Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 12 mei 2020

Sint Antonius van Paduakerk (St Job)

In vorige artikels had ik het al over de Kapucijnen in Aalst (meer info HIER) en over het Kapucijnenklooster en de Sint Antonius van Paduakerk aan de Capucienenlaan (meer info HIER)

In dit artikel ga ik eens meer in op wat er in en rond de kerk te vinden is.
De nummers op het plannetje komen overeen met de nummering daaronder. De vermeldingen in het vet worden daaronder verder nog beschreven.



B  u  i  t  e  n

1. H. Hartbeeld in voorgevel
2. Hof met kapel voor O.L.V Oorzaak onzer Blijdschap
3. Hof met H. Kruiskapel
4. Beeld van H. Franciscus van Assisi
5. Beeld van O.L. Vrouw uit de hof van de paters.

De kerk werd, net als het kloostercomplex trouwens, gebouwd in rode baksteen en zandstenen elementen in neogotische stijl. De voorgevel wordt gekenmerkt door een roosvenster en 5 lancetvormige vensters onder een eenvoudige rondboog. Smeedijzeren sierankers vormen een boord langs de gevelrand.

Nog een opvallend iets is het witstenen H. Hartbeeld bovenaan in de voorgevel (nummer 1 op het plannetje bovenaan). Het is het werk van Van Biesbroeck uit Gent en werd op 21 juni 1914 gewijd door de provinciaal van de orde. 

Door de inval van de troepen in België op 4 augustus van dat jaar werd in het klooster een ziekenkwartier ingericht om de gekwetsten te kunnen opvangen en verplegen.

De gevel van de vroegere toneelzaal, het huidige 'Capucientje' werd versierd met een beeld van de H. Franciscus van de hand van Leopold Lemaître.


Een kleiner portaalgebouw staat voor de hoofdgevel en vormt daardoor links en rechts van de toegang twee 'hofkens'. Deze devotieruimten kregen door latere aanpassingen (zoals het verlagen van de kloostermuren voor de kerk) een opener karakter. 
Aan de rechterzijde werd in 1945 een devotiekapel ingericht ter ere van Onze-Lieve-Vrouw Oorzaak onzer Blijdschap (nummer 2 op het plannetje)


In dezelfde rode bakstenen als de kerk, een nis met een hemelsblauwe achtergrond en daarin een wit Mariabeeld, omgord met eenzelfde lichtblauw gekleurde sjerp. 
In de rooms-katholieke kerk staat de kleur blauw voor onschuld. 
Oosters-orthodoxen zien op hun beurt het Goddelijke blauw afgetekend tegen de rode kleur van de bakstenen, rood symbool van mens-zijn. 


Wie langskomt en even halthoudt voor de kapel ziet meteen ook hoe de biddende Maria haar deemoedige blik inderdaad licht naar beneden, op wie naar haar toekomt, gericht heeft. 


Maar ook het verhaal achter de bouw van deze kapel is niet te vergeten! Deze kapel werd immers gebouwd door de mensen uit de buurt als dank voor de bevrijding na de WO II 
Het verslag van de Paters Kapucijnen beschrijft de sfeer bij de inzegening van de kapel: 


"Groot was ons vertrouwen in onze godsvrucht tot Maria gedurende de oorlog. 
Tot dit doel werd in de kerk de eredienst van de eerste zaterdag ingebracht en werd de meimaand met veel ijver bijgewoond door vele mensen. 

Kort voor de historische 6 juni 1944 werd door pater Gardiaan de belofte gedaan om, ingeval de stad gespaard bleef, met de steun van de trouwe bezoekers van de Paterskerk, een groot Mariabeeld op te richten als blijvend aandenken aan de bescherming van onze Hemelse Moeder. 
Op dinsdag 29 mei 1946 werd met een voorbereidend triduüm deze belofte plechtig volbracht. Aanvankelijk bedoeld als een viering van de Sint-Jobswijk, groeide deze uit tot een massale hulde van gans de stad Aalst. 

Zondag 27 mei had er om 10 uur een plechtige dankmis plaats waaronder een vierstemmige mis gezongen werd, begeleid door het orkest. 's Avonds werd het lof gedaan door Z.E.Heer Pastoor van Sint-Jozef. Het volk stond tot ver buiten de kerk. 
Maandagmorgen werd om 7 uur een H. Mis gezongen tot zielerust van de oorlogsslachtoffers en tot aandenken aan de afwezigen, in het bijzonder de Koning. 
Dinsdag een H. Mis om blijvend de vrede en de eendracht onder de volkeren, ook in ons land af te smeken. 's Avonds werd dan de grootse plechtigheid voltrokken onder de leiding van Z.E.Heer Deken. Tegen 7 uur was er geen plaatsje meer vrij in de hele kerk en ganse drommen mensen en kinderen met bloemen moesten buiten blijven. Na het lof kwam de menigte processiegewijze uit de kerk naar de Mariakapel onder het zingen van Vlaamse liederen. 
Na de wijding van beeld en kapel, hield de graag beluisterde volkspredikant E.P. Timotheus de slotaanspraak. Vervolgens kwamen de kinderen van de wijk bloemen neerleggen voor de voeten van het beeld en heel de schare zong het Christus vincit en het Magnificat. De eed van trouw werd door allen met opgestoken hand afgelegd. 
Pater Gardiaan dankte alle medewerkers en legde er de nadruk op dat Maria hier zou aanroepen worden onder de titel: Oorzaak onzer Blijdschap."

Als bewijs dat Aalst het gegeven woord trouw wou blijven, ging jarenlang op het einde van mei een hulde door. 
Het prachtige Mariabeeld dat eerst in de kloostertuin stond, werd 'gered' onder impuls van pastoor Paul Segers die er voor zorgde dat het beeld werd overgebracht naar de dreef naast de kerk. 
Hier een fotootje van toen het beeld nog in de tuin stond.

Links verrees een jaar later de Heilige Kruiskapel (nummer 3). Het beeld is van Bressers uit Gent.
Naast de pastorie is ook een recenter beeld van Sint Franciscus terug te vinden.

I  n  t  e  r  i  e  u  r

6. Biechtstoel
7. H. Pater Pio
8. Preekstoel 
9. Altaar voor Sint-Antonius 
10. Altaar voor Sint-Franciscus 
11. Triomfkruis
12. Hoogaltaar
13. Hoofdglasraam
14. Orgel
15. Kapel ter ere van O.L.V van Troost 
16. Glasraam in de O.L.V. kapel
17. Winterkapel

Neogotisch interieur van de Sint-Antoniuskerk

Gebouwd als Latijns kruis, wordt het schip van het koor gescheiden door een dwarsbeuk. Aan de ene kant van het schip, is er het portaal langs waar men de kerk binnenkomt. Aan het uiteinde van het koor staat het hoogaltaar.
Het schip bestaat uit een middenbeuk of meer specifiek een lichtbeuk met glasramen die uitsteken boven de twee lagere zijbeuken. Het vierkante deel van de kerk waar de dwarsbeuk kruist met het schip en het koor, wordt de viering genoemd. Eén van de dwarsbeuken omvat het doksaal waarop vroeger het orgel stond en ook het zangkoor plaatsnam.    

Het driebeukige interieur van de kerk met zijn bakstenen bogen en een dubbele rij al dan niet blinde vensters langs beide zijden van het schip, eveneens in baksteen omlijst, geeft een lichte en ruime indruk maar ademt tegelijk toch ook een heel serene rust en geborgenheid uit. 

Het is geen blinkende meridiaanlijn zoals in de Sint Martinuskerk, maar wanneer de middagzon door de zuid gerichte dwarsbeuk valt, overheerst er een warme gloed en danst het licht in de middenbeuk met de met lelies en bladeren getooide pilaren. 
Er zijn welgeteld twaalf pilaren, een verwijzing naar de twaalf apostelen. De vier zuilen op de hoekpunten van de viering daarentegen symboliseren op hun beurt dan waarschijnlijk de vier evangelisten.

Naast een aantal kleinere aanpassingen bij de ingebruikname als parochiekerk is het interieur voor het grootste gedeelte gebleven zoals het was. Het grootste gedeelte van de aankleding van de ruimte dateert uit het begin van de twintigste eeuw en is neogotisch van stijl. 
Typisch voor de neogotiek zijn de vele puntbogen, al dan niet met glasramen, maar ook de vierkante pinakels met knopversieringen of kruisbloemen die de biechtstoelen als kleine torentjes bekronen. 

De meest ingrijpende verandering tegenover het originele interieur was zonder twijfel het plaatsen van een volksaltaar in de viering. Aan dit altaar vinden de huidige eucharistievieringen plaats.
Vroeger werd de H. Mis gediend ter hoogte van het hoogaltaar, wat eigenlijk nog steeds het belangrijkste altaar is van de kerk. 
De ruimte tussen beide altaren, het priesterkoor, wordt ook nu enkel maar betreden door de priester en medewerkers van de eucharistie. Het is een veel intiemere ruimte die is ingesloten tussen de OLV kapel aan de zuidkant en de winterkapel aan de noordkant.
     
