Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label molens. Alle posts tonen
Posts tonen met het label molens. Alle posts tonen

vrijdag 25 september 2020

Molen van Mijlbeek - Molen ter Rozen

‘Ergens hier niet zo ver vandaan’ … het zou het begin kunnen zijn van een voorleesverhaaltje en dat is het hier dus duidelijk niet, maar ik begin er toch mee.

‘Ergens hier niet zo ver vandaan’, we spreken over het adres ‘Oude Watermolen 1’ (zijweg van de Moorselbaan op de Molenbeek) ligt nog een oude watermolen. 

Het is, jammer genoeg, de enige watermolen die onze stad nog bezit en dan moet je er nog naar zoeken ook, want het gebouw ligt netjes verscholen achter een recenter woonhuis en tussen de bomen.
Pas als je het pad opgaat, en de Molenbeek hoort, zie je al snel het molengebouwtje aan de achterzijde.

Het pad en de molenbrug worden trouwens gebruikt als doorsteek naar het achterliggende voetbalveld.


 De molen werd opgericht voor 1473 door de abdij Ter Rozen. De logische eerste benaming was dan ook ‘Molen Ter Rozen’.

Het was trouwens niet de enige molen die er in die periode stond want we lezen onder andere ‘twee watermolenen ghestaen ende gheleghen deen by den andren op eenen dam ende waterloop ten Roesen, daer af de eene es eene cooremolen ende dandre eene slachmolen

 De twee molens werden verpacht aan Jacob Dooreman voor het bedrag van ’14 schellingen grooten, boven 8 zakken koorn, 24 stoopen raapsmout en 200 raapsbrooden ’s jaars’.

 Ter verduidelijking :

- De schelling is een zeer oud betaalmiddel dat afstamt van de Romeinse gouden solidus.

De Germaanse volkeren gaven deze munt een eigen naam, waarvan het meest bekende het Oudhoogduitse Schilling zal zijn.  Het woord is gebaseerd op een werkwoord dat “snijden” of “verdelen” betekent, kijk ook maar naar het Nederlandse woord ‘schillen’

In de vroege middeleeuwen werd de schelling (solidus) vanwege goudschaarste een zilveren munt en maakte hij deel uit van het Karolingische muntsysteem.  De Britse shilling was tot 1970 een officiële munteenheid en de Oostenrijkse schilling heeft het zelfs nog tot aan de invoering van de euro in 2001 volgehouden.

- Een stoop is een grote bierpul, een kruik of een kan.  De stoop werd dus ook gebruikt als een inhoudsmaat voor natte goederen, vooral wijn, sterke drank, bier en azijn.  1 stoop bedroeg ongeveer 2,4 liter.

- Met raapsmout moeten we naar de suikerbakkersrecepten uit de 17e eeuw.  Men bedoelt hier een raap vet mee, oftewel raapzaadolie.  Raapolie of raapzaadolie is een plantaardige olie die koudgeperst wordt uit de zaden van raapzaad.  Het is een typische voorjaarsplant. De plant kan meer dan 1 m hoog worden en kleurt eind maart en begin april in korte tijd veel bermen in een felle gele pracht.  De plant lijkt veel op koolzaad (Brassica napus) maar het koolzaad bloeit echter iets later, en is hiervan ook te onderscheiden doordat bij het koolzaad de knoppen van de ongeopende bloemen hoger zitten dan de bloemen, terwijl bij het raapzaad de bloemen de knoppen bedekken.


We spreken hier over een bovenslag watermolen. Dit type molen kan men vooral vinden op beekjes met een zwakkere stroming, zoals bijvoorbeeld de Molenbeek.

Om de kracht van het water maximaal te kunnen benutten wordt een beekje met een goot omgeleid om het zo boven op het rad te laten stromen. Soms wordt er voor de molen ook nog een ‘wijer’ of molenvijver aangelegd, een soort stuwmeer als het ware, zodat er minder snel watertekort ontstaat bij het malen.

De molen die zich hier bevond, was een oliemolen.  Oliemolens zijn industriemolens speciaal gebouwd om olie te persen uit oliehoudende zaden (raapzaad, koolzaad, aardnoten en lijnzaad)

Deze molens, ook wel ‘stampkot’ of ‘rosmeulens’ genoemd, waren dus een plaats waar men oliën ‘stampte’ of ‘sloeg’.

De tweede functie die deze molen had, het was ook een korenmolen, wijst op het feit dat er meel gemalen werd uit graan.  Door deze uitvinding werd er voor meerdere gezinnen tegelijk gemalen en veranderde het malen van het graan van een ‘thuisjob’ in een ambacht waarvoor geschoolde arbeiders moesten worden ingehuurd.

