Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

vrijdag 25 september 2020

Molen van Mijlbeek - Molen ter Rozen

‘Ergens hier niet zo ver vandaan’ … het zou het begin kunnen zijn van een voorleesverhaaltje en dat is het hier dus duidelijk niet, maar ik begin er toch mee.

‘Ergens hier niet zo ver vandaan’, we spreken over het adres ‘Oude Watermolen 1’ (zijweg van de Moorselbaan op de Molenbeek) ligt nog een oude watermolen. 

Het is, jammer genoeg, de enige watermolen die onze stad nog bezit en dan moet je er nog naar zoeken ook, want het gebouw ligt netjes verscholen achter een recenter woonhuis en tussen de bomen.
Pas als je het pad opgaat, en de Molenbeek hoort, zie je al snel het molengebouwtje aan de achterzijde.

Het pad en de molenbrug worden trouwens gebruikt als doorsteek naar het achterliggende voetbalveld.


 De molen werd opgericht voor 1473 door de abdij Ter Rozen. De logische eerste benaming was dan ook ‘Molen Ter Rozen’.

Het was trouwens niet de enige molen die er in die periode stond want we lezen onder andere ‘twee watermolenen ghestaen ende gheleghen deen by den andren op eenen dam ende waterloop ten Roesen, daer af de eene es eene cooremolen ende dandre eene slachmolen

 De twee molens werden verpacht aan Jacob Dooreman voor het bedrag van ’14 schellingen grooten, boven 8 zakken koorn, 24 stoopen raapsmout en 200 raapsbrooden ’s jaars’.

 Ter verduidelijking :

- De schelling is een zeer oud betaalmiddel dat afstamt van de Romeinse gouden solidus.

De Germaanse volkeren gaven deze munt een eigen naam, waarvan het meest bekende het Oudhoogduitse Schilling zal zijn.  Het woord is gebaseerd op een werkwoord dat “snijden” of “verdelen” betekent, kijk ook maar naar het Nederlandse woord ‘schillen’

In de vroege middeleeuwen werd de schelling (solidus) vanwege goudschaarste een zilveren munt en maakte hij deel uit van het Karolingische muntsysteem.  De Britse shilling was tot 1970 een officiële munteenheid en de Oostenrijkse schilling heeft het zelfs nog tot aan de invoering van de euro in 2001 volgehouden.

- Een stoop is een grote bierpul, een kruik of een kan.  De stoop werd dus ook gebruikt als een inhoudsmaat voor natte goederen, vooral wijn, sterke drank, bier en azijn.  1 stoop bedroeg ongeveer 2,4 liter.

- Met raapsmout moeten we naar de suikerbakkersrecepten uit de 17e eeuw.  Men bedoelt hier een raap vet mee, oftewel raapzaadolie.  Raapolie of raapzaadolie is een plantaardige olie die koudgeperst wordt uit de zaden van raapzaad.  Het is een typische voorjaarsplant. De plant kan meer dan 1 m hoog worden en kleurt eind maart en begin april in korte tijd veel bermen in een felle gele pracht.  De plant lijkt veel op koolzaad (Brassica napus) maar het koolzaad bloeit echter iets later, en is hiervan ook te onderscheiden doordat bij het koolzaad de knoppen van de ongeopende bloemen hoger zitten dan de bloemen, terwijl bij het raapzaad de bloemen de knoppen bedekken.


We spreken hier over een bovenslag watermolen. Dit type molen kan men vooral vinden op beekjes met een zwakkere stroming, zoals bijvoorbeeld de Molenbeek.

Om de kracht van het water maximaal te kunnen benutten wordt een beekje met een goot omgeleid om het zo boven op het rad te laten stromen. Soms wordt er voor de molen ook nog een ‘wijer’ of molenvijver aangelegd, een soort stuwmeer als het ware, zodat er minder snel watertekort ontstaat bij het malen.

De molen die zich hier bevond, was een oliemolen.  Oliemolens zijn industriemolens speciaal gebouwd om olie te persen uit oliehoudende zaden (raapzaad, koolzaad, aardnoten en lijnzaad)

Deze molens, ook wel ‘stampkot’ of ‘rosmeulens’ genoemd, waren dus een plaats waar men oliën ‘stampte’ of ‘sloeg’.

De tweede functie die deze molen had, het was ook een korenmolen, wijst op het feit dat er meel gemalen werd uit graan.  Door deze uitvinding werd er voor meerdere gezinnen tegelijk gemalen en veranderde het malen van het graan van een ‘thuisjob’ in een ambacht waarvoor geschoolde arbeiders moesten worden ingehuurd.

De molens veranderden nog een paar keer van eigenaar en het was in 1787 dat Albert Daens, meesterbakker, een aanvraag deed tot oprichting van een nieuwe graanwindmolen in de praterij Mijlbeek.  Hij deed dit omdat de aanhoudende droogte de watermolens buiten gebruik stelde.

Er had reeds een oliewindmolen bestaan, maar deze bestond toen al niet meer. Het ging over de houten ‘Drieveldenmolen’ van omstreeks 1612. Een houten molen op teerlingen. De molen was verdwenen, en tegen het voorstel om een nieuwe te laten zetten, rees verzet ... de windmolen kwam er in eerste instantie dus niet.

In de zomer van 1797 werd deze ‘Drieveldenmolen’ uiteindelijk toch heropgebouwd, dit keer in steen en op een hoge wal. De laatste eigenaar van deze windmolen, dokter Jan Baptist De Maesschalck-Eeman uit Zwijndrecht stelde zijn molen in juli 1912 te koop voor afbraak. De sloop volgde al in 1913.
Deze molen bevond zich nabij de Drieveldenweg en de Schendelbeekhofstraat (achter het OLV ziekenhuis)

In 1858 werd de graanwatermolen openbaar verkocht en het huis werd daaropvolgend vernieuwd.

In de nacht van zondag op maandag 1 en 2 mei 1892 is de schuur van de watermolen totaal afgebrand.

De korenmolen was één van de vier exemplaren die de stad Aalst in vroegere tijden bezat. Het college kocht de molen om het water te kunnen afleiden naar een nieuw gemaakte (1886) zwemkom. Of dit ook effectief gebeurde, is niet echt duidelijk, want het zwembadwater werd vanuit de Dender in de kuip gebracht door een met stoom aangedreven pomp.  Dit zwembad aan de Dender zou door vele generaties studenten gebruikt worden, tot dat er een nieuwe en modernere zwemkom kwam aan de Capucienenlaan. 

Over 'zwemmen in Aalst' kunnen jullie HIER meer lezen. 

De stilgelegde molen ging ondertussen natuurlijk meer en meer verroesten en is op een dag letterlijk in duigen gevallen.

