Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label carnavalisten. Alle posts tonen
Posts tonen met het label carnavalisten. Alle posts tonen

zaterdag 17 oktober 2020

Odilon Mortier

Odilon Marcel Mortier (Aalst, 21 februari 1931 - 12 augustus 2012) was gekend als Vlaams acteur, dirigent, moppentapper en in ons eigen Aalst vooral bekend om zijn inspanningen voor carnaval (hij was onder andere lid en voorzitter van het Feestcomité en was ook opperdraak bij de Draeckenieren).
 

Odilon is in het ‘grote Vlaanderen’ vooral bekend geworden door de rol van de ietwat klungelige Odilon Bonheur die hij vanaf 1991 tot kort voor zijn dood vertolkte in de komische VTM-reeks De Kotmadam. Daarnaast was hij ook een van de vaste gasten in het moppenprogramma HT&D op dezelfde televisiezender.
 
Maar in Aalst was hij echter al heel lang gekend en een graag geziene gast op allerlei evenementen.

Al in zijn jeugdjaren zat zijn passie voor het ‘woord’ er blijkbaar al goed in. 
Op 10 jarige leeftijd behaalde hij, samen met 2 andere jongens Robrecht Camu en Rutger Peerlinck), de hoogste prijs als ‘trio’ tijdens de ‘Guldensporenprijskamp van den Vlaamschen Toeristenbond’. 
Tussen 300 andere deelnemers behaalden zij het erepodium met maar liefst 84 punten op 100.

Odilon werd meubelmaker van beroep maar zijn grote passie bleef muziek. Hij speelde saxofoon en leerde ook klarinet spelen. Om het allemaal in de juiste tonen te houden volgde hij muziekles aan de Aalsterse muziekacademie. 
Hij werd saxofoonspeler bij het orkest Jack Namotte en won samen met hen de ‘Prix d’Honneur’ tijdens het Nationaal Jazztornooi in Brussel in 1953. De pianist ‘Jack Namotte’ kreeg bij die gelegenheid ook de beker ‘Paul Whiteman’ als beste pianist.
Datzelfde jaar huwde hij ook met Simonne Keymeulen.

Ook was hij lid van de socialistische harmonie ‘hand in hand’, waar hij in 1976 25 kaarsjes mocht uitblazen voor evenveel jaren als spelend lid. 
Later zou Odilon ook nog dirigent worden van deze harmonie.

1953 was trouwens een heel productief jaar. Hiji werd ook acteur. Na zijn legerdienst ontdekte hij de toneelwereld en hij kwam terecht in een gezelschap dat, samen met Jan Theys, voor entertainment zorgde voor de soldaten in Duitsland.

Hij werd lid van de socialistische toneelvereniging ‘Kunst, licht en vrijheid’. Onder andere Frans Wauters, Gracienne Van Nieuwenborgh en John Woolley waren er zijn podiumgenoten. 
Op de foto Odilon en Gracienne in de theaterserie  'family'
Onze sympathieke medeburger had zeker geen ‘zittend gat’. 

Dat het Octaaf Boone gezelschap, waar hij intussen ook bij meestpeelde, niet zomaar een gelegenheidsgroepje was, mag blijken uit de lange lijst van namen waar ze mochten mee samenwerken. Voor Johnny Jordaan verzorgden ze maar liefst 200 optredens.
De naam veranderde in ‘The Actif Club’ in 1956 en het lijstje artiesten groeide snel aan. Rita Deneve, Louis Neefs, Bob Benny, Will Ferdy, Marva, Will Tura, … allemaal konden ze rekenen op de begeleiding van ons Aalsters gezelschap.
Het aanbod om het officiële BRT-orkest te worden, werd afgeslagen en het orkest trok met Freddy Breck op tournee in Denemarken.

Odilon nam de leiding op van een eigen ‘Orkest Odilon Mortier’ en was naast muzikaal heel actief bezig zijn met de groep, ook daarnaast nog een bezige bij. 
Zo werd hij in 1969 lid van de Draeckenieren, was hij lid van de Vlaamse Wijngilde en schreef hij verschillende liedjesteksten voor andere artiesten. Zelf had hij ook een grote hit in Aalst met de single Mèn ieneg Oilsjt, geschreven in 1970. 
Het lied is trouwens nog steeds één van de carnavalsklassiekers en kan onderaan dit artikel beluisterd worden. 
Het socialistisch-politieke kantje werd de B-kant van het singeltje, waar een toespraak kon beluisterd worden van de lijstaanvoerder B.Van Hoorick op de tonen van het prachtige ‘We shall Overcome’).
Het werd dus een verkiezingscampagne ‘met stijl’.

De plaat werd gratis ter beschikking gesteld voor iedere Aalstenaar die er om verzocht.

Tot op de dag van vandaag blijft de single dan ook in de top drie van meest gewaardeerde en meest uitgevoerde carnavalshits. Het emotionele nummer, dat dus helemaal niet als carnavalshit bedoeld was, wordt tegenwoordig ook wel eens uitgevoerd op begrafenissen en andere momenten van afscheid.

Odilon en zijn orkest mochten dus heel wat grote namen begeleiden, maar ons eigen Aalst werd zeker niet vergeten. 
Hij schreef liedjes voor Jean-Paul De Boitselier, Johnny Marcoen, het Stemmingstrio, Loeken Tatjen en zelfs de Aalsterse Gilles kregen in 1973 ‘Aalsterse Gilles lied’ gepresenteerd.


Een jaar later werd dit gevolgd door ‘Pluimen, bellen en klompen’.

Odilon bleef ondertussen duchtig toneelspelen en werd ook lid van het Feestcomité.
Ook met het Corum Alostum Imperiale was hij heel aktief bezig.

In een ‘beschrijving van Odilon’ is in De Voorpost het volgende te lezen : 

Lid van het Corum Alostum Imperiale, ook Clochard. Verder orkestleider van de Actif Klub, toneelgroep KLV, spelend lid Hand in Hand, ondervoorzitter en feestleider Vriendenkring stadspersoneel Aalst, Draeckenier, ondervoorzitter plaatselijke afdeling Vlaamse Wijngilde. Slaapt soms nog eens ook”. 

Dat slapen zal toch niet veel geweest zijn, want toen in 1975 het Feestcomité werd ondergedeeld in werkgroepen, kregen Frans Wauters, Herman Daelman en Odilon het deeltje ‘propaganda en public relations’ onder hun hoede. 

De Actif Klub bleef aktief en zorgde onder andere voor de muziek tijdens de zoektocht naar de ‘Aalsterse carnavalshit’, een talentenshow die in 1975 en 1976 plaats vond in Zaal Madelon.
En nog Aalsters : ook voor het driekoningenfeest van 1976, 1977 en 1978 tekenden zij present. 
Op de foto de Actif Klub in 1978 met Odilon als saxofoonspeler.


Ook met de toneelcarrière bleef het bergop gaan. Hij mocht er ondermeer naast Chris Boni spelen in ‘Sterke Jan’ en laat een onwisbare indruk na door zijn stotterscenes (die hem later bij ‘de kotmadam’ trouwens nog goed van pas zouden komen). 
Hij speelde de rol van Keizer Vlaskin, de rol van Koning en in 1976 mocht hij als cafébaas meedoen in een heuse kortfilm.

In 1977 regisseerde hij voor het eerst zelf een toneelstuk. Spelen en regisseren wisselden mekaar van dan af. 

Eind jaren ’70, Kunst Licht en Vrijheid was net opgedoekt, werd de Aalsterse Big Band opgericht, en zowel Odilon als Octaaf waren present. 
Odilon werd toen ook medestichter van het Progressief Aalsters Collectief Theater, kortweg PACT en was intussen ook al hoofd van de stedelijke drukkerij.

Begin jaren ’80 trad hij op met het Crazy Rhythm Jazz Orchestra, was hij muzikaal leider van de jazzband ‘Dixieland’ en van de ‘Onion River Slowboat Jazz Band’. Ook bleef hij individueel ook nog optreden met zijn saxofoon.

In 1986 kwam er binnen het feestcomité ruzie omdat hij enkele inkomstkaarten zou hebben meegenomen maar niet hebben betaald. 
Hij kon dit echter weerleggen via betalingsbewijzen. De kaarten werden inderdaad onbetaald meegenomen, maar ze werden wel betaald volgens het ritme dat ze bij hem werden afgehaald. 
Het werd allemaal afgehandeld, maar er bleef toch enige wrevel bestaan. 

In 1988 werd hij, bovenop zijn al heel gevulde agenda, ook nog eens muzikaal leider van de Crazy Rhythm Jazz Orchestra, en in datzelfde jaar werd hij ook de regisseur van de Aalsterse Avond

Een jaartje later werd hij voorzitter van het Feestcomité, wat meteen leidde tot een discussie. 
Hij had het nieuws verkondigd dat het driekoningenfeest zou afgeschaft worden onder druk van het stadsbestuur, maar dat bleek een verkeerde inschatting geweest te zijn en dus volgde er een kleine ‘clash’ tussen hem en burgemeester Annie De Maght. 
De twist werd bijgelegd en het driekoningenfeest mocht toch doorgaan.

Hij bleef 5 jaar lang voorzitter en na deze periode was hij ook nog 6 jaar ondervoorzitter. 
Ondertussen nam Odilon ook steeds deel aan de ludieke akties van de Draeckenieren. Hij trok meermaals naar ‘derp d’ om er affiches aan te hangen, om er een hobbelpaard achter te laten enzovoort. Alles voor de ‘goede zaak’ natuurlijk.
In 2007 werd hij Opperdraak (= voorzitter) bij de vereniging.
Hier de Draeckenieren Jef Vermassen (ere draeckenier), Anton Cogen, Eddy De Laender en Odilon als opperdraak in 2009.

1991 betekende een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het paard. De Dendermondse Prinsencaemere had namelijk een nachtelijke raid uitgevoerd op het Aalsterse Ros Balatum met de bedoeling om het ‘Oilsjterse carnavalsgedrocht’ naar hun dorp te ontvoeren. Dat lukte niet, maar wel werden schilden en ornamenten van ons Ros meegepikt.

Feestcomitévoorzitter Odilon verklaarde geen knieval te willen doen voor die van ‘derp d’ maar het draaide toch allemaal wat anders uit. 
Schepen Gracienne Van Nieuwenborgh stelde de Dendermondse hofmaarschalk Frans De Jonge van de prinsencaemere op de hoogte dat een Aalsterse delegatie het noodlijdende gehucht wat stadshulp zou brengen. 
Met een delegatie van ondermeer de schepen, Odilon en nog enkele carnavalisten en belanghebbenden trokken ze inderdaad met een mand kleding en niet bederfbare voeding naar café Den Hert, zowat het kloppend hart van het Dendermonds carnavalsgebeuren.
Gracienne Van Nieuwenborgh knielde heel even voor keizer Wim I, maar dat was enkel om een ere-metaaal om de hals te krijgen.  Het werd een ludieke avond, maar op het einde kregen de Aalstenaars toch hun ‘oude rommel van het hobbelpaardje’ terug. 

1992 betekende opnieuw een druk jaar. 
Hij werd, samen met Kamiel Sergant, peter van de reuzenkinderen Floreken en Florisken. Annie De Maght en Gracienne Van Nieuwenborgh werden de kersverse meters bij de doop op 21 februari. 

Dat was natuurlijk allemaal ‘lokaal’. Ook in het grotere België volgde dat jaar dan de uitbraak van Odilon.
Op VTM was er immers de serie ‘kotmadam’, waarin hij de rol van klungelige cipier mocht spelen.


Nog in de jaren ’90 was hij een vast panellid in het moppenprogramma HT&D, ook al op VTM.

Gedurende 20 jaren bracht hij de kijkers aan het lachen met zijn onhandigheid … tot aan zijn dood.
 
In 1999 dirigeerde Odilon voor het laatst de Aalsterse Big Band, ter gelegenheid van de opening van de Dirk Martensfeesten. Na dit optreden liet hij het leiderschap over aan zijn neef Patrick Mortier.

In 2001 werd hij opnieuw tot ondervoorzitter van het Feestcomité gekozen en in 2002 werd hij raadgever
Zijn ouderdom liet het drukke carnavalsleven niet echt meer toe en in 2007 stopte hij ook met deze adviserende functie.
 
In 2009 laat hij zich ontglippen dat hij genoeg heeft van het hectische leven. Hij komt enkel nog buiten voor de opnames van ‘De Kotmadam’. De rest van zijn tijd spendeert hij liefst met een kruiswoordraadsel of vooor tv.  Voor hem is er geen twijfel meer mogelijk. “Als het niet meer gaat, dan zal ik niet twijfelen om zelf uit het leven te stappen … Onlangs was ik in een rusthuis. Jongens, wat ik daar gezien heb, je houdt het niet voor mogelijk. Thuis ben ik beginnen huilen als een klein kind. Neen, zo wil ik niet eindigen. Dan trek ik liever zelf de stekker uit. Dat meen ik echt. De euthanasiepapieren liggen thuis al klaar. Ik moet ze alleen nog ondertekenen", besloot hij in ‘Story’.  

Op 14 mei 2010 werd in Gabrovo, tijdens een speciale 'open Gemeenteraad vergadering'  het 'Twinning charter' tussen Aalst en Gabrovo ondertekend.

De vzw "Stichting Marcel De Bisschop:Aalst - Gabrovo" was voor deze gebeurtenis uitgenodigd door het gemeentebestuur van Gabrovo en ook een officiële delegatie Aalstenaars o.l.v. Marcel De Bisschop en zijn echtgenote Irène, was aanwezig. Ook Schepen Anny Aelbrecht, Schepen Gracienne Van Nieuwenborgh, Norbert De Ganck, Jackie D'Herde (prins carnaval) en Odilon hoorden hierbij. 
Deze aanwezigheid leidde tot de uiteindelijke realisatie van de werkelijke "Jumelage" Aalst – Gabrovo.

In 2011 moest hij ook passen voor de organisatie van de carnavalsraadszitting. Hij bracht nog een laatste keer zijn lied ‘men ienig Oilsjt’ maar ondanks zijn gezondheidsproblemen bleef hij tot en met het 20ste seizoen van De Kotmadam de rol van de klungelige cipier Odilon Bonheur vertolken.
Zijn Aalsterse tongval was zelfs op de nationale zender een typisch kenmerk, hoewel hij zijn uiterste best deed om toch AN te ‘klappen’.  Oorspronkelijk zou zijn personnage ‘Fred’ heten, maar men hield het bij zijn echte naam, Odilon.
Vanaf reeks 21 was hij dus niet meer te zien in de serie en hij werd ook niet meer vermeld door Jeanne of Jef.

Hoewel Odilon de laatste jaren van zijn leven dus ‘vastgepind’ werd op de rol die hij speelde op TV, was hij in realiteit helemaal anders. 
Hij was niet de ‘sullige vriend des huizes’, hoewel sommige mensen hem in het echte leven dus ook zo begonnen te zien. 
Odilon heeft wel geleden onder die verwarring ‘In de beginperionde van de Kotmadam dachten veel kijkers dat ik in het echte leven ook zo dom en naïef was als de Odilon die ze op televisie zagen” vertelt hij. “Toen ik door mijn TV-werk ‘bekende Vlaming’ werd, had ik maar één schrik : dat ik iemand zou voorbij lopen zonder goeiendag te zeggen, zodat ze zouden denken dat ik een dikke nek had gekregen. Al dat BV gedoe hoeft voor mij niet. Laat mij maar gewoon Odilon zijn”. 

In februari 2012 was hij samen met zijn vrouw betrokken in een auto-ongeval. Hij knalde tegen een electriciteitspaal op 500 meter van zijn woning. Het koppel kwam er vanaf met de schrik en zelf deed Odilon het feit af als ‘een kleinigheidje’. 

Hij stierf op 12 augustus 2012 in het OLV ziekenhuis na hartproblemen.  

Bij het afscheid in Lochristi waren heel wat collega’s en Oilsjteneers aanwezig. 
De Draeckenieren en Karel De Naeyer brachten een ‘in memoriam’ en Odilons hit ‘men ienig Oilsjt’ weerklonk door de boxen. Zijn saxofoon stond opgesteld naast de kist. 

Hier nog eens zijn prachtig lied uit 1970 : Men ienig Oilsjt :



Bronnen

HLN 12/08/2012
Het Nieuwsblad 20/08/2012
De Voorpost 19/01/1992 – 22/03/1974 –  28/03/1975 - 17/10/1986 – 15/02/1991
De Volksstem 20/7/1935 – 07/08/1941
De Gazet van Aalst 12/11/1944 – 13/08/1964 – 27/8/1953 – 10/09/1953
De Gazet van Aalst 17/09/1964
De Standaard 30/11/2009 (foto Draeckenieren)
Voor Allen 29/11/1969 – 29/08/1970 – 20/01/1973
clint.be 17/2/2012
GVA 10/03/2009
discogs.com
draeckenierenaalst.be
vzw manden dienen Bulgarije : Aalst – Gabrovo 14/5/2010
Wikiwand Odilon Bonheur
Vedettendom : beroemd in Vlaanderen – Gust Van Gestel – Gust de Meyer
Men ienig Oilsjt via Youtube (Montooken)
Lied van de Aalsterse Gilles via Youtube (DidierDeluxe) foto : Carnavalaalstkoentje 

dinsdag 3 maart 2020

Aalst vs derp d. ... vete die nooit mag verdwijnen / De Draeckenieren

Velen denken dat het geschil ‘Ros Beiaard’ aan de oorsprong ligt van de vete tussen Aalst en Dendermonde.
Niets is echter minder waar.

De eerste geschillen brengen ons namelijk al veel verder terug naar de 14e eeuw.  De rivaliteit vindt daar haar ontstaan in de zware tolrechten die de Heer van Dendermonde hief op de Dendervaart tussen beide steden.

In 1319 waren hieromtrent klachten ontvangen bij de Graaf van Vlaanderen en de Dendermondenaren werden in het ongelijk gesteld en van toenafaan ging het dus verkeerd.

In 1469 werd een Aalsterse handbooschutter (lid van de Sint Sebastiaansgilde) heel vaak beboet omdat hij een nagelmes aan de riem had. Deze had echter de toelating gekregen van de Hertogin van Bourgondië om dit bij zich te hebben, en de Raad van Vlaanderen verplichtte de baljuw van Dendermonde om het wapen en het geld terug te geven aan de misnoegde Aalstenaar.

Later, het is ondertussen de 16e eeuw, verleende Keizer Karel het monopolie op laden en lossen van goederen aan Dendermonde. De Aalsterse economie werd hier zwaar door getroffen, want het goederenverkeer via de Dender moest immers via Dendermonde gebeuren, en men legde de Aalsterse handel daardoor bijna plat. De strijd resulteerde in de aanvraag tot het aanleggen van een kanaal Baasrode-Aalst, zonder langs Dendermonde te moeten gaan. Dit gebeurde in 1750.

Nog wat olie op het vuur werd gegoten in 1800 toen de rechtbank in Aalst diende te verhuizen naar Dendermonde.
In 1966 wou Aalst de rechtbank van eerste aanleg trouwens terug naar Aalst halen, maar politieke discussies zorgden er voor dat dit niet gebeurde.

De onderlinge rivaliteit begon in eerste instantie dus met mekaar letterlijk proberen onderuit halen. Later werd het veel ludieker, en ging alles meer gepaard met de aangeboren zucht om te spotten met mekaar.

De Dendermondenaars noemden ons ‘zotten’, en wij hen ‘kopvleesfretters’.
Zij hadden hun Ros Beiaard, wij kregen ons Ros Balatum.

De benaming ’Kopvleesfretters’ wijst trouwens niet enkel op het vlees, en is eigenlijk minder positief als ‘ajoinen’.  De naamgeving is namelijk te zoeken in de betekenis van ‘snoever’, ‘kale pronker’.

Spotlustige Aalstenaars beweerden immers dat de Dendermondenaren, die geen nagel hadden om aan hun gat te krabben, de krengen van honden uit de Dender opvisten om er kopvlees mee te maken. Dat werd dan aanschouwd als ‘delicatesse’ en het vlees werd dus ‘snoevend’ aldus ook op de markt gebracht.  

Sinds 1977 is aan de spotnaam ook een eigen praalwagen gelinkt, de zogenaamde ‘kopvleeswagen’. Voordien werd het kopvlees bedeeld door kopvleesdragers die deze Dendermondse specialiteit uitdeelden vanop grote draagplanken. Jarenlang stond Theo De Smedt, telg van een gerenommeerde Dendermondse beenhouwersfamilie, in voor de levering en bedeling. Hij werd opgevolgd door naamgenoot Luc De Smedt. Sedert bijna twee decennia neemt slager Frank Van Dist deze opdracht voor zijn rekening.

Dat men honden uit de Dender zou halen lijkt misschien vergezocht, maar de naam ‘knaptanden’, ook al een koosnaampje voor onze buren, lijkt wel dichter in de buurt van de waarheid te komen.

De bijnaam ‘Dendermondse knaptanden’ komt al voor in 1631 en zou ontstaan zijn naar aanleiding van een onbekende vis die in de Dender rondzwom. Dit reusachtig gedrocht had een muil vol vreselijke tanden, waarmee het vervaarlijk knapte.
Gedurende vele decennia was ‘knaptand’ een veelgebruikte naam in de spot die de rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde ten top dreef. Vele Aalsterse hekeldichters maakten dankbaar gebruik van deze naam. In de ommegang werd dit een fabelachtig dier met een kop, die geleek op een honden- of wolvenkop.
Traditioneel lopen er knaptanden mee tijdens zowel Katuit als de Ros Beiaardommegang.
Met hun klapperende tanden zorgen ze zowel voor vrolijke als angstige gezichten.
In 2005 werden ze in een nieuw kleedje gestoken.