Dat deze kerk oorspronkelijk een kloosterkerk was, is nog steeds zichtbaar, al is het maar door de details. De halfopen kerk sloot naadloos aan op het voormalige klooster en vanuit de winterkapel konden de paters de Eucharistievieringen bijwonen. Heel wat interieurelementen refereren bovendien naar bijzondere kapucijnen: de preekstoel, het devotie-altaar voor Sint-Antonius en voor Sint-Franciscus, Pater Pio, net als de heiligen op het glasraam ter hoogte van het hoogaltaar.
Preekstoel

Vroeger preekte de priester tot de mensen in de kerk van op de preekstoel. Rechtstaand tussen de mensen, en met een klankbord boven zijn hoofd, kon iedereen hem beter zien én horen. Een microfoon was er immers nog niet.

De preekstoel staat symbool voor de berg van waarop Jezus predikte en is vaak heel mooi versierd, net zoals ook in deze kerk het geval is.

We vinden er 3 taferelen uit het leven van Sint-Antonius terug

- Het eerste tafereel toont hoe rond 1220 Franciscaanse missionarissen in Marokko werden gemarteld en gedood.

Sint-Antonius was enorm onder de indruk van dit nieuws. Hij had veel sympathie voor de levenswijze van de Franciscanen en trad ook toe tot deze orde. Ook hij zou missionaris worden en vertrok ook naar Marokko om er zijn geloof te verkondigen.
Door een tropische ziekte geveld, moest hij echter terugkeren en kwam uiteindelijk in Assisi terecht.
Sint-Antonius was een heel bijzondere prediker en leraar. Hij reisde naar vele streken om de mensen te vertellen van zijn geloof en riep ook op tot vrede en gerechtigheid en was de eerste theoloog van de Franciscaner Orde. 

- Op het centrale tafereel ziet u hoe de medebroeders geboeid luisteren naar zijn onderricht.
Niet iedereen bleek echter onder de indruk te zijn.

Toen enkele toehoorders hem belachelijk maakten, zou Sint-Antonius gepreekt hebben tot de vissen in het water. Hen vertellende van hun schepping, en hoe de Heer gezorgd had voor zuiver water en voedsel, kwamen alle vissen aan het wateroppervlak naar hem luisteren.


- Op het derde tafereel ziet u hoe de mensen die eerst aan hem twijfelden verbaasd toekijken
Ook op de hoeken van de preekstoel zijn enkele figuren te zien.

Wie precies de figuren zijn die de hoeken van preekstoel bekleden, kan (nog) niet met zekerheid worden gezegd. Zijn de mannen met korte en lange baarden, gekleed in pij en met een kruis of bijbel op stap misschien Kapucijnse missionarissen?

En, wordt het geheel onderaan gedragen door de 4 evangelisten Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes?

Bloemen en wijnranken - symbool van het Laatste Avondmaal en van Christus zelf - versieren het onderstel van de preekstoel.

Altaar ter ere van Sint-Antonius van Padua


Dit altaar ter ere van Sint-Antonius staat in de kerk sinds 1921. 
Het ontroerende beeld van de heilige, uitgevoerd door Jules Fonteyne van Brugge, wordt geflankeerd door schilderijen op koper, gesigneerd door de West-Vlaamse Alidor Lamote, broer van Pater Bavo. Iedereen kent Sint-Antonius vooral als patroonheilige van de verloren voorwerpen.
Antonius werd geboren in Portugal eind 12e eeuw. Op zeer jonge leeftijd werd hij priester, maar vertrok later op missie als Franciscaanse missionaris. Hij was wel geleerd en toch heel bescheiden, leefde zo eenvoudig mogelijk en trok zich vaak alleen terug in bezinning en gebed. Hij kon ook urenlang preken, maar had vooral een grote invloed omdat hij ook voorleefde wat hij verkondigde.Verzwakt door zijn sobere leven, stierf hij op 36 jarige leeftijd.


Sint-Antonius wordt meestal voorgesteld als een jonge man. Als leraar en prediker heeft hij ook de Bijbel in de hand en is gekleed in het bruin of zwart habijt van de Franciscanen.

Sint-Antonius wordt ook vaak uitgebeeld met kindje Jezus gezeten op zijn arm. Het toont zijn genegenheid voor Christus als mens en zijn grote verbondenheid met God.


Volgens de legende op het schilderij, zou dit kindje Jezus verschenen zijn aan Antonius toen deze verbleef op het landgoed van een vriend. Opgeschrikt door een fel licht in Antonius’ kamer ging de man een kijkje nemen. Hij zag hoe plots een kindje verscheen in de armen van de biddende Antonius. De heilige koesterde het kindje Jezus liefdevol en wendde geen enkel ogenblik zijn ogen af.


Volgens sommige bronnen zou Antonius ooit zijn psalmenboek verloren zijn en bad hij vurig om het terug te vinden. Zijn gebeden werden verhoord toen de dief het vol berouw kwam terugbrengen.

Dit maakte van hem de patroonheilige van de verloren voorwerpen. De schilder toont hoe Antonius hulp biedt aan de biddende mensen. Op het altaarkleed staat : Antonius bid voor ons. Net zoals de familie op het schilderij, komen hier dagelijks nog mensen langs om een gebedje te zeggen tot Sint-Antonius wanneer men iets waardevols is verloren. 

Altaar voor Franciscus van Assisi


Eén van de meest gekende en tot de verbeelding sprekende heiligen… en toch staat hier zelden een kaarsje te branden. De waarden die nauw aan Franciscus ’hart lagen, zijn nochtans bijzonder actueel.

Franciscus werd eind 12de eeuw geboren in Assisi als zoon van een rijke lakenkoopman. Hij wou ridder worden. Op zijn twintigste werd hij gevangen genomen bij een gevecht. Toen hij kort daarna zwaar ziek werd, begon hij steeds vaker na te denken over de zin van zijn leven, én over God.
Op een dag ontmoette Franciscus melaatsen. Diep getroffen door hun leed, zou hij vanaf dat moment steeds partij kiezen voor de zwakkeren en verdrukten.


Franciscus begon te leven als een kluizenaar in armoede, gebed, en dienstbaarheid aan de armen.
Tijdens één van zijn gebeden, gaf Christus hem de opdracht Zijn huis te herstellen. In de buurt staat het vervallen kerkje San Damiano, en Franciscus knapt het helemaal op.

Het is niet helemaal duidelijk of het dit visioen is dat staat uitgebeeld op het schilderij. Het zou ook kunnen dat de schilder de stichting van de Franciscaanse kloosterorde symboliseert.


Het doodshoofd dat u ziet rechts van de Bijbel, wordt vaak gebruikt bij voorstellingen van Sint-Franciscus. Het is een symbool voor zijn totale desinteresse aan luxe.

Franciscus is aanvankelijk niet echt een geestelijke, maar verschillende mensen sluiten zich toch bij zijn levensstijl aan. 
Wanneer hij zijn 3 geloften “armoede, kuisheid en gehoorzaamheid” op papier zet, ontstaat de kloosterorde van de Franciscanen.
De drie knopen in de gordel om de bruine habijt verwijzen trouwens naar deze 3 leefregels.

Naast een orde van broeders, richt Franciscus ook nog een orde van zusters op geleid door de Heilige Clara (Clarissen). En er ontstaat ook een lekenorde.
Het schilderij toont wellicht de opname van een man en vrouw tot de Franciscaanse lekenorde.

Triomfkruis


Het triomfkruis is één van de opvallendste interieurelementen in de kerk. Met kabels vanuit het gelijknamige triomfgewelf opgehangen, markeert het de scheiding tussen het hoogkoor enerzijds en de kruising/viering anderzijds.
De archieven van de Kapucijnen rapporteren de wijding van het triomfkruis in de Eucharistieviering van 25 september 1910. Het was een gift - ter waarde van 925 Belgische frank – ontworpen door stadsarchitect Jules Goethals en gerealiseerd door beeldhouwer Robert Van Caelenbergh. 


Het houten crucifix van zo’n 7 op 3,45 m heeft neogotische sierelementen. Vergulde lijnen en stippen, net als bladvormig houtsnijwerk, sieren en flankeren het ingesneden kruishout. Ook de kruisuiteinden lijken te bloeien. Ze vormen Franse lelies, oftewel gestileerde irissen (in het Frans fleur-de-lis), waarvan de drie bladen symbool kunnen staan voor de Heilige Drie-eenheid. 
De vier kruisarmen dragen elk een medaillon waarop telkens een evangelist wordt voorgesteld door z’n symbolische gevleugelde wezen: bovenaan Johannes (adelaar), onderaan Lucas (rund), links Marcus (leeuw) en rechts Mattheüs (mens). Het hart van het kruis, net achter Christus’ hoofd draagt extra cirkelvormig houtsnijwerk. Boven Z’n hoofd hangt het opschrift INRI, de beginletters van Jezus (I) van Nazareth (N), Koning (Rex) der Joden (I).  


Het levensgrote (1,70 m) corpus zelf is sober van kleur: Christus’ bleke huid bloedend aan hoofd, handen, voeten en zij, omgord met een rood omzoomde witte lendendoek, en een zwarte doornenkroon. Wit, rood, en zwart … kleuren van onschuld, bloed en dood, kleuren van de Passie. Christus zelf wordt op heel realistische wijze voorgesteld. Geen triomfantelijke, maar een lijdende, een stervende Christus, wat ook aansluit bij de Franciscaanse traditie. Z’n voeten werden met één nagel in het kruis geslagen, zonder sokkel. Op Christus’ gezicht is nog een licht pijnlijke grimas met opgetrokken wenkbrauwen zichtbaar. Maar, het lijkt alsof het zich dra zal ontspannen, het hoofd reeds naar rechtsvoor gebogen, de ogen bijna gesloten, en de lippen niet meer op elkaar. Alsof het leven, net als het bloed uit de wonden, net wegebt. 


Terwijl Zijn linkerhand nog pijnlijk verkrampt lijkt, maken de vingers van Zijn rechterhand een zegenend gebaar. De “Heer zegene U” wordt gezongen op het einde van een kapucijnse begrafenisdienst, als afscheidsgroet van de andere broeders. Hier, op het triomfkruis, laat de ontwerper Christus nog net aangeven “Deze pijn, de dood is niet het einde. Ik ben Christus, Ik breng u vrede, Ik zegen u, en Ik verlos u”. Ondanks de lijdende en stervende Christus symboliseert het triomfkruis immers de verlossing van alle mensen.

Onze-Lieve-Vrouw van Troost


Tot voor enkele jaren werd in deze kapel iedere maand een Mariaprocessie gehouden en kwamen er dagelijks mensen bidden tot het beeldje van “Onze-Lieve-Vrouw van Troost in Nood”.

Dit beeldje had een bijzondere aantrekkingskracht op allen die de historiek en waarde ervan kenden:

In de abdij van Affligem vereerde men sinds eeuwen een beeld van O.L. Vrouw dat in 1146 tot Sint Bernardus zou hebben gesproken. Nadat het tijdens de Beeldenstorm werd verbrijzeld, maakte men 2 kleinere beeldjes uit de overgebleven stukken
Eén ervan werd in 1913 onder een grote volkstoeloop in de kerk geplaatst.

In 2006 werd het spijtig genoeg gestolen. Op de foto hierboven kan u het nog eens bekijken in zijn speciaal ontworpen draagnis
Nu prijkt er een (misschien) niet zo miraculeus, maar toch ook wel bijzonder elegant Mariabeeld

Glasraam Heilige Maria Onbevlekt Ontvangen

Het glasraam stelt de Heilige Maagd voor die verheerlijkt wordt door de Franciscaanse Orde, met onder andere Sint-Franciscus en Sint Antonius.
Bronnen:

Pierre Van Der Vurst
geschiedenis der stad Aalst: Frans De Potter en Jan Broeckaert
1875-de kapucijnen te Aalst : Dany D’Herdt
2001-VVAK Mededelingen nr. 1/2008 : Graanmarkt : De pupillen of het Rijksadministratiecentrum
Aalsters erfgoed in gevaar? Pierre van Der Vurst
VVAK Mededelingen nr. 3/2009
“Twelck de heere behouden wille”
Freddy Caudron-Kerk en leven nr 23 12/8/2009
Johan De Baere-internet: - kapucijnen – vlaanderen - sintantoniusaalst.
De Nieuwe gazet van Aalst, 25 februari 1983
Facebook 't Kapucijntje
sintantoniusaalst.be>historiek
Het Laatste Nieuws 12/2/2011
Het Nieuwsblad 16/9/2017
De Standaard 15/11/2008
encyclo.nl/begrip/kapellaan
St Jobkapel

maandag 11 mei 2020

Het kapucijnenklooster en de Sint Antonius van Paduakerk / Capucienenlaan

Over de beginperiode van de Kapucijnen in Aalst en België is HIER meer terug te vinden.
Dat artikel werd beëindigd met de terugkeer van de kapucijnen naar Aalst in 1908.

Het was in de krant van 26 mei 1907 dat de aankondiging stond.

De eerw. paters Capucienen hebben op St Job 1 hectaar, 26 aren grond openbaarlijk aangekocht jegens de Burgerlijke Godshuizen onzer stad en zijn in onderhandeling met andere eigenaar voor ’t aanwerven van nog andere aanpalende gronden. Een groot klooster met kerk zal aldaar opgericht worden, iets wat ongetwijfeld onder verschillige opzichten hoogst voordeelig zal zijn voor de bewoners dezer wijk”.

Zij zouden dus een nieuwe locatie betrekken aan de rand van de stad, in de wijk St Job.
Op initiatief van provinciaal Benvenutus van Sint-Michiels  werden de huidige kerk, het klooster en een studiehuis voor clerici-filosofen gebouwd.

Dat de Kapucijnen niet in de smaak vielen van de liberalen, dat begreep men al snel. Hun leven van gebed en versterving zou immers het tegenovergestelde zijn van wat die ‘heeren’ zouden doen.
Ook de socialisten echter deden hun duit in het zakje en noemden de E.E.P.P. Capucienen een beetje oneerbiedig ‘de nobele confrérie der blootvoeters’.

Het was stadsarchitect Julius Goethals - ook bekend van het ontwerpen van, onder andere, de borse van Amsterdam - die de plannen voor het kloostercomplex tekende.

De grondwerken en de kelders werden toevertrouwd aan de gebroeders Van Pottelberge uit Aalst en de bovenbouw werd verwezenlijkt door J. Wight uit Brugge.

In augustus 1908 kon de eerste steen gelegd worden voor de kerk. Toen noemden de nabije buren uit de Sint-Jobstraat het uitgebreide, indrukwekkende complex dat tussen de velden verrees "het kasteel van Sint-Job". De werken werden beëindigd in de lente van 1910.  

Oudere kerken, zoals de Sint-Martinuskerk, werden vaak zodanig georiënteerd dat de kerkbezoekers naar het Oosten kijken. Latere kerken daarentegen werden vaak op een praktischere, nuttigere manier ingepland in bestaande stedenbouwkundige plannen.

Dat was ook zo het geval voor de nieuwe Sint-Antoniuskerk.

De voorgevel werd parallel aan de toenmalige plannen voor de ring rond Aalst gebouwd. Men had immers de idee om de Ringlaan te doen uitkomen tot net voor het kerkhof. In 1909 was er de goedkeuring van het plan voor het trekken van een aantal lanen die de grote invalswegen verbinden, waardoor de ring rond Aalst ontstaat namelijk de verbinding Geraardsbergsestraat-Gentse Steenweg (Leo de Bethune- en Capucienenlaan), in 1911 Geraardsbergsestraat - Burgemeesterplein (Parklaan) en verbinding Gentse Steenweg-Ledebaan (Sint-Annalaan). De eerst genoemde werden gebetonneerde lanen met een rij bomen in het midden.

De originele plannen werden later wel nog wat bijgesteld, en dat is maar goed ook, want zo heeft men nog wat extra ruimte om na de mis voor de kerk nog rustig bij te babbelen, zelfs op de drukke Capucienenlaan.

Op luchtfoto's is ook duidelijk dat de half vrijstaande kerk de vorm heeft van een Latijns kruis, met naast het koor van de kerk een kleine klokkentoren.
Op 27 maart 1910, de hoogdag van Pasen, werd de kerk onder grote volkstoeloop plechtig gewijd en werd om 9 uur de eerste H. Mis opgedragen. In hun gouden jubelboek, uitgegeven in 1959 ter gelegenheid van 50 jaar kapucijnen in Aalst, schreef men daarover "Wat deed ze mooi aan, die ruime luchtige kerk met sierlijke bogen in rode baksteen, met een wondermooi altaar van zwart porfier met daarboven het in Franse steen opgetrokken retabel."

De schoonheid van de kerk wordt trouwens nog steeds geroemd, tegenwoordig natuurlijk een beetje minder via papieren recensies, maar des te meer via Google reviews ...

Misschien was de toren echter niet heel stevig, of het onweer moet ongemeen heftig geweest zijn, maar in oktober 1911 lezen we in de krant : 


Ook in het land van Aalst kregen de inwoners hun deel van het vreeselijk weder.
Zoowat overal te Aalst werden dakpannen en schouwen afgerukt. Op ’t Esplanadeplein werden verscheidene boomen omvergeworpen, ontworteld of afgebroken. De schade in de stad is zeer groot. De toren der kerk der E.E. P.P. Capucienen op Sint Job werd afgerukt.”

Op 1 mei 1913 vinden we de “plechtige inhuldiging van het eerbiedweerdig beeld van O.L. Vrouw van Troost, voortijds berustend bij de Paters Capucienen van Brugge, thans naar Aalst overgebracht om hier vereerd en aanroepen te worden”.
Op donderdag 19 februari 1914 vierden de Paters Kapucijnen de 50ste verjaardag van de intrede in de Orde van hun medebroeder Pater Bonaventura van Lier.
Hij ijverde als leraar in de zedelijke godsdienstgeleerdheid gedurende jareen mee voor de opleidingen van de volksverzendelingen.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog heeft de E.P. Provinciaal der Capucienen van België zijn kloosters, zijn paters en zijn broeders ter beschikking gesteld van het ministerie van oorlog.
Gebouwen en personeel werden ter beschikking gesteld als almoezenier- en ambulancediensten.
In die periode werd aan de Paters Capucienen onderdak verleend door de ‘Broeders van Maria’.

In 1916 verschijnt in ‘De werkman’ van 12 mei een scherp artikel over de slechte levensomstandigheden van de bevolking. Had Antonius van Padua er toen maar geweest !


Antonius van Padua was de beste redenaar van zijnen tijd : een stem als een heldere klok, een uitermate groot verstand en een vrome goedhertigheid  … Leefde hij nu, in dezen tijd van langdurigen wreeden hongersnood, en was hij predikant in de kerk der capucienen, zijn eenigste en opperste gedacht zou zijn : het lijdende volk / de voeding.

Van opzijnen predikstoel zou hij aanklagen het slechte brood, dat men in Aalst aan de werkende menigte geeft. De rijke en welstellende menschen hebben bloem of tarwe ingedaan, en uit ’t meel dat uit Amerika komt, wordt voor hun nog bloem uitgetrokken, zoodat het brood der voeding slecht is en ongezond.”

Dat de kloostergemeenschap ook niet gespaard bleef van het oorlogsgeweld vinden we bijvoorbeeld terug in een overlijdenbericht vanuit 1918:


De kloostergemeente der capucienen te Aalst laat weten dat op woensdag aanstaande, 26 juni 1918, om 7 uren, een plechtige dienst zal plaats hebben tot lafenis der ziel van haar diepbetreurden medebroeder ‘Frater Tharcisius’ in de wereld ‘Lodewijk Kijndt’. Hij werd geboren te Oostende op 8 juli 1892, trad in de orde op 12 september 1911, studeerde in de philosophie in ons klooster, op st Job, vertrok van hieruit als vrijwilliger, en viel op het veld van eer. Hij ruste in vrede !

Minder dramatisch maar toch ook frappant voor de moeilijke tijden een berichtje uit 1919 :
Bij de EE.PP. Capucienen, St Job, heeft men deze week ook uit hunnen hof al de porei gestolen”.
1918 - Capucienenlaan is nog niet aangelegd
De kerk bleef volk trekken. Zo zat ze bijvoorbeeld proppensvol gelovigen, armen en rijken, ouden en jongen tijdens de middernachtmis van 25 december 1923. Het was een heropflakkering van een oud middeleeuws gebruik, 700 jaar geleden door Sint Franciscus gestart.
Niet enkel de kapucijnen hielden er dus aan om hulde te brengen, maar ook de Aalsterse bevolking heeft massaal aangetoond dat zij vasthouden aan opbeurende gebruiken en tradities.


In 1927 werden nabij het klooster, ‘op den boulevard waar gedurende den oorlog eene Duitsche bakkerij stond’, twee grote obussen ontgraven. De werkman die ze gevonden had, heeft ze opgegraven en droeg het gevaarlijk goedje heel voorzichtig naar het politiebureel. Gelukkig kende dit een goed einde.

In 1928 werd het 400 jarig bestaan gevierd van de oprichting van de orde der kapucijnen. Paus Clemens VII verleende zijn goedkeuring voor deze orde op 3 juli 1528. Uit deze groep van hervormde minderbroeders groeide de kapucijnenorde zoals we ze nu nog kennen.
In 1928 waren er 11 104 kapucijnen verspreid over 908 kloosters, de missies niet meegerekend.
Dit waren 5480 priesters, de overige waren clerici en lekenbroeders.

Reeds tijdens de grote oorlog en het interbellum 1914-1940 ontstonden er sterke spanningen tussen de voorstanders van de nieuwe vormen van activiteiten die bestonden om het evangelie te verspreiden en de tegenstanders die het traditionele kloosterleven bleven verdedigen. Het pleit werd uiteindelijk gewonnen door de conservatieve strekking wat later dan wel weer aanleiding gaf tot een tegenbeweging.
Ook de buurt van het klooster veranderde ingrijpend, uiteraard door het aanleggen van de nieuwe straat, maar ook door enkele andere bouwsels die toen uit de grond rezen.

In 1932 ontwerpt architect Antoon Blanckaert aan de Capucienenlaan 14-16 zijn eigen woning en de aanpalende woning voor zijn zus, beide gekenmerkt door evenwichtige volumewerking.

De architectenwoning werd volledig ontworpen in de stijl van de ‘Nieuwe Zakelijkheid’ of de ‘Internationale Stijl’ onder invloed van de architecten van de Europese avant garde.

Zowel de bouwtechniek, de betonnen skeletbouw en de kubistische vormgeving van de gevel met horizontale muuropeningen liggen volledig in de lijn van de typische interbellumarchitectuur. Zonder toegevoegde versieringen wordt eigenlijk toch een heel expressief en ‘sterk’ geheel gecreëerd en dit komt door de evenwichtige samenhang van rechte vormen en volumes. Deze samenhang wordt trouwens door gebruik van contrasterende materialen in de gevelafwerking nog versterkt.

In 1932 werd de Sint-Laurentiusschool van Brugge overgebracht naar Aalst en geïntegreerd in het klooster.
Kort daarop werd door ‘De Volksstem’ een berekening gemaakt over de kost van de nieuwe gemeenteschool aan de Capucienenlaan. 500 000 frank ! Men meldt zelfs dat indien de schooloorlog zou losbreken en de katholieke scholen gesloten dienen te worden, de stad minstens 10 nieuwe scholen zou moeten bouwen … 500 000 x 10 maakt 5 miljoen !
Men vraagt zich dan ook af waar de liberalen en de socialisten dat geld zullen halen … De oplossing : nieuwe belastingen heffen en dat voor minstens 500 000 frank per jaar (ofte 150 frank per Aalstenaar).

In 1934 werd gestart met de bouw van het nieuw zwembad aan Capucienenlaan door architect W. Valcke.
Meer over ‘zwemmen in Aalst’ is HIER terug te vinden.

1935 werd dan het 25 jarig bestaan van het klooster. Om dat jubelfeest te vieren, waren verschillende activiteiten voorzien, waaronder : plechtige kerkwijding door ZH Exxc Mgr Coppieters (bisschop van Gent), Lof, Hoogmis door ZH Exc Mgr Baselis Tanghe (Apostolisch vicaris van ubanghi – Congo), toneelfeest door de jeugdafdeling van de Derde Orde, …

Ook in de daarop volgende periode vanaf 1940 veranderde er nog heel wat in de maatschappij en dat heeft natuurlijk ook de kloostergemeenschap serieus beïnvloed.

Tijdens de oorlogsjaren werd ook het zogenaamde H. Boete uur voor de vrede gehouden. Het boete uur vond plaats op elke donderdagavond tijdens de vastentijd. Men smeekte tot God dat Hij ‘den vrede zou bespoedigen’.
Ook werden H. missen gehouden voor al de ‘afgestorvene geburen der wijk’.

Het Davidsfonds verkocht dikke boeken aan kleine prijzen om zo zijn leden wat meer kunstgenot te bezorgen, zowel op literatuur-, film-, toneel-, architectuur- en beeldhouwgebied. In de feestzaal werden lezingen gehouden.

In de na-oorlogsjaren begon men ook met plechtige autowijdingen te organiseren en ook de missiekermissen volgden al snel.
Het gebruik van de ‘gregoriaanse dertigsten’ bleef verder gaan. Hiermee wordt bedoeld het opdragen van dertig missen voor de zielerust van een gestorvene.
Men had de keuze tussen één Heilige Mis, een Triduüm (3), een Noveen (9) of een Gregoriaans dertigste..


De Sint Laurentinusschool met “oude humaniora” bleef bestaan tot 1966. Eén van de gekendste leerlingen in 1962 was  Urbain Servranckx, alias Urbanus Van Anus.

Vanaf 1968 werd hier de voorbeidende afdeling van het Sint-Jozefscollege (Pontstaat) overgebracht, een school die heden nog steeds operationeel is. Op het hoogtepunt verbleven er in het klooster 30 paters die les gaven in het aanpalend college.

De Marcelino club was een jeugd- en filmclub die gevestigd was in het Sint Larentiuscollege van het Kapucijnenklooster, en was terug te vinden op de hoek van de Capucienenlaan en de St. Jobstraat met ingang langs de St. Jobstraat.

Er was een eigen filmzaal voorhanden en men organiseerde er dan ook regelmatig filmvoorstellingen voor de jeugd.
De zaal was toegankelijk voor leden en niet leden maar leden kregen (uiteraard) korting op de toegangsprijs.
Het initiatief kwam van pater Bienvenue die in 1957 een zaaltje in het klooster ter beschikking kreeg om op zondagnamiddag jeugdfilms te vertonen.
De aanschaf van de installatie gebeurde met de opbrengst van vele papieromhalingen.

De naam komt van de film 'Marcelino Pan y Vino', een toendertijd heel populaire film over een kind dat werd achtergelaten op de trappen van een Spaans klooster, en werd opgevoed door de kloosterlingen. Gezien pater Bienvenue ook de Aalsterse jeugd trachtte op te voeden, moest de naam niet ver gezocht worden. De film kreeg 2 prijzen op het filmfestival van Cannes in 1955, won datzelfde jaar de Zilveren beer op het filmfestival van Berlijn, en werd genomineerd voor de Gouden Palm in Cannes datzelfde jaar.

Eén van de liedjes die in de film voorkwamen was trouwens 'Marcelino Pan y Vino' van Gigliola Cinquetti :
Terug naar de cinema nu.

Tijdens de voorstellingen waren er meerdere pauzes om de kinderen toe te laten de getoonde beelden te verwerken, en indien nodig gaven de aanwezige paters uitleg bij de iets moeilijkere situaties. Films met ‘duiding’ dus, een voorloper van onze huidige ‘Ter Zake’ ...

De films werden op voorhand aandachtig bekeken en uiteraard uitgebreid gecensureerd. De jongeren zouden wel eens ‘te veel’ informatie kunnen krijgen, die ze niet zouden kunnen verwerkt krijgen.

De filmvoorstellingen zijn gestopt aan het eind van de jaren ’70 en het gebouw werd in februari 1983 afgebroken. Het gebouw zou plaats moeten maken voor een nieuw cultureel centrum te Aalst.

De vraag rees natuurlijk of een modern cultureel centrum, dat ontdaan werd van de traditionele kloostermuur, wel zou passen in het geheel van het eeuwenoude en rust brengend kloostercomplex, te meer omdat men toen ook zinnens was om de sobere maar imponerende kloostermuur verder te ontmantelen tot aan het kerkgebouw zelf (iets wat later trouwens ook gebeurd is, er is tegenwoordig niets meer over van de bewuste muur).

Het cultureel / parochiaal centrum waarvan sprake is het ondertussen heel gekende ''t Capucientje', een gezellig volkscafé waar men een 60-tal biersoorten kan terugvinden.
Bij mooi weer kan je genieten op het grote terras vooraan. Er is ook een feestzaal (max 130 personen zittend), en men kan er ook vergadderen in 2 kleine vergaderzaaltjes (5 tot 40 personen).
Het gebouw op de foto hierboven is dus het nieuw opgerichte gebouw en niet de Marcelino-Klub

Na deze korte uitstap naar de cinema gaan we nu terug naar de Kapucijnen zelf.

Een aantal leefregels werd geactualiseerd en na het Vaticaans Concilie begon in 1966 een tijd van grotere en ingrijpende aanpassingen aan het kapucijnenleven.
Dit Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie, ook wel bekend als Vaticanum II, werd van 11 oktober 1962 tot 8 december 1965 gehouden, en is bekend geworden als de kerkvergadering van het 'aggiornamento': het ‘bij de tijd brengen’ (=moderniseren) van de Katholieke Kerk.



Zo werd de kroon op het hoofd afgeschaft, de pij werd vervangen door een burgerpak, en de baard alsook het blootsvoets of op sandalen lopen, werden niet meer verplicht. Een tijdperk was definitief afgesloten, en men stond klaar voor een nieuwe aanpak.

In 1968 werd in de kerk de Sint-Antoniusparochie opgericht. 


Elf jaar nadat men aan de bisschop van Gent de vraag richtte om rond het Kapucijnenklooster een eigen parochie te mogen stichten, was het zo ver. Op 1 augustus 1968 werd de nieuwe parochie genaamd Sint-Antonius van Padua erkend, na overleg tussen het bisdom, het dekenaat Aalst en de paters Kapucijnen. De mensen wonende in de wijk Sint-Job kregen zo hun eigen parochie.

De kloosterkerk van de paters Kapucijnen was eigenlijk opgedragen aan het Heilig Hart. Het beeld in de voorgevel getuigt hiervan. Omdat in 1968 Aalst reeds een H. Hartparochie had, werd als alternatieve patroonheilige gekozen voor Sint-Antonius van Padua, ook een minderbroeder, net als de Kapucijnen. Maar nog steeds wordt er in de volksmond eerder gesproken over “op sint-job” of gewoonweg “bij de kapucijnen”.

Vanuit het klooster werden verschillende paters gedelegeerd naar diverse functies als pastoor, biechtvader, aalmoezenier van verenigingen, mislezer bij de zusterkloosters en dienstverlening in de eigen en in de omliggende parochies.

Sinds 1980 verloor de kapucijnergemeenschap echter fel aan krachten.

De sociale waarden en de status gaven opnieuw aanleiding tot herbronning naar de diepe basisgedachte van de orde : “leven als broeders mét en vóór de mensen”.

Door het uitblijven van voldoende nieuwe roepingen verouderde de kloostergemeenschap langzaam aan. De blijvende doch afgenomen inzet van de enkele overgebleven paters, kon niet verhinderen dat – vooral de laatste 12 jaar – het klooster steeds meer een kleinere gemeenschap werd. Het veel te grote gebouwencomplex raakte stilaan in verval en de kloostertuin werd een ontoegankelijke wildernis nadat het voorstel om hem publiek toegankelijk te maken, werd afgewezen.

Daarom werd een deel van het klooster omgebouwd tot een modern complex voor zes paters. Het prachtige Mariabeeld in de tuin dreigde verloren te gaan. Onder impuls van huidig pastoor Paul Segers, zorgde de parochiegemeenschap ervoor dat het werd overgebracht naar de dreef naast de kerk, waar het werd ingezegend door de huidige Abt van de abdij van Affligem.

Deze Kapucijnen hadden zich - sinds hun vestiging - bijzonder ingezet voor het apostolaat, in dienstbaarheid, nabij de gewone mens. En zij waren bereid om ook de nieuwe parochie tot bloei te helpen brengen. De parochie werd dan ook geleid door 3 pater pastoors, tot in 2017.

Op de viering van het 100-jarig bestaan van het Kapucijnenklooster (1 september 2009) namen de 4 overblijvende confraters afscheid van pater Paul Segers (pater Pol – toen 71 jaar) en van de parochiegemeenschap. Enkel hijzelf zou – als parochiepriester – nog op ‘St Job’ blijven in de pastorie naast de kerk.
Op die dag werd tevens een unieke en druk bezochte tentoonstelling georganiseerd. De bezoekers werden, aan de hand van tentoongestelde kledij, schilderijen, kleine kunstvoorwerpen en eenvoudige huisraad door het dagdagelijkse leven van de paters gegidst. Ook postkaarten, foto’s en historische documenten uit de archieven van Antwerpen en Aalst werden voor de gelegenheid tentoongesteld.

Het klooster krijgt nu een andere functie, al hadden veel mensen het liever een sociale bestemming zien krijgen. De basisschool blijft en het beukenbos en de kloostertuin zijn opengesteld geworden voor het publiek. De pastoor blijft in de aanpalende pastorie wonen.

Op de terreinen van het klooster aan de Capucienenlaan zou in het najaar van 2011 begonnen worden met de bouw van  nieuwbouwappartementen. Door bezwaren van het stadsbestuur en de brandweer werd dat project echter wat vertraagd en de bouwaanvraag werd geannuleerd. 
In de gebouwen aan de straatkant kwamen er kantoren. De historische gevel en de tuinen bleven behouden … De beroemde ‘muur’ echter verdween wegens ‘bouwvallig’.

Op 13 mei 2011 nam Securex wel al haar intrek in het kloostergebouw en het bedrijf neemt maar liefst twee derde van de totale oppervlakte van het omgebouwde klooster voor zich. De firma biedt specifieke expertise adviezen en innovatieve oplossingen in alle domeinen van het beheer van menselijk kapitaal.
Ook voor de klanten werd het nieuwe complex een meerwaarde. Ze worden er ontvangen in een historisch pand waar duidelijk nog de sfeer van de kapucijnen aanwezig is. De rondgang rond de middentuin werd behouden en het grote Christusbeeld troont nog steeds midden in de tuin als een blijvende herinnering aan de vroegere aanwezigheid van de paters.

In april 2013 werd opnieuw een bouwaanvraag ingediend, dit keer met meer succes.

In 2014 begon de firma De Nul met het bouwen aan het grootschalige immoproject ‘Kloosterpark De Capucien’. Er zouden in totaal vijf appartementsgebouwen gezet worden.

Voor dit vastgoedproject werd een deel van de speelplaats van de aanpalende lagere school gekocht. Er werd gestart met het optrekken van een flatgebouw met 15 appartementen en een gebouw voor 38 appartementen op de terreinen van het klooster.
Voor een appartement van 95 vierkante meter met twee slaapkamers betaal je bijvoorbeeld 225.000 euro. Voor een dakappartement van 65 vierkante meter en 60 vierkante meter terras ligt de prijs op 210.000 euro.

In de grotere tuin en park achter het klooster is voorzien in een woonproject met ondergrondse parking. Dat verminderde dan toch ietwat de parkeerdruk in de omgeving.
De verbouwing van het klooster tot kantoren gebeurde wel met respect voor de historische en architectonische waarde van het gebouw. Het werd een mooie realisatie van vormgeving aan een oud gebouw voor moderne doeleinden. Om niet te veel te ‘bruskeren’ werd er zelfs voor gekozen om de liftkokers binnenin de gebouwen te plaatsen en niet buiten aan de muur. 

Sedert 2018 kreeg het ommuurde park van het Capucienenklooster in Aalst dus definitief een residentiële herbestemming met maar liefst 125 appartementen, verdeeld over vijf volumes. Het was natuurlijk een moeilijk dossier, want buurtbewoners wilden, terecht, vermijden dat er aan de uitstraling en identiteit van deze historische site werd getornd. Dankzij een uitstekende materiaalkeuze en landschappelijke integratie slaagden bouwheer en architect toch glansrijk in deze missie.
Het vinden van de juiste inplanting van de vijf bouwvolumes had nogal wat voeten in de aarde. Uiteindelijk werd er beslist om vier gebouwen aan de straatzijde van het park te positioneren. Het vijfde is neergepoot naast de inkom van het park, die eveneens een nieuw kleedje aangemeten kreeg.

De namen van de residenties?

            Blok Assisi - Gelegen aan de Capucienenlaan
            Blok Brindisi - Gelegen aan de Sint Jobstraat
            Blok Cappucio - Gelegen in het park, kant van Sint Jobstraat
            Blok Damiano - centraal gelegen in het park
            Blok Emilia - gelegen in het park, kant van de marktweg


Het nieuwbouwproject ‘De Capucien’ in Aalst is ingeplant aan twee zijden van de tuin en in de rand van de infrastructuur- en omgevingsaanleg werd ook de kloostertuin omgevormd tot een publiek park met behoud van de sterke elementen. Daarachter vinden we een nieuw half openbaar plein tussen het kloostergebouw en de nieuwbouwblokken. 
Dat plein heeft verschillende functies, zowel voor de bewoners als voor de parkbezoekers. Dit project is dus een heel mooi voorbeeld van samenwerking tussen een privaat initiatiefnemer, de stad en de ontwerper.

Alle wildgroei in het park is verwijderd, zodat waardevolle bomen en aanplantingen voluit kunnen groeien. Er werd ook een gevarieerd assortiment inheemse parkbomen aangeplant. De lindedreef is doorgetrokken over de hele lengte van het park. De wandelpadenstructuur is behouden, rekening houdend met de inplanting van de gebouwen en de brandweerontsluiting.

Uniek aan deze site is dat er echt wel maximaal is ingezet op het behoud van het karakter en de sfeer van het park. Vandaar dat de bewoners van het gelijkvloers alleen maar gebruiksrecht van de tuinen krijgen, en dus geen eigendomsrecht. Op die manier wordt vermeden dat er parkvreemde elementen worden geplaatst. De officiële (her-) opening van het park vond trouwens al plaats op 30 april 2016.

De Liberale Mutualiteiten verlieten de Korte Zoutstraat in Aalst en namen ook hun intrek in ‘De Capucien’.

In september 2017 gaat ook de laatste Aalsterse kapucijn, pater Pol, na 27 jaar dienst als pastoor van de parochie Sint-Antonius met pensioen. Er waren dus alleen nog een pastoor linkeroever, een pastoor rechteroever en een hoppastoor.

De reden waarom hij voor de orde van de kapucijnen koos, zegt veel over eerwaarde Paul Segers, beter bekend als pater Pol. “Zij staan voor eenvoud, broederschap en de inzet voor diegene die het minder heeft”, legt hij uit. Hij werd geboren op 7 september 1937 in Hamme-Zogge. Voor zijn priesterwijding moeten we terugkeren naar 1963 in Izegem, waarna hij godsdienstleraar en surveillant werd in het Sint-Laurentiusinstituut in Aalst, wat later het Sint-Jozefscollege aan de Capucienenlaan zou worden.

Op 27 jarige leeftijd mocht hij zijn ultieme droom verwezenlijken: missionaris worden. 
“Ik kon kiezen, naar Congo of naar Pakistan”, vertelt pater Pol. “Ik antwoordde: waar ik het snelst naartoe kan. Ik moest eerst een half jaar in Engeland spenderen, want in Pakistan woedde er nog oorlog.”

Hij blikt met tevredenheid terug op de tijd die hij daar had. “Waterputten bouwen, scholen oprichten, mensen de weg naar de gezondheidszorg wijzen... Vanzelf ging dat niet, want bij de mensen van het platteland zat de angst er goed in dat hun kinderen niet meer op het veld zouden willen werken. Bovendien werkten wij daar in een islamitische leefwereld. We hebben de moslims nooit proberen te bekeren, maar toch was er weerstand wegens de slechte indruk die de kolonisten er hadden achtergelaten. Er vloog ‘s nachts al eens een handgranaat binnen in de school of in de kerk, maar nooit als er mensen waren. In 1989 vond ik dat de lokale jeugd en de priesters genoeg hadden geleerd om het over te nemen, waarna ik naar België terugkeerde. De ontvangst in Pakistan toen ik acht jaar later nog eens een bezoek bracht, was bijzonder warm.”

Na een korte tussenstop in Ierland, werd pater Pol onderpastoor en iets later pastoor in Aalst. 27 jaar later heeft hij dus beslist om met pensioen te gaan. “Ik wil mens tussen de mensen blijven, met een hart en met luisterbereidheid, vriendelijkheid, en aanwezigheid tijdens de blijde en minder blijde gebeurtenissen. Zonder grenzen, want iedereen krijgt van mij een goedendag. Ik blijf ziekenzorg en huisbezoeken doen”, aldus de pater.

Tijdens zijn vieringen durfde pater Pol al eens oproepen om voor Greg Van Avermaet, van wie hij fan is, te supporteren. Zijn kwinkslagen zullen vele mensen bijblijven.

Pater Paul was voorheen 23 jaar missionaris in Pakistan. Zich nog steeds nauw verbonden voelend met Pakistan, sponsorde hij regelmatig de drie scholen die hij daar bouwde en probeert hij er regelmatig een nieuw klasgebouw bij te zetten. Dit kon gebeuren dankzij de jaarlijkse geschenkenbeurs en de gezellige, solidaire soepmaaltijden gedurende de veertigdagentijd. Maar ook in zijn parochie hier in Aalst voelde hij zich duidelijk thuis. De binnen- en buitenkant van de parochiekerk werden mooi vernieuwd en de schilderijen van Sint-Antonius en Onze-Lieve-Vrouw vakkundig gerestaureerd. 
Pastoor Segers kon rekenen op een vlotte samenwerking met een dynamische parochieploeg en heel wat medewerkers en vrijwilliggers uit het grote aantal parochiale bewegingen en werkgroepen. 
Deze samenwerking was ook onontbeerlijk voor de jaarlijkse organisatie van de parochiefeesten, de zogenaamde Sint-Jobsfeesten, die in de wijde omgeving (zelfs tot in onze buurlanden) gekend waren, mede dankzij de sfeervolle en druk bezochte rommelmarkt. Pater Paul nam ook het initiatief om in de Sint-Antoniuskerk regelmatig interessante culturele activiteiten te organiseren.

4 Augustus 2019 : Het Koninklijk Sint-Jobskoor en orkest bracht 103 jaar lang prachtig gezongen Eucharistievieringen die veel volk bijeenbrachten van eind en ver. Er zijn heel wat personaliteiten geweest die dit koor gedragen hebben, jarenlang, dank zij hun muzikaal talent, hun ijver, hun repetities, hun geloof en vriendschap.

Hoewel de omgeving dus ondertussen sterk is veranderd, en de paters zijn verdwenen, blijft de kerk wel nog de parochiekerkvan St Job. Ook het schoolgedeelte van het St jozefscollege achteraan blijft.

De kerk is meer dan een bezoekje waard. Meer over de bezienswaardigheden rond en in de kerk vind je HIER.


Bronnen :

Capucienenlaan 1928 : foto via MadeinAalst
Pierre Van Der Vurst
capucien.be
De Denderbode 26/5/1907 – 10/11/1907
De Volksstem 3/10/1911 – 29/4/1913 – 18/2/1914 – 21/10/1918 – 23/2/1919 – 27/12/1923 – 16/4/1927 - 24/4/1928 – 19/2/1942
geschiedenis der stad Aalst: Frans De Potter en Jan Broeckaert
1875-de kapucijnen te Aalst : Dany D’Herdt
nl.geneanet.org/prentbriefkaarten/view/23951#0
bouwenaanvlaanderen.be
buildings-forum.com foto nieuwe buildings @Jaspers-Eyers Architects
2001-VVAK Mededelingen nr. 1/2008 : Graanmarkt : De pupillen of het Rijksadministratiecentrum
Aalsters erfgoed in gevaar? Pierre van Der Vurst
VVAK Mededelingen nr. 3/2009
“Twelck de heere behouden wille”
Freddy Caudron-Kerk en leven nr 23 12/8/2009
Johan De Baere-internet: - kapucijnen – vlaanderen - sintantoniusaalst.
De Nieuwe gazet van Aalst, 25 februari 1983
Facebook 't Kapucijntje
sintantoniusaalst.be>historiek
Het Laatste Nieuws 12/2/2011 – 31/5/2014
Het Nieuwsblad 16/9/2017 - 20/4/2011
De Standaard 15/11/2008
encyclo.nl/begrip/kapellaan

De Kapucijnen in Aalst

In het centrum van Aalst wordt nog steeds volop gewerkt aan de restauratie van de Sint-Martinuskerk. Dat gaat onder andere gepaard met rondleidingen en de uitgave van informatiebrochures. Geheel terecht wordt zo de schoonheid van de oude kerk in de schijnwerper gezet. Men komt interessante achtergrondfeiten te weten en men ziet details van het interieur die men niet eerder opmerkte. Zeker eens een bezoek waard!
Meer over ‘d’aa keirk’ is trouwens HIER te lezen.

Een ander kerkpareltje vinden we terug aan de Capucienenlaan, net buiten het stadscentrum.

De Capecienekeirk’ is helemaal niet vergelijkbaar met ‘d’aa keirk’. Ze is bijlange niet zo oud en ze herbergt bijvoorbeeld ook geen Rubens of meridiaanlijn.

Toch is ook deze kerk meer dan de moeite waard om eens te bezoeken. Er hangt immers steeds een warme sfeer en ook historisch gezien valt er heel wat te vertellen. Op een dikke 100 jaar evolueerde ze immers van kloosterkerk naar parochiekerk en lokale kerk binnen de grotere parochie Aalst-Linkeroever. Over het kerkgebouw HIER meer.

Om het allemaal op een rijtje te zetten begin ik met de komst van de Kapucijnen in Aalst (en neen, dat was niet aan de Capucienenlaan waar we ze natuurlijk onmiddellijk mee associëren).

De orde der Kapucijnen vond haar ontstaan als reactie op de opkomst van de Calvinistische, Protestantse of Geuzenleer (de ‘contrareformatie’). De kapucijnen of minderbroeders kapucijnen (Ordo Fratrum Minorum Kapucinorum) zijn een tak van de orde van de franciscanen.
De orde werd gesticht door Mattheüs van Bascio (1495–1552) en is rond 1585 uit Spanje overgekomen in het zog van Alexander Farnese, de nieuwe gouverneur der Nederlanden die onze streken op de Geuzen kwam heroveren.

De kapucijnen, 'minnebroeders' of ‘bedelmonniken’ vonden hun inspiratie in de leer van Franciscus van Assisië (Umbrië-Italië) die armoede en een strenge levensstijl voorschrijft.

De monniken waren gekleed in een grove bruine pij met een pinkap of hoed en liepen blootsvoets (later werd dat blootsvoets op sandalen). 
Typisch is ook dat men steeds een gordel (koord) droeg met drie knopen erin. 
Deze drie knopen verwijzen naar de drie geloften van de orde : armoede, kuisheid en gehoorzaamheid. Het was wanneer Franciscus deze drie geloftes op papier zette dat de kloosterorde der Franciscanen ontstond.

De kleur van de habijt is ongeveer dezelfde als die van een hazelnootgebak dat in Oostenrijk wel eens graag gegeten wordt. Het is een gebak dat wordt gedrenkt in wijn en rum, en dus voor 'het nodige plezier achteraf' zorgt. De naam ? Een 'besoffener Kapuziner'. Ook bestaat er in de Weense koffiehuiscultuur een 'Kapuziner'. Dat is een mokka met een 'toef' slagroom, zodat de bruine kleur ook hier weer aan de monikspij doet denken. En nu we toch bezig zijn .... Ook de Italiaanse 'cappuccino' dankt zijn naam aan deze religieuze orde.


Door hun strenge en armoedige levensstijl wilden ze een voorbeeld stellen aan de bevolking, en dit in tegenstelling met de hunker naar goederen en bezit van de Kerk vóór de inval van de Geuzen.

Hieraan werd de openbare prediking gekoppeld want met de kerken en overgebleven kloosters was het na de geuzenbezetting nogal triestig gesteld.

Deze predikanten hielden hun boetepreken in eenvoudige mensentaal op de hoeken van de straten of zelfs in de nabijheid van de galg bij uitvoering van een vonnis. Ook werd er geleidelijk meer gepredikt in de lege parochiekerken en in verschillende steden en dorpen rond de kloostersteden.

Als compensatie hiervoor kregen ze van de plaatselijke overheid een bescheiden vergoeding.

Naast de prediking waren ze op veel plaatsen ook aktief in het geven van catecheselessen en het afnemen van de biecht. Later kwam dan ook de verzorging van de pestlijders op de voorgrond. Aanvankelijk was het biecht horen door de paters enkel toegelaten bij mannen.

Naderhand kwamen er de vrouwenkloosters bij zoals ‘de Gasthuiszusters’, ‘de Zwarte Zusters’ en ‘de Karmelietessen’.

Pas veel later mochten de paters ook de biecht afnemen van vrouwen, maar dit enkel als de biechtstoel in goed verlichte kapellen stond en de biecht afgenomen werd door reeds oudere paters (kwestie van de #metoo niet te aantrekkelijk te maken).

De eerste kapucijnen in België vestigden zich in Antwerpen en geleidelijkaan werden er van daar uit kloosters gesticht in verschillende andere steden.

De gemeenschap kreeg in 1614 toestemming van het stadsbestuur van Aalst en ook van het bestuur van het Land van Aalst (dat was het beheersorgaan voor de 177 gemeenten in de wijde omgeving van Aalst) om zich in Aalst te vestigen.
Voorlopig namen ze hun intrek in het huis van de Aalsterse schepen Jan de la Quadra.

In datzelfde jaar kocht ‘het Land van Aalst’ enkele woningen op in de Kapellestraat, nog verder uitgebreid in 1615 met de aankoop van de “erve ende behuysde steden staende in de Capellestraat toebehoorende aen Hendrik van Steirteghem” voor de som van 768 gulden.

Het nieuwe klooster en de rechts aanpalende kerk waren gesitueerd op de huidige Graanmarkt aan de rechterzijde van de Kapellestraat, nu Zwarte Zustersstraat, rechts palend aan wat nu het huis De Bolle is, links grenzend aan de stadswallen (nu Vaartstraat) die in de volksmond “de Kapucienenvesten” werden genoemd.
In de Kapellestraat bevond zich ook de Scherrewerretoren, ook Schrobberstoren genoemd, waar binnenin een watermolen werkte.


Achteraan paalde het aan de site van het huidig atheneum. Op de plaats waar rechts op de Graanmarkt de fietsenstalling geplaatst is stond het grote kerkhofkruis (later werd daar de grote pomp geplaatst die lang de Graanmarkt heeft gesierd maar ondertussen ook reeds lang verdwenen is).

Beweringen als zou het klooster ooit op de plaats getaan hebben van het huidig Pupillencomplex zijn onjuist. Rechts op het grondgebied van het huidig Pupillencomplex stond wel het eerste klooster van de Zwarte Zusters, palend aan de stadswallen en aan de Capellepoort en -toren.

De bouw van het klooster werd voltooid in 1624, maar de inrichting ervan nam nog vele jaren in beslag. Doorheen de ganse geschiedenis van het klooster doken aanvragen en betalingen op voor diverse herstellingswerken en verbeteringen aan de gebouwen. De betaling ervan geschiedde meestal door het Landscollege land van Aalst.

Aangezien in het begin enkel de kerk en enkele lokalen glazen ramen hadden moet het er in de winter niet echt aangenaam geweest zijn. Alhoewel de paters zelf eigenlijk niet zo veel in het kerkgebouw kwamen – ze hadden ‘hun bureel’ in een afgesloten ruimte achter het hoofdaltaar – werden ze toch in de kerk zelf begraven. Dat was natuurlijk omdat men toen geloofde dat men hierdoor dichter bij de Hemel kwam.

In de geest van armoede waren er in de kerk geen offerblokken te vinden en werd er ook geen stoelgeld gevraagd aan de gelovigen. Gezien het klooster door de overheid beschouwd werd als een instelling van openbaar nut, kregen de kapucijnen ook kosteloze geneeskundige verzorging en gratis geneesmiddelen.

Bovendien werden ze ook in voldoende mate voorzien van brandhout.

Ook vanwege de abdij van Affligem en Ten Roosen ontvingen de kapucijnen regelmatig enkele giften. Zijzelf verschaften op hun beurt dagelijks brood en soep aan de behoeftigen.

Tijdens de regeringsperiode van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia vond men dat de godsdienstbeleving de spuigaten uitliep. In heel wat kloosters en orden was de naleving van de evangelische gedachte ver zoek en was het aantal geestelijken veel te hoog.

De bedelorden werden aanzien als een te zware belasting van de bevolking. Alhoewel de kapucijnen er vrij goed uitkwamen dienden ze ook een aantal geestelijken te verminderen.

Keizer Jozef II, de opvolger van zijn moeder Maria-Theresia, hief in 1783 de “nutteloze orden” op. Alhoewel de kapucijnerorde niet opgeheven werd wegens hun sociale inzet, kregen ze het wel heel  moeilijk om verder te kunnen blijven functioneren.
Hun seminaries werden gesloten en alle contacten met de buitenlandse kloosteroverheid werden verboden.

Bij de Brabantse Omwenteling kozen de kapucijnen voor het volk en trokken op als veldkapellaan tot Vlaanderen en Brabant geheel bevrijd waren van de Oostenrijkers.

Een kapellaan is een geestelijke, hulppriester of hulpgeestelijke, van de Rooms-Katholieke kerk die de godsdienst in een kapel verricht.

In 1790 verklaarden “de Verenigde Nederlanden” zich onafhankelijk, maar in hetzelfde jaar keerden de Oostenrijkers terug … en de kapucijnen dienden zo kort na mekaar verschillende malen troepen van de belegeraars te huisvesten.

Uiteindelijk zal de nieuwe Oostenrijkse keizer Leopold II een aantal van de gehate beslissingen opheffen en kwam er tijdelijk wat rust over het land.

‘Tijdelijk’ want in 1794 vielen de Fransen terug binnen.

In 1796 werden alle kloosters opnieuw afgeschaft en dit maal werden ook hun bezittingen aangeslagen.
Ook de kapucijnen stond hetzelfde lot te wachten natuurlijk.

De Commissaris van de Nationale Domeinen kwam op 22/9/1796 een inventaris opmaken van de leden van de kloostergemeenschap.

Op 9/2/1797 werd ook inventaris gemaakt van de ganse inboedel van de kerk en het kloosterbezit.
De kerk, kloostergebouwen en tuinen van het kloostercomplex kregen onmiddellijk een andere bestemming. Zo werden de graanvoorraden van de stad in de gebouwen ondergebracht en de hooi- en strovoorraad in de kloostertuin. Met die voorraden werd door de bezetter trouwens flink geknoeid want er waren voortdurend klachten over de resterende hoeveelheden.

Aalst werd, zoals de meeste steden van Vlaanderen, in verschillende perioden zwaar geplaagd door de pest, die dood en vernieling zaaide onder de bevolking. De benaming “pest” werd algemeen gebruikt, ook als het eigenlijk over een tyfus- of cholera-epidemie ging.
Meer over ‘De pest in Aalst’ is HIER te lezen.

In sommige steden stierven er toen dagelijks 60 tot 70 personen, wat in vergelijking met het toenmalig bevolkingscijfer echt wel enorm was.

In 1485 stierven er in Aalst op 3 maanden tijd zo 1.200 personen. Een speciaal kerkhof werd buiten de stadswallen aangelegd op het grondgebied van de huidige Albert Liénartstraat.

In 1597 was er de aanstelling van Hendrik Breem in 1597 als pestmeester.

De verzorging van de pestlijders was voornamelijk het werk van de Zwarte Zusters en de Gasthuiszusters. Meer info over de Zwarte Zusters vinden jullie HIER.

De geestelijke bijstand aan zieken en stervenden werd verstrekt door enkele (pest-)paters. Ze woonden in pesthuisjes aan de buitenrand van het kloosterdomein en mochten geen contact hebben met hun medebroeders omwille van het besmettingsgevaar.

Om verlost te worden van de gesel van de pest werden alle mogelijke heiligen aanroepen, O.L. Vrouw, Sint-Rochus, de heilige man Job (Sint-Jobskapel), Sint-Antonius enz.

Er werden Novenen gebeden en er werden processies gehouden en wanneer de pestperioden eindelijk uitbleven werd dit algemeen toegeschreven aan al die religieuze activiteiten.
Ongetwijfeld heeft de verbetering van de hygiënische toestand van waterputten en open rioleringen hierin echter een groter aandeel in gehad.


Na de opheffing van de orde bleven de kapucijnen zoveel mogelijk bij elkaar in burger woningen. Sinds de afkondiging van het concordaat tussen Frankrijk en Rome in 1801 begon men terug in kleine gemeenschappen samen te leven.

De paters moesten leven van hun werk in het onderwijs, van activiteiten in de parochies of van de steun van familieleden en vrienden. Nog anderen verdienden hun boterham als handarbeider, schoenmaker, tuinman of kok. Na het concordaat werden verschillende kapucijnen verbonden aan een kerk als mislezer, biechtvader, kapellaan of aalmoezenier in gasthuizen en gevangenissen.

Een heropleving van het kapucijnenleven begon met mondjesmaat na 1815, maar ook onder de Nederlandse koning Willem II bleef het kloosterleven nog altijd afgeschaft.

In de Belgische grondwet van 1831 werd de vrijheid van godsdienst en het recht op vereniging weer ingevoerd, maar de kapucijnergemeenschap was tegen dan zodanig ontredderd en gereduceerd dat het nog tot 1845 duurde vooraleer een nieuwe start kon worden genomen.

Hun actieterrein lag bij deze heropstart bij de gewone mensen.

Die werden bereikt door predicatie in allerlei vormen zoals volksmissies, aanbiddingsdagen, recollecties, vastensermoenen, het verspreiden van volksdevotie en het horen van biecht.

In het teken van de christelijke caritas werd in Antwerpen in 1869 met het foor-, woonwagen- en schipperswerk begonnen. Bij deze – marginale - groep ging de aandacht vooral naar het dopen van volwassenen en kinderen, de eerste communie, het sluiten en regulariseren van huwelijken en kerkelijke begrafenissen.

Ook de eerste schoolstrijd van 1879-1884 en de opkomst van het socialisme met zijn antigodsdienstige ideeën ging aan de kapucijnen niet onopgemerkt voorbij en gaf aanleiding tot het oprichten van eigen katholieke organisaties.
Er kwam stilletjes aan opnieuw uitbreiding van de kloosterorde en in 1908 keerden de kapucijnen na lange tijd ook terug naar Aalst.

De kapucijnen kwamen terug naar onze stad naar een nieuwe locatie aan de rand van de stad in de wijk Sint-Job, op een terrein Beekveld genaamd. Langs het pas getrokken deel van de ring rond de stadskern - toen nog een aarden weg - verrezen op initiatief van provinciaal Benvenutus van Sint-Michiels de huidige kerk, het klooster en een studiehuis voor clerici-filosofen. 

Tijdens de gemeenteraadszitting van maandag 7 oktober 1907 werd er door de liberale minderheid toch een onthouding genoteerd bij de stemming voor de aanneming van de lijnrichtingen van ‘den nieuwen verbindingsweg tusschen de St Jobstraat en den Gentschen steenweg’ …

‘Hét’ werd niet gezegd maar … ‘omdat er kwestie was aldaar van de oprichting van een Capucienenklooster? … Niet eene boerderij met melkerij, brouwerij enz zoo als men het wil doen gelooven aan de landbouwers van St Job, maar een groot studiehuis met openbare bidplaats’.

Dat de Kapucijnen niet in de smaak vielen van de liberalen, dat begreep men al snel. Hun leven van gebed en versterving zou immers het tegenovergestelde zijn van wat die ‘heeren’ zouden doen.

Alles over de uitbreiding van de Kapucijnen op deze nieuwe locatie is HIER te vinden.

Bronnen :

Pierre Van Der Vurst
De Denderbode 10/10/1907
KU Leuven, faculteit theologie
geschiedenis der stad Aalst: Frans De Potter en Jan Broeckaert
1875-de kapucijnen te Aalst : Dany D’Herdt
2001-VVAK Mededelingen nr. 1/2008 : Graanmarkt : De pupillen of het Rijksadministratiecentrum
Aalsters erfgoed in gevaar? Pierre van Der Vurst
VVAK Mededelingen nr. 3/2009
“Twelck de heere behouden wille” 
ajvar.nl (gerecht en afbeelding besoffener Kapuziner
Freddy Caudron-Kerk en leven nr 23 12/8/2009
Johan De Baere-internet: - kapucijnen – vlaanderen - sintantoniusaalst.
De Nieuwe gazet van Aalst, 25 februari 1983

Facebook 't Kapucijntje
sintantoniusaalst.be>historiek

Het Laatste Nieuws 12/2/2011
Het Nieuwsblad 16/9/2017
De Standaard 15/11/2008
encyclo.nl/begrip/kapellaan