Tijdens de oorlogsjaren, we spreken over de bevrijding in 1944, werd de molen nog wat erger vernield. Het molenwerk was nu compleet verloren maar het gebouw zelf kon wel hersteld worden.

Het bovenslagrad werd verwijderd, wat op deze foto uit de jaren '50 duidelijk te zien is (tja, of niet meer te zien is natuurlijk).



Van het binnenwerk blijven nog de luias en het klauwwiel over.
voorbeeld van een luias


Naast het luiwerk is er van binnenwerk ook nog een deel van de koning aanwezig. Dat is de in het midden zittende spil of as, meestal uit eiken- of grenenhout die onder meer zorgt voor de aandrijving van het spoorwiel of de steenspillen.  Deze 'koning' werd hier gebruikt als zuil.

Het molenhuis werd samen met het buitengoed in 1958 verkocht en het gerenoveerd gebouwtje wordt tegenwoordig gebruikt als magazijn van de eigenaar, dhr Carlos Moens. Hij verzamelt en restaureert historische koetsen en aanverwant materiaal (zoals uniformen, zadels, …).
Hét pronkstuk uit zijn collectie is een kar van het Belgisch leger, gebouwd in 1874.

Hier een schilderijtje van pater Lode Taeymans, Jezuïet, schilder, architect en kunstcriticus die in het Sint Jozefcollege 17 jaar lang opvoeder was en er tot 1921 tuchtprefect was.  Hij schilderde dit werk in 1900, toen de molen nog uitgerust was met het houten bovenslagrad.


In de bovenverdieping van het gebouw is tegenwoordig een appartement ingericht. 

In 2017 werd door de toenmalige huurder brand gesticht. Hij verwittigde trouwens zelf de brandweer.

Aangezien De Oude Watermolen vanaf de Moorselbaan enkel te bereiken is via een wandelpaadje, werd de opdracht van de hulpdiensten natuurlijk een niet evidente klus. Toch was het vuur gelukkig snel onder controle. De schade bleef gelukkig beperkt tot het bed maar de muren en het plafond van de kamer waren wel volledig zwartgeblakerd door de rook.

Het is dus zeker niet meer het meest spectaculaire gebouw in onze stad, maar als je eens in de buurt bent, ga gerust eens het brugje over en geniet van de restanten van wat eens één van onze 'trotse' watermolens was ...


Bronnen :

Penningkohieren van Aalst, 1572
De Denderbode 17/10/1858 – 24/10/1858 – 31/10/1858 – 5/5/1892
De Volksstem 22/5/1938
De Werkman 27/8/1915
De Voorpost 14/3/1980
foto luias : Walderveense molen
molenechos.org
vlaamswoordenboek.be
HLN 26/7/2017
etwie.be
foto oud molenhuis via MadeInAalst  
watermolen na 1956 zonder molenrad  via MadeInAalst
bloggen.be/degenthugo schilderij molen nu 2 : olie op hout
Schilderij 1900 (cikkectue B.Taeymans, Bazel)

vrijdag 18 september 2020

Ridderstraat - Oudstrijdersplein

De Ridderstraat, door de meesten wel gekend als de ‘doorsteek’ tussen het Vredeplein (aan café De Vrede) en de Kattestraat (aan de ingang van de passage Pieter Van Aalst) heette vroeger eigenlijk de Lange Ridderstraat.

Naast de Lange bestond er echter ook een Korte Ridderstraat. Dat was de straat die vroeger liep van de Nieuwstraat naar de Lange Ridderstraat, en in 1910 plaats maakte voor de aanleg van het Vredeplein.  Zo komt het dat ‘de Academie van Schoone Kunsten’ als origineel adres eigenlijk Korte Ridderstraat 51 had. Meer over de Korte Ridderstraat zal te vinden zijn in een artikeltje over ‘het Vredeplein’

Ik concentreer me hier nu meer op 'de Lange versie'.

De Lange Ridderstraat die van de Kattestraat de vroegere stadsomwallingen volgde liep vroeger dood op de Nieuwstraatvesten. Ze heette eerst eerst ‘de Catte’ en het straatje liep uit op ‘de Cadt’, waar de Korte Ridderstraat liep en zich momenteel dus het Vredeplein bevindt.

Het is hier dat zich vroeger ‘de Dommelaar’ zou bevonden hebben.

Gezien er geen Korte Ridderstraat meer bestond na de aanleg van het bewuste plein, werd in januari 1927 de straat dan maar herdoopt naar ‘gewoon’ de Ridderstraat. Ah ja, er was geen verwarring meer mogelijk natuurlijk.

De benaming ‘Lange Ridderstraat’ kan voortkomen van Jan De Ridder, een niet klein manspersoon die er in 1398 woonde, maar aannemelijker is dat de naam voort zou komen uit de ‘Ruiterstraat’, zo genoemd naar de schuttersgilde van Sint Anthonius die er gevestigd was. 

De benaming van het nabijgelegen Keyzerstraatje kende trouwens ook heel waarschijnlijk  zijn oorsprong in het feit dat er een schuttersgilde actief was in de buurt.‘De keizer van de schuttersgilde’, de kolveniers, bosseniers of busschieters van Sint Anthonius, de gilde die hier door Steven van Liedekerke werd gesticht zou hier de basis van zijn.

Een kolvenier of klovenier was een man die met een clover (culverin) schoot, wat een vuurwapen was dat zijn oorsprong vond in de 15e eeuw. Het was oorspronkelijk de naam van een middeleeuwse voorganger van het musket, dat in de 15e en 16e eeuw gebruikt werd.


De populaire vorm ‘kolvenier’ kwam van het woord kolf. Net als handboogschutters, wevers en andere beroepen verenigden kolveniers zich in een gilde, de kolveniersgilde.

Het Middelnederlandse woord culverin of clover is afgeleid van het Franse woord couleuvre, dat adder betekent, waarvan weer de benaming 'veldslang' afgeleid is.

In de middeleeuwen was slang dan ook het woord voor geschut. colubrinus, de "manier van de slang".  

Er bevond zich in de straat ‘t Hof ten Gasthuse waarin de kolveniers in de 16e eeuw hun schietoefeningen hielden, maar ook Het Sint Antoniushof was een café waar de schutters af en toe eens kwamen verpozen en waar toen ook verkopen van eigendommen werden georganiseerd.

In 1873 was het de beurt aan het café zelf : ‘Openbare verkooping van het St Antonius-hof’. Het huis en de herberg, met twee kleine huiskens daarneven, te zamen groot in gronde 21 aren, gestaan te Aalst in de Lange Ridderstraat, en oost uitkomende op de Vrijheidstraat. Prijs 17 500 frank.

Het café was toen het lokaal van de muziekmaatschappij ‘De jonge garde’. De voordeur van het gebouw stond in de Lange Ridderstraat en een 13 meter lange muur met poort kwam uit in de Vrijheidstraat.

In de straat vond men verder ook ‘het pannenhuys’ en ‘de rederijkerskamer der Catharinisten’ bezat er twee huizen en vergaderden er vaak.

In 1557 werd een herberg in de Lange Ridderstraat 'Ros Beyaert' genoemd.  Om alle vergelijkingen met één of andere ezel uit een naburig dorp te kunnen vermijden werd dit later veranderd naar ‘den Baijaard’ (in 1868 ook gekend als ‘bij Constant’).    Den Baijaard, die op de hoek met de Korte Ridderstraat en ‘aan het plein nabij de stadsjongensschool’ lag, werd in 1868 te koop gezet. Het estaminet ‘den Beiaard’, bij den heer Constant Van den Bossche, werd opnieuw opgebouwd, was een tijdlang onbewoond en werd opnieuw te koop gezet in 1892. De instelprijs bedroeg toen 3200 frank.

Wat zich ook niemand nog kan herinneren en wat weinigen weten is dat er zich vroeger op de hoek van de Lange en de Korte Ridderstraat een oliepaardenmolen of oliestampkot bevond.

Deze oude ‘rosmeulen’ was gedeeltelijk opgebouwd uit steen en bestond reeds in het miden van de 17e eeuw. De waarde van de molen werd in 1672 vastgesteld op 400 gulden.  Naast de molen bevonden zich twee huisjes, een schuur en een 'zeepeye' (= zeepziederij).

Het stampkot ging op 25 september 1772 volledig in de vlammen op.   Hoe de brand ontstond is niet écht geweten maar de molen was toen sedert kort in gebruik als ‘snuifmolen’ waar tabak werd gedroogd en waar snuiftabak vervaardigd werd. De reden werd dus gezocht in de droge materialen die er gestockeerd waren.

Den 25e deser ‘s avonds ten 9 uren is er in den snuyfmolen tot Aelst, op den hoek genaemt de Cathe, Brand ontstaen ... Men segt door het droogen van den toebakstekken op den nast, waerdoor het geheel battiment me talles dat er in was afgebrand is ... Alle drij de steenen daer men den toebak met de peerden mede sijn in stukken gesprongen en voordens na 3 a 4 huisjes afgebrand met groot merykel van voordens”.

De eigenaar bouwde later de snuifmolen opnieuw op, maar nu op ’t grondgebied van Erembodegem nabij de herberg Den Peerenboom ‘Geeraerdsbergsche baan’.

In 1862 is er in de Lange Ridderstraat een drankenwinkel te vinden, Jean Arys.

Er werd een heel groot assortiment aan wijnen en likeuren aangeboden gaande van ‘wynen komende uit de eerste huizen van Bordeaux, Reims en Chälons’, ‘extra goeden Madère (morgend-wyn)’, en maar liefst ver verschillende soorten van azijn en wijnazijn.

Meer dan 100 verschillige soorten van Likeuren aen verschillige pryzen, en meer dan 300 vaten van alle grootte berusten ter beschikking der belanghebbenden’.

Dorst moest men er dus niet hebben, en het was ongewild misschien zelfs een voorbode van ‘Ambarosa’, de zaak van streekwijnen die later zijn thuisbasis vond in deze straat.

In 1881 worden ‘voituren, kamions, enz’ verkocht op het huisnummer 14. Er waren ‘schoonen phaëton, schoone caleche, twee goede camions, harnais, bachen, braadpompdarmen, balken, planken, deuren, vensters’, enz op de kop te tikken.

Veel bedrijvigheid dus in deze straat die echter het bekendst zou worden door de aanwezigheid van ‘de zotte broeders’.

De Broeders van Maria vestigden zich sedert 1841 in de Lange Ridderstraat, in zes kleine huisjes.

De broeders waren ziekendieners die ook instonden voor de verzorging van krankzinnigen, wat meteen ook de weinig flatterende bijnaam ‘de zotte broeders’ verklaart.  In 1849 werd op de grond van de kleine huisjes een groter gebouw gebouwd.   

De broeders kregen trouwens ook nog gezelschap van de ‘Broeders van St Jan de Deo’, Ridderstraat 39 met ingang langs de Vrijheidstraat. Deze broeders runden het internaat van het VTI, en in 1980 werd het gebouw overgedragen aan het SMI in de Vrijheidstraat.


Het SMI nam het gebouw in 1981'-82 onmiddellijk in gebruik en men herbergde er de jongste leerlingen (eerste van de humaniora en de lagere cyclus van de technische afdeling). In de gebouwen had men plaats voor 16 klassen, een keuken, 3 eetzalen, een PO lokaal en een lokaal voor het koor Cantate Domino. In 1985 kwam er ook een auditorium. De gebouwen werden later helemaal vernieuwd. 

In 1891 bevindt zich het lokaal van de socialistische vakbonden in een de herberg, “In den Arbeider” bij Frans Luyckx, Lange Ridderstraat.

Tijdens de verkiezingen van 1893 had men schrik van de reacties van de verliezende partij maar het bleef relatief kalm.

Zoohaast de uitslag was gekend, verdwenen liberalen en socialisten als bij tooverslag uit de straten. Geen enkel was zelfs later in den avond te zien. Geene krakeelen of vechtpartijen werden bestatigd, ten zij in eene herberg in de Lange Ridderstraat, alwaar een socialista het stoofscheel op ‘t hoofd van eenen antisocialist heeft geslagen. De bekomene wonde schijnt niet gevaarlijk”.

En nog

Nu is het rustig geweest, de katholieken vierden hunnen zegepraal in hun lokaal, maar hadden de liberalen en socialisten de bovenhand gehaald, ‘t zou gehuil, getier en de eene baldadigheid na de andere zijn geweest”.

In 1894 werd de stad dan opgeschrikt door een brand in het gesticht van de Broeders van Maria. Het vuur was ontstaan in de kapel, maar dankzij heel snelle hulp viel de schade enorme goed mee.

Wie trouwens denkt dat de term ‘racisme’ iets uit deze eeuw is, heeft het volledig mis. 

Reeds in De Dendergalm van 1901 vinden we volgende commentaar als reactie op ‘buitenlandse’ gasten  die de Broeders van Maria kwamen vervoegen.

Maar het nietsdoend goedje dat uit vreemde landen komt, hier men weet niet waarom zit en waarvan sommigen nu en dan zonderlinge toneeltjes ten aanschouwe geven, worden niet verontrust. Zouden die nochtans niet beter in hun land zijn?”

Op de plaats waar zich op het vredeplein tegenwoordig ‘het monument’ bevindt, stond vroeger een grote blok kleine huizen met een totale oppervlakte van 2,7 are.   Tijdens de gemeenteraad van 16 juli 1910 werd beslist over de onteigening van dit deel langs de Korte Ridderstraat voor het maken van een openbare plaats, die tot op heden gekend zal zijn als ‘het Vredeplein.

In 1911 volgde opnieuw goed nieuws. Men had het genoegen de lezer de aanstaande opening van den cinema schouwburg in de Lange Ridderstraat mede te deelen.  Het ging over ‘Central Cinema’ en ‘Rollerskating Rink.  


Men was hier geweldig enthousiast over en zag in Aalst zelfs al ‘de hoofdstad van Vlaanderen’

Allerhande organisaties, lezingen en bals, werden georganiseerd met de regelmaat van een klok. En steeds mocht de zaal op heel veel succes rekenen. Schutters, politie, brandweer, studentenclubs, de Catharinisten, … allemaal hielden ze hun bal in de mooie zaal.

Daaronder zelfs ook het Katrienenbal, dat nadien verschoof naar de Keizershallen en op de vooravond van karnaval steeds voor een volle zaal zorgde. Het Katrienenbal vond trouwens voor de eerste maal plaats als privé bbal voor de leden van de Catharinisten in 1935. Het jaar daarop verhuisde men naar de Rink. In 1973 werden de Keizershallen de nieuwe locatie.

Verschillende zangers, groepen en gezelschappen stonden er op het pódium, van onze eigen ‘Schola Cantorum Cantate Domino’, ‘Turnkring Aalst’, en andere scholen van Aalst, tot Het Balet van Vlaanderen, Johan Stolz, Nand Baert, The Strangers, The Sun Stars tot de wereldberoemde ‘Wimbledon Girl Singers’ uit Londen.

In oktober 51 werd de zaal prachtig vernieuwd.

De Skatezaal stond trouwens bij sommige schooldirecties in ‘het zwarte boekje’. De Rink was verboden  terrein voor de 'waardige leerlingen' van het ‘college’ bijvoorbeeld. Het wereldlijke rondtoeren op rolschaatsen werd als hoogstgevaarlijk bestempeld voor de zedelijke en morele gaafheid van de jeugd. Een bezoek aan dit oord van verderf betekende voor de leerlingen van deze school zonder meer ‘doorzending’. Ook ‘de buren’ – de Broeders – hielden een oogje in het zeil.

In 1973 kwam het nieuws dat ‘de Rink’ aangekocht werd door de ‘federale immobilienvennootschap van het bouwbedrijf’ Zij hadden ook al de COO gebouwen van de Kattestraat verworven.  Het vonnis was gemaakt : ‘De Rink’ zou plaats moeten maken voor een parkeergelegenheid.

Ook zouden in de straat zowel appartementen, een winkelcentrum, een restaurant en een hotel moeten komen.

Hier nog een foto uit 1978 waar op de voorgrond het huis André Van der Haegen-Claus wijnhandel te zien is. Daarnaast een oud winkelpand, dan de toegang tot de parking van de INNO. Daarnaast cinema Rio (voorheen 'Central') en daarachter tenslotte de Roller Skating 'Rink'


1911 had een heel leuke anekdote in petto. 

Uit de Volkstem van 9 juni 1911 :

"Een voerman kwam rond 6h aangereden, hij had op zijn wagen verschillende voorwerpen, waaronder een grote ton siroop die op een bepaald moment van de wagen tuimelde . Het gevolg was dat de duigen onder de zware massa siroop van elkander sprongen en dat gans de inhoud op de kasseistenen werd gestort.

Plotseling vlogen van alle kanten als een zwerm bijen honderden kinderen naar de buit.   Degenen die dichtbij woonden liepen om kannen, emmers, schotels en casserollen om de smakelijke buit te verzamelen.

Het was koddig om de kleine kinderen rond de siroopkoek te zien snoepen, en hun oudere zusters hebben zich onmiddellijk aan het werk gezet om met de veroverde siroop tabletten te maken.  Achteraf hoopten de kinderen dat er nog eens ene zo een ton van zijn kar zou laten vallen."

Door dit voorval had de Ridderstraat er meteen een bijnaam bij : De Soikeren Boigank ...


Naar het einde van de oorlogsjaren, vanaf 8 oktober 1917,  bezorgde het ‘Nationaal Hulp- en Voedingskomiteit’ een hulp toe van 1,25 frank per persoon per 14 dagen.  De hulp werd, samen met het toen ook uitgekeerde aardappelgeld, uitbetaald in de ‘burelen van den onderstand’ in de Lange Ridderstraat, en dat in de vorm van bons.  Deze bons waren enkel geldig ‘in den nationalen winkel’ en er stond op vermeld hoe lang ze geldig waren.

Op het nummer 49 vonden we dan later ook nog het ‘bureel der uitgedrevenen’. Deze verzamelden kledij voor de minderbedeelden uit Aalst en buurgemeenten.  Later kwam hier ook de arbeidsbeurs terecht, een verzoeningsorgaan tussen de werkgevers en de werklieden in geval van geschil.

Met Pasen in 1921 werd nummer 49 dan eigendom van Huis Mercator, een fabriek van tabak, roi, sigaretten en sigaren.

Rookers, wilt gij eene lekkere pijptabak rooken? Wendt U tot het huis Mercator, waar de veste tabakken te bekomen zijn aan 0,60 fr voor 19 grammen” …

 Net na de oorlog vonden we ook een volksbeenhouwerij op het nummer 40 (rechtover het soeplokaal).


1927 betekende dan de start van een in Aalst iconische winkel geworden.  Maria D’Hondt opende in de Ridderstraat immers haar winkel van modeartikelen en karnavalskostuums. 



Zij stamde uit een gezin dat al gekend was omwille van de handel in carnavalskostuums (tot 1901 met een zaak in de Hovenierstraat) en gezien de appel niet ver van de boom valt, was haar toekomst dus al een beetje in de sterren geschreven.  Het bedrijf zou uitgroeien tot één van de gekendste huizen.

Jaarlijks gingen er zo’n 1100 meters stof de deur uit, de meesten verwerkt tot Domino’s.  Maskers, clownskostuums, pyjama’s … alles ging vlotjes de deur uit, en altijd werden de goederen vergezeld door haar gulle lach en hartelijkheid.

Ze bouwde een ruime handel met verschillende verkoopspunten op, de meest bekende in de Koolstraat.

Tot 1963 was ze zelf nog altijd heel bedrijvig, halverwege de jaren 70 werd het wat ‘krakkemikkeliger’. Haar zoon zette de zaken verder in een ander pand in de Koolstraat.

Dat het niet allemaal koek en ei was op de arbeidsmarkt is geweten.

In 1934 was er zo bijvoorbeeld een staking van de werkmeisjes van de tabaksfabriek Pauwels naar aanleiding van een loonskwestie. Er deden zich enkele relletjes voor toen een meestergast bij het verlaten van zijn werk door enkele staaksters gekwetst werd. De politie verzekerde een strenge ordedienst in de wijk, om samenscholingen in de kiem te kunnen smoren (‘leuke’ woordspeling natuurlijk als het gaat over een tabaksfabriek).

In de late jaren ’40 – ’50 vinden we op huisnummer 36 ‘Graanhandel De Dender’ terug.  Zij bezorgen onder andere plantaardappelen, landvetten en veevoeders aan huis en kopen of ruilen granen om.

Op 9 mei 1954 werd het hoofdtelegraafkantoor van de RTT, dat tot dan toe was ondergebracht in het stationsgebouw, overgebracht naar de Ridderstraat 53.


In het station werd nog een tijdje een hulptelegraafkantoor opengehouden maar dat was maar beperkt bereikbaar.

In 1966 stond de verkoop van de COO eigendommen in de Kattestraat op de agenda. Zowel het meisjesweeshuis als het oudevrouwentehuis zouden worden verkocht. Groot probleem bleek de H. Geestkapel : mee verkopen of slopen?  Het werd het begin van een hele saga waarvan in het artikel van de kapel meer te lezen is. Dit artikel is HIER te lezen.

In 1967 werden door bulldozers een tiental krotwoningen met de grond gelijk gemaakt.  Naast het gebouw van de RTT kwam een grote open ruimte vrij waar later een nieuwbouw, als uitbreiding van de RTT, zou verrijzen. De telefooncentrale was immers te klein geworden om te kunnen beantwoorden aan het aantal aanvragen voor aansluiting op het telefoonnet en door de oprichting van een groter en moderner gebouw zou Aalst ook kunnen beantwoorden aan de vereisten van het moderne telefoonverkeer.


In 1975 kende de RTT in Aalst zo’n 24 669 abonnees. Deze belden zo’n 10 051 000 eenheden zonaal en 15 489 000 eenheden interzonaal.


Men wou al lang een verbreding van de smalle straatjes in Aalst (St Jorisstraat, Stoofstraat, Sluierstraat, Peperstraat en Ridderstraat) maar de VVAK wees op het feit dat dit historische settings waren die zouden moeten behouden blijven.  Inmiddels is men reeds teruggekomen van de opvattingen van de verbredingen en opteert men eerder voor autovrije straten om de veiligheid te kunnen waarborgen. In 1977 kwam de uiteindelijke geruststelling. Er werd een akkoord bereikt dat de Ridderstraat de bestaande breedte (van 9 meter) zal behouden. De hoogte van eventueel nieuwe gebouwen mocht ook de 15 meter niet overschrijden.

In 1979 werd op het nummer 68 café ‘In de gele limonade boven de doopvont gehouden. Het werd een alternatief praatcafé waar ook ‘Radio Katanga’ zijn oorsprong zou vinden.  


Over ‘De Gele Limonade’ is HIER meer terug te vinden.

Het daartegenover gelegen ‘’t Rond Vierkant’ (nr 69) werd een jongerencentrum, een alternatief café waar men ‘s middags zijn boterhammekes kon gaan opeten, een beetje ‘socializen’ met mensen van andere scholen en rondneuzen in de infostand.  Op donderdag werd er ook gekookt.

Op 8 december 1979 werd op nummer 34 het ‘vrouwenhuis ingehuldigd. Dat was voorzien voor ‘crisisgevallen’ waarbij de vrouwen van ‘primaire’ mannen, die zich van het geweld van hun spieren bedienden tegenover hun vrouwen, zouden kunnen komen schuilen. Reeds in 1984 kwam echter de melding dat het huis kortelings zou dichtgaan.

Men zou zich aansluiten bij ‘het centrum voor gezinsplanning en seksuele opvoeding’ en ook het feit dat men in de Ridderstraat niet beschikte over een telefoon was één van de motivaties om toch maar beter te verhuizen. Omdat er geen telefoon beschikbaar was, belden de hulpzoekende vrouwen immers vaak de vrijwilligsters thuis op, iets wat natuurlijk onhoudbaar is.

1980 betekende de afbraak van het oudvrouwentehuis op de hoek met de Kattestraat De typerende lange muur  met gevelkapel verdween dus uit het straatbeeld.


Over het oudevrouwentehuis is HIER meer te lezen. 

In hetzelfde jaar vinden we ook de verkoop van het internaatsgebouw van het VTI, net naast de RTT.  

Begin 1981 opent ‘Netwerk’ dan zijn deuren op het nummer 28. Bedoeling was het bevorderen van het sociocultureel leven in Aalst’. Het werd een tweede huis voor verenigingen die op zoek waren naar een zaal voor toneel-, film- en muziekvoorstellingen, tentoonstellingen, manifestaties, beurzen, vormingscursussen en ga zo maar door.

De Dekenijfeesten in de Ridderstraat zorgden in deze periode trouwens ook altijd voor heel wat ambiance en … veel volk.  Dat hier ooit een volkse buurt was, mag men nooit vergeten, zelfs niet na de inplanting van nieuwe buildings, de verwaarlozing van panden, de verkrotting en de verpaupering van de buurt.  Op de piekuren is het er een drukte van jewelste, en lawaaihinder is een dagelijks probleem.

De Dekenij wou de straat aangenamer maken en wil het volkse leven van weleer opnieuw een duwtje in de rug geven.
Zo wordt tijdens de eerste oktoberdagen Kat-kermis gevierd, waaraan heel wat verenigingen deelnemen en waar vooral … hiete broeikes rondgedeeld worden.

Reeds van in de jaren ’70 sprak men al van het verkeersluw of verkeersvrij maken van enkele centrumstraten. Ook hier waren natuurlijk voor- en tegenstanders. Het eerste idee van het verkeersarm maken van de Kattestraat vanaan de kruising met de Ridderstraat tot aan de Grote Markt, werd uitgebreid door ook het tracé van de Ridderstraat tot het Esplanadeplein verkeersvrij te maken. Het duurde allemaal een hele poos, maar het parkeerterrein aan de H.Geestkapel werd uiteindelijk toch met betonblokken afgesloten om verder te kunnen gaan met de plannen.

In 1988 werd dan ook alle verkeer uit de Keyzerstraat geweerd. Enkel fietsers, voetgangers en plaatselijk verkeer zijn nog welkom richting Nieuwstraat.

In 1989 wordt een beslissing genomen voor het geven van een naam aan het plein op de hoek van de Ridderstraat en de Keyzerstraat … Oudstrijdersplein.

Op de desbetreffende gemeenteraadszitting kwam ook de naam ‘Katte’ ofte ‘Catte’ ter sprake omdat het plein inderdaad dichtbij de Kattestraat gelegen is, maar vooral omdat dit zou refereren naar de oorsprong. Een ‘catte’ was immers een ‘verdedigingsplaats’.  In 1929 werd de benaming ‘De Kat’ voor het plein tussen de Nieuwstraat en de Vrijheidstraat al eens afgewezen en er werd toen geopteerd voor ‘Vredeplein’.  Volgens schepen Gracienne Van Nieuwenborg werd er op de ‘catte’ vroeger ‘verdedigend gestreden aan de stadswallen’ en in die zin is Oudstrijdersplein zeker aanvaardbaar. Het heeft dus niets te maken met de oudstrijders van WOI of WOII maar wel van die van in de middeleeuwen.

Net zoals de Alfred Keldersstraat  (het vroegere Keyzerstraatje) is ook dit Oudstrijdersplein al jaren een verzamelplaats van hangjongeren, met de nodige 'vuiligheid' en overlast als gevolg. Het plein wordt gebruikt als openbaar toilet en het ruikt er vaak naar 'allesbehalve gewone sigaretten'. Aan de ingang van de ondergrondse garages vindt men wel eens zakjes met producten die het daglicht beter niet zien. De politie is op de hoogte en houdt de buurt in het oog.

In 1989 werd ook beslist dat het terrein dat grensde aan de Kattestraat en aan de Ridderstraat, verbonden zou worden met de Nieuwstraat.   Er zou een parkeertoren komen, alsook een winkelstraat met een totale winkellengte van 250 à 300 lopende meter. Men zei toen dat het zeker geen galerij zou worden, daar had Aalst immers al minder prettige ervaringen door meegemaakt.  Ook zou er in de Ridderstraat een parking komen voor 250 wagens.

Er werd heel positief gereageerd vanuit de middenstand, want onder andere deze parking zou een ideale kans zijn om het ondertussen gedeeltelijk verkeersarm en verkeersvrij gemaakte centrum te kunnen bereiken.  Ook een geplande bouw van een ondergrondse parking op de Hopmarkt zou een ideale oplossing zijn voor het dichtslibbende verkeer in onze stad.

Positieve klanken dus, maar daar waar positieve reacties zijn, zijn er ook negatieve natuurlijk, en die ontsproten vooral uit de gedachte dat dit op verkeerstechnisch gebied allemaal niet okay zou zijn. Er werden in de Ridderstraat nog maar pas nieuwe woonblokken gecreëerd en de nabijheid van de Kattestraat werd ook al als een doorn in het oog gezien voor het Parkingverkeer.

In 1992 lag het zogenoemde ‘REWA’-project zelfs even stil omdat de werkgroep Stadsherwaardering een proces had aangespannen bij de Raad van State.  Zij verzetten zich hevig tegen de plannen van de bouw van een parkeertoren op het terrein aan de hoek Kattestraat-Ridderstraat.

Wat wel zeker was, was dat ook het leegstaande internaat van het Sint Maartenscollege en het aanpalende pand nr 35 al lang op een nieuwe bestemming aan het wachten waren. Hier zou men 20 nieuwe appartementen bouwen. De kelders en een minimaal gedeelte van de bestaande gebouwen zouden echter wel bewaard blijven.

Uiteindelijk werd de Kattestraat in 1993 verkeersarm gemaakt.

Het werd dus een winkelstraat … heel leuk idee en plezant voor de mensen … ware het niet de de Ridderstraat nog steeds kruist en er dus toch nog altijd moet gelet worden op voorbijrazende auto’s. De rijrichting werd wel omgedraaid om de drukte wat te vermijden. Vanaf dan werd er dus richting Vredeplein gereden en niet omgekeerd. Ook werden er verkeersdrempels geplaatst om de snelheden wat te laten zakken.

In 1998 werd de rijrichting in de Ridderstraat dan opnieuw omgedraaid.

Het dossier werd al in 2008 opgemaakt, in 2012 werd positief advies gegeven door het stadsbestuur en nadat ook de Vlaamse overheid zijn zegen gaf, was het zover …  Op 2 januari 2016 werd het Tower Hotel geopend op de site tussen de Vrijheidstraat  in de Ridderstraat, waar vroeger de RTT zijn gebouwen had. Hier een foto van tijdens de bouw.


Aalst beschikte met het Keizershof in de Korte Nieuwstraat al over een viersterrenhotel met 71 kamers en dit nieuwe Project werd dan ook meteen het tweede viersterrenhotel op Aalsterse bodem.  Men zette hier trouwens zwaar in op het groeiend medisch toerisme.


Het hotel telt 6 etages 6, heeft 73 kamers, 15 appartementen 16 comfortkamers, 16, Businesskamers.
Gezien ingezet werd op gezondheid zijn alle kamers niet-rokers en zijn er ook 12 kamers voorzien voor mensen met  alergieën.

Schuinover het hotel, op de hoek met de Alfred Kelderstraat vinden we streekproductenwinkel ‘Ambarosa


Hier kunnen werkelijk bijna alle streekgebonden producten uit het Land van Aalst  terug gevonden worden. Ook kan men er het ruime aanbod streekbieren, gins en wijnen gaan proeven in de streekbar.

Het plan van de parkeertoren op de hoek met de Kattestraat werd dan wel afgeblazen maar er kwam toch een parking in de Ridderstraat. Parking Indigo telt 77 parkeerplaatsen en is 24/24 – 7/7 geopend.

En nog verder naar de Kattestraat toe, kan je ook geweldig goed Grieks gaan eten in restaurant Naxos. Reeds sedert 1989 kan men hier alle Griekse specialiteiten vinden, met de patron aan het fornuis.

Ah ja, en … het ging zeker geen galerij worden, maar vanuit de Ridderstraat kan je zo de ‘Passage Pieter van Aelst’ inwandelen, een … euh … winkelgalerij die de Kattestraat verbindt met de Nieuwstraat.


In 2019 kwam een opmerkelijk idee van kunstenaar Marc Van Schuylenbergh naar boven. Hij zag een renovatie van de Ridderstraat als volgt : blauw getinte straatstenen met hier en daar wat groene toetsen. Van gevel tot gevel is geen onderscheid tussen straat en voetpad,, waardoor het gemakkelijker zou worden om een klein terrasje te plaatsen aan de horecazaken. De blauwe stroken zouden worden afgewisseld door witte lijnen. Net zoals een zebrapad, en dat is nu net ook de bedoeling. Door deze 'trompe d'oeil' zal de automobilist automatisch gaan afremmen. In de straatstenen en langs de gevels zouden lichtconstructies verwerkt worden.  Hier een impressie van hoe het nu is en hoe Marc het ziet. 


Meer over Het Keyzerstraatje - de huidige Alfred Keldersstraat - die ook vernoemd wordt in dit artikel : HIER

Bronnen :

foto oudevrouwenhuis zijgevel via MadeInAalst    
foto wijnhandel via MadeInAalst
HLN 9/2/2015 – 2/9/2018
De Denderbode 12/10/1862 – 24/5/1868 – 21/12/1893 – 11/1/1912
De Dendergalm 10/11/1901
De Volksstem 9/6/1910 – 10/12/1911 – 11/10/1917 – 31/1/1919
De Werkman 7/4/1921
Het land van Aalst 2/10/1881- 10/12/1911
Voor allen 10/7/1975 – 18/11/1967
De Voorpost 26/3/1976 – 18/2/1977 – 17/2/1978 – 28/4/1978 – 13/1/1989
De Voorpost 30/6/1989
De Gazet van Aalst 18/2/1894
taaner.dx.am/archief : socialistische lokalen te Aalst van 1885 af
stamboomaalst.simplesite.com
Marc Van Schuylenbergh
eurobookings.com 
Regesten op de wettelijke passeringen van de stad Aalst in de 18e eeuw (Wilfried Vernaeve)
dagboek van de parochiale kerk van Nieuwerkerken 1772
molenechos.org
foto RTT gebouw 1953 via MadeInAalst 

dinsdag 15 september 2020

Het Keyzerstraatje - Alfred Keldersstraat

De straat, het Keyzerstraatje, werd reeds vermeld in 1400 en werd vermoedelijk genoemd naar een hier gevestigde familie de Keyser.
Dat is echter maar een veronderstelling want de benaming zou ook kunnen komen van ‘de keizer van de schuttersgilde Sint Anthonius’, de gilde van de kolveniers, bosseniers of busschieters van Sint Anthonius, die hier in de buurt door Steven van Liedekerke werd gesticht.

Vandaar dat het straatje later ook wel "St. Antheunisstraetken" genoemd werd.
Ook het Sint Antoniushof (1714) dat in de Lange Ridderstraat lag, zou hier zijn oorsprong vinden.

Een kolvenier of klovenier was een man die met een clover (culverin) schoot, wat een vuurwapen was dat zijn oorsprong vond in de 15e eeuw.
Maar da’s dan iets voor een artikeltje over de (Lange) Ridderstraat of de schuttersverenigingen.

Het was een smal gekasseid straatje als verbinding van de Nieuwstraat en de (Lange) Ridderstraat.


Aan het eind van de 19e – begin 20ste eeuw vinden we in de kranten terug dat het allemaal werkmanshuisjes waren, woonhuisjes met een stukje grond eraan.
De grootte varieerde zowat van 60 centiare tot 1 are. In de huisjes vonden we een ‘voorplaats’, tweede plaats, koer, wc en bergplaats. Vaak ook een zolder.

Op de hoek met de Nieuwstraat 43 (waar zich nu Tiffany’s bevindt) vonden we een groter handelshuis met inrijpoort, magazijn en koer. Hier was plaats voor een ruime winkel, zitplaats, keuken, schotelhuis, magazijn met inrijpoort in De Keyzerstraat, koer en stal. Op de verdieping was plaats voor 5 slaapkamers. Verder waren er ook nog 2 zolders, een kolenkelder en een proviantkelder.

Later zou het contrast van de smalle en kleine huisjes in vergelijking met de grote gebouwen in de Nieuwstraat enorm groot zijn. Er bevonden zich een aantal verzorgde en fleurige panden naast eerder verwaarloosde ‘krotten’

Op het huisnummer 30 bevond zich een pakhuis van ‘Galerie De Keizer’ (Vlaanderenstraat 6) met een grote inrijpoort.


Verder in de straat bevonden zich de gekende ‘Patatbar’ en ‘de Cornichon’


Over de ‘historie’ van de cafés in deze buurt is HIER meer te lezen.

In de jaren ‘70 stond de groei van de stad, de infrastructuur van het stadscentrum en de ruimtelijke ordening in de Nieuwstraat en de Kattestraat op het politieke programma.
Ook enkele belangrijke projecten in de Ridderstraat en de Keyzerstraat kwamen op het programma en enkele eigendommen werden onteigend door de stad.

De Keyzerstraat 1 was het eerste huis dat door de stad werd aangekocht voor 504 000 frank.
Samen met ook de onteigening van huisnummers 10-12-14-18-24 en het gekende 22 (de ‘Patat bar’) in 1976 verdween ook in dit straatje een stukje geschiedenis.

Toen de raad besloot tot de aankoop van de bar in de Ridderstraat, werd door raadslid De Bruecker fijntjes opgemerkt dat deze eigendom wel gelegen was in de Keyzerstraat. Het was trouwens niet de eerste vergissing blijkbaar, ook bij vorige onteigeningen had deze naamsverwisseling al voor wat onduidelijkheid gezorgd.
Er kwam trouwens wel kritiek op deze onteigeningen, want reeds twintig jaar daarvoor was er al eens sprake geweest om één huizenrij in de Keyzerstraat af te breken.
Elk nieuw schepencollege kwam met andere initiatieven aandraven om deze historische woonbuurt volledig van de kaart te kunnen vegen.
Het zoveelste plan lag dus opnieuw te wachten op uitvoering.
Ondertussen stonden de oude huisjes te vervallen en wat nog in goede staat was, liet men verkrotten om ze ook definitief te kunnen klasseren als ‘krotwoningen’.

In 1978 werden de plannen bekend gemaakt voor de bouw van een C&A gebouw. De winkelketen wou in de Nieuwstraat een groot warenhuis met zoveel mogelijk verkoopsruimte, stapelplaats en parking.
Op de tekening hieronder de eigendom en de plannen van de vennootschap :


Wat zou verdwijnen :

- het huis Moyersoen met tuin en ingang langs het Ridderstraatje
- het huis nr 22 (Patatbar) in de Keyzerstraat dat de toekomstige nooduitgang zou worden
- de huizen 6 en 8 in de Keyzerstraat
- ook de groentenwinkel op de hoek Nieuwstraat-Keyzerstraat zou er moeten aan geloven;

Ook hier kwam natuurlijk kritiek op van de buurt.
Stel je voor dat ze je achterdeur en -venster dichtmetselen en je in een bunker moet wonen. Door de hoogbouw van de winkel zou er trouwens ook geen streepje zon meer kunnen doordringen tot in de tuintjes van de huizen.
Ook was het feit dat ook de andere huisjes, sommigen zelfs uit de 18e eeuw, niet opgekalefaterd zouden worden, maar zouden worden afgebroken voor nieuwbouw.

Het stadsbestuur, dat eerst een stokje wou steken voor de plannen van de C&A, moest toch toegevingen doen onder druk van ‘de commercie’.
Op 1 januari 1979 verscheen dan het bericht dat het hoekhuis Nieuwstraat-Keyzerstraat (groentenhandel De Croock) na lange onderhandelingen met de heer De Croock, ook verkocht werd aan de C&A.

In mei 1979 ging de Werkgroep Stadsherwaardering tegen de situatie in door het kraken van enkele huisjes in de Keyzerstraat, die ondertussen stadseigendom waren.
Met deze aktie wilde men de aandacht vestigen op de steeds maar verdergaande verkrotting in het stadscentrum.
Ook wouden ze de publieke opinie warm maken voor de doelstellingen van de werkgroep. Dit gebeurde op een geïmproviseerde persconferentie die werd gegeven door woordvoerder Jan Louies.

Om hun acties verder te ondersteunen werden een aantal huisjes opengesteld voor het publiek en werd – ook te midden van de straat – een kleine tentoonstelling georganiseerd.


In de Nieuwstraat werd een grote hoop zand neergelegd, die de aandacht vestigde op de ‘ingang’ van het Keyzerstraatje.
Op die manier zouden de stadsgenoten duidelijk kunnen zien dat écht niet alle huisjes krotten waren, maar dat er wel dringende acties nodig waren om het niet zover te laten komen.
Het werd wel duidelijk dat het hier eigenlijk over een kansarme buurt ging, over mensen die zich geen grote gebouwen konden permitteren en wiens toekomst dus lag in deze kleine arbeidershuisjes.

De plannen gingen echter onverminderd verder en in 1980 was er een ongekende stadswijziging in Aalst.
Zo voorzag men onder andere het verkeersvrij maken van de Zoutstraten en de Nieuwstraat, er werd gewerkt aan het Krooncenter in de Korte Zoutstraat, men brak wees-en oudevrouwenhuis in de Kattestraat af, en het Huis Moyersoen verdween ook al onder de sloophamer.

De plannen waren zeker niet om over naar huis te schrijven.
De Keyzerstraat zou immers gekenmerkt worden door een enorme blinde muur (ideaal om tegen te plassen) en een laad- en losplaats van de halve breedte van de straat.

De tuin van het oud-huis Moyersoen (Nieuwstraat) die ook een ingang had aan de Ridderstraat, zou wel ingericht worden als openbaar park, dat zowel via de Ridderstraat als de Keyzerstraat zou kunnen bereikt worden.
Rondom dit park zouden dan nieuwe woningen gebouwd worden, terend op het idee van de vroegere begijnhoven. Gemotoriseerd verkeer zou volledig geweerd worden.
Dit ‘park’ (evenwel zonder veel groen) zou men in augustus 1989 de naam ‘Oudstrijdersplein’ geven.
Niemand schijnt echter te weten wat de reden hiervoor was … Er lijkt immers geen enkele band te bestaan tussen de oud-strijders en deze plek.

De plannen gingen allemaal door. De huizen werden gesloopt en maakten plaats voor winkels en appartementen.

Eind september 1981 ging de C&A open voor het publiek.

Een hele volkse straat werd zo veranderd in nieuwbouw, niets aan te doen.

In tussentijd verenigden de Ridderstraat en de Keyzerstraat zich in een Dekenij die het volkse leven weer wat wou stimuleren.
Zo werkte men bijvoorbeeld mee aan verschillende buurtfeesten, braderieën en andere initiatieven zoals de Topdag.
Ze waren het immers beu om als de ‘achterdeur’ (of zelfs ‘de vuilbak’) van de gerenommeerde winkelstraten aanschouwd te worden want ze waren immers blijkbaar enkel maar goed voor parkinginritten.

In 2004 kreeg de straat de naam van Alfred Kelders.

Alfred (1874 – 1956) was onder andere medestichter van de kring ‘Caritas’, een culturele organisatie die tijdens de Eerste Wereldoorlog voor de noodlijdende bevolking revues, toneelvertoningen, concerten en omhalingen organiseerde.
Misschien kan men daardoor de naam ‘Oudstrijdersplein’ ergens iet of wat toch proberen rechtvaardigen?

Alfred was ook medeorganisator van de Beiaardfeesten van Aalst. Zijn grootste verdienste is echter ongetwijfeld de reorganisatie van de zomercavalcade in 1923.
Onder zijn impuls trok toen immers de eerste Aalsterse carnavalstoet van de twintigste eeuw door de straten.
Kelders werd feestdirecteur van het Feestcomité en in die functie werd hij ook verantwoordelijk voor de organisatie van carnaval. Zo zorgde hij voor het ontstaan van de traditie die tot op heden nog steeds dé publiekstrekker nummer één is in Aalst.

Bijna 30 jaar later na het verdwijnen van de huisjes, we schrijven 2018, bleek de buurt nog steeds niet echt gekalmeerd te zijn.

Ondanks de inspanningen om het allemaal wat ‘opener’ te maken, blijft het straatje natuurlijk ‘maar’ een verbindingsstraatje, toch iets donkerder dan de omringende, grotere winkelstraten en daardoor ook wat aantrekkelijker voor wat niet mag.

De witgekalkte muren blijven vaak niet lang wit, en hier en daar liggen ook wel blikjes, flesjes en andere dingen die er niet thuishoren.
Ook was er al eens een drugsdealer aan het werk in één van de appartementen. Het was daar dus een komen en gaan van heel ongure types, en de buren kregen angst om nog buiten te komen als het donker werd.

Ik ga hier nu niet overdrijven, want het ligt er natuurlijk niet altijd vuil bij …
Bewijs deze foto van 11 september 2020 waar de muren wel degelijk wit zijn, en er niet veel rommel te zien was.
Het 'sjarmante' van de oude gebouwtjes is natuurlijk effectief verdwenen ... 

   


Bronnen :

Voor Allen 14/1/1967 - 28/1/1967 – 6/2/1976
De Denderbode 30/3/1873 – 23/6/1898
De Gazet van Aalst 13/11/1955
HLN 24/10/2018
De Volksstem 9/1/1941
Het Nieuwsblad 22/11/2011
De Voorpost 6/2/1976 – 11/5/1979
Vies Oilsjt 1/6/1977 – 1/11/1977 – 1/11/1978
Ons Zondagsblad 30/3/1969
Gazet van Aalst 30/3/1968
bloggen.be/renebekaert
renebekaert.be
vlaamseschuttersgilden.be
inventaris.onroerenderfgoed Pakhuis