Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label brouwerijen/mouterijen/stokerijen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label brouwerijen/mouterijen/stokerijen. Alle posts tonen

woensdag 20 mei 2020

Mouterij De Wolf-Cosijns

De mouterij De Wolf-Cosijns in de Gentsestraat was het oudste en meteen ook vrijwel bekendste bedrijf van Aalst. 
Het bedrijf werd opgericht op het Keizersplein toen graan- en hophandelaar Jean-Louis De Wolf in 1790 de toelating kreeg om hier zijn handelszaak te vestigen. 


Met haar stichting in 1790 werd dit meteen ook de oudste mouterij van België en De Wolf-Cosijns was dus zowaar een unicum in Aalst en ver daarbuiten. Dat er dus ook orders kwamen vanuit andere steden bewijst deze bestelling uit 1799 vanuit Antwerpen :



In 1851 werd een nieuw hopmagazijn opgetrokken en werd ook een stevige droogoven gebouwd. 


Na het overlijden op jonge leeftijd van haar echtgenoot Henri Auguste De Wolf (1790-1823) zette Marie-Catherine Cosyns de handel samen met haar twee zonen verder.
Romain, de oudste, bleef ongehuwd en zorgde niet voor nazaten.
De jongste, Philmon, zorgde wel voor een talrijker nageslacht : Albert, Marie, Florence, Edgard, Oscar, Cécile, Rose, Désiré, Victor , Frédéric, Eugène, Charles en Alfred ... een voetbalploegske dus, inclusief reserven ...

Na ook haar overlijden op 16 maart 1874  noemden in eerste instantie haar zoon Philemon en kleinzoon Albert zich 'alleeneigenaars van de vermelde firma te Aalst, te Antwerpen en te  Rotterdam'.
Op 1 oktober kregen ook Désiré en Fréderic de volmachten om de firma te leiden. 

Op de foto hieronder de mouterij in 1877 aan het Sint Jobwegeltje (de latere Arbeidstraat)



Hieronder een briefhoofd van uit 1882 waar ook foto's instaan van de twee vestigingen van het bedrijf : de Gentsestraat-Arbeidstraat en de Fritz De Wolfkaai.

Net zoals de briefhoofden toen niet echt 'simpel en to the point' te noemen waren, waren ook de etiketten eigenlijk heel onoverzichtelijk en overgoten met allerlei tierlantijntjes.  Tegenwoordig zou men dat 'overcommunicatie' noemen met heel veel onnodige stempels, vlagjes, tekstvlakken, …
Toen was 'het sierlijke' het normale, en alle informatie die men had moest erop …

In 1885 verwierf de firma reeds de 1ste prijs op de wereldtentoonstelling voor haar verwerkte buitenlandse granen. Opnieuw een opsteker dus voor de Aalstenaars die het succes van de producten steeds maar verder zagen stijgen. De expo vond dat jaar plaats in Antwerpen en er werden maar liefst 3,5 miljoen bezoekers geteld.

Op 1 augustus 1897, wordt de “Société en nom collectif Veuve De Wolf-Cosijns & Fils”opgericht. De vennoten van het bedrijf waren Philemon, Albert, Marie, Victor, Frédéric en Eugène De Wolf. Deze verruiming bracht ook een financiële inbreng mee, waardoor de Engelse hopmarkt werd veroverd en de firma nog een steviger plaats innam op de wereldmarkt.

Tijdens de crisisjaren werd ook Duitse en Amerikaanse hop in hun handel opgenomen om toch de winsten te kunnen vergroten. De firma was stevig geworteld in België, Nederland, Frankrijk en Duitsland, wat vergemakkelijkt werd door de spoorwegen en de stoombootlijnen.

Ook bleef men volledig open staan om nog andere markten te gaan veroveren.

Philemon werd provinciaal raadslid en was tweemaal voorzitter van de Kamer van Koophandel.

Zijn zonen bouwden de firma al snel verder uit tot een internationaal bedrijf.

De familie De Wolf-Cosijns is altijd een sterk conservatieve katholieke familie geweest die Frans sprak. Ze hadden immers 'stijl' en een zekere 'statigheid'.

Aalst is natuurlijk ook gekend als ‘de stad van Daens’ en uiteraard heeft ook De Wolf-Cosijns een link met de priester-arbeider, of beter gezegd met zijn vijanden.
Désiré De Wolf was immers de leider van ‘de bokken’, de knokploeg van de textielbaronnen.
Hij werd raadslid en later is hij schepen van Openbare Werken geworden.

In die functie was hij verantwoordelijk voor de infrastructuurwerken ter bevordering van de industrie.

Zo stond hij bijvoorbeeld aan de wieg van het dempen van de oude Denderarmen, het rechttrekken van de Dender, de aanleg van de Denderkaaien, de aanleg van bruggen alsook  voor de aanleg van het stadspark. De Désiré De Wolfstraat, die begint aan het Burgemeesterplein en eindigt aan de Erembodegemstraat, werd naar hem vernoemd.


Over het stadspark kan HIER meer gelezen worden : 

De gerst werd vanuit Frankrijk ingevoerd en kwam via de Dender naar de opslagruimte, gelegen aan de Fritz De Wolfkaai. Het was Frédéric (Fritz) die zijn naam leende aan de Fritz De Wolfkaai.
Deze begint aan de Sint-Annabrug en eindigt aan de Gheeraerdtslaan.


In de beginperiode werd het gerst in zakken geleverd, op het einde gebeurde dit ‘in bulk’. Dit wil zeggen dat het graan uit het schip gezogen werd met een grote zuiger.

Daar werd de gerst dan gezuiverd, gesorteerd en gekalibreerd. De firma had voor de aanvoer van het graan trouwens een eigen schip met de klinkende naam 'Iwein van Aelst'.

Daarna werd het geselecteerde graan, eerst met paard en kar, daarna op vrachtwagens van het magazijn naar de mouterij in de Gentsestraat gebracht, waar de korrels verder bewerkt werden.
Aan het eind van de 19e en het begin van de 20ste eeuw werd De Wolf-Cosijns trouwens ook ingeschakeld in de hulpverlening.

Om de vaak zware tuigen van de brandweer naar een verre brand te vervoeren, waren er heel wat pk’s nodig (letterlijk), en om over voldoende ‘horsepower’ te kunnen gebruiken, kon men onder andere een beroep doen op de firma De Wolf, die toch constant met hun wagens op de baan waren om graan en gerst te vervoeren van het magazijn of schip naar de ‘eest’ (of ‘ast’) in de Gentsestraat.

Eesten is een onderdeel van het moutingsproces, waarbij groenmout, meestal ontstaan uit gerst, bij hoge temperatuur wordt gedroogd. Een 'eest' (of 'ast') is dus een droogoven. 
Hier een foto van een dergelijke (engelse) ast : 

Zij hadden ook een eigen brandspuit en bij brandalarm mochten de voerders hun wagen laten staan en met de paarden naar het brandweerarsenaal gaan. Deze brandwacht ‘verdient den besten lof over hare moedige medewerking … de firma DWC en zonen was met hare brandspuit ook tegenwoordig’.

Hier een foto van De Wolf Cosijns in de Arbeidstraat omstreeks 1905


In de oorlogsjaren ’14-’18 bevond er zich ook even een Duits slachthuis n in de gebouwen, en ook zou het gebouw dienst gedaan hebben als tijdelijke gevangenis. In sommige berichten is te lezen dat men ‘in den ast van Wolfes’ opgesloten werd.
Hier een fotootje van de voedselbedeling bij de soldaten / gevangenen.


Volgend bericht werd verspreid via affiches in 1917.

De d.d. burgemeester komt van wege de Duitsche Overheid volgend bevel te ontvangen :

De stad Aalst moet op 10 september 1917, om 9 ure ’s voormidddags in de Mouterij De Wolf-Cosyns, Aalst, al het afgedorschen Brood afleveren. Bij het afleveren zal de burgemeester of zijn plaatsvervanger moeten tegenwoordig zijn, voorzien van eene lijst met de namen van de landbouwers aan wie het graan toebehoort.
De namen zullen per alphabetische orde op de lijsten geplaatst worden.


Afzonderlijke leveringen kunnen niet aanvaard worden.
De zakken moeten 76 kilogram (brut) wegen.


Op bevel van de Kommandantur,
Forck
Leutnant u. Wirtschaftsoffizier

Dit bericht werd wekelijks geafficheerd en herhaald, ook in de kranten.

In 1919 werd De Wolf-Cosyns dan ook gebruikt als ‘verkoopsruimte’.
We lezen in de Volksstem van 21/2/1919 :

320 paarden en muilezels voortkoende van het Canadeesch leger, door tusschenkomst van de aangestelde deurwaarders, ter mouterij De Wolf-Cosyns, Gentschestraat, Aalst.
Deze dieren worden verkocht zonder waarborg voor gebreken. Zij mogen binnen het jaar niet verkocht worden zonder de toelating van de bevoegde Kommissie.

10 per honderd zullen voor de onkosten geëischt worden.
Komptante betaling.
De koopers moeten zich voorzien van teugels. De aankoop is vrij voor iedereen, alleen de paardenhandelaars zijn uitgesloten.
De merriepaarden mogen niet gedekt worden door hengsten van ’t zwaar Belgisch trekras.”

Op 21 maart hetzelfde bericht, maar toen waren er nog maar 250 meer beschikbaar.
Op 21 mei van datzelfde jaar verkocht men nog ‘eenige Hollandsche melkkoeien’

De daaropvolgende jaren verkocht men ‘eerste kwaliteit van nieuw hooi’ en ‘turfstrooisel’

Terwijl deze aankondigingen in het Nederlands gebeurden om ook de ‘lager geschoolden’ te bereiken werden vacatures voor het bedrijf vaak uitgeschreven in het Frans, om daar al enig onderscheid te kunnen maken in de standing van de sollicitant.

Zo bijvoorbeeld : LA FIRME DE WOLF-COSYNS, s.a 80 rue de Gand, demands employé(e) correspondant(e) francais, flamand et bor.res notions de comptab'ilité. Référen ces exigées, libre service militaire.

Op 1 juni 1926 wordt de maatschappij de “S.A Firme De Wolf- Cosijns” gesticht. Het doel van deze firma was om handel te drijven in alle vormen van hop, granen, zaden van alle aard, mout, dierenvoeding en meststoffen.

In 1930 werd uitgebreid. Op de foto uit 1935 zien we in het midden naast de 'ast' het zogenaamde ‘kasteeltje’. Op de achtergrond is de Gentsestraat te zien.


Fritz De Wolf (voluit Fritz Gustave François Hubert De Wolf) °te Aalst op 17 juli 1874 overleed in onze stad op 7 april 1946 na een lange en pijnlijke ziekte. Hij was ondertussen oud prefekt van de H. Maagdcongregatie, voorzitter van de Kerkfabriek van de dekanale kerk van St Martinus, oud voorzitter van de commissie van openbare onderstand te Aalst, ere bevelhebber van de stedelijke vrije brandweer, voorzitter van de confederatie van de industriële mouters van België, oud voorzitter van de scheidsrechterlijke hopkamer te Brussel, oud rechter bij de handelsrechtbank van Aalst, voorzitter van de beheerraad van de Mouterijen De Wolf Cosyns NV en beheerder van verschillende andere maatschappijen.

Hij kreeg ook de titels van ‘officier in de kroonorde’, ‘officier in de orde van Leopold II’, ‘ridder in de Leopoldsorde’ en was vereerd met het Burgerlijk Kruis eerste klasse en verschillende andere nationale orden en buitenlandse eretekens.

Foto van de Fritz De Wolfkaai in 1950 :


Reeds in 1967 werden meer en meer bezwaren opgetekend over de hinder die het bedrijf aan de buurt zou berokkenen. Zo lezen we in de Gazet van Aalst van 10 juni 1967 dat woningen aan de Nieuwbeekstraat en de Arbeidstraat meer en meer onderhevig zouden zijn aan chemische neerslag, die naar men vermoedde afkomstig was van de firma. De betrokken inwoners van de wijk dienden een petitie in.

Ook in 1971 werden processen verbaal opgesteld tegen de firma als gevolg van klachten, dit maal door bewoners uit de Molenstraat. Er zou immers heel veel hinder ontsstaan zijn door het installeren van de nieuwe zuiginstallaties, die een zenuwslopend lawaai zouden veroorzaken. Ook hier had een afvaardiging van de wijk een onderhoud met de burgemeester maar dat dossier werd definitief geklasseerd in november 1972.

In 1973 bestond de Raad van beheer van het bedrijf nog volledig uit leden van de familie De Wolf. Zo behield de mouterij haar typische karakter van familiebedrijf tot in 1988.

Hier een voorbeeldje van de industriële bouwstijl die verknoeid werd door de uitbreidings- en aanbouwwerken in 1977.

Aan het einde van de ’70 er jaren werd er immers veel uitgebreid en dat was niet naar ieders zin.
Zo lezen we in ‘Vies Oilsjt’ van 1 juni 1979 :

Alsof de kolos van Amylum nog niet groot genoeg is, staat juist over het water nog een fabriek die Mijlbeek en Aalst Centrum van elkaar weghoudt : de mouterij De Wolf-Cosyns.

Deze ‘stinkfabriek’ is – evenals Amylum – bezig een gans woonblok langzaam aan het opkomen : in de Ijzerenwegstraat bezit deze reeds een resem huisjes en magazijntjes, die al jaren staan te verkrotten, en die men zelfs als garage niet meer wil verhuren. Daardoor zal het woonblok tussen Dender en spoorweg wegsterven en vermits geen enkel BPA dat daar verbiedt, zal er over een paar jaar een betonnen silo uit de grond rijzen die ons stadsgezicht nog wat aangenamer zal maken”.
Dat laatste was natuurlijk sarcastisch bedoeld.


Ook de volgende jaren was de kritiek op de fabriek niet weg te branden.

In 1980 lezen we in de Voorpost :

In het centrum van de stad Aalst zijn enkele industrieën gevestigd die het steeds weer klaar spelen om de aandacht op zich te trekken wegens hun reuk- en lawaaihinder. Over Amylum en de Sulbb werd reeds veelvuldig geschreven, maar de gekende Mouterij De Wolf-Cosijn, gelegen tussen de Gentsestraat en de Arbeidstraat komt ook regelmatig in het leefmilieunieuws. Vooral de lawaaihinder van dit continuwerkend bedrijf lokte reeds heel wat negatieve kritiek uit bij een groot aantal inwoners van de Arbeidstraat en de Nieuwbeekstraat.

Begin deze week werd de omgeving supplementair belast met enorme rookwolken welke uit de fabriek opstegen. Tot zelfs op het Vredeplein was deze dikke rook merkbaar. Of dit alles niet voldoende was verspreidde deze rook dan nog een doordringende verbrande geur, die niet onmiddellijk te identificeren was.

Naar een aantal buren vermoedden was er blijkbaar in de fabriek iets misgelopen met één of andere filter.

Maar alleszins bleek maandag en dinsdag jongstleden dat de firma DWC de faam van Aalst als ‘stinkstad’ alle eer aandeed

Hier een foto van de gebouwen in de Gentsestraat in 1980.
Er werd vaak en heftig geklaagd in de buurt. Ook Jan Louis, notoir Aalstkenner en woonachtig in de Arbeidstraat, diende bij de directie een schriftelijke klacht in bij de directie van de firma. Dezen maakten er zich vanaf met een lachertje en stelden dat men deze geur even goed als aangenaam kon ervaren, net zo aangenaam als van een koffiebranderij.

Begin jaren ’80 dan kende Aalst een groot aantal bedrijfsbranden. Grote delen van onder andere meubelfabriek Verbrakel en rubberfabriek De Bruyn gingen in de vlammen op, maar ook De Wolf-Cosijns kreeg af te rekenen met brand. Er werd gesuggereerd dat de bedrijven steeds meer met minder personeel trachtten te werken, waardoor ook de waakzaamheid en voorzichtigheid verminderde.
Extra kosten dus voor de firma.

Milieuhinder bleef steeds de rode draad doorheen het succes van de firma.


In 1983 werd aangehaald dat De Wolf Cosijns de mensen ziek maakt. Schepen voor leefmilieu André Dooms gaf toe dat de specifieke nijverheid van het bedrijf een probleem is inzake milieuhinder.

Dit komt niet alleen door de centrale ligging maar ook door de behandelde produkten en de verwerking hiervan, waarvoor de overheid trouwens steeds de nodige vergunningen verleende.

Nog datzelfde jaar zou een ambtenaar van het ministerie van volksgezondheid op verschillende tijdstippen stalen komen nemen om de testen in hoeverre de hinder gevaarlijk was of niet. Eenzelfde test werd ook gedaan bij Amylum.

Maar dat was niet het enige. Ook de groene vrachtwagen die constant heen en weer reed tussen de Fritz De Wolfkaai en de Gentsesteenweg bleek een doorn in het oog te zijn van milieuactivisten.
Omdat soms een deel van de lading onder de baan verloren werd, werd ook dit als een bijkomende vorm van milieuvervuiling aangeklaagd.

De komende jaren werden de labo’s vergroot en werden nieuwe silo’s opgericht ondanks bezwaren van het stadsbestuur. Uit een onderzoek was immers gebleken dat er ook inder bestond door vier ventilatoren die zonder filters het stof in de aanpalende woningen blaasden.
De oppositie die het gebied opnieuw als woongebied wouden zien, trokken echter aan het korstse eind. Het hele herwaarderingsprojekt van Aalst-Rechteroever werd aanvaard door de CVP-PVV meerderheid.

De Wolf Cosyns zou mogen uitbreiden met 20 % mits het aanbrengen van een bufferzone.

In 1985 is er dan opnieuw goed nieuws voor het bedrijf. In het Egmontpaleis te Brussel kregen de firma’s De Wolf Cosyns en NV Gilbos (Herdersem) een ‘Oscar voor de export’.

Het is de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel die deze ‘oscars’ uitreikte ter bevordering van de export. Als norm tot toekenning geldt de groei van de uitvoercapaciteit tijdens het voorgaande werkjaar.
Niet minder dan 130 kandidaturen werden ingestuurd, maar het was dus onze Aalsterse firma die met de eer ging lopen.

In 1988 werd Interbrew opgericht en dit bedrijf nam onder andere De Wolf-Cosijns over waardoor het familiale karakter verdween.

De basisafzetmarkten van Interbrew zijn België, Canada, Frankrijk, Nederland en Hongarije en overal geldt het sleutelwoord ”quality”.

Deze bekendheid heeft Interbrew voor een groot deel te danken aan De Wolf-Cosijns, dat ervoor gezorgd heeft dat het bedrijf geleidelijk bekendheid verwierf in heel Europa door haar kwaliteitsproducten.

In 1989 versmolt Artois Piedboeuf Interbrew zijn mouterij- aktiveit met de Aalsterse mouterij De Wolf-Cosyns. Daardoor ontstond er een groep die bij de Europese top vijf van de moutproducenten hoort. De leiding van de nieuwe groep De Wolf-Cosyns Maltings bleef wel in handen van De Wolf-Cosyns (Daniël De Wolf werd voorzitter) maar Artois Piedboeuf Interbrew verwierf een de meerderheid in de nieuwe maatschappij.

In 1990 draaide het zakencijfer rond de 1 miljard 550 miljoen belgische frankskes. Er werd in de laatste 10 jaren aan de twee vestigingen maar liefst 950 miljoen geïnvesteerd en het bedrijf blijft in elk geval de grootste mouterij van het land.

30% van de goederen worden binnen België geleverd, 30 % in Europa en 40 % in Afrika en in het Midden Oosten.

Er is op dat moment een jaarcapaciteit van 70 000 ton bleekmout, kleurmout en whiskeymout en in haar roosttrommels worden daarenboven nog eens 10 000 ton speciale mouten gefabriceerd. Daardoor komen ze ook op wereldvlak steeds in de top terecht.

De laatste jaren werd geinvesteerd in

            - laboratoria voor controle en onderzoek
            - een operating room, technische burelen en sanitair
            - twee nieuwe kiemkasten van 75 ton
            - een totale vernieuwing van 9 kiemkasten van 5 ton
            - automatisatie van het weken
            - automatisatie van het kieman
            - enz enz 


In 1991 kwamen de eerste doemberichten in de pers.
Van de zijde van Interbrew werd gesteld dat zij bereid waren om, mits enkele aanpassingen, dezelfde strategie te gaan volgen als bij sluitingen en overnames van andere brouwerijen.


Een brouwerijsluiting kan gepland worden, maar de verkoop niet.
Interbrew kon zich toen ook niet garant stellen voor wat er nadien met het personeel zou gebeuren.
De vakbonden kwamen ‘in the picture’ en er werd bij Interbrew aangedrongen op een verregaand verantwoordelijkheidsgevoel.


Er zou een beslissing moeten volgen tegen het einde van dat jaar, en indien de mouterij tegen dan niet verkocht zou zijn, werd het optie 2. Dat zou een interne re-organisatie worden, waarbij Leuven zou blijven instaan voor de mout van de pilsbieren en Aalst voor de andere mouten. In Aalst werkten toen 82 arbeiders.

Uit het jaar '91 deze foto van de mouterij : 

Het werd optie 2 maar in 2000 openbaarde Brouwerij Inbev opnieuw plannen om zijn mouterij-afdelingen in Leuven en Aalst te herstructureren.


De firma had op jaarbasis toen 150.000 ton mout te verwerken. De helft werd geleverd door De Wolf-Cosijns. De directie van Interbrew liet een rendabiliteitsstudie uitvoeren en dacht er eerst aan om de afdelingen in Leuven en Aalst ofwel te behouden, te laten overnemen of een joint-venture af te sluiten.

Deze geruchten zorgden natuurlijk voor heel wat onrust bij het personeel van het bedrijf in Aalