'Geef ons heden ons dagelijks brood', dat was
waar het de meeste mensen om te doen was. Of zoals dat in het Frans heet: “le
blé, c’est la moitié de la vie quotidienne des hommes” (het graan is de helft van het dagelijkse leven van de mens).
Ook de uitdrukking 'zijn broodje is gebakken' komt eigenlijk hiervan. De uitdrukking wil zeggen dat je 'binnen' bent, dat je een zekere rijkdom bekomen hebt.
Veel brood bakken = veel verkopen = veel winst/rijkdom ...
Veel brood bakken = veel verkopen = veel winst/rijkdom ...
Vandaar ook dat bruuske prijsstijgingen bijna
steeds gepaard gingen met protestbewegingen, zogenaamde ‘broodrellen’ en
plunderingen van bakkerswinkels en graanopslagplaatsen.
Men kan hieruit afleiden dat zowel het bakken als het verkopen van brood het monopolie was van een vrije bakker, en dit op straffe van een boete van 12 guldens.
Vrije bakkers dus, met de nadruk op het woordje “vrij”, gezien in het verleden, en meer bepaald
op het einde van de 17de eeuw, het bakkersambacht in Aalst zwaar te kampen had met de
aanwezigheid van enkele onvrije bakkers.
Het Aalsters stadsbestuur had deze onvrijen
uitgenodigd om zich bij het bakkersambacht aan te sluiten op voorwaarde uiteraard dat ook zij zouden gaan bijdragen in de kosten.
Het bakkersambacht, schuilend onder de
heilige Hubertus, produceerde immers een heel belangrijk – zoniet hét belangrijkste –
levensmiddel op lokaal vlak, en wist op die manier een sleutelpositie in de
plaatselijke voedingssector te bemachtigen.
Wittebrood of
tarwebrood was bestemd voor de rijken, roggebrood ging naar de armeren. Daarnaast was ook
masteluin een populair koren in de regio Zuid-Vlaanderen.
Deeg
van masteluin (een mengsel van half rogge, half tarwe) rijst minder gemakkelijk dan gewoon meel. Het woord werd ontleend aan het Franse mestillon,
dat op zijn beurt dan weer afkomstig is van het Latijnse mixtellum..
Afbeelding van een masteluinbrood |
De zeldzame plaatsaanduidingen die sommige
ledennamen vergezelden in de ambachtsrekeningen, in combinatie met een verkapte
ledenlijst van de “brootmaekers” uit de tweede helft van de 18de eeuw geven ons
tevens een beeld van het stadsgedeelte waar het merendeel van de bakkers
gevestigd was.
Het betreft hier de Nieuwstraat, de Kattestraat, de Molenstraat, de
Vismarkt en de Zoutstraat.
Kortom, de straten en pleinen die via het stratennet allen uitmonden op de centraal gelegen Grote Markt,
wat nog maar eens het primordiaal belang van dit ambacht in de bevoorrading van
de stad beklemtoont.
Hoe het er aan toeging bij een bakker in de 18de eeuw
… en bij een bakker in de 19de eeuw
Elk soort brood moest trouwens voldoen aan
bepaalde voorwaarden. Zo werden bepaalde gewichten en een vaste prijzen opgelegd.
Een ‘pegel’ is eigenlijk een merkteken, en
komt in de latere Middeleeuwen voor als het woord ‘peil’ (waterpeil, oliepeil
...)
Het woord is blijkbaar ook verwant met Peg en
hangt samen met het Latijnse baculum, en het Griekse. βᬢκτρον, wat stok, staf
wil zeggen.vb Als de wafels gebakken worden, wordt elk kind op zijnen pegel gezet / Vier roomers wijn is mijne pegel / ...
- Het woord werd ook als naam gebruikt voor
het briefje dat de bakkers en winkeliers wekelijks kregen en waarop de prijs
van het brood aangegeven was.
vb Ik mag u mijn vlas niet laten: gij biedt
onder den pegel.
Elke bakker had een eigen kenteken waarmee hij zijn brood diende te
merken of tekenen. Dit gebeurde met een priem waarbij het teken in het deeg
werd aangebracht. Enkel getekend brood mocht verkocht worden, en, zo blijkt uit een enquête in 1784, was het tekenen in de 18de eeuw nog steeds in zwang.
Dat het bakkersambacht van cruciaal belang
was in de stedelijke voedselbevoorrading mag ook blijken uit het feit dat
verbaal geweld tegenover broodwegers of keurders streng aangepakt werd.
Wanneer
een bakker of een familielid het waagde deze personen te beledigen, werd de
persoon in kwestie onverbiddelijk voor 10 jaar uit Vlaanderen verbannen.
Op de Molendries nr. 11 was vanaf 1883 een brouwerij "De Zwaan". Deze stoombrouwerij werd in 1920 verkocht aan de socialistische coöperatieve Hand in Hand, gesticht in 1920 onder de naam 'Boulangerie et Maison du Peuple'. Onder de activiteiten van deze maatschappij was onder andere een broodbakkerij met broodronden.
Op de foto zien we het socialistisch volkshuis (met de vlag aan de gevel) "Hand in Hand" op de Molendries waarvan hier boven sprake.
Hier waren dus, onder andere, een
bakkerij, een winkel, een cinema en een ziekenbond gevestigd.
Bemerk op de foto de twee zwanen die het
balkon schragen en verwijzen naar de voormalige brouwerij De Zwaan!
In de jaren '50-'60 was in het gebouw op de
Molendries een grote herberg, waar op zaterdag en zondagavond vele socialistische families de avond kwamen doorbrengen.
Achter de hoek was er op ongeveer 20-30 meter
rechts een grote ingangspoort met een binnenkoer, achteraan links was de ingang
van de cinema: Cinemax met veel cowboy- en oorlogsfilms en regelmatig films met
als quota van de katholieke filmkeuring : "te mijden". In de andere
gebouwen was ook het lokaal van jeugdvereniging De Rode Valken en de repetitie
ruimte van de socialistische harmonie en moet ook de bakkerij geweest zijn.
De ingang was op de Hoge Vesten (rechtover
het café "'t Visserken" en werd uitgebaat door de ouders van Martin Van der
Speten, (latere OCMW voorzitter). Rechts op de binnenkoer waren de lokalen van
de vakbond (ABVV) gevestigd
- Evarist De Vos : Grote familie van bakkers. er waren
verschillende De Vos(sen) in het Aalsterse, en het zou allemaal familie zijn (?)
- Bakkerij De Vos in 't gat van de markt tot
de jaren '70
- Malpertuus in de kattestraat
- Herenbald op het Collinetplein (zoon van De Vos - winkel 't gat van de markt)
- De Vos op de hoek van de Meuleschette- en de Koolstraat
- Parisienne in de Vrijheidstraat. Nu is daar een broodjeszaak, de bakker werkte bij zijn broer in de Gentsestraat
- De Vos Gentsestraat
- verder was er ook Corthals met produktie op
de Immerzeeldreef en verscheidene winkels in de stad.
- ook waren er nog andere bekende maar
ondertussen helemaal verdwenen bakkerijen zoals bakkerij "'t Klaverken" van de
weduwe J.B. Keppens - Kerremans in de Molenstraat nr. 15.
De specialiteit van bakkerij 't
Klaverken was trouwens Pain à la Grecque.
“Pain à la Grecque” doet onmiddellijk
denken aan het zonnige land van Sirtaki en Ouzo, maar heeft echter totaal niets
te maken met Griekenland, wat ook de naam mag doen vermoeden.
Ah neen ?
Neen !
De 'pain à la Grecque' is een typisch Brusselse specialiteit, bestaande uit een rechthoekig brood met melk, bruine suiker en kaneel, versierd met kristalsuiker. Het brood wordt gebakken in de vorm van een langwerpig, smal brood en vervolgens versneden in koeken.
De naam verwijst, in tegenstelling tot wat de naam laat
vermoeden, dus zeker niet naar Griekenland, maar is afgeleid
van “grecht”, het Brussels woord voor gracht. In de 16e eeuw deelden de paters Augustijnen
in hun abdij aan de Wolvengracht in Brussel brood uit aan de armen.
In de volksmond werd dit brood dus het ‘brood van de grecht’
genoemd (grecht = gracht). Door de Franstalige invloed in Brussel werd ‘grecht’
uitgesproken als ‘krekt’, en werd
uiteindelijk de naam vertaald tot pain à la grecque. Nog later werd deze dan
opnieuw terugvertaald naar het Nederlands als Grieks brood.
Volgens een variant op deze oorsprong bestaat het
vermoeden dat een broeder-bakker van Franse oorsprong, of tenminste een
broeder-bakker die in Frankrijk had verbleven, zich in de gemeenschap vestigde.
Hij zou om in het dagelijks menu wat variatie te kunnen brengen, stokbrood
gebakken hebben (wat in België meestal Frans brood genoemd wordt), terwijl onze
‘eigen’ bakkers alleen maar ronde broden bakten.
Op zekere dag zou deze bakker een restje deeg in de
parelsuiker gerold hebben. Dit stokbrood met
suiker werd meteen zeer lekker gevonden en werd voortaan dan ook in het
klooster opgediend op de vette dagen.
Hoe het gesuikerde en juist voldoende gebakken stokbrood
naar buiten werd verspreid blijft een mysterie. Werd het aan de armen gegeven
op feestdagen, of aan kinderen uitgedeeld om sympathie te winnen ? Of werd het
eenvoudigweg verkocht tijdens de moeilijke en zwarte dagen? Dit is helemaal
niet zeker. Wat wel een feit is, is dat diegenen die dit lekker gebak aten, het
in de gewesttaal “bruud van de
grecht” noemden.
- een bakkerij was er ook in de Pontstraat,
39
- Huis Roovers - Korte Zoutstraat, 9
- Korte Zoutstraat, 15 - suikerbakker (de
marmeren werkplaten staan nog steeds in de kelder!)
- Bayens l. zoutstraat;
- Valckeneer molenstraat;
en nog een bakkerij in 't lieve
vrouwstraatje, De Ridder K. in de Zoutstraat
enz..
Een andere heel gekende bakkerij is
natuurlijk bakkerij Antwerpia in de Geraardsbergsestraat.
Voor mij persoonlijk heel speciaal gezien ik
mijn babyjaren doorgebracht heb op één van de appartementen boven de winkel.
Zelf kan ik het me niet echt meer herinneren maar volgens mijn ouders kwam de
geur van de versgebakken ovenkoeken en taarten ons ’s morgens al tegemoet van
bij het opstaan.
Dat 'brood' trouwens een heel belangrijk gegeven was (en is) mag ook blijken uit de talrijke gezegdes en uitdrukkingen met het woord 'brood'. Ik heb er hier 28 :
Dat 'brood' trouwens een heel belangrijk gegeven was (en is) mag ook blijken uit de talrijke gezegdes en uitdrukkingen met het woord 'brood'. Ik heb er hier 28 :
- als warme/hete broodjes over de toonbank gaan. (= zeer goed verkopen)
- bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (= bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)
- broodnodig (= onmisbaar)
- de broodkruimels
steken hem (= hij kan de welstand niet dragen)
- de een z'n dood is een ander z'n brood. ( = wat voor de
één een nadeel is, daar profiteert een ander van)
- de kaas niet van het brood laten eten/halen ( = niet
laten ontnemen waar men recht op heeft)
- de kunst gaat om brood (= een
kunstenaar verdient moeizaam z'n brood)
- een kruimeltje is ook brood. (= wees
gelukkig met wat je hebt)
- een profeet die brood eet (= een
waardeloos profeet)
- ergens geen brood in zien (= niet
denken dat iets kan werken)
- het brood
uit de mond nemen/stoten (= de kostwinning ontnemen)
- het eet geen brood (= het kost
niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud.)
- het genadebrood eten (= door
anderen onderhouden worden)
- hij kan meer dan brood eten (= hij
weet veel)
- iemand het brood uit de mond nemen/stoten (= iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te
kunnen voorzien)
- iemand iets op zijn brood geven (= iemand
onvriendelijk iets verwijten)
- klagers hebben geen nood en
pochers hebben geen brood. (= zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens
overdrijven.)
- komen met de paal als het brood in de oven is (= te
laat komen)
- liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed (= van eer kan men niet leven.)
- niet bij brood alleen leven (= men
heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)
- profeet die brood eet (= iemand
die waardeloze voorspellingen doet)
- scoren alsof het warme broodjes zijn (= scoren
alsof het helemaal niets is)
- stenen voor brood geven (= iets
geven waar de ander niets aan heeft)
- wiens brood
men eet diens woord men spreekt (= diegene bij wie
we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)
- zich de kaas niet van het brood laten eten (= zich
de voordelen niet zomaar laten afpakken)
- zich de kaas van het brood laten eten (= zich
laten ontnemen waarop men recht heeft.)
- zich het kaas niet van het brood laten eten (= voor
het eigen belang opkomen)
- zoete broodjes
bakken (= dingen zeggen om een goede indruk achter
te laten bij mensen met invloed.)
Ethesis.net : Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Door Sven De Schryver, academiejaar 2000-2001
Ensie.nl voor de woordverklaring 'masteluin'
Oilsjterse les van J.Louies en J.De Pauw voor de uitleg van 'pain à la greque'
woorden.org : spreekwoorden en gezegdes met 'brood'
ForumAalst Historiek
Geen opmerkingen:
Een reactie posten