Over het Ros Beiaard en het Ros Balatum, tot op de dag van vandaag dé reden tot spotten met mekaar, is HIER meer te lezen …

Dat er vroeger blijkbaar veel gerijmd en gedicht werd, mag duidelijk zijn.
In het artikel over het Ros Beiaard en het Ros Balatum staan al enkele van die versjes die in de brievenbussen of aan een monument terecht kwamen.
Los van ‘het paard’ echter schreef ene Guilliam Caudron in de 17e eeuw al een 204 verzen lang gedicht waarin hij Dendermonde hekelde. Een tweede gedicht van zijn hand telde ook al 100 verzen.

Ook muzikaal is er natuurlijk een zekere ‘spanning’ … en hier nemen de Aalstenaars zeker het voortouw. Jaarlijks verschijnen er wel enkele liedjes die alusie maken op de aloude vete tussen de twee steden.
Het originele ‘Ros Beiaard doet zijn ronde, … die van Aelst die zijn zoo kwaed, omdat hier ‘’t ros beiaard gaat’ … dateert ergens uit de 17e eeuw, maar natuurlijk bestaan er ook recentere parodieën.

Naar aanleiding van de Polydor De Keyserfeesten in 1888 bijvoorbeeld :

Polydoorken maakt zijn ronde,
is dat waarlijk nu geen zonde?
Hij moet nu in Aalst rondgaan,
ziet, daar komt het Doorken aan’.

In 1953 kwam er opnieuw een versie met het Ros Beiaard als hoofdrolspeler.
De Lustige Pompiers zongen toen :

’t Ros Beiaard maakt zijn ronde,
’t veulen staat in Dendermonde.
Dendermonde maakt zich kwaad,
omdat hier de moeder gaat’

Nog in datzelfde jaar verscheen ‘het Oilsjters peerd’, geschreven door Pol De Cock.

Ja … kom maar allemaal, kom maar allemaal,
kom, zet uw vizozje op
Oilsjt staat op zijne kop,
ja … kom maar allemaal, kom
Kom kijk eens naar ons peerd,
het is de moeite weerd’

En iedereen kent ondertussen ook wel ‘Deiremonne stinkt’ (Tom Vermeir, Christophe Troch en Guy Van De Meerssche’, ‘eer peerd’ (De Fleksies),‘’t peerd van Deiremonne’ (De Prinsencaemere en Johny Cooman) en ‘e simpel boeregat’ (Kenny Baele),

Hier trouwens een lied over het feit dat het een slecht idee is om als Aalstenaar een Dendermonds lief te hebben.

Maar het blijft natuurlijk niet enkel verbaal.
Ook fysiek laten beide partijen van zich horen.

We schrijven 1754. Die van Dendermonde zagen de Aalstenaars van dan af allemaal als ‘zotten’ (zoals ze nu denken dat we allemaal Jodenhaters zijn), en ze waren er dan ook heilig van overtuigd dat er enorm ‘zotte’ en rare dingen gebeuren.

Aanleiding was de ontvoering van een knaptand … De hoofdschuldige (een zekere Cothem), en bij veralgemening dus alle Aalstenaars, werd met de grond gelijk gemaakt, onder andere door volgend gedicht van een Dendermonds dichter.

Aalst, in het fransch Alost, is soo veel als Alsot:
soo past den naem wel op hun reênloos redenslot.
Syn die van Aelst al sot, en gy een Aelstenaer,
soo syt gy, Cothem, oft niet seer verr' van daer.
Cothem is niet by te segghen
om dien naem wel uyttelegghen,
Cotthem, dat is zet hem in cot,
want den Aelstenaer is sot”.

In Aalst werd de ontvoering natuurlijk aanschouwd als een ‘heldendaad’, en men repliceerde met een ander gedicht ‘kloeken man van Aelst, die den knaptand ophing tot Dendermonde’.

In 1952 werd het Paardencomité opgericht.

Dat gebeurde door Herman Louies, Piet Moereels, pol de Paepe, Herman De Geest en Maurice Lambrecht naar aanleiding van de aandacht voor het Ros Beiaardcomité.

Het comité zat achter de ontvoeringsplannen van de kop van het Ros Beiaard, waarover in het artikel over de paarden meer te lezen is.
De ontvoering mislukte, en de fiere Dendermondenaren lieten dit via een pamflet weten aan alle inwoners.
Het Paardencomité verspreidde daarop ook pamfletten met de resultaten van hun onderzoek en de ontdekking dat het paard blijkbaar bestond uit balatum.

Het was terug de beurt aan Dendermonde (?), en ons paard werd ontvoerd en beschadigd … maar … het bleek dat niet de inwoners van ‘derp d’ achter dit incident zaten, maar wel een andere Aalsterse carnavalsgroep die de makers van ‘ons ros’ een lesje wouden leren na een ruzie.

Valse beschuldigingen dus aan het adres van Dendermonde, en dat werd dan weer gewraakt door enkele pamfletten aan het stadhuis en aan het standbeeld van Dirk Martens.

Tot zelfs in 1958 werd er nog over dit voorval nagepraat en de rivaliteit uitte zich in verschillende cartoons, karikaturen en teksten over de rivaliteit, tot zelfs in de reclameboodschappen toe. Zo bijvoorbeeld voor juwelier Roobroeck :

Hebt U ons Ros al goed bekeken?
Men spreekt ervan sinds vele weken
en moest men het sieren met Roobroecks juwelen,
dan kwamen d'Aalstenaars het nogmaals stelen.’

Nog in 1952 kwam ook de Draeckenieren in beeld.

Dat heuglijjke feit brengt ons tot diegenen die de rivaliteit in stand proberen houden. In Dendermonde is dit ‘Den Deiremonse klapper’, in Aalst zijn dat ‘De Draeckenieren’ …




De stichters van de Aalsterse vereniging, voluit 'De Aloude Kaiserlycke Soevereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst',  waren Gust Van Der Stock (Gust Kees), Frans Tack, Marcel De Bisschop, Honore De Staebel en Gaston Goubert. Verschillende leden zoals Gust & Frans waren echte karnavalisten, maar de Draeckenieren waren eigenlijk gewoon een bende hechte vrienden die elke eerste donderdag van de maand bijeenkwamen.

Het eerste gele boekje van de draeckenieren (dat meteen een link heeft met carnaval) dateert al van 1968

Als reactie op de moderne beeldhouwwerken die in het stadsbeeld verschenen, plaatsten de Draeckenieren toen ook een beeld, vermoedelijk op de Graanmarkt, in Balegemse steen, met als titel "Vrouw en Vogel in de zon"
Van Links naar Rechts op de foto : Gaston Goubert / Adolf (Dolf) Boel / Polliet Sedeyn / Gust Van Der Stock / Daniel Jacobus / Honoré De Staebel / Frans Wauters

Gust Van Der Stock (Gust Kees - zijn vader was Pië Kees) had een zuivelwinkel op de Molendries (naast de gekende frituur van Pierre Lafont). Hij  was de echte uilenspiegel van de groep, bedenker van legendarische aprilgrappen en drijvende kracht achter de opvoering van het toneelstuk Genoveva van Brabant (1962).

Poliet Sedeyn was, naast de meubelwinkelier in de Koolstraat (nu een Chinees restaurant) ook een gekend operettezanger en lolbroek eerste klas. Een gekende uitspraak van hem was :" 'kmoen dringend nor huis want men schoenmoeder hangt nog on de wasdrood."
Hij kreeg (na afspraak) van alle begrafenisondernemers van Aalst doodbrieven. Op die manier had hij alle dagen een geldige reden om uit huis te zijn. ‘ne mensch moet optijd eens kunnen michelen (lachen) zo blijfde jonk

Adolf Boel was één van de directeurs van de Filature du Canal.

Om maar te bewijzen dat er in de vereniging mensen zaten van ‘alle slag en stand’

De Kaiserlycke Soevereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst is na eeuwig lange periodes van geheimhouding en stilzwijgen dus in 1952 in de openbaarheid gekomen.

Volgens hun website zijn de Draeckenieren historisch gezien in 1472 voor Christus tijdens het Chinese Keizerrijk ontstaan. In 1295 n.C. zijn zij dan samen met Marco Polo uit China gevlucht.
In de geschiedenisboeken staat dit geboekstaafd als de ‘vlucht van de acht wijzen’.

Na een integratieperiode in de Italiaanse stadsstaat Lampadera hebben ze zich verspreid en bereikten na talloze avonturen onze contreien.
De Draeckenieren passeerden in de stad Pisa waar zij hun eerste aprilgrap uithaalden: in 1499 hebben ze namelijk de fameuze toren van Pisa scheef gezet.

Op vraag van Keizer Karel V vestigden de Draeckenieren zich in het grootste geheim in Aalst, centrum van de West-Europese ajuinteelt, onder de schuilnaam NAGI NAGI (Japans voor ajuin).

Na het Opperdraeckschap was de taak van Geheimscryvere toen al de belangrijkste functie bij de Caemere.

Het was diezelfde Keizer Karel die de Caemere in 1550 voor een stuk uit de geheimzinnigheid gehaald heeft door hen bij ‘het eeuwig edict van Terlinden’ met de titel Kaiserlyck te honoreren (een gewaarmerkt exemplaar van dit edict wordt bewaard in het Stadsarchief).

Rond de werking van de Kaiserlycke Soevereine Caemere is steeds een zweem van geheimzinnigheid en mystiek blijven hangen.
Merk op dat zij samen met de katholieke kerk tot de laatste mannenbastions behoren. Hoewel vrouwen vóór 1875 toegelaten waren, riep de toenmalige Opperdraeck in volle euforie, na een overwinning van zijn medebroeders in een of andere occulte schermutseling, ‘ploosters boiten!’.
Sindsdien is vrouwelijk gezelschap tijdens alle activiteiten taboe.

Meer zelfs, het is een aloud gebruik dat een replica van een ‘plooster’, symbool van het vrouwelijk geslacht, weliswaar niet geslacht maar toch met harde hand uit het Draeckenhol werd verwijderd bij de aanvang van elke Draeckenierenvergadering.
De Draeckenieren zijn echter geen vrouwenhaters vermits zij hun moeder en hun vrouw op de hand dragen. Dit laatste kan natuurlijk al eens mislopen wanneer zij de kramp krijgen in hun elleboog. Draeckenieren zijn nooit te beroerd om aan ontwikkelingssamenwerking te doen en daartoe hun beruchte tienjarenplannen maken om de dichtstbijzijnde missiepost, beter bekend als het dorp d. te beschaven.

Ondernemend als zij zijn organiseren Draeckenieren grootse galabanketten waaraan de groten der aarde en andere notabelen met plezier aangezeten hebben en nog aanzitten.
Zij verwijzen daarbij graag naar namen van ‘verschrikkelijk importante personen’ die daar ooit als eredraeckenier aanwezig waren: Gewijde van Dampierre, Pieter Coecke en meer recent het gewezen burgemeestersduo Annie en Amedee, meester Jef Vermassen en vele anderen.

Maar waar staan de Draeckenieren eigenlijk voor ?

Artickel Twee in het Boeck Een van den Bul omschrijft de Doelstellinghe van de Draeckenieren als volgt: het is de Draeckenieren tot doel te verspreyden inde Lande van Aelst ende daerbuyte: den Ghoede Luyme, de Fratsen ende Sotternyen, niet aleenlyck metterteyde van Vastenavond maar ooc ten andere teyde, sonder daerby enigerly Schaede te berockene aen saecke ofte persone sodat den Ghoede Naeme der Caemere inde soude verdruckinge come. Den eersten van April sullen sy sigh beyveren om den Gheest der Aprilsotterney staende te houden.

De algemene beginselen der Caemere zijn neergeschreven in hun BUL. Dit authentiek document is niet geschikt voor het oog van de gewone sterveling. Enkel de uitverkorenen des volks, die geroepen worden om toe te treden tot het Ryck der Draecken hebben toegang tot onze grondwettelijke Draeckenbul. Bovenstaande tekst is dus een unicum van de persvrijheid ...

Weet wel dat elke Draeckenbroeder volgende principes moet eerbiedigen:

Jamais peur toujours soif!
Erf goed en ziet niet om!
Lachen es een serieize zauk!

De ‘Kaiserlycke Soevereine Caemere der Draeckenieren tot Aelst’ is lid van de ‘International Dragon Association (I.D.A.)

Terug naar de rivaliteit tussen beide steden.

In 1964 werd het standbeeld van Dirk Martens bezet door de Dendermondse studentenclub SCALDIS.
Onze drukker werd uitgeroepen tot praeses van de club en de boodschap ‘wanneer mag ik naar Dendermonde’ werd bevestigd aan het standbeeld.
Op bevel van burgemeester Blanckaert moesten de studenten onder politiebegeleiding stoppen met hun ceremonie, en dienden ze huiswaarts te keren … zonder Dirk Martens.

Dat ontvoeringen blijkbaar altijd al tot de verbeelding spraken, konden we ondervinden in 1966.

Dat jaar gaf (toenmalig prins - nu keizer) Kamiel Sergant de aftrap voor de match Eendracht Aalst – Meulebeke.
Enkele – Dendermondse – journalisten hadden gevraagd om een interview te mogen afnemen, wat de sympathieke Aalstenaar natuurlijk niet weigerde.


Samen met Frans Wauters werd hij echter in een klaarstaande wagen gelokt, en ze reden recht naar Dendermonde. Daar werden beide heren vrijgelaten temidden van de Grote Markt waar op dat ogenblik de apotheose plaatsvond van de lokale stoet. De keizer van Dendermonde stond er gapend naar te kijken, en dacht dat een flauwe grappenmaker ‘zijn’ moment wou verbrodden. Dat was echter niet het geval want het was de enige echte prins Kamiel die ineens voor hem stond.

Hoewel de vete dus niet echt aan het paard te linken is, blijft het brave diertje toch steeds een graaggebruikte inspiratiebron om nog wat olie op het vuur gooien.

In 1975 maakten de Draeckenieren affiches die de ‘grote boerenommeganck – dorp Dendermonde’ aankondigden.
Ze werden verspreid in zowel Aalst als Dendermonde en werden ondertussen ook een ‘collector’s item’.

Een eerste paardenzitting hieromtrent werd gehouden op 16 mei 1975, amper een week voor de stoet in Dendermonde. De burgemeester van het dorpje, Albert Cool, werd uitgenodigd en met een kleine delegatie accepteerde hij ook de uitnodiging.
Er volgde een verslag van de ontvoeringspoging uit 1952, een wetenschappelijk betoog en enkele liedjes.
De inleiding werd wel gemist door de Dendermondenaren want ‘we vonden Aalst niet’

Enkele dagen later ging een Aalsterse delegatie dan naar Dendermonde, echter niet zonder twee zakken ajuinen aan te bieden ‘zodat het Ros krachten kon opdoen om de Dendermondse Grote markt te bereiken tijdens de ommegang’.

1977 werd dan uitgeroepen tot ‘jaar van het dorp’.

Alle invalswegen naar Dendermonde werden aangepakt door de Draeckenieren en elk plakaat ‘stad Dendermonde’ werd vakkundig herleid tot ‘dorp Dendermonde’.

In 1982 werd tijdens de topdag de 30ste verjaardag van de ontvoeringspoging herdacht. Hiervoor werden aan de St Annabrug twee opgeblazen speelgoedhonden in de Dender gegooid … bij aankomst in Dendermonde zouden ze er ‘ginderachter’ dan onverteerbaar kopvlees kunnen van maken.

1989 … het jaar van de verbroedering … NOT …
De Dendermondenaars drongen er zelf bij de Aalstenaars op aan om de rivaliteit in ere te houden.
Het was Pol De Paepe, die mee achter ‘dé’ ontvoeringspoging zat die een artikeltje schreef voor de ‘Ros Beiaardkrant’ …

Als die van Dendermonde mij nu vragen om een Aalsterse tekst te schrijven voor een Dendermonds blad, waar blijft dan der oudren fierheid, waarde Denderbroeders? We gaan ons toch niet met elkaar...verzoenen zeker!? Onze unieke rivaliteit wordt ons te zeer benijd door andere steden. Ze mag nooit vertroebelen zoals ons gemeenschappelijk Denderwater”.

Hetzelfde jaar verscheen in hetzelfde krantje een artikel over ‘de waarheid over de Aalsterse heldenmoed’. Men hekelde er de ontvoeringspoging en het feit dat de Aalstenaars blijkbaar een ander verhaal in de buitenwereld gebracht hebben dan de waarheid.

Op 1 april 1990 werden dan opnieuw de invalswegen naar Dendermonde aangepakt.
De toen in ons land heersende paardenpest was natuurlijk een goede aanleiding voor de Draeckenieren om de burgers te waarschuwen dat men zich in risicozone zou begeven.
Een schutkring was het gevolg.

Datzelfde jaar werd tijdens de uitreiking van de Willy van Mosseveldeprijs trouwens een Dendermondse delegatie uitgenodigd om de prijzen uit te delen. Dat deden ze graag, maar niet na eerst ook het officiele attesst van het Ministerie Van Landbouw te tonen, waarin vermeld stond dat er een stopzetting was voor de schutkring ‘paardenpest’ voor het land van Dendermonde en Aalst.

De brochure ‘mijn paard, schoon paard’ werd door de Draeckenieren opgesteld om voor eens en altijd duidelijk te maken wat nu de eigenlijke geschiedenis van het paard was.

Ze organiseerden een Academische paardenzitting … toegansprijs voor de Dendermondenaren  1 ajuin. Zij moesten echter hun kat sturen omdat de toegangsprijs niet kon worden betaald … In heel Dendermonde waren geen ajuinen te vinden.

Twee dagen voor de Ros Beiaard ommegang in 1990 kieperden de Dendermondenaren 1000 kilo ajuinen op de Grote Markt.
Toen de Aalstenaars daarop naar Dendermonde trokken met een bakje ajuinen als cadeau, keerde het beest zich prompt om en weigerde het geschenk.

In 1991 volgde dan een ontvoeringspoging van het ros balatum door de Dendermondenaren.
Dat mislukte wegens ‘te zwaar’ en men hield het dan maar bij enkele attributen.
Zie hiervoor ook het artikel over Het Ros Beiaard – Ros Balatum HIER.

In 1992 was het dan weer de beurt aan de Dendermondenaren om ons een bezoekje te brengen.
Ze waren vergezeld door een kleine versie van hun paard, en ze gingen naar de Houtmarkt om er hun beest te laten keuren. Ze wachtten echter de uitslag niet af en hingen voor de zekerheid al een medaille ‘eerste prijs’ rond de nek.

Ze hadden ook nog een tweede dier mee, een ezel die was opgelapt met een stuk balatum. Deze was voorzien van een bordje ‘nageboorte van het ros balatum’.
Nadat enkele Aalstenaars dit als ‘kwetsend’ ervaarden, en zich echt kwaad maakten, moesten de Dendermondenaren verzocht worden om de stad te verlaten.

Twee jaar later, in 1994, werden de Draeckenieren uitgenodigd door ‘den deiremonse klapper’, hun tegenpool …
De Draeckenieren hadden, vriendelijk als ze zijn’ geschenken meegedaan voor hun vrienden.
Het boek ‘Aalst op zijn Oilsjters’ was de blikvanger.
In ruil kregen zij Dendermondse jenever.

Zij werden uitgewuifd met het lied ‘meeeee Oilsjt eje niks as last’ … waarna Odilon Mortier ‘’In ’t Derp van Deiremonne’ ten gehore bracht.

Het zijn de Aalsterse Draeckenieren en de Deremonse Klapper die er over waken dat de rivaliteit af en toe eens aangewakkerd wordt, en dus vermoedelijk niet zal verdwijnen.

Na het bezoek aan Dendermonde was het in januari 1995 opnieuw de beurt aan de ‘Klappers’.

Aanleiding was de beschadiging van een drakenbeeldje aan ons belfort.
Omdat de vervanging of herstelling te lang duurde, hadden de Draeckenieren een izomo draak in de plaats gezet. Het beeldje verdween echter al gauw en in de plaats vond men de melding ‘jamais peur, toujours soif’.
De vermoedelijke daders? Die van eiremonne natuurlijk.
Uiteindelijk bleek dat zij hier niets mee te maken hadden en uit medelijden bezorgden zij ons een paardenkop die in de plaats van het drakenbeeldje kwam.
Nadien stuurden ze uiteraard de factuur naar de Draeckenieren;

Nog hetzelfde jaar was het alweer tijd voor een tegenbezoek.

Er werd tijdens een ludieke avond een vergelijkende studie gemaakt tussen beide steden die tot heel wat jolijt van de bezoekers nogal ‘gepeperd’ was op sommige ogenblikken.

In 1998 wonnen de Draeckenieren de ‘Klapper’ van dat jaar. Frans Wauters mocht het beeldje in ontvangst nemen en stelde meteen de buren gerust met de melding ‘dank zij ons geraak je dat onnozel postuurke nog kwijt’.

1999 dan: De Draeckenieren bepalen met een aan de werkelijkheid grenzende nauwkeurigheid het geografisch middelpunt van Groot-Aalst en poten op 28 mei 1999 een mijlpaal neer aan de Tiende Vrijstraat.

1999 werd trouwens ook het jaar dat de Dendermondse pijnders (Dragers van het ros) in Aalst kwamen oefenen op een houten paardje.

Zij kregen de volledige steun van burgemeester Annie De Maght die beloofde aanwezig te zullen zijn op ‘hét  evenement’ : "Vooral de manier waarop de Dendermondenaars de dagen aftellen, is aandoenlijk. Ik heb in elk geval al mijn laarzen klaargezet om op de Dendermondse weide naar het beestje te gaan kijken."

Een nieuwe paardenzitting volgde in 2000. Karel De Naeyer heette er de asielzoekers uit Dendermonde welkom en Dendermonds burgemeester Norbert De Batselier verklaarde :

"Wij hebben ons fiere Ros Beiaard, jullie een schamel Ros Balatum, een doos op wielen. We zijn hier om aan de werelberoemde rivaliteit iets te doen. Ik beloof u plechtig als beleidsman een definitieve oplossing te vinden voor de vete. Verontschuldig jullie en we zullen de verontschuldigingen aanvaarden."

Hij kreeg meteen een cursus ‘vangen van zwerfpaarden’ overhandigd en de Draeckenieren bootsten het hoefgetrappel na … op hun basketsloefkes.

Tot slot van de avond werden de Dendermondenaars nog verheven in de orde van de Paardensaucissen, en de Draeckenieren zongen het Ros Beiaardlied.

Dat men Aalst wil betrekken in de Dendermondse evenementenwereld gebeurt volledig op eigen risico.

In augustus 2001 hoorde men het blijkbaar in Keulen donderen ... en rommelen in eiremonne!

De Aalsterse Gilles zouden op donderdag 30 augustus 2001 immers mogen deelnemen aan de 35ste ‘Reuzenommegang’ te… Dendermonde.
De wonderen zijn de wereld nog niet uit en het waren dan ook wel degelijk onze Gilles die de jubileumuitgave van ‘Katuit’ mochten openen.


Terwijl de ‘Draeckenieren’ bij aankomst van De Aalsterse Gilles op de Markt van Dendermonde hun tranen – het moet gezegd : misschien een ietwat overdreven - welig lieten vloeien, verdachten de Dendermondenaren de Ajuinen ervan hun ‘Katuit’ toch wat te hebben gesaboteerd aangezien de stoet ‘wat’ vertraging had opgelopen.  

Tja wat wil je, als de Gilles het tempo aangeven kan het al wat trager gaan, bewijs daarvan is onze eigen carnavalsstoet. Die mannen en vrouwen zijn gepakt en gezakt en kunnen dus geen sprintje trekken natuurlijk ... flauwe excuses dus om die vertraging op 'onze mensen' te gaan steken.

In 2008, de dag voor hij 88 jaar oud zou worden is ere-opperdraeck Piet Moereels overleden, één van de oprichters en bezielers van de organisatie.

2009: De Draeckenieren keuren op 26 april onder leiding van hun paardenmeester ‘H. Marc Oen de Termonde’ het Aalsterse Ros Balatum en verlenen het Aalsterse Ros het veterinair attest van geestelijke en lichamelijke gezondheid.

Nog in datzelfde jaar geven De Draeckenieren hun Draeckenmonument voor eeuwig en drie dagen in bruikleen aan de stad Aalst.

Het monument wordt opgesteld in de Draeckendreef van het Kasteel Terlinden en plechtig ingehuldigd op 31 mei 2009.

2010 … opnieuw een ‘paardenjaar’ … en dus ook opnieuw een frats van de Draeckenieren.

Omdat zij de Dendermondenaren zien als het van elke beschaving ontstoken ‘derp d’ gingen zij zilverpapier afleveren aan de stad als een soort van ontwikkelingshulp.

Zij deden dit aan de stal van het paard. Deze aktie deed uiteraard denken aan de Europese vorsten, zoals Leopold II, die zoveel jaren geleden onder het mom van beschavingswerk met wat kralen en zilverwerk de lokale vorsten omkochten en nadien de kerker ingooiden.

De vrees dat Ilse Uyttersprot hierachter zat was in Dendermonde groot, temeer omdat Leen Dierick (uit ‘derp d’ de door haar begeerde tweede plaats op de Kamerlijst van de Tsjeeven afsnoepte.

Het cadeautje van de Aalstenaars werd maar weinig gegeerd en de lokale politie wou blijkbaar drastisch optreden toen ze werden teruggefloten door hun ‘opperhoofd’ Piet Buyse. De ‘indringers’ werden zelfs uitgenodigd op een drankje in het stadhuis.

Het ‘plezier’ was maar van korte duur. Amper enkele uren later werd snel een tegenaktie ingeleid.
Een special taskforce onder de naam A.A.F. (Anti Ajoinen Front) zou samen met het D.K.F. (Deiremons Kopvlies Front) een tegenaktie plannen.
Er werd een schutskring aangelegd die verboden was voor ajuinen. Ook werden er nieuwe verkeersborden geplaatst die het de Aalstenaars duidelijk moesten maken dat Dendermonde verboden gebied was voor hun …
Daarenboven werd ons peerd ook te koop gezet via flyers.

In 2016 werd ‘De Klaptand’ – de Dendermondse tegenhanger van De Draeckenieren – de aanstoker van nieuw ‘leed’. Zij brachten brieven rond bij de inwoners van Gijzegem, waarin te lezen stond dat zij vanaf 1 maart tot het grondgebied van Dendermonde zouden behoren. En alsof dat nog niet genoeg was, pasten ze zelfs de officiele borden aan en overplakten de tekst 'Aalst' met 'Dendermonde'.

In 2017 volgt de uitgave van het 50ste ‘Gele boeksken’ … Het Gele Boeksken verzamelt elk jaar de tragikomische en satirische schrijfsels van de broeders van dit volgens sommigen 3489 jaar oud drakengenootschap. Eén van de pijlers van het Geel Boeksken is dat alle reclameboodschappen door henzelf geschreven zijn, de adverteerder heeft maar recht op 1 ding: het betalen van de advertentie.

Datzelfde jaar wordt op het Aalsterse stadhuis een wereldcongres gehouden. De burgemeesters van beide steden, Piet Buysse van derp d en Christoph D’Haese van onze ‘weireldstad’ zouden er samen met de Draeckenieren het publiek entertainen.

De editie van het beroemde ‘gele boeksken’ in 2018 werd volledig geweid aan de realisaties van de stad Aalst, waaronder de aanleg van de tunnel aan de Siesegem.

Naar aanleiding van 1 april 2019 werd de naam ‘de Draeckenieren’ eventjes aangepast naar ‘Stichting D.N.Aalst’. Zij hielden een referendum over de ‘unexit’, de uitstap van Aalst carnaval als Unesco-werelderfgoed. Aan het oude stadhuis konden de inwoners van Aalst tussen 11 en 13 uur hun stem uitbrengen.

Wie had toen gedacht dat het enkele maanden écht zo ver zou zijn en dat Aalst echt het UNESCO avontuur de rug toekeerde …

In 2020 stond het boekje in het teken van ‘weir zwoigen deroever’ … 


Over wat juist gezwegen (of juist niet gezwegen) wordt, is duidelijk te zien aan de kaftpagina. Inderdaad, het jaar 2020 staat ook voor het jaar van een nieuwe Beiaardommegang in ‘derp d’ …

Nog naar aanleiding van de befaamde ‘ezelskoers’ werd de aftelkalender 2020 geweid aan de vete tussen beide steden. De aftelkalender (typisch Oilsjters) werd voor deze gelegenheid trouwens voorgesteld op het stadhuis van Dendermonde.

Piet Buysse (burgemeester van Dendermonde) stelde voor om de vete tussen Aalst en Dendermonde uit te roepen tot werelderfgoed … ‘met zulke vijanden heb je immers geen vrienden nodig’.

Nog in 2020 werd ter gelegenheid van de nieuwe ommegang een nieuw politiereglement uitgevaardigd in Dendermonde.

Het document, goedgekeurd door de Dendermondse gemeenteraad, bevat een wel heel bijzondere regel: ajuinen niet toegelaten! Aalstenaars zijn dus maar beter voorzichtig als ze het toch over hun hart zouden krijgen om het Ros Beiaard op 24 mei te gaan bewonderen.

Tijdens de Ros Beiaardommegang worden ajuinen enkel toegelaten in uiterst verdunde vorm of als afgeleid product. Het bezit, de verkoop en het gebruik van rauwe ajuinen zijn niet toegelaten binnen een straal van 100 meter rond de Hollandse Kazerne”, klinkt het.

Of deze regel opzettelijk bedoeld is om Aalstenaars te weren van de Ros Beiaardommegang, daar sprak de Dendermondse gemeenteraad zich niet over uit.
Velen in Dendermonde menen immers dat de Aalstenaars beter wel een kijkje komen nemen: “Ze kunnen nog iets leren van onze echte folklore, zonder discussie Unesco Werelderfgoed”.

Eén ding staat echter vast: Eer Peerd mag gien ajoinen!

Enkele ogenblikken na het verschijnen van dit reglement werd een Facebookpagina aangemaakt, ‘ajuinverkoop op 101 meter van de kazerne’, met ondertussen een 500-tal geïnteresseerden.

En tijdens een nachtelijke patrouille stootte de Dendermondse politie ook al op een stel carnavalisten die ajuin aan het planten waren …
De daders konden niet gevat worden, maar al snel eiste ‘AKV Bedesterd’ deze aktie op.

We verdedigen ons zonder wapens, maar wel met spot en lach’ was hun niet mis te verstane statement.
De politie van hun kant verklaarde ‘Om 02u48 roken enkele dappere Dendermondenaren onraad en maakten ze onze stad opnieuw proper en geurvrij. Dankzij deze twee onbekende helden moest de lokale politie de ontjuiningsdienst niet oproepen’.
Ook geeft de politie tips om de handen opnieuw proper te krijgen. ‘Uiengeur verdwijnt als je je handen inwrijft met zout of tandpasta. Daarna spoel je je handen af’.

Omwille van Covid-19 ging deze editie echter niet door, en ook de ommegang van 2021 werd afgelast. 
Afspraak dus op 29 mei 2022.

Dat het niet de laatste frats zal zijn in verband met het paard staat vast.

Het is eens aan Dendermonde, en het is eens aan Aalst … en dat is iets wat niet mag verdwijnen ...
De spot en satire die zo eigen is aan deze vete heeft in de loop der jaren heel vele vormen aangenomen. Het voorgaande overzicht is verre van volledig, en vernoemt enkel enkele markante voorvallen. De lijst is echter enorm lang, en eigenlijk niet meer te publiceren zonder er een heus 'boek' van te maken.
Lachen en plagen ... is om liefde vragen zeker ... en dat moet blijven gebeuren, anders zou het hier maar een saaie bedoening worden op onze aardbol ...

Ik besluit hieruit dat wij de komende maanden opnieuw moeten uitkijken naar diverse zaken in dit verband. Er is namelijk een - door Covid19 uitgestelde - Ros Beiaardommegang voorzien in mei 2022, de 24ste om precies te zijn, en kansen om het beestje er opnieuw door te sleuren zullen zeker niet onbenut gelaten worden.

To be continued ... 

Als afsluiter nog een 'ode aan onze geburen' ... getekend, ... de Oilsjteneers ...



Bronnen :

rosbeiaard.be
De Erfgoedkrant van juni 2011
Jempi – seniorennet.be
HLN 8/12/2017
Het Nieuwsblad 13/2/2016
Willy Van Damme’s Weblog
trosbeiaarddendm.blogspot.com
draeckenierenaalst.be
clipke z'es van Deiremonne - Bart Marcoen - Via YouTube (Montooken)
clipke e simpel boeregat – Kenny Baele – via YouTube(Montooken) 

maandag 17 februari 2020

DE AJUINBOER

Wat eens oorspronkelijk begon met het uitdelen van programmaboekjes door ene Albert Verbestel, werd al gauw een nieuw fenomeen in Aalst, dat tot heden ten dage blijft voortduren met Julien De Cock.

Tot 1956 was de 'ajuinboer' als dusdanig nog niet zo herkenbaar, en liep hij gewoon met ajuintjes op zijn jas gespeld.  Dat jaar echter werd ook de typische hoed in de vorm van de belforttoren in het leven geroepen. Vanaf nu zou je de ajuinboer al van ver zien afkomen.

Een jasje met 98 ajuintjes, een Belforthoed uit karton en de onvergetelijke bijnaam 'Catsjoeken', meer was er niet nodig om van Albert, eigenaar van het 'Café Caoutchouken' op de  Hoge Vesten, een echt icoonfiguur te maken. 

In de geschiedenis komt men vaak unieke personen tegen, die oneindig veel respect verdienen door hun inzet en toonaangevende sociale functie ... wel, voor wat betreft het Carnaval van Aalst mag Albert hier zeker bijgerekend worden.

Hij kreeg ook wel eens de bijnaam de 'Burgemeester van de Rechteroever' en was behoeder van de succesvolle Hoge Vesten Kermis vanaf net na de Tweede Wereldoorlog...

Hét belangrijkste doel bleef altijd: geld inzamelen voor 'liefdadigheid'.
Na Albert werden nog 3 namen bijgeschreven in het 'ajuinboerenboek' ... elk met hun eigen eigenheid, elk met hun eigen karakter ... maar allemaal mensen met het hart op de juiste plaats.

Voor meer info van de 4 heren die tot hiertoe deze titel mochten dragen, klik op hun naam.

Albert Verbestel

Julien De Cock

De door covid-19 afgelaste Aalst carnaval 2021 mocht voor het KBA (Kommetoit tot Behaad van den Aftelkalender) geen reden zijn om geen nieuwe kalender uit te brengen. 
Het onderwerp voor dat jaar lag eigenlijk wat voor handen, want 2021 betekende ook het 75-jarig bestaan van de Ajoinboer in Aalst. 
Het eerste exemplaar werd dan ook overhandigd aan Julien De Cock, de enige nog in leven zijnde ajuinboer die Aalst nog kent. 


Bronnen  :

Carnavalaalstkoentje
Lokale pers (zie artikels voor meer info en links) : aalst.courant.nu voor alle oude krantenartikels uit het Aalsterse
Facebookpagina