Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 18 mei 2020

De St Jobkapel

De huidige St Job kapel, die eigenlijk een beetje in de schaduw staat van de ‘keirk van St Job’, dateert grotendeels uit 1663 en is gelegen in een ommuurd tuintje met lindenbomen. 
De oorspronkelijke kapel die ook verbonden was met het kasteel van Regelsbrugge, werd reeds vermeld in 1429.

De kapel werd opgetrokken na een pestepidemie in onze streken en diende als bedevaartsoord, gewijd aan Sint Job, de patroonheilige van de ongeneeslijke ziektes, die wordt aanroepen tegen melaatsheid, syfilis, aambeien, huiduitslag, zweren, schrammen en builen, zwaarmoedigheid … kortom tegen alle vormen van narigheid en pijn. Hij is ook de patroon van musici en minstrelen.

Ook werd hij wel als patroon van ziekenhuizen en hospitalen en tegen de melaatsheid aanbeden, maar in deze rol is hij stilletjesaan verdrongen geworden door Sint-Rochus.

Job wordt zowel in de Katholieke Kerk als in de Orthodoxe Kerken als een heilige vereerd (Sint-Job of Job de Aartsvader), hoewel hij - mocht hij hebben bestaan - reeds vele eeuwen vóórdat er sprake was van christendom zou zijn overleden.

Diverse kerken en kapellen zijn aan hem gewijd. Zijn feestdag is 10 mei in de westerse kerken, 6 mei in de oosterse kerken, en 27 april in de Ethiopisch-orthodoxe Kerk.

Meestal wordt hij afgebeeld als een man met een baard, overdekt met zweren, zittend op een mesthoop. Hij wordt omringd door twee muzikanten of door zijn vrienden, zoals op onderstaand schilderij.


Er is echter geen historisch bewijs waaruit blijkt dat deze brave ‘Job’ daadwerkelijk zou geleefd hebben.
Wat men over Job meent te weten, is afkomstig uit religieuze geschriften waarvan de historische betrouwbaarheid niet is vast te stellen.

Het testament van Job’ is qua genre een poëtisch werk uit de wijsheidsliteratuur. Het is niet geschreven als een historisch boek en wijkt eveneens af van de boeken uit de afdeling 'profeten'.
Het boek over Job verhaalt over het lijden van de gewone en vrome mens. Hij wordt vereerd om zijn berusting, zijn geloof in God en zijn nederigheid.

De meeste Joden, waaronder bijvoorbeeld rabbijn Simeon ben Laquish, nemen ook die mening aan en gaan er van uit dat Job geen historisch, echt levend, persoon geweest is. 
Hij zou een verzinsel zijn die door een profeet gebruikt werd om een goddelijke boodschap over te brengen.

Het boek zou dus wel geschreven zijn met een goddelijke inspiratie, bedoeld om een godsdienstige boodschap over te brengen, maar zou zeker niet bedoeld zijn als historisch naslagwerk. Men moet dus niet alles als letterlijk waar te beschouwen.

Anderen daarentegen geloven wél dat Job een historische persoon is.
Dat doen ze vooral omdat in het boek de situatie van het Midden-Oosten beschreven wordt zoals het in de ijstijd zou geweest zijn.  Zo wordt er bijvoorbeeld gesproken over ijs, hagel en zware regen en sneeuwval en de omschrijving van de landschappen en dergelijke komt wel overeen met wat archeologen al hebben gevonden ... teveel toeval dus volgens hen om niet waar te zijn. 

Het Christendom is dus verdeeld over het bestaan, maar binnen de Islam twijfelt men daarentegen hoegenaamd niet aan de echtheid van de persoon Job. Moslims zijn 100 procent overtuigd dat Job een historisch persoon is omdat hij in de Koran genoemd wordt en er in die gedachtengang geen plaats is voor ‘verzinsels’.

In elk geval wordt in het taalgebruik ‘Job’ steeds gebruikt als het over iets slechts gaat. Denken we maar aan volgende uitdrukkingen :

- Zo arm als Job zijn (= in erbarmelijke toestand leven)
- Een jobstijding krijgen (= een slecht bericht ontvangen)
- Een jobsbode (= iemand die een slecht bericht brengt)
- Een jobsvriend (= een ogenschijnlijk goede vriend, die je laat vallen bij tegenslag)

Het eigenlijke verhaal over Job start in de hemel, waar God een gesprek heeft met de Verleider (= de duivel). God vraagt aan de duivel of hij de gelovige trouw van Job heeft gezien.

De Verleider antwoordde : "Hij heeft alles wat zijn hartje begeert, op die manier kan ik ook God trouw dienen. Maar wat, als hem al zijn rijkdommen worden afgenomen?"

Daarop vroeg de duivel aan God om Job te mogen treffen met rampen om zo zijn geloof eens te kunnen testen. Want de duivel vond dat het nogal gemakkelijk was om een vroom man te zijn als men alles bezat en niets tekort kwam.

En dat is wat gebeurde : zijn kinderen, vee, bezittingen, aanzien: alles ontvalt hem. Enkel de 'mestvaalt' of 'ashoop' (wij zouden zeggen 'puinhoop') waar hij midden inzit blijft over. Een referentie van ‘in de shit zitten’.
Zelfs zijn vrouw en vrienden keren zich tegen hem omdat zij van mening zijn dat dit alles een straf van God is voor een zonde die Job begaan zou hebben.

Job ontkent formeel dat er sprake zou zijn van fouten maar zijn omgeving blijft overtuigd en zijn ontkenningen sterken hen alleen maar in deze overtuiging.

"Kijk eens hoe eigenwijs hij is, nu geeft hij nog niet eens toe dat hij gezondigd heeft. Het is wel heel erg met hem. Geen wonder dat God reden genoeg heeft hem te straffen!"

Job blijft bij zijn mening dat hij geen fouten heeft gemaakt die al deze ellende rechtvaardigen, en daagt God zelfs voor het gerecht.

Deze verschijnt en Hij houdt zijn pleidooi.

Hij wijst Job op alle wonderen die de schepping bevat en Hij doet hem voelen hoe weinig de beklaagde daarvan weet, en hoe zijn geest nauwelijks weet door te dringen in de geheimen en mysteries die het leven bevat, zoals Hij, God, dat heeft bedacht en geschapen.

Er zijn zoveel dingen op deze wereld waar je verstand bij stilstaat: welnu, het lijden is daar ook één van...

Sta tegenover het lijden zoals je staat tegenover alle andere wonderen van de schepping: als tegenover een mysterie.