De molens veranderden nog een paar keer van eigenaar en het was in 1787 dat Albert Daens, meesterbakker, een aanvraag deed tot oprichting van een nieuwe graanwindmolen in de praterij Mijlbeek.  Hij deed dit omdat de aanhoudende droogte de watermolens buiten gebruik stelde.

Er had reeds een oliewindmolen bestaan, maar deze bestond toen al niet meer. Het ging over de houten ‘Drieveldenmolen’ van omstreeks 1612. Een houten molen op teerlingen. De molen was verdwenen, en tegen het voorstel om een nieuwe te laten zetten, rees verzet ... de windmolen kwam er in eerste instantie dus niet.

In de zomer van 1797 werd deze ‘Drieveldenmolen’ uiteindelijk toch heropgebouwd, dit keer in steen en op een hoge wal. De laatste eigenaar van deze windmolen, dokter Jan Baptist De Maesschalck-Eeman uit Zwijndrecht stelde zijn molen in juli 1912 te koop voor afbraak. De sloop volgde al in 1913.
Deze molen bevond zich nabij de Drieveldenweg en de Schendelbeekhofstraat (achter het OLV ziekenhuis)

In 1858 werd de graanwatermolen openbaar verkocht en het huis werd daaropvolgend vernieuwd.

In de nacht van zondag op maandag 1 en 2 mei 1892 is de schuur van de watermolen totaal afgebrand.

De korenmolen was één van de vier exemplaren die de stad Aalst in vroegere tijden bezat. Het college kocht de molen om het water te kunnen afleiden naar een nieuw gemaakte (1886) zwemkom. Of dit ook effectief gebeurde, is niet echt duidelijk, want het zwembadwater werd vanuit de Dender in de kuip gebracht door een met stoom aangedreven pomp.  Dit zwembad aan de Dender zou door vele generaties studenten gebruikt worden, tot dat er een nieuwe en modernere zwemkom kwam aan de Capucienenlaan. 

Over 'zwemmen in Aalst' kunnen jullie HIER meer lezen. 

De stilgelegde molen ging ondertussen natuurlijk meer en meer verroesten en is op een dag letterlijk in duigen gevallen.

Tijdens de oorlogsjaren, we spreken over de bevrijding in 1944, werd de molen nog wat erger vernield. Het molenwerk was nu compleet verloren maar het gebouw zelf kon wel hersteld worden.

Het bovenslagrad werd verwijderd, wat op deze foto uit de jaren '50 duidelijk te zien is (tja, of niet meer te zien is natuurlijk).



Van het binnenwerk blijven nog de luias en het klauwwiel over.
voorbeeld van een luias


Naast het luiwerk is er van binnenwerk ook nog een deel van de koning aanwezig. Dat is de in het midden zittende spil of as, meestal uit eiken- of grenenhout die onder meer zorgt voor de aandrijving van het spoorwiel of de steenspillen.  Deze 'koning' werd hier gebruikt als zuil.

Het molenhuis werd samen met het buitengoed in 1958 verkocht en het gerenoveerd gebouwtje wordt tegenwoordig gebruikt als magazijn van de eigenaar, dhr Carlos Moens. Hij verzamelt en restaureert historische koetsen en aanverwant materiaal (zoals uniformen, zadels, …).
Hét pronkstuk uit zijn collectie is een kar van het Belgisch leger, gebouwd in 1874.

Hier een schilderijtje van pater Lode Taeymans, Jezuïet, schilder, architect en kunstcriticus die in het Sint Jozefcollege 17 jaar lang opvoeder was en er tot 1921 tuchtprefect was.  Hij schilderde dit werk in 1900, toen de molen nog uitgerust was met het houten bovenslagrad.


In de bovenverdieping van het gebouw is tegenwoordig een appartement ingericht. 

In 2017 werd door de toenmalige huurder brand gesticht. Hij verwittigde trouwens zelf de brandweer.

Aangezien De Oude Watermolen vanaf de Moorselbaan enkel te bereiken is via een wandelpaadje, werd de opdracht van de hulpdiensten natuurlijk een niet evidente klus. Toch was het vuur gelukkig snel onder controle. De schade bleef gelukkig beperkt tot het bed maar de muren en het plafond van de kamer waren wel volledig zwartgeblakerd door de rook.

Het is dus zeker niet meer het meest spectaculaire gebouw in onze stad, maar als je eens in de buurt bent, ga gerust eens het brugje over en geniet van de restanten van wat eens één van onze 'trotse' watermolens was ...


Bronnen :

Penningkohieren van Aalst, 1572
De Denderbode 17/10/1858 – 24/10/1858 – 31/10/1858 – 5/5/1892
De Volksstem 22/5/1938
De Werkman 27/8/1915
De Voorpost 14/3/1980
foto luias : Walderveense molen
molenechos.org
vlaamswoordenboek.be
HLN 26/7/2017
etwie.be
foto oud molenhuis via MadeInAalst  
watermolen na 1956 zonder molenrad  via MadeInAalst
bloggen.be/degenthugo schilderij molen nu 2 : olie op hout
Schilderij 1900 (cikkectue B.Taeymans, Bazel)

zaterdag 30 mei 2020

Windmolenstraat - de molens


Zoals de naam het al liet uitschijnen, stonden er – logischerwijs - ooit een windmolen aan de Windmolenstraat. De omgeving van de huidige Windmolenstraat werd trouwens sedert 1430 al het 'Windmolenveld' genoemd.

Reeds in de jaren 1400 werd de hele omgeving als de 'stompaertshouc' aangeduid, en het huidige Windmolenstraatje werd dan '... het straetkine daeer men gaet ter vesten waert' of 'het straetken in de hoochstraete, loopende naer den blauwe torre'.
Het oude straatje leidde vanaf de 16e eeuw naar de vroegere 'Koornwindmolen' die zich bevond ter hoogte van de Somphoek. 

Aalst kende rond 1572 geen enkele windmolen. Door de geografische ligging (aan de Dender) was het namelijk veel gemakkelijker om gebruik te maken van waterkracht. Logisch dus dat de watermolens tot zelfs in latere eeuwen de boventoon bleven voeren.

In periodes van grote droogte (zomer en vroeg najaar) of hevige vorst (met ijs en smeltwater als gevolg) maakten dat deze watermolens op verschillende vlakken heel kwetsbaar waren.
Een kwetsbaarheid die een windmolen niet kent. Ook de ligging op een heuvel maakte dat het water bij overstromingen nooit tot aan de molen zou kunnen komen.
Langs de ene kant dus veiliger en praktischer, maar langs de andere kant : bij windstilte was er ook niet veel mee aan te vangen, en bij storm en onweer waren ze nu ook niet bepaald onkwetsbaar.

Wat wel zo is, is dat de veilige ligging (binnen de stadsmuren) van zowel de water- als de windmolens in Aalst de reden waren dat heel veel molens konden onsnappen aan het oorlogsgeweld.

Dat deze houten “wintcoornmeulen” werd gebouwd in 1594 (een jaar van 'groote duerte van cooren') getuigt een stadsrekening: 

"Also mijn heeren van financien burgemeester ende schepenen deser stede aensocht hadden by huerlieden briefven in daten XIII mey 1594 om syne majesteit te assisteren int opmaeken van eenen wintmeulen tot geriefve van de gemeente, 
so hebben de voornoemde burgemeester en schepenen, tot bevoirderinghe van den selven wercke ende dat de voorschreven meulen alhier grootelix van noode was, gheconserteert de somme van honderd pond parisis betaelt aen Pieter Saye ende Lieven de Somere".   

Vlak na de oprichting kwam de houten molen echter al in het eigendom terecht van de Graeve van Vlaenderen. Adriaen Schellinck was de eerste pachter voor een termijn van drie opeenvolgende jaren.
Heel eigenaardig was dat dit blijkbaar een stedelijk initiatief was, maar dat de windmolen onmiddellijk in het bezit van de vorst kwam.

Voor de exacte plaats van de molen biedt een politiereglement uit ca. 1660 geeft een nog iets duidelijkere plaatsbepaling.
Er bestonden namelijk zware boetes voor personen die “hun vervoorderen savel te steken en te haelen ontrent den wintmeulen ghestaen tusschen de Sautstraet ende Pontstraet”.

In 1664 vinden we volgende officiële aanplakbrief voor de openbare aanbesteding voor het plaatsen van een nieuwe steenbalk en het verwijderen van de oude terug. 
Dat was toen zeker nodig want de molen werd zwaar beschadigd tijdens een hevig onweer met sterke windstoten. 
De molen behoorde op dat ogenblik nog toe aan de Graven van Vlaanderen en het bericht werd daarom in Gent gedrukt.

Transcriptie van de Aanplakbrief :

Men laet een yeghelijck weten van weghen sijne Conincklijcke Majesteyt, dat men Maendagh toe-commende wesende den seven-en-twintichsten October 1664 op het Stadt-huys der Stede van Aelst / ten elf uren voor noene / publickelijck aen den minst biedenden / besteden zal het leveren ende stellen van eenen nieuwen Steen-balck / op den wint-meulen binnen de voorz. Stede: mitsgaders het uytdoen vanden ouden Balck aldaer ligghende.

Men zal oock ten selven daghe / ure / ende plaetse / vercoopen à la haulce aen den meest biedende / den ouden Steen-balck inden voorz. Meulen / noch ligghende; op de Conditien als dan te verhaelen / berustende ten Comptoire vanden Ontfangher Generael van Oost-vlaendren.
Elck segghet den anderen voorts.
Tot Ghent, by de Weduwe en Hoirs van Jan vanden Kerchove." 

De nodige herstellingswerken werden uitgevoerd en tijdens de moeilijke jaren vanaf 1644 kregen de pachters weer een tegemoetkoming voor gedolven inkomsten.
De windmolenpachter werd een vierde van zijn pacht kwijtgescholden over de drie jaren van zijn molentpacht. 

De watermolens werden voor een termijn van negen jaar ter verpachting aangeboden. De nieuwe pachttermijn zou op Sint Jansdag ingaan.
De pachter verplichtte zich ertoe om de dijken, wegen, sluizen en onderdelen van het waterbed te onderhouden. Wanneer de molens beschadigd werden of afbranddden werd de pachter de schade wel vergoed.

In de tweede helft van de 16de eeuw berustte de molenpacht niet meer in de handen van de notabelen en magistraten. Het waren in die tijd meer de gewone burgers en zelfs hier en daar een molenondernemers die de grafelijke molens in pacht hadden.

De waarde van de windmolen steeg tussen 1594 en 1666 met maar liefst 328,5 %, bijna een viervoudiging van de prijs dus. Dit was niet enkel toe te schrijven aan de inflatie, maar ook aan de grondige herstellingen die plaatsvonden in de 17e eeuw.  Ook werd een tweede maalgang aangebracht en waren de molenstenen duurder geworden.

Jaren later, we zitten dan reeds in de 18e eeuw, zou een zoon van Bernardus Bombeeck de molen gedurende een aantal pachttermijnen draaiende houden. 

Op het einde van de 18e eeuw geraakte de benaming 'Sompershoeck' in de vergetelheid. 

In 1830 werd hij gebruikt als schorsmolen door leerlooier Jacobus Boone. 
Na een brand als gevolg van een blikseminslag was de molen zo bouwvallig dat de stad Aalst in 1839 besliste om hem te verkopen. De molen werd openbaar verkocht met het doel hem af te breken.

Pieter Van Damme, een molenaar uit Erembodegem, kocht de molen voor 3300  frank als gebouw (zonder de grond), demonteerde hem en bouwde hem terug op in Okegem.  
Daar werd hij uitgerust met drie paar molenstenen.
De molen zal er verder leven als de 'Phenixmolen' of 'Phenixbergmolen'. Hij bevond zich op de Kattestraat 105 en werd gebruikt als Korenmolen.

                                                                 Hier een foto uit 1930

Daar werd hij rond 1936 echter zodanig bouwvallig en onbetrouwbaar dat hij diende gesloopt te worden.

In 1866 lagen hier nog de 'Impasse Callebaut' en de 'Impasse Bethune' (of ‘'t Convent'). 

Tegenover het Windmolenstraatje was er in 1920 nog steeds de uitgang van het voormalig Theresianenklooster, met panthof en kloosterkerkhof, hetwelk van 1632 tot 1783 in de Pontstraat gevestigd was. 

In dit panthof werden in die tijd verscheidene kinderen van de families Bombeeck begraven oftewel ..'in den hof gesoncken… '

Enkele bekende en toonaangevende hoven en erven op Sompershoeck waren: ..Eenen Lochtinck, gheleghen in de Hoochstraete achter de stal gheheeten de Scheere; den Swarten Hoop (1528); Sint Jooris (1539); het Fonteyntje (1673); het Dambert (1771-1792); het klyn Parys (1846) en het Haren Nestje (1860)..

Op de foto's zien we de van oudsher in Aalst bekende ingang in het oude Windmolenstraatje, of de  “Koer” of  “Blok Borreman” omstreeks 1960, eertijds gelegen tussen de Hoogstraat en de Zonnestraat. 

Deze doodlopende steeg, met een aslengte van 30 meter, begon in het Windmolenstraatje ter hoogte van nummer 35.
In 1846 werden de zeven huisjes met de ingang gebouwd. 

In mei 1974 werden de huisjes onbewoonbaar verklaard en vervolgens werden ze in oktober 1976 samen met de ingang gesloopt, ondanks dat het een zogeheten “klassiek beluik” betrof.

In 1692 werd het Windmolenstraatje nog 'het stratien leydende op het plain van den wintmoelen', in 1755 'het Meulestratien' en in 1758 'het Moelenstraetjen' genoemd.

Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
bombeeck-genealogy.com
foto molen : heemkundige kring Okegem
molenechos.org Adrie De Kraker en Frans Weemaes