ge zetj van Oilsjt as ge ...'
De Gazet van Aalst 9 december 1967
De Voorpost 13 februari 1981
'Oilsjtneers zemmen' en 'Jonges van de veirkemert' : filmpjes van 'Montooken' (via YouTube)

vrijdag 31 mei 2019

Lieven Piron en Laila - WAF & OMRI

Lieven studeerde fotografie aan de Kunstacademie in Gent, en is actief als graffitikunstenaar sinds 1992.

Hij werkte onder andere voor de bedrijven Opel/Redbull/Lee cooper/I-art hotels/nmbs/Fortis en voor talrijke evenementenburo's , scholen, enz.

Hij is lid van Kunsthuis XIII – Artiestencollectief Vzw en medewerker aan het project  ‘Molens van Aalst’

Volgens Waf kan men veel meer mensen bereiken met een tekening. Ze geven saaie plekken vaak een beetje meer kleur, en laten mensen vaak iets verder nadenken. Lieven en zijn vriendin Laila worden door weinig mensen bij hun echte naam genoemd. Iedereen noemt hen Waf en Omri. Die namen kozen ze zelf. Ze schrijven die namen onder hun graffiti.

Waf ‘verveelde’ zich een beetje op school, en haalde daardoor vaak streken uit.

Natuurlijk kreeg hij daardoor heel veel straf.

Op een dag vond hij een spin, en spoot er haarlak op. De haartjes op de poten van de spin gingen rechtop staan, wat hij heel mooi vond. Hij begon die spin te tekenen op papier. En nadien ook op een muur in de school. Op school mocht echter niets op de muur staan, er mocht zelfs geen duimspijker in. En dan stond er plots een tekening …

Toen ontdekt werd wie dit gedaan had, werd hij prompt van school gestuurd. Hij ging dan naar de tekenschool, en daarna leerde hij voor fotograaf. Hij slaagde in 1999. Een andere passie van Waf is ‘skateboarden’. Hij versierde zijn board dan ook al gauw met graffiti, en sindsdien is hij elke dag bezig met zijn passie. 

Omri volgde les aan de kunstschool. Ook zij tekent natuurlijk heel graag, en had dan ook altijd heel goede punten voor tekenen. Maar het ging te gemakkelijk. Ze moest er geen moeite voor doen. Ook voor andere vakken deed ze uiteindelijk geen moeite meer, en uiteindelijk stopte ze dan maar met de school. Later verdiende ze wel geld door te tekenen. En toen ze Waf leerde kennen, vroeg hij haar, gezien ze zo prachtig tekende, om het ook eens met een spuitbus te proberen.

Ze begon te oefenen op een muur in hun garage.

Ondertussen heeft ze aan de staat de goedkeuring gevraagd om officieel erkend te worden als ‘kunstenaar’

Het koppel is gekend als Waf en Omri, maar van waar komen nu juist die bijnamen ?

Waf is een merk van laadbakken van vrachtwagens. Als kind zag hij die naam al op vrachtwagens staan. Hij vond het inderdaad meer een naam voor een hond. Die naam bleef echter door zijn hoofd spoken, en hij vond het best wel leuk. Nu zet hij al ‘zoveel’ jaren Waf onder zijn tekeningen, en iedereen noemt hem ook zo.

Omri werkte vroeger in een ziekenhuis. Daar waren heel veel Marokkaanse zieken. Zij wilde graag hun taal leren om beter te kunnen communiceren met hen, en zij leerden haar dan ook verschillende woordjes aan.

'Omri' betekent 'mijn leven'. Je kan ook 'omri' tegen een bijzonder iemand zeggen. Dan betekent het 'ik geef je mijn leven voor altijd'

In vele steden spuiten jongeren 'tags' op de muren. Een 'tag' is eigenlijk een soort handtekening. Het zijn meestal kleine krabbels, waaraan veel mensen zich storen, want het zorgt voor slordige muren. Zij mogen er dan grote tekeningen over spuiten. De steden komen hen dat vaak zelf vragen. Daarna komen er geen 'tags' meer. De jongeren hebben te veel eerbied voor hun werk, en de oudere mensen vinden het meestal ook wel mooi. Zo is iedereen tevreden. Ook het koppel zelf natuurlijk, want de steden betalen hun ervoor.

Volgens Waf moet je niet echt goed kunnen tekenen om graffiti te kunnen spuiten. Het volstaat volgens hem dat je ‘kan zien’. Als je kan zien, kan je tekenen …

Een oud leraar verkondigde "Hij heeft niet genoeg verbeelding". En nu leeft hij van tekeningen. Je moet gewoon veel oefenen. En je moet nieuwe dingen durven proberen.

En natuurlijk moet je er ook een beetje gek voor zijn. De artiesten staan namelijk dag in dag uit in de stank van de spuitbussen, en ook de fysiek moet goed zijn om constant de ladders op en af te kunnen kruipen.

Waf vroeg zelf aan de stad of ze eventueel ook de muren van de carnavalswerkhallen aan de Bergemeersen mochten onder handen nemen. Er stonden heel veel 'tags' op de werkhallen, en dat werkte zoals eerder vermeld natuurlijk 'storend'.

Hij vroeg of hij er een grote tekening mocht overspuiten, maar daar was men niet onmiddellijk mee akkoord. Uiteindelijk konden ze toch een afspraak maken. Waf vraag meestal 50 euro voor een vierkante meter. Die muren zijn echter heel groot, en alles overspuiten zou dus bijna een fortuin kosten. Hij heeft toen voorgesteld  om hem gedurende 10 jaar op die muur te laten schilderen en daar kon de stad zich in vinden.

Zo maakt hij elk jaar zijn eigen graffiti-feest. Hij nodigt dan ook zijn vrienden uit. In principe zou hij elk jaar dezelfde muur beschilderen, maar de stad liet hem in 2004 ook de muur aan de andere kant van de hallen doen.

Waf zelf spuit op de carnavalsmuren praktisch alleen de letters. Omri spuit, ondanks het feit dat ze minder lang bezig is (vanaf 2003)  meestal portretten, omdat zij blijkbaar beter de verhoudingen kan doen kloppen.

Waf en Omri zijn niet enkel in Belgie bekend, hun werken zijn ook terug te vinden in onder andere Spanje, Frankrijk en Polen, en zelfs in New York. Waf ging ook al graffiti spuiten in Rusland, Nederland en Frankrijk.

Interview uit ‘Denderend Aalst’ van 15/09/2013

In 2002 kregen Lieven Piron, ondertussen beter bekend onder zijn artiestennaam ‘WAF’, en zijn ‘Team Alosta’ van de stad de toestemming om de grijze betonmuren van de carnavalswerkhallen wat op te fleuren. De graffitikunstenaars maakten indruk met hun spectaculaire en kleurrijke tekeningen, of ‘tags’ zoals dat heet in het jargon. Sindsdien voegen ze elk jaar tijdens de carnavalsbeurs een stukje aan dat kunstwerk toe. De hallen zijn ondertussen zo goed als afgewerkt en daarom nemen WAF en co ook de kantine onder handen.

WAF is naast kunstenaar ook leraar Plastische Opvoeding aan het Koninklijk Lyceum. Je kan hem samen met zijn internationaal gezelschap van Team Alosta elk jaar opnieuw aan het werk zien tijdens de carnavalsbeurs.

Of hij zin had om dat stukje maagdelijk witte beton van de carnavalskantine ook een beurt te geven?

WAF: “Zeker, al moet ik toegeven dat grotere oppervlakten zoals de hallen zelf leuker zijn, hier moeten we werken op kleinere vlakken.” Maar de hallen zelf zijn nu zo goed als klaar. Wat is na de kantine het volgende? Overschilderen?

WAF: “Ik zou er in elk geval geen moeite mee hebben om er iets nieuw over te zetten. Eens we onze foto hebben van ons werk zijn we eigenlijk content.”

Even terug naar het begin. Hoe lang ben jij al bezig?

WAF: “Met graffitti ben ik al 23 jaar bezig, van mijn veertiende dus. Dat begon vrij anarchistisch. Mijn allereerste tag bestaat nog altijd, ergens in Kerksken, maar ik ga je niet vertellen waar, want die was niet echt legaal (lacht).
Later, toen ik op internaat zat in Gent begon ik 'spinnekopkes' te tekenen. Daarna begon ik grotere tekeningen te maken.

Met enkele vrienden richtte ik Team Alosta op en elk weekend zijn we wel ergens aan het werk in binnen- of buitenland. Van de oorspronkelijke groep ben ik wel nog de enige die in Aalst woont. Ondertussen is ‘Team Alosta’ uitgegroeid tot meer dan een graffiticollectief. We bieden bijvoorbeeld ook workshops muziek en hip hop aan. En onze naam wordt ook al gekozen voor andere
initiatieven, zoek maar eens op via Google. Dat maakt me wel trots.”

Hip hop, de skatecultuur, graffitti, het hangt allemaal samen?

WAF: “Dat is alleszins wat vele mensen met elkaar relateren, maar het gaat niet echt op voor mij. Ik werk het liefste van al met klassieke muziek op de achtergrond. Trouwens, graffiti vindt eigenlijk zijn oorsprong in de punkscene.”

Met hoeveel komen jullie naar de carnavalsbeurs?

WAF: “Met een man of 14. Dit keer zakken er vrienden af uit Nederland, Hongarije, andere Belgische steden… Het internet is in dat opzicht een zegen, je bouwt echt een groot netwerk uit. Zo heb ik ook tijdens mijn vakantie in Colombia kunnen schilderen.”

Sommige tekeningen zijn staaltjes van waaghalzerij, je vindt ze op soms onbereikbare plaatsen. Iets voor jou?

WAF: “Die tekeningen op de zotste plekken vind ik wel ‘cool’, maar geef mij toch maar de rust van mijn atelier.”

Wat vind je nu zelf de mooiste creatie hier op deze hallen?

WAF: “Als ik echt moet kiezen, dan misschien de stadsgebouwen in zwartwit.” 

Hoe bepaal je eigenlijk wat er op zo’n muur komt?

WAF: “Vooraf spreken we een thema af. In dit geval is er altijd een link met Aalst en Carnaval. We werkten al eens rond het thema gebouwen, of rond Cirque du Soleil, vorig jaar was het thema ‘Aalst in de ruimte’ enzovoort. Om in de sfeer van de kantine te blijven wordt het dit jaar waarschijnlijk iets met zatte mensen, of toch iets met drank (lacht).”

>> Aalst in de ruimte - thema van 2012 <<

En dan volgt het moeilijkste: de uitwerking.

WAF: “Vóór de uitwerking brengt de stad eerst een witte verflaag als ondergrond aan. Daar zijn we zeer blij om, want anders komt de verf te makkelijk los door het vocht. We besparen er ook enkele spuitbussen mee. Op woensdag voor de carnavalsbeurs starten we al met de tekeningen op basis van een kleine schets en dan laten we alles mooi op elkaar volgen.”

Ben je eigenlijk zelf een carnavalist?

WAF: “Niet fanatiek, maar ik blijf er toch voor thuis. Op zondag ga ik telkens samen met enkele kameraden in de stoet, maar ik ben er geen weken op voorhand mee bezig. Neen, eigenlijk is dít mijn carnaval (wijst naar de tekeningen op de werkhallen).”

Tot slot: stel je krijgt carte blanche om ergens in Aalst een tekening te maken. Welke plek wordt het?

WAF: “Die grote blinde muur aan de Dendermondse steenweg, daar aan de FIAT-garage. Dat is zo’n lelijke muur, telkens als ik er passeer denk ik van ‘hmm’… Ik weet dat het gebouw eigendom is van Infrabel, misschien moet ik het maar eens op een officiële manier vragen. Maar misschien zijn ze bij

de spoorwegen ook niet zo happig op graffiti, dat kan ook (lacht).”

Foto’s van de werken van dit team zijn terug te vinden op http://www.fotolog.com/waf_alostacrew/ en op http://www.waf-alosta.be/

Een achttal uurtjes. Meer tijd had de Aalsterse graffiti-artiest WAF niet nodig voor een nieuwe opdracht in 2014. Deze acht uurtjes waren nodig om de ingang van de Don Bosco-school in de Bergemeersenstraat in Aalst om te toveren tot een waar kunstwerk.


De grijze muur is nu een landschap met kabbelend water, boompjes en in het groot het Don-Bosco-logo. ‘Ieder jaar lanceren we een project rond schoolverfraaiing’, zegt leerkracht Stefanie D‘Hondt. ‘Grafitti past perfect bij de leefwereld van onze kinderen. Het is een heel mooi welkom voor iedereen die de school binnenwandelt

‘Vooral de reacties van de kinderen zijn tof’, zegt Lieven Piron, beter gekend als WAF. ‘Ik vertrek nu op wereldreis, maar in januari volgend jaar ben ik terug.’

‘Dan gaat hij in samenwerking met de leerlingen ook de muren van onze speelplaats aanpakken’, besluit D‘Hondt.



Bronnen :

Eigen info (interview jaaaaaren geleden voor een bespreking in het SMI)  
Het Nieuwsblad van 17 juni 2014 
tweede foto copyright Paul Uyttersprot

woensdag 22 mei 2019

De Aalsterse reuzen : 1932 : Majoor Cans

Majoor Cans is een Aalsterse stadsreus die sinds 1932 meeliep in de stoet. De reus werd genoemd naar Petrus Jacobus Cans en was eigendom van de Karmelietenwijk. 


Petrus Jacobus Cans
(°Beernem, 13 februari 1790 - +Aalst, 6 augustus 1858) was de leider van de Aalsterse Burgerwacht of 'garde civique', die tijdens de revolutiedagen in 1830 tegen de Nederlanders vocht. Vroeger hing ook gedurende lange tijd een gedenkplaat van de Majoor in de Sint-Jorisstraat. 

Hij kwam op 20-jarige leeftijd in de stad Aalst wonen. In 1815 trouwde hij met Maria Anna Catharina Huwart, waarna hij een speelgoedwinkel opende op de hoek van de Sint-Jorisstraat. Hij stond in Aalst al snel bekend als grappenmaker maar eigenlijk ook als iemand die nogal een hoge dunk over zichzelf had. 

Hij zetelde 28 jaar in de Gemeenteraad van de stad Aalst, in 1851 ijverde hij voor het gebruik van de Vlaamse taal in de gemeenteraad,  en werd bevelhebber van de Aalsterse burgerwacht. Cans had in zijn jonge jaren nog gediend onder Napoleon en zijn ervaring kwam goed van pas bij de garde civique. 

In 1841 overleed de vrouw van Petrus Jacobus, waarop hij besloot zijn speelgoedwinkel te sluiten om te gaan rentenieren en zijn laatste jaren door te brengen in de Sint-Jorisstraat nummer 5. 

Hij overleed op 6 augustus 1858. 

Majoor Cans werd in 1932, in opdracht van het wijkcomité van de Karmelieten (Botermarkt), vervaardigd door Oscar en Kamiel Rogghé. 


Oscar en Kamiel waren beiden lid van de carnavalsvereniging de Vereenigde Bulten en waren de zonen van Hippoliet Rogghé, met wie ze in 1889 ook al de reuzen Polydorus, Polydora & Polydoorken en het Ros Beiaard gemaakt hadden. 

Deze breedlachende reus was niet enkel te zien tijdens de carnavalsdagen, maar hij mocht ook steeds zijn opwachting maken tijdens de kermis van de Karmelietenwijk in juli. 


De reus liep mee in de stoet tot in 1968 maar verdween toen ineens, na een 30-tal jaar in de stoet te hebben gelopen.

In 1979 werd nog een oproep geplaatst in ‘Voor Allen’ : 


Tot op de dag van vandaag is hij nog steeds spoorloos ... 

In 1989 wouden De Stopnoilekes Majoor eventjes terug tot leven wekken, maar dat duurde maar heel eventjes. De groep wou een nieuwe reus maken voor 100 000 BEF, maar dat vond de stad toen te duur. AKV Lotjsonslos zou de klus klaren voor 'amper' 50 000 BEF, maar het resultaat was navenant. 

De reus werd gemaakt op dezelfde manier als de andere 'gewone' carnavalspoppen, met kippengaas en gelijmd papier, waardoor deze het dan ook jammer genoeg maar 1 jaar uithield. De drager (die wel van de Stopnoilekes was) kreeg bijna een metalen staaf op het hoofd, die bovenin de pop was losgekomen. 
Gelukkig raakte de staaf de man niet, … eind goed, al goed dus … maar met majoor Cans was het dus ook afgelopen…

Lekken en Plekken’ bracht in 2019 de majoor ook nog eens terug in de stoet. 


Deze groep had toen als onderwerp de ‘vergeten reuzen’, maar een echte majoor Cans werd dus niet meer in de stoet gehaald ...

De majoor verdween dus opnieuw wat in de vergetelheid … tot in 2023 … 

Het Kommetee tot Behaad van den Aftelkalender (KBA), dat in november ‘22 een manifest uitbracht om de zorgwekkende toestand van de reuzen aan de kaak te stellen, bleef zich bekommeren om de Aalsterse reuzenfamilie. 

De aftelkalender naar Vastelauved draaide dat jaar rond de Aalsterse reuzen in de 100-jarige geschiedenis van Aalst Carnaval, en het KBA, dat instaat voor de opmaak en verspreiding van deze aftelkalender, maakte zich daarbij ook zorgen over de toestand van de reuzen.

Ze droomden luidop van de terugkeer van enkele reuzen van weleer. 

Schepen Karim Van Overmeire stond open voor een gesprek en kreeg het KBA in januari over de vloer. 
Na het gesprek wou men nu ook de daad bij het woord voegen en is men effectief van plan om reus Majoor Cans opnieuw in de stoet te brengen. 
In samenwerking met AKV De Saazers wil men een nieuwe, degelijke, versie van de reus maken.
Geen ééndagsvlieg dus, maar het is wel degelijk de bedoeling om deze dan jaarlijks opnieuw in de stoet te laten lopen.

Om de nodige fondsen voor hun reus te verzamelen, liet het KBA een “reuzennominette (7cm x 20cm) met de afbeelding van Majoor Cans maken. De nominetten werden te koop aangeboden voor 10 € en waren te koop bij 'De Prins Drinkt Koffie'. 


De opbrengst van de verkoop ging integraal naar het project ‘Marjoor Cans’.

En 'het project' kreeg natuurlijk ook een vervolg. 
We schrijven 2024 en de verdwenen reus maakt terug zijn opwachting in de stoet. 

Om de verrijzenis van reus Majoor Cans te kunnen zien, moeten we in 2024 bij AKV De Saazers zijn. 
De groep heeft met Els Brokken een eigen koppensnijder in de rangen en zij zorgt er dus mee voor dat de Majoor in al zijn eer en glorie opnieuw 'een toerke deer 't stad' heeft kunnen doen. 


De nieuwe kop van Majoor Cans werd gemaakt van polyester, maar er waren ook klei en gips nodig om de vorm te kunnen maken. Het lichaam van de reus bestaat uit een aluminium constructie en kreeg een blauw uniform aangemeten, zoals ook het geval was bij de originele reus.

Om 'zijn toerken te doen', kon de nieuwe Majoor Cans gedragen worden, maar hij kreeg ook wieltjes, net zoals de andere Aalsterse reuzen. 
Voor de stoet kozen De Saazers ervoor om de reus te laten dragen, waardoor hij opnieuw kon dansen zoals vroeger.
Tijdens de maandagstoet van 2024 was het wel echt opnieuw efkes zoeken naar de majoor. De groep had besloten - vooral omwille van veiligheidsredenen - om de majoor niet meer mee te laten doen. 

Het KBA nam de reus na de carnavalsperiode over en schonk deze aan de stad Aalst.
Volgend jaar dus opnieuw in de stoet, maar onder de vleugels van de stad?



Bronnen :  

reuzeninvlaanderen.be 
LECA
Het Nieuwsblad 05/02/2024
"Herfstbloemen" - Petrus Van Nuffel
De Gazet van Aalst 8/7/1948 - 10/06/1961
De Voorpost 1/12/1978
Foto uit de collectie van Yves Rogghé (via Oilsjtmjoezik)
De Volksstem 19/06/1932
Voor Allen 26/01/1979
MadeInAalst.be - bevolkingsregisters
Foto Lekken en Plekken 2019 : Carnavalskoentje.blogspot.com  
HLN 14/4/2023

dinsdag 7 mei 2019

De bende van Jan De Lichte : de straffen

In het artikeltje over de Bende van Jan De Lichte (HIER te lezen), staat vermeld dat alle beschuldigden zware straffen ondergingen.
Hierbij volgt een gedetailleerdere beschrijving van de uitgesproken straffen.
De tekst uit het proces, die dus slaat op de straffen van de bendeleden van deze bende, staat vermeld in het paars.

D o o d s t r a f   d o o r    r a d b r a k e n

Dit was wellicht de wreedste en oneervolste doodstraf die men zich kon inbeelden.
Afhankelijk van de omstandigheden kon de doodsstrijd enkele uren tot zelfs enkele dagen duren. 

>>> Aermen, Beenen, Billen ende Lenderen levendig gebrocken te worden, op een Schavot op de Merckt der Stadt Aelst ende aldaer geleydt te worden op een Radt ’t aensicht gekeert naer den Hemel, om aldaer te blyven tot ‘er tydt dat het Godt believen sal u in het leven te laeten, naer welck u doodt lichaem vervoert ende geëxponeert sal worden ter plaetse patibulair, anderen ter exempele. <<< 


De veroordeelde werd op een houten wiel (rad) gebonden. Met een ijzeren staaf werd vervolgens op de ledematen geslagen totdat alle botten hierin versplinterd waren. 
Als alle ledematen kapotgeslagen waren, kon eventueel nog een genadeslag op de hartstreek worden gegeven, waardoor de veroordeelde stierf. 

Een andere methode was om de ledematen van de veroordeelde aan latten of op een balk met V-uiteinden vast te binden. De veroordeelde kreeg dan "de 9 slagen" waarna deze ledematen gebroken werden door er met een ijzeren staaf of hamer op te slaan.
Eerst sloeg de beul achtereenvolgens op de onderarmen, bovenarmen, scheenbenen en ten slotte de dijbenen. Dat waren de "8 slagen". Als de ledematen kapotgeslagen waren, werd het lichaam door de spaken van een rad gevlochten.

Het rad met de misdadiger werd vervolgens opgehangen of in zee geworpen. Ook hier geldt dat de genadeslag soms wel en soms niet volgde.
Als de negende slag toch kwam, was dat op de borstkas ter hoogte van zijn hart. Dat was de uiteindelijke genadeklap. Soms gebruikt men deze uitdrukking nog als men iets ergs meemaakt. Dan zegt men: "het was net als een slag op mijn hart".

Het kwam ook voor dat op het rad het lichaam van een al gedode misdadiger werd gebonden om vervolgens kapotgeslagen te worden. Dit gebeurde om het lichaam van de misdadiger zo veel mogelijk te onteren. Gewoonlijk werd het stoffelijk overschot na de terechtstelling met rad en al op een hoge staak aan de rand van het rechtsgebied op het galgenveld 'tentoongesteld' als waarschuwing aan eenieder die eventueel kwaad in de zin had.

De veroordeelde kon ook nog worden onthoofd, of werd 'min of meer levend' achtergelaten waarna pijn, bloedverlies, dorst en vogels de rest deden.

D o o d s t r a f   d o o r   o p h a n g e n


Ook ophanging als methode om mensen ter dood te brengen is al eeuwen oud, en ook deze methode geldt als oneervol, omdat deze in het verleden vooral voor het gewone volk werd gebruikt.
Het is dan ook om deze reden dat  veel veroordeelde oorlogsmisdadigers na de Tweede Wereldoorlog warden opgehangen in plaats van gefusilleerd.

>>> Op dese Merckt aan eene Galge geëxecuteerd te worden met de koorde tot dat ‘er de doodt naer volgt, ende t’eynde dies u doodt lichaem vervoert ende geëxponeert te worden ter plaetse patibulair, anderen ter exempele. <<< 

In vroegere tijden kreeg een veroordeelde een touw om zijn nek geknoopt dat vervolgens over een stevige tak werd geworpen. De veroordeelde werd omhooggetrokken en stierf door verstikking.

Later ontdekte men dat de dood sneller intrad wanneer de veroordeelde een val maakte. Bij experimenten ontdekte men dat bij een (te) korte val de veroordeelde langzaam stierf, terwijl er bij een te lange val een kans bestond dat het hoofd van de veroordeelde werd afgetrokken.

In de 19e eeuw werd ontdekt dat de ideale vallengte berekend kon worden door 1260 te delen door het gewicht van de veroordeelde (in Engelse ponden). Iemand van 50,8 kilogram (112 pond) zou dus een val van 3,43 meter (11,25 voet) moeten maken om onmiddellijk te sterven.

Later werd de formule bijgesteld, en warden ook de leeftijd, geslacht, lichamelijke conditie en postuur meegenomen in de berekeningen.

Door deze "ideale" val breekt de nek en wordt ook het ruggenmerg op een hoog niveau onderbroken (meestal tussen de eerste en de tweede wervel: hangman's fracture), waardoor onmiddellijk een verlamming van het gehele lichaam inclusief de ademhalingsspieren optreedt, zodat de veroordeelde niet meer kan spartelen en niet meer kan ademen.

Daarnaast drukt het eigen lichaamsgewicht ook de halsslagaders dicht zodat de hersenen niet meer van bloed worden voorzien. Meestal zal vooral door dat laatste binnen circa tien seconden bewusteloosheid intreden en de hartdood na circa acht minuten.

Het begrip ‘ophanging’ dient te worden onderscheiden van ‘omsnoering’ of ‘wurging’, waarbij een touw om de hals wordt aangetrokken.

B r a n d m e r k e n

Een brandmerk is een middel om een zaak te identificeren door middel van een merkteken dat niet kan verwijderd worden zonder sporen achter te laten.

Oorspronkelijke werd brandmerken enkel gebruikt bij vee. Met behulp van een brandijzer wordt een teken op de huid van het dier gebrand. Het brandmerk geeft de eigenaar aan. Ook voor schepen geeft het aan dat het schip geregistreerd is (geweest) in het Scheepsregister bij het Kadaster.

Brandmerken van mensen komt voor als vorm van als vorm van marteling, lijfstraf of body modification. In geval van slavernij kan het ook gebruikt worden als teken van de eigenaar.

Het brandmerken als strafmaatregel, als lijfstraf werd onder andere uitgevoerd om recidivisten en terugkerende verbannen personen gemakkelijker te kunnen herkennen.

Het brandmerken geschiedde met een verhit ijzer (brandijzer), meestal op het gelaat, zoals de wangen of het voorhoofd. De beul smeerde vaak buskruit in de gebrande wond om zodoende een duidelijke brandtekening te verkrijgen.

Vanaf medio 17de eeuw werd het brandmerken in het gezicht geleidelijk verboden

>>>… ende alsdan gebrantmerckt ende geteeckent te worden met de letter V … .
… ende alsdan gebrantmerckt ende geteeckent te worden met de letters G.A.L. … . <<<


Het brandmerk 'in de tijd van Jan de Lichte' werd aangebracht op de rechterschouder met een gloeiend ijzer, V voor bannelingen, G.A.L. voor de galeien.
Kinderen en zwangere vrouwen werden niet gebrandmerkt of naar de galeien gestuurd, zij kregen een andere straf.

G e s e l i n g

Een gesel is een zweepachtig instrument dat meerdere staarten telt en dus doorgaans perfect geschikt is voor een zware lijfstraf . Het geselen als lijfstraf is al heel oud. Het bekendste zal uiteraard de geseling zijn van Jezus in het Nieuwe Testament. In de middeleeuwen was het geselen ook populair als een vorm van zelfkastijding, zowel privé als in het openbaar, denken we bij voorbeeld maar aan de boeteprocessies.


>>> Op een Schavot met scherpe Roeden op de Merckt alhier gegeesselt te worden tot den loopende bloede, kinderen en sommige vrouwen werden niet gegeseld op een schavot maar voor den Landthuyse ende op en rond de Merckt, dit was blijkbaar een minder vernederende straf. Alleen zwangere vrouwen waren van geseling vrijgesteld, ze werden wel tot geseling veroordeeld maar de straf werd niet uitgevoerd, De Criminele swanger zynde en is dese Sententie niet geëxecuteert. <<< 

Een geselkat duidt specifiek op een kat (soort stok) met negen staarten (linten) uit leder of koord. Deze warden vooral in de scheepvaart en strafkolonies gebruikt.
Andere vergelijkbare modellen, met meer of minder staarten, en eventueel in andere materialen, zijn geen strafwerktuigen maar seksspeeltjes ...

Diverse varianten hebben knopen (in touwen) of scherpe elementen, zoals loden bolletjes bij de Romeinse plumbata, die zich haast als klauwen extra diep in het vlees boren, of zelfs weerhaken om het open te rijten. De Russische knoet werd gebruikt voor de zwaarste, soms dodelijke geselingen in de tsarentijd.


Bij uitbreiding wordt gesel op zowat alle strafwerktuigen toegepast. Een geselroede bijvoorbeeld slaat aldus op een tuchtroede met meerdere takken, wat qua effect enigszins vergelijkbaar is met de geselkat


H a l s b a n d

De hals van het rechtop zittende slachtoffer werd gekneld in een houten of metalen halsband met scherpe pinnen aan de binnenkant. Bij de minste beweging drongen de pinnen in de hals.
Door vermoeidheid ging het slachtoffer na een tijd zowieso 'knikkebollen', waardoor de snijdende pinnen heel wat schade berokkenden.

>>> Alhier voor den Stadthuyse aen den Halsbant ten tyde van twee uren te schande ende ten thoon te staen, met dese inscriptie op uwe borst, Acheteur et Receleur des Effets volés, Prang - dief. <<<

D w a n g a r b e i d

Onder dwangarbeid wordt arbeid verstaan die mensen onder bedreiging van straf, tegen hun wil, verrichten.

>>> 5, 6, 9 jaar of levenslange dwangarbeid op de Galeyen van den Koninck <<<.

Deze definitie is in 1930 vastgelegd door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO).
Hierbij werd tevens vastgelegd dat militaire dienstplicht en werk tijdens detentie niet onder dit begrip vallen. Binnen Europa is een verbod op dwangarbeid opgenomen in artikel 4 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Een speciale vorm van dwangarbeid is de slavernij. Bij slavernij wordt de mens zelf als een verhandelbare zaak gezien, wat bij dwangarbeid niet noodzakelijk het geval is.

In België stond dwangarbeid tot 1996 in het strafwetboek en het Militaire recht vermeld en werd het ook toegepast.
In dat jaar werd het samen met de doodstraf afgeschaft en vervangen door opsluiting van 10 tot 15 jaar. Levenslange dwangarbeid werd toen vervangen door opsluiting van 20 tot 30 jaar.

V e r b a n n i n g

Verbanning kwam in de Middeleeuwen voor in vrije steden. Wie een bepaald misdrijf pleegde moest de stad verlaten en mocht niet meer in haar rechtsgebied terugkomen, meestal op straffe van de dood. Zo'n straf wachtte ook diegenen die voor hun veroordeling de stad ontvluchtten en later probeerden terug te keren.

>>> De selve plaetse te ruymen binnen derde daege naer slaeckinge van Vangenisse met interdictie van geduerende dies daer binnen te komen, op pene van voordere lyfstraffe. <<< 

Meerdere mogelijkheden of combinaties waren:

>>> Buyten de dominatie van den koninck van Vranckryck.
Buyten dese gehele Nederlanden.
Buyten de geconquesteerde Casselryen van Aelst, Audenaerde, Dendermonde en Cortryck.
Buyten Vlaenderen.
Buyten Aelst. <<<


Het rechtsgebied van een stad kon zijn afgebakend met banpalen.
De veroordeelde werd geacht de stad verlaten te hebben als hij de banpaal was gepasseerd. Wanneer de veroordeelde een vreemdeling was maakte dit voor hem weinig uit (hoewel er vaak bijkomende straffen zoals een boete werden opgelegd), maar voor een ingezetene was dit een erg zware straf, omdat het contact met familie en vrienden hierdoor grotendeels natuurlijk ook verloren ging.



Later groeide het idee dat veroordeelden zich ook konden verbeteren en zich ook nuttig konden en moesten maken. Verbanning hield in de 18e, 19e en 20e eeuw dan ook deportatie naar een strafkolonie in, waar gewerkt moest worden.


Na de strafperiode bleven bannelingen vaak ter plaatse, hoewel het ze formeel vrij stond om terug te keren. Ze hadden daar natuurlijk grotendeels een nieuw leven opgebouwd, en terugkeren wou ook zeggen dat ze langs alle kanten zouden bekeken worden.

Grotere landen, zoals het Britse en het Russische Rijk, gebruikten bannelingen om wilde gebieden als Siberië en Australië te ontginnen. In de Sovjet-Unie werden hele volken verbannen naar Centraal-Azië en Siberië. Daar stonden ze onder controle van de geheime dienst NKVD, die ervoor moest zorgen dat de bannelingen zich niet buiten het aangewezen gebied waagden.
Zeer bekend is het Franse Duivelseiland, waarover Charrière zijn boek Papillon schreef.

In onze streken werd de beklaagde voor een periode van 3, 6, 10, 12, 20 jaar of zelfs levenslang, buiten een bepaald gebied of meerdere gebieden geweerd.
De veroordeelde moest binnen de drie dagen na vrijlating uit de gevangenis dit vooropgestelde grondgebied verlaten, en het was absoluut verboden om terug te keren op straffe van verdere lijfstraffen.

A m e n d e   H o n o r a b e l

Bijkomende, typisch Franse straf waarbij de veroordeelde op zijn knieën in het openbaar vergiffenis moest vragen, alleen gekleed in een hemd, met een brandende fakkel in de hand en een strop rond de nek. Werd in Aalst onder andere ook uitgesproken voor diegenen die kerkelijke goederen (o.a. zilverwerk bij pastoors) gestolen hadden.

>>> Te doen Amende Honorabel voor de Kercke van St. Marten alhier, bloot voets ende met ontdeckten hoofde, met eene brandende Fackel in de handt ende aldaer aen Godt Almachtig ende Justitie vergiffenisse te vraegen over uwe misdaeden ende voorders aen ene Galge geëxecuteert te worden … <<<

Eerlijke betering (Frans: amende honorable) was een straf uit het Ancien Régime bedoeld om eerherstel te verschaffen aan het slachtoffer. De dader moest schuld bekennen, om vergiffenis bidden en spijt betuigen, meestal in het openbaar. Berouw en nederigheid dienden tot uiting gebracht in woorden, houding en kleding.

Van oorsprong was de eerlijke betering een religieuze straf uit het canoniek recht, maar ze werd evenzeer gebruikt in het veelal ongeschreven strafrecht en zelfs als civiele sanctie. De zwaarte van de erestraf was moduleerbaar naargelang de graad van openbaarheid. Gewoonlijk werd de veroordeelde in hemd, blootshoofds en barvoets, soms met een strop om de hals en een kaars of toorts in de hand, door de stad geleid. Hij moest luidop spijt betuigen, uitlatingen herroepen en/of beterschap beloven. Ook het deelnemen aan een processie, kerkdienst of bedevaart kon onderdeel van de straf zijn.

Naast de eerlijke betering kende het oude recht ook de profijtelijke betering (amende profitable), een materiële genoegdoening. Vaak gingen beide hand in hand.

In de 17e eeuw begonnen de eerlijke beteringen af te nemen om in de 18e eeuw volledig te verdwijnen.