Job doet wat God hem aanraadt en het wordt hem vergeven.

Hij krijgt al zijn verloren bezittingen terug en wordt in ere hersteld. Zijn geloof is onbeschadigd uit de beproeving te voorschijn gekomen.
De Verleider heeft dus verloren”.

Reeds in die beginjaren van de kapel kwamen families en zieken hier reeds bidden voor genezing van deze ziekte.

Het deel van de stad is in de volksmond altijd bekend gebleven als ‘St Job’, en daarenboven is de St Jobstraat één van de oudste straten van de stad.

De kapel was bijna volledig vervallen in 1599 en had zo bijvoorbeeld zelfs geen dak meer. Na de Spaanse belegering was er al heel veel schade, en regen en wind deden dan natuurlijk hun werk verder …

Aan het begin van de 17de eeuw werden de plechtigheden ter ere van Sint-Job hernomen. Tussen 1648 en 1669 sloeg de pest echter opnieuw meedogenloos toe in Aalst.

De kapel kreeg door deze nieuwe pestgolf extra aandacht als bedevaartsoord en de inkomsten van de kapel kenden een verdubbeling in deze periode.

In 1657 werd een communiebank, een schilderij, een grote klok, het tabernakel, een kelk, twee zilveren ampullen en vijfduizend zilveren erepenningen gekocht. De communiebank, deze is nu niet meer aanwezig, werd gebeeldhouwd door Seb. Ducan, de penningen werden gemaakt door Willem van Wambeek. In 1658 werd een nieuwe vloer geplaatst met blauwe en wit-marmeren tegels maar de Franse belegering in datzelfde jaar zorgde voor de gedeeltelijke verwoesting van de kapel. De kostbaarheden werden tijdig in veiligheid gebracht. Na de aftocht van de Fransen begon men met de herstellingen van de kapel.

In 1662 werd de kapel opnieuw door bedevaarders bezocht. Het succes van de kapel was bijzonder groot en om de bedevaarders niet in de regen te laten staan wachten, werd een aanvraag ingediend om het portaal te vergroten, te verplaatsen en een grotere kapel te bouwen.

Een vergroting naar het westen toe kwam er in 1663, het jaartal dat ook boven het spitsboogvenster van de westgevel prijkt.

In 1690 werden twee schilderijen aangekocht. Deze stellen de ‘drie koningen’ voor. In 1697 dan werd het schilderij ‘de bruiloft te Cana in Galilee’ aangeschaft.

Ook in de 18de eeuw bleef de kapel een druk bezochte bedevaartsplaats. In 1710 werd een nieuwe klok vervaardigd voor de toren en in 1725 werden een Onze-Lieve-Vrouwe beeld en twee engelenbeelden aangekocht van de Annunciaden.

Drie jaar later leverde Judocus van Dam een kruisbeeld.

In 1733 werd de kapel van een nieuw dak voorzien in opdracht van weduwe Cayman en zes jaar later werden er ‘aanzienlijke herstellingen’ uitgevoerd door Pieter van Nuffel.

De kapel ontving een nieuw altaar in 1760, gemaakt door Cornelius de Schaepdryver. Het nieuwe schilderij verbeeldt Sint-Job op de mesthoop die door vrouw en vrienden bespot wordt, het oude werd afgebroken en gestockeerd.


In 1769 werd in de kapel een nieuwe communiebank geplaatst.

In 1771-1772 kwam de kapelafscheiding van de SintMartinuskerk naar de kapel. Deze kapelafscheiding werd omgebouwd tot het huidige doksaal.

In 1776 voorziet Antoon Gilladen de kapel van nieuwe glasramen.

In 1794 herstelde Eman. Vronck het dak van de koepel en het altaar en toebehoren. 

Tijdens het Franse bewind werd de kapel te koop geteld (17/7/1796) en verkocht aan Jan-Baptist Leunckens (20/8/1799). Ondanks de uitdrukkelijke voorwaarde om de kapel af te breken, deed hij dit niet en bleef het gebouw in dienst voor clandestiene missen. 

De kapel werd opnieuw geopend in 1805 en in 1806 werden het torentje hersteld zoals blijkt uit de inscriptie “hersteld 1806” op de steunbalken.

Deze inscriptie duidt aan dat het torentje, maar vermoedelijk ook het hele dak tot de kapel, werden hersteld.
In het torentje zelf is één klok aanwezig met daarop een voorstelling van het Doopsel van Christus, een wapenschild en het opschrift:

JORDAEN SMETS FECIT
HEEFT MIJ GEGHOTEN
ANNO 1710”.

In 1886 was er dan een nieuwe herstelling aan de balken van de toren en het kruis en een jaar later wordt het altaar, vervaardigd door Cornelius de Schaepdryver in 1760,  verguld en herschilderd door Albrecht Meganck (7/5/1858-1905). 
Het werd in 1905 afgebroken en overgebracht naar de kerk van de paters Kapucijnen.

Ook de twintigste eeuw werd een eeuw van verschillende herstellingen en een laatste heropleving van de kapel.
Het altaarblok en tabernakel werden afgebroken in 1905 en werden overgebracht naar de huidige Sint Antoniuskerk van de Kapucijnen. Er werd een nieuwe vloer gelegd, en een nieuw tabernakel en altaarblok vonden hun weg naar het gebouwtje.

Als eigendom van graaf Du Monceau werd de kapel in 1927 overgemaakt aan de Sint-Martinuskerk en krijgt de kapel ook een nieuw glasraam.

In 1931 werd de haag van lindenbomen rond de kapel geveld om er de straat te kunnen verbreden, later werd dichter bij de kapel een nieuwe 'lindenboomhaag' aangeplant.

In 1933 volgt een nieuw schaliedak en offerblok.


In 1935 werd dan ook de omgeving van de kapel vernieuwd waarbij een Mariabeeld geplaatst werd bij de replica van het Heilig Graf.

In 1942 werd de volledige wandbepleistering verwijderd en werd een dikke cementpleister aangebracht die de tand des tijds en verval ietwat zou moeten tegenhouden.

Verdere herstellingswerken aan de Calvarie, het kruisbeeld, het offerblok en de schaliën vonden plaats in de jaren ’50. Er werd ook elektriciteit gelegd en de klokstoel werd hersteld.

Zowel van binnen als van buiten kreeg de kapel een heel nieuw uitzicht. Nieuwe bidbanken, gereinigde communiebanken, herstellingswerken, een nieuwe plankenvloer, herstellingen aan klok, toren en dakgoten, het herschilderen en restaureren van de gevels en het herstellen van het schilderij van het hoofdaltaar … Het beloofde een mooie toekomst te worden voor deze kapel.

Niets is echter minder waar want de heropleving van de Sint-Jobsverering in het midden van de 20ste eeuw kon jammer genoeg niet voorkomen dat vanaf 1969,  ook al met oprichting van de nieuwe Sint-Antoniusparochie, de toestand van de kapel zienderogen achteruit ging.

In de jaren ’70 werd nog werk gemaakt van herstellingen aan het dak van de kapel en de kapel en de onmiddellijke omgeving ervan zijn beschermd sinds 1975.


Vanaf 1984 start de laatste restauratiecampagne door architect Peter Banckaert waarbij de volledige kapel werd ontdaan van zijn witte overschildering, alsook is de plintzone rondom rond ontdaan van de cementbepleistering. De gevel werd opnieuw wit geschilderd, mogelijks met vrijlating van de noordgevel. De datumsteen in de westgevel werd vervangen, het originele exemplaar staat in de sacristie.  

De Sint Jobkapel werd een jaar later weer heropend.

Ook in 2017 drong een nieuwe restauratie zich op.

De dakbedekking in leien werd volledig vervangen met leien van historisch formaat en nieuwe koperen hanggoten en afvoeren werden geplaatst. Ook de daktimmer werd hersteld en waar nodig werden delen vervangen in eik.
Ook de klokkentoren diende te worden hersteld.


Gezien bij het openbreken van het dak ontdekt werd dat deze klokkentoren steunde op slechts een paar dwarse balken, die dan ook nog in slechte staat waren, werd beslist om deze te demonteren.
De toren werd nadien in een atelier hersteld. Hij werd gebeitst in een bruinrode kleur, gebaseerd op enkele oude foto’s.

De kruisen werden gerestaureerd en de haan en de bol opnieuw verguld. Het dak van de sacristie werd bedekt met zwarte gesmoorde Boomse pannen, dit geldt ook voor de uitsprong aan de westgevel. Het dak van de calvarie werd opnieuw bedekt met leien. 

Ook de gevels kregen een nieuw jasje. Ze werden hersteld en werden afgewerkt met witte verf. De plint in natuursteen kreeg een zwarte kleur, ook al gebaseerd op oude foto’s.
Het glasraam in lood was recent gekleurd kathedraalglas, en werd gezien de goede staat behouden.
De inkomdeuren en het raampje van de sacristie werden hersteld en werden geschilderd in een bruine afwerklaag … ook al volgens historische juistheid.

De grot, of de Heilige Grafkapel, was volledig overwoekerd met onkruid, klimom en mos. Daardoor werden de rotsblokken van de kapel gescheurd en uit mekaar getrokken. De stronken en planten werden verwijderd en de rotsblokken werden opnieuw ingemetseld. De bovenkant van de grot werd afgewerkt met een waterdichte laag en het metselwerk aan de binnenkant werd hervoegd.

Het was op zondag 13 mei 2018 dat er om 15.00 u. een plechtige feestzitting in de Sint-Jobkapel plaatshad, en dit naar aanleiding van het einde van deze recentste buitenrestauratie van de kapel.


Onder grote belangstelling verwelkomde deken Marc Verwaeren de aanwezigen en sprak een woord van dank uit aan alle medewerkers van de restauratie.
Ook Karim Van Overmeire, schepen van Erfgoed, was aanwezig en had het in zijn toespraak over het belang van ons onroerend erfgoed voor de volgende generaties.
De aanwezigen werden bij het begin verwelkomd met 2 mooie stukjes op cello, uitgevoerd door vader en dochter Jan en Amelia Wellekens.
Het mannenkoor Kratzfuss voerde enkele heel mooie zangstukken uit. Op de receptie nadien werd verder nagedacht over de bestemming van dit mooi stukje bouwkundig erfgoed.

Maagdelijk wit staat de kapel sedertdien weer te pronken tussen het mooie lentegroen: een kleine oase van rust tussen twee drukke wegen.
Het was ook haast symbolisch: de inhuldiging viel immers ook samen met het sluiten van de noveen die gedurende vele eeuwen jaarlijks in deze kapel ter ere van Sint-Job door de talloze bedevaarders werd gevierd.
De werken werden uitgevoerd door de NV Ronveaux Renovatie uit Brugge en werden mee gesubsidieerd door het Vlaams Gewest en de stad Aalst. Het kostenplaatje : 300 000 Euro.

In een tweede fase wordt later ook het interieur aangepakt. Hiertoe werd een subsidieaanvraagdossier ingediend en werden in 2014 reeds enkele materiaal-technische onderzoeken uitgevoerd.

De plattegrond van de kapel toont een eenbeukige ruimte van vier traveeën met een driezijdige koorsluiting.
Het witgeschilderde bakstenen gebouw rust op een gecementeerde, afgeschuinde sokkel. Het zadeldak is bedekt met leien en draagt aan de westzijde een vierkante dakruiter met klok.
Ten zuiden van het koor werd een sacristie onder een lessenaarsdak (pannen) opgericht, deze ruimte wordt verlicht door een getralied rondvenster met zandstenen omlijsting in de zuidgevel.

De noord- en zuidgevels en het koor zijn gestut door middel van steunberen met twee versnijdingen, deze steunberen werden van een leien afdekking voorzien (vermoedelijk bij de restauratie in 1985).

De zuidgevel bevat een korfboogdeurtje met zandstenen negblokken en in de noordgevel bevindt zich een gelijksoortige deur onder een gebogen druiplijst.
Naast de toegang in de noordgevel werd tegen de gevel een overluifelde calvarie, steunend op arduinen vleugelstukken (hergebruikt materiaal?) aangebracht.

Het meubilair bestaat uit de 17de- of 18de-eeuwse Calvarie, een rococo communiebank uit 1761 gemaakt door Jan Koopman en een 16de-eeuwse bidbank.
De afsluiting van hout en marmer (16de eeuw) werd in 1772 overgebracht uit de Sint-Annakapel van de Sint-Martinuskerk van Aalst. Het altaarschilderij werd in bewaring gegeven aan het Stedelijk Museum van Aalst.

De kapel wordt omgeven door een bomenrij van linde met daaronder in bol gesnoeide taxussen. Het geheel wordt gescheiden van de straat door een laag bakstenen muurtje afgedekt met ezelsrug.

Ten zuidwesten van de kapel staat in het tuintje nog een kapel die het Heilig Graf voorstelt en die is opgebouwd uit een rotsconstructie die toegankelijk is via een bakstenen rondboog.

Over Job is trouwens een prachtig lied geschreven door Stef Bos.
Dat kan je hier beluisteren :


Binnenkort een artikel over de binnenkant van de kapel …


Ondertussen : 
Over het kasteel van Regelsbrugge is HIER meer te lezen. 
Over de ‘kerk van st Job’ (de St Antonius van Paduakerk) is HIER meer te lezen 


Bronnen :

Onroerend Erfgoed Oost-Vlaanderen, OO000403, Aalst: Kapel Sint-Job (VAN DEN BOSSCHE H., 1975)
plannen.onroerenderfgoed.be
kerknet.be
agentschap informatie Vlaanderen
aalst.tv 2016
orthochristian.com : schilderij Ilya Repin. Job and His Friends. 1869. Russian Museum

id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/243
heiligen.net
aalst.n-va.be
architectenbeeckhermans.be
foto interieur André Schollaert via MadeInAalst 
foto na restauratie c Fons Dierickx via kerknet.be
foto Vlaamse Gemeenschap 1/1/1978 (Modellicentie voor gratis hergebruik)
bijbelin1000seconden.be
Lied Stef Bos via YouTube : https://www.youtube.com/results?search_query=het+lied+van+job+stef+bos

dinsdag 12 mei 2020

12 mei : dag van de verpleegkunde / Florence Nightingale

12 mei … een feestdag … maar eigenlijk een dag zoals alle andere.
In het jaar 2020 zelfs met een speciaal kantje eraan.

We 'vieren' vandaag de dag van de verpleegkunde.
Voor vele verpleegkundigen zelf zal de dag echter ongemerkt voorbij gaan, want opnieuw zullen ze aan het werk zijn om zich de benen van onder het lijf te lopen en om levens te redden ... 


Dat verpleegkundigen essentieel zijn voor de volksgezondheid bewijst de huidige gezondheidscrisis als gevolg van Covid-19 elke dag opnieuw. 


De waardering die tijdens de covidperiode echter werd gegeven in de vorm van een applaus om 20u00 of door het hangen van een witte vlag aan je huisgevel was duidelijk meer dan onvoldoende. 
Het is geweten dat deze levensbelangrijke (letterlijk) sector het vaak heel hard te verduren krijgt en meer en meer stemmen gaan dan ook op om in de toekomst toch meer te gaan investeren in het financiële maar ook in het menselijke aspect van dit beroep.

Elke dag opnieuw wordt ons bewezen hoe essentieel de verpleegkundige zorg is voor de gezondheid van ons allemaal.
Elke dag opnieuw zijn er zo'n 140.000 verpleegkundigen aan de slag in België.

Bij verpleegkunde wordt in eerste instantie steeds gedacht aan de ziekenhuizen. Echter mogen ook de andere mensen die in deze sector werken niet vergeten worden : de thuisverpleegkundigen, de ouderlingenzorg, speciale jeugdzorg enzovoort.

Een goede personeelsbezetting is enorm belangrijk voor de kwaliteit van de zorg in onze ziekenhuizen, onze zorginstellingen en voor de samenleving. De veiligheid van de patiënten moet steeds voorop blijven staan.
Er moeten dus de klok rond voldoende verpleegkundigen beschikbaar zijn om deze zorg te kunnen verzekeren. 
Natuurlijk moeten zij dan ook degelijk opgeleid zijn, met flexibele bekwaamheden en toch een grote deskundigheid om tegemoet te komen aan de behoeften van patiënten. 

De verpleegkundigen komen continu voor nieuwe uitdagingen te staan. De werkstress wordt steeds hoger en het gebrek aan personeel en middelen raakt niet opgelost. 
Laten we dus het beroep van verpleegkundige de plaats en de erkenning geven die het verdient.
Laten we hen de nodige middelen (tijd, materiaal, salaris, waardering) bezorgen voor een kwaliteitsvolle Job beleving en levenskwaliteit op werk.
Dat zal de beste manier zijn om hen te bedanken voor hun totale toewijding en hun offers van de afgelopen weken, niet het applausje dat eventjes 5 minuten ‘deugd doet’, terwijl we enkele ogenblikken later zelf alweer in de fout gaan en het het leven van deze mensen moeilijker maken …

Op 12 mei wordt jaarlijks ‘de Internationale dag van de verpleegkunde gehouden, een dag om toch even stil te staan bij deze belangrijke mensen in onze maatschappij.

Maar waarom 12 mei?  En niet bijvoorbeeld 10 januari, of 5 september, of …. ?

Wel, deze datum werd gekozen omdat dit de geboortedatum was van Florence Nightingale. Zij was een Brits verpleegkundige die aanschouwd wordt als de grondlegster van de moderne verpleegkunde.
“International Nurses Day” dus, sedert 2013 ook wel de ‘Dag van de Zorg’ genoemd.

In 1953 had Dorothy Sutherland, een medewerkster van het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid aan de toenmalige president voorgesteld om een "verpleegstersdag" uit te roepen maar hij verwierp dat idee. Het voorstel werd in 1965 toch goedgekeurd en ingevoerd door de Internationale Raad voor Verpleegkundigen (International Council of Nurses, ICN) en het was in januari 1974 dat de geboortedatum van Nightingale gekozen werd om deze speciale dag in de toekomst op jaarlijkse basis te vieren.
Tegenwoordig geldt in Amerika de gehele week voorafgaand aan 12 mei als National Nurses Week.

12 mei 1820 was dus de geboortedag van Florence Nightingale. Florence werd geboren in de Italiaanse stad Florence en werd meteen vernoemd naar deze stad.

De jonge Nightingale had, als intelligente en goed opgeleide dochter uit een zeer welgestelde Engelse familie, alle troeven in handen voor succes in de betere kringen. Ze was de tweede dochter in de familie waar haar moeder, Francis Smith, een hevig tegenstander was van de slavernij en haar dochter een vrije opvoeding gaf.


Als tiener echter hoorde ze de "stem van God" en wist ze dat ze niet zou kiezen voor een luxe-leven dat ze zou kunnen hebben, maar dat ze daarentegen het lot van de armen, zieken en gewonden wilde verbeteren. 
Ze interesseerde zich enorm in dieren en wilde zich bezig houden met ziekenverzorging. Ook was ze goed in wiskunde, iets wat in die tijd 'ongepast' was voor een vrouw met haar achtergrond.
Als protest tegen de beperkingen die haar in die tijd als vrouw werden gesteld, schreef ze een feministische klassieker: ‘Cassandra’. 


Vrouwen werkzaam binnen de zorg gedurende de periode 1850-1966 werden verpleegster genoemd. De mannelijke variant is verpleger

De term dook voor het eerst op in de negentiende eeuw, toen de medische wetenschap een enorme evolutie kende. Tal van medisch ontdekkingen werden gedaan en daardoor groeide meteen ook de nood naar gespecialiseerde zorg. Het aantal ziekenhuizen en de vraag naar personeel om voor de patiënten te zorgen, steeg zienderogen.

Door de opkomst van de vrouwenemancipatie nam de belangstelling van vrouwen uit voornamelijk de middenklasse voor de zorg toe. De eerste opleidingen verschenen. Florence Nightingale speelde hierbij een belangrijke rol.

Ondanks sterk verzet van haar familie, deed Nightingale ervaring op in het verzorgen van zieken. Ziekenverzorging was in die periode relatief eenvoudig werk waar geen opleiding of intellect voor nodig was.
'Verpleging' als vak moest nog uitgevonden worden. 

Ze reisde naar Frankrijk waar ze bij de zusters van St Vincent de Paul (Parijs) ontdekte dat er een veel strengere discipline en goede organisatie heerste en de verpleegkundigen dus beter waren in wat ze deden. 

Ook bracht ze door in het diaconessenhuis in het Duitse Kaiserswerth waar ze een opleiding tot verpleegster zou doorlopen 
Na haar terugkomst in Engeland legde zij zich toe op de reorganisatie van een klein ziekenhuis in Londen. In 1853 stond ze aan het hoofd van dit verpleeghuis voor vrouwen, maar ze bleef hier niet lang.

Deze veelzijdige vrouw is dan wel bekend geworden als de grondlegger van de moderne verpleegkunde, haar belangrijkste bijdragen leverde ze toch achter de schermen.

Toen tijdens de Krimoorlog William H. Russell, de correspondent van het Engelse dagblad The Times, melding maakte van de mensonterende toestanden onder de zieke en gewonde Britse soldaten, bood Florence Nightingale, de toen 34-jarige verpleegster, haar diensten aan.

Gesteund door minister van oorlog Sidney Herbert vertrok ze aan het hoofd van een groep van 38 collega-verpleegsters naar Scutari (de oude naam voor een stadsdeel in het Aziatische deel van Istanboel, thans Üsküdar).
Dat bleek een afschuwelijke plek te zijn. De gewonden waren er heel slecht aan toe en het stikte er bovendien van de ratten. Schone kleding was onbestaande en voeding onvoldoende.


Met veel geduld, een gezonde dosis tact en vooral veel organisatievermogen wist zij orde te scheppen in de hospitaalafdeling van de Selimiye-kazerne en bereikte dat de verzorging van gewonden aanmerkelijk verbeterde. 


Toch stierven juist in haar ziekenhuis relatief de meeste soldaten.
Ze drong aan op een diepgaander onderzoek en daaruit bleek dat een defecte riolering de oorzaak was.

Hierdoor heeft ze haar leven lang een sterk besef van het belang van hygiëne ("de dienares van de beschaving") aan overgehouden. Het duurde echter wel even voordat ze de ontdekking van tijdgenoot Louis Pasteur, dat infecties door bacteriën worden veroorzaakt, accepteerde.

Omdat ze in de Krimoorlog vaak 's nachts met een lantaarn de ronde deed langs haar patiënten, werd ze bekend als 'De vrouw met de lamp' (The lady with the lamp).


Die bijnaam komt uit het aan haar opgedragen gedicht ‘Santa Filomena’ van Henry Wadsworth Longfellow.


In de schaduw van Florence Nightingale opereerde op de Krim ook een verpleegster uit Jamaica: Mary Seacole (1805–1881). Zij werd wel eens "de zwarte Nightingale" genoemd.
Er wordt soms wel eens beweerd dat Nightingale op haar neer zou hebben gekeken, maar daar is geen bewijs voor.
De twee vrouwen ontmoetten elkaar trouwens slechts eenmaal. Seacole vroeg daarbij om een maaltijd en onderdak, die Nightingale haar gaf.
Voor Seacoles werk, juist in de jaren dat de slavernij werd afgeschaft, is de laatste tijd meer en meer belangstelling.

Het parlementslid William Smith, Nightingales grootvader, droeg in samenwerking met William Wilberforce trouwens in belangrijke mate bij aan de afschaffing van de slavernij – de 'open zweer van de wereld', zoals zijn kleindochter die met een verpleegstersterm noemde.

Om de regering ervan te overtuigen dat verreweg de meeste soldaten niet stierven als gevolg van oorlogshandelingen maar door het gebrek aan goede ziekenzorg, ontwikkelde de in wiskunde en statistiek zeer begaafde Nightingale een diagram om de relevante gegevens overzichtelijk te presenteren.
Ze werd de uitvindster van het pooldiagram, introduceerde het gebruik van statistieken in de gezondheidszorg en werd het eerste vrouwelijke lid van de Royal Statistical Society



Een ‘pooldiagram’ is eigenlijk een soort ‘taart-‘ of ‘cirkeldiagram’ maar waar de verschillende ‘sectoren’ dezelfde hoek hebben en het verschil in waarde te zien is in de verwijdering van het centrum.


Het bewuste diagram hierboven en onder is de ‘Nightingale rose chart’ waarmee zij de sterftegevallen in de Britse militaire hospitalen ten tijde van de Krimoorlog in beeld bracht. 



Hierdoor wilde ze duidelijk maken dat de sterfte onder de soldaten vooral een gevolg was van slechte hygiënische omstandigheden, en veel minder van het oorlogsgeweld zelf.

Na haar terugkomst in Engeland richtte ze in 1856 een verpleegstersschool op in het St. Thomashospitaal in Londen, een van de eerste opleidingen op dit gebied en de invloedrijkste. In 1859 schreef ze Notes on Nursing, What It Is, and What It Is Not, het eerste moderne handboek voor de verpleging van zieken. 
Haar opvatting dat gezondheid niet slechts de afwezigheid van ziekte is, maar de situatie waarin een mens al zijn of haar talenten kan ontplooien, heeft de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) bepaald.

Nightingale had veel bekendheid en invloed. Veel staatshoofden, onder wie de Duitse keizer en de Nederlandse koningin Sophie, vroegen haar om advies en haar verpleegwerk in de Krimoorlog inspireerde ook Henri Dunant in 1863 tot het stichten van het Rode Kruis

Zijzelf vond dit eigenlijk niet zo’n goed idee omdat ze vond dat de zorg voor soldaten de verantwoordelijkheid van regeringen moest zijn en niet in de schoenen van vrijwilligers moest worden geschoven. Ook het Rode Kruis werd echter een instantie die ook nu nog in vaak moeilijke situaties verder werkt met grotendeels vrijwilligers.

Ook heeft Florence velen ervan overtuigd dat vrouwen ook "echt werk" kunnen doen - in haar tijd een nieuwe en eigenlijk revolutionaire gedachte. 

Zo werd ze een voorbeeld voor Dorothea Dix, de Amerikaanse hervormer van de gezondheidszorg, voor talloze vrouwen die gewonden opvingen tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog en voor de verpleegkundigen in de Vietnamoorlog. 
Reeds tijdens Nightingales leven zwermden door haar opgeleide verpleegsters over de wereld uit, van Canada tot Australië en Japan, om daar goede verpleging te brengen.

Er werden aan een verpleegster specifieke - voornamelijk "moederlijke" - eisen gesteld: zelfopoffering, dienstbaarheid, gehoorzaamheid, toewijding, onderdanigheid (in het ziekenhuis vooral aan de man in de rol van arts) en trouw.
Het is het beeld van de verpleegster als de verlengde arm van de arts. De verpleegster voert uit wat de arts voorschrijft. Naar de patiënt toe had zij de rol van "moeder". Tijdens een nachtdienst bleef zij bijvoorbeeld op de ziekenzaal om te waken, temidden van de patiënten.

Een van de belangrijkste kenmerken van een verpleegster was trouwens dat zij haar werk deed vanuit een roeping. Dit in tegenstelling tot de verpleegkundige die het werken in de zorg ziet als een ‘beroep met een eigen deskundigheidsgebied' en hiervoor ook 'loon naar werk' wenst voor te ontvangen.

Omdat vroeger de zorg voor een groot deel in handen lag van religieuzen wordt een verpleegkundige, vooral door oudere patiënten, nog steeds vaak aangesproken met ‘zuster’ of ‘broeder’.

De tweede helft van haar leven was ze zelf ziek (waarschijnlijk brucellose, een infectieziekte die vooral dieren treft), wat haar er echter nooit van weerhield om leiding te blijven geven aan een team van wetenschappers.

Op basis van hun onderzoek schreef ze rapporten en ontwikkelde theorieën die tot belangrijke sociale hervormingen hebben geleid. Er werd van haar gezegd dat ze meer kennis had dan twee ministeries bij elkaar.

Ze gebruikte haar populariteit bij het volk om de regering onder druk te zetten door bepaalde wetten op te dringen. Ze werkte daartoe samen met onder andere de romanschrijver Charles Dickens en de anglicaanse aartsbisschop.
Met ontzag werd binnen de politiek gesproken over 'Nightingale power'.

Door haar tomeloze inzet voor gezondheidszorg, onderwijs en inkomenszekerheid voor iedereen is ze een belangrijke grondlegger geworden van de moderne verzorgingsstaat. Nightingale had een holistische visie, waardoor dingen benaderd werden als een vervlochten geheel van kleinere facetten. Op die manier wordt alles bekeken als een deel van het geheel, en niet als losstaande kracht van het geheel.
Zo is bijvoorbeeld een ziekte of misdaad ook altijd een symptoom van iets groters, bijvoorbeeld een tekort in de maatschappij:

"De ziekste mensen wonen altijd in de slechtste huizen" is dan ook een niet mis te verstane uitspraak.

Voor het grote publiek bleef haar werk als sociaal hervormer tamelijk verborgen maar het is net hierdoor dat er nog veel meer levens gered zijn dan door haar verpleegwerk in de Krimoorlog. 
De schattingen hierover lopen op tot ‘miljoenen’.

Door haar baanbrekende werk werd er ook in de toenmalige kolonie Brits-Indië (nu India) een departement van Gezondheid in het leven geroepen.
Ze kwam op voor de arme, onderdrukte boeren, onderstreepte als een van de eersten het belang van irrigatie om misoogsten te voorkomen en suggereerde ook een vorm van kleine leningen.
Ze kreeg de bijnaam 'gouverneur van de gouverneurs van India'.

Ook begeleidde ze Gopal Krishna Gokhale, een leider van de Indiase onafhankelijkheidsbeweging en mentor van Mahatma Gandhi. Gandhi beïnvloedde de Amerikaanse dominee Martin Luther King in zijn strijd voor gelijke burgerrechten. King inspireerde op zijn beurt weer de antiapartheidsbeweging in Zuid-Afrika. Een belangrijke voorman hiervan, aartsbisschop Desmond Tutu, verzorgde in de herdenkingsdienst in Londen bij de honderdste sterfdag van Nightingale (in 2010) de preek.

Nightingale was geestig en gevat maar door haar gedrevenheid en ook vanwege haar ziekte kon ze soms bruusk op haar omgeving overkomen.

Hoe slecht ze zich echter ook voelde, ze bleef schrijven.
Zo zijn er meer dan 10.000 brieven van haar bewaard gebleven, net als vele rapporten, artikelen en boeken. 
Ze kende zeven talen, waaronder Grieks, Latijn en Hebreeuws en werkte mee aan de herziene Platovertaling van haar vriend, de Oxfordgeleerde Benjamin Jowett. Ook vertaalde ze belangrijke teksten van mystici.

Ze schreef een origineel theologisch werk, Suggestions for Thought, waarin ze haar christelijke drijfveren beschrijft, met ook inzichten uit oosterse godsdiensten. 
Ze zag geen enkele tegenstelling tussen geloof en wetenschap.

Volgens haar is het de opdracht van de mensheid om met behulp van de wetenschap de beperkingen die we hebben gekregen op gebied van gezondheid, kennis en gerechtigheid te verruimen, zodat mensen steeds meer naar hun goddelijke aard gaan leven.
Lijden is voor haar de prikkel om tot vooruitgang te komen.

Ze vond de oorlog (uiteraard) 'afschuwelijk' maar stelde tegelijk vast dat de Krimoorlog tot een enorme verbetering van de verpleging had geleid, wat wel een heel positief punt was...

In 1907 kreeg Nightingale als eerste vrouw de Order of Merit, een hoge koninklijke onderscheiding. Koning Eduard VII weigerde aanvankelijk de onderscheiding toe te kennen omdat ze een vrouw was. Haar invloed en macht was ongekend voor een vrouw die geen lid van de koninklijke familie was en haar hervorming van ‘typisch mannelijke bolwerken’, zoals het leger en de gezondheidszorg, riep naast bewondering bij sommige groepen ook weerstand en soms zelfs regelrechte vijandschap op.


Vooral sinds de jaren tachtig van de twintigste eeuw hebben sommige biografen hierop de nadruk gelegd wat resulteerde in een vertekend beeld van Nightingale. Ook in enkele BBC programma's werd een negatief beeld van Nightingale opgehangen.
Lynn McDonald, redacteur van haar verzameld werk, sprong in de bres ter harer verdediging, en heeft de onjuistheid van dit negatieve beeld kunnen aantonen waardoor Nightingale weer gezuiverd werd van alle negativisme.

Veel van haar voorstellen met betrekking tot ziekenhuisarchitectuur, zoals afzonderlijke afdelingen om het besmettingsgevaar te verkleinen en het belang van licht en goede ventilatie, werden ondertussen geïntegreerd.

Andere voorstellen zitten nog in de spreekwoordelijke 'pipeline', zoals bijvoorbeeld het belang van preventie ("gezondenzorg is even belangrijk als ziekenzorg") en haar opvatting dat ziekenhuizen elk jaar hun resultaten zouden moeten publiceren opdat die onderling statistisch vergeleken en verbeterd kunnen worden.

De faculteit van statistiek van de Universiteit van Oxford organiseert regelmatig de "Florence Nightingale Lectures". Wereldwijd zijn er talrijke verenigingen van verpleegkundigen naar haar vernoemd, zoals de Florence Nightingale Foundation die wetenschappelijk onderzoek doet.

Ook zijn er al meer dan vijftig biografieën van haar verschenen.

In Europa hebben bacheloropleidingen Verpleegkunde en Verloskunde (aan hogescholen en universiteiten) zich georganiseerd in het Florence Network
Dit netwerk bestaat momenteel uit 40 bacheloropleidingen in 18 Europese landen. 

Ook 'Odisee Aalst' werkt hieraan mee door de opleidingen 'Bachelor in de verpleegkunde' en 'Bachelor in de verpleegkunde 4 jarig'.
Odisee mocht in 2018 de jaarlijkse Florence meeting organiseren. Dit ging door in Brussel van 16 april tot 20 april. Er waren workshops, campus- en ziekenhuisbezoeken, studentenactiviteiten, skillslabs en er vonden ook avondactiviteiten plaats met de studenten uit de verschillende landen.
Het Florence Network heeft trouwens een logo met lantaarn erin verwerkt, een duidelijke verwijzing dus naar de beroemde verpleegster.


Florence Nightingale stierf in Londen op 13 augustus 1910 op 90 jarige leeftijd.

In Londen kreeg ze een standbeeld.



12 mei 2020 is dus niet enkel de dag van de verpleegkunde maar tegelijkertijd ook de 200 ste verjaardag van Florence Nightingale.
Om dit te vieren werd in de serie 'inspirerende vrouwen' ook een Barbie-Florence gelanceerd ... met handige lamp natuurlijk ...


In België (Vlaanderen) is het gebruik van de titel ‘verpleger – verpleegster’ beschermd door de wet van 15 november 1946 tot de bescherming van de titels van verpleger en verpleegster. Wie na de afkondiging van deze wet van 15 november 1946 deze titel wilde gebruiken, was verplicht om eerst een opleiding tot verpleegkundige te volgen.

Nadien volgden nog veel wetten en Koninklijke Besluiten maar in België is het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967, samen met het Koninklijk Besluit van 18 juni 1990, de voornaamste wetgeving die een verpleegkundige bij het beoefenen van zijn of haar beroep moet respecteren.

Doet men dit werk nu altijd zonder morren? 
Neen, natuurlijk niet. Net zoals bij andere beroepen krijgt ook deze sector af te rekenen met onrecht.

Zo werden in de jaren ’80 verschillende acties gevoerd door de non-profitwerknemers.
Op vrijdag 18 november 1988 plaatste Gaby Breuer, psychisch verpleegkundige, in Nederland volgende oproep in de Volkskrant : "Agenten verdienen weinig!Verpleegkundigen nog minder! De tijd is rijp vvoor actie'. Hiermee ontketende ze, ongewild, de zogenaamde 'witte woede'.


De ‘Witte woede’ werd de naam die journalisten van bij het begin op deze strijd geplakt hebben. De term verwees naar de werkkledij die de meeste werknemers toen op acties droegen. Ondertussen al meer dan veertig jaar geleden maar de naam zijn zij blijven koesteren, hoewel er al lang niet meer heel de tijd actie gevoerd wordt in het wit.


De ‘witte woede’ is intussen de verzamelnaam geworden van alles wat gedaan wordt voor de sector. Dit gaat van het afsluiten van sociale akkoorden tot vakbondswerk in de instellingen.


De verwezenlijkingen zijn enorm. In het begin was er niks, werkelijk niks. Er zijn zelfs sommige ‘oud strijders van de witte woede’ die kunnen beamen dat ze in het begin van de strijd meer konden verdienen door te staken dan door te gaan werken.
Geen waardering voor de job, geen respect en daarenboven ook nog werkomstandigheden en lonen die te slecht waren om te vernoemen.

Ondertussen kwamen er duizenden jobs bij en de loon- en werkvoorwaarden werden verbeterd.
Maar het is natuurlijk nog niet gedaan. Nog steeds lijdt de zorgsector onder de druk.


... 70 uur werken per week, het is maar een voorbeeldje van de nood die er heerst.

De 'witte woede' keerde zich ook wat tegen Florence, omdat die aan een tempo van 20 uur per dag werkte, en er niet voor betaald werd. 'Fuck Florence' was dus een niet mis te verstane boodschap. Ze had misschien wel gezorgd voor de uitbouw van de verzorgingswereld, maar ze gaf zelf niet echt het goede voorbeeld door het aantal gepresteerde en niet gecompenseerde 'overuren' ...


Ondertussen, we zijn nu zoveel jaren verder, werden al ontelbare manifestaties gehouden om de situatie aan te klagen. Er wordt altijd veel beloofd, gediscuteerd en veranderd, maar nog is het niet zoals het zou moeten zijn.

Zo ook bijvoorbeeld in 2019. Op 7 mei van dat jaar kwam men opnieuw op straat om de penibele situatie aan te klagen.

Dat was het rechtstreekse gevolg van het feit dat er te weinig werd geïnvesteerd in de ziekenhuizen. Minister van Sociale Zaken Maggie De Block wou een hervorming van de ziekenhuizen doorvoeren, zogezegd om de budgetten te herverdelen en personeel aan te werven, maar dat geld heeft men nooit gezien ... Wel een vermindering van de financiering waardoor de ziekenhuizen ettelijke miljoenen euros verloren.

Ziekenhuisopnames moesten korter, het werk werd dus intensiever. Men heeft geen tijd meer voor een deftige behandeling, en daarenboven zijn administratieve taken enorm toegenomen. De verpleegkundige kan op die manier niet garanderen dat de prioritaire taak van de verpleegkunde (verzorgen en zorg dragen voor de patiënt) nog uitgevoerd kan worden.
De directies willen het geld dat bedoeld is voor het personeel gebruiken om de financiën van hun eigen instellingen aan te zuiveren.

De witte woede kent men trouwens niet enkel in ons land. Ook in Frankrijk, Duitsland, Polen en Groot-Brittannië werden in 2019 acties gevoerd tegen het personeelstekort en de toenemende druk.


Op 18 november 2019 was ik zelf getuige toen het verplegend personeel van het operatiekwartier van het ASZ het werk neerlegde. Door die spontane staking konden operaties voorlopig niet doorgaan.


Reden : De te hoge werkdruk en het personeelstekort zijn volgens de vakbond de redenen van de spontane actie. “Er zijn dit jaar alleen al meer dan twaalf personeelsleden op het operatiekwartier vertrokken. Nieuwe personeelsleden, die pas drie maanden in dienst zijn, krijgen de verantwoordelijkheid om opleiding te geven aan de pas aangeworven personeelsleden. Het personeel loopt weg, zowel de oude dan de jonge. De werknemers vragen de sluiting van een aantal operatiezalen zodat de nieuwe personeelsleden surplus staan op de zaal”, was te horen bij de vakbond ACOD.

2020 Werd dan het 'covid-19' jaar. Het jaar waar men heel lang diende te wachten op bescherming voor de zorgverstrekkers. Er was een tekort aan mondmaskers, aan medische apparatuur, aan personeel ... Kortom, waar men reeds lang voor verwittigd had, was nu de bangelijke werkelijkheid.

Wat wel geleerd was van Florence Nightingale was het enorme belang van de hygiëne.
Al van het moment dat er ook nog maar sprake was over het virus werd overal al aangeraden om regelmatig de handen te wassen en om afstand te houden van mekaar ...

In the Guardian is trouwens een artikel te vinden over wat Florence er zou van vinden mocht ze via tijdmachine in het Covid-19 tijdperk terecht komen?

Ze zou zich enorm opwinden en boos maken tegenover de fake data van Donald Trump. Tegelijkertijd zou ze echter ook Boris Johnson's onvoorzichtigheid op de vingers tikken, en zou ze het onbegrijpelijk vinden dat er een tekort is aan medische apparatuur.

De drie dingen die het leger in de Krim kapot gemaakt hebben waren onverschilligheid, incompetentie en nutteloze regeltjes ... en dezelfde dingen zien we nu ook gebeuren in vele landen. Uitspraken als 'het is maar een griepje', 'we zijn er klaar voor', ... het doet velen onder ons al huiveren. 

Ook z
ij ergerde zich aan onbekwame politiekers en burgers die zich populair wouden maken door uitspraken te doen die nergens op sloegen, en op de onverschilligen die alles afdeden als een lachertje.

Vandaag de dag zou Florence miljoenen volgers hebben op Facebook, Twitter en Instagram, en ze zou dit zeker gebruiken om de regering tot beslissingen te dwingen die de enorm hoge dodentol in bijvoorbeeld ouderentehuizen zouden doen dalen. 

Ze zou niet meer tussen de patiënten lopen, maar zou via haar laptop en smartphone duizenden berichten sturen naar de belangrijkste pionnen in de politieke, wetenschappelijke en wiskundige wereld. Haar computer zou onnoemelijk veel tabellen herbergen en ze zou een levendige video conference houden over de betrouwbaarheid van de dodencijfers. 
Natuurlijk zou ze ook aan fundraising doen om aan materiaal te komen, net zoals ze dat 'in haar tijd' deed.

Net zoals nu enkele virologen trouwens aan het doen zijn : de mensen op de hoogte houden en trachten te sensibiliseren van de ernst van de zaak ... Tevergeefs of niet?
Voor het ogenblik is de situatie misschien wat aan het verbeteren, maar de verwittigingen zijn zeker niet in de wind te slaan. Diegenen die dat wel doen ...  We zullen zien wat de toekomst brengt uiteraard, feit is dat er momenteel meer virologen op Twitter en Facebook zitten dan in de labos ... een beetje het fenomeen van de zelfverklaarde 'voetbaltrainers' en '-specialisten' in het pré-Coronatijdperk ...


Er is dus al heel wat verkregen, maar er zal nog heel wat moeten gebeuren om de mensen in deze sector te geven wat ze verdienen.

Ondertussen kunnen wij niet meer doen dan ze elke avond een applausje geven …




Als slot een gedichtje voor de verpleeg- en zorgkundigen :

Handen die reiken,
handen die zorgen,
handen die zeggen
’t zal beter gaan morgen.

Handen die duwen,
handen die strelen,
handen die voeden,
die delen met velen.

Applaus voor die handen,
je hoort hen nooit klagen,
hoog tijd dat ze worden
op handen gedragen …



Meer info over het ASZ : HIER
Meer info over het OLV : HIER
Meer info over de fusie ASZ-OLV : HIER

Bronnen :

despecialist.eu/nl/nieuws/12-mei
beleven.org
diarioenfermero.es
scrubsmag.com
theconversation.com
polsslag.be
foto witte woede standaard.be 22/2/2005
afbeelding hospitaal Scutari : Day & Son/library of congress, Washington DG (LG-USZC4-10261)
britannica.com
nursing.nl (foto 'fuck Florence' door Marcellino Bogers)
solidair.org
theguardian.com 5/5/2020
HLN 18/11/2019
encyclo.nl/begrip/holistisch
wittewoede.be
AUVB (Algemene Unie van Verpleegkundigen van België)
De spiritualiteit van Florence Nightingale (Jean-Jacques Suurmond)
Florence Nightingale at first hand (Lynn Mc Donald 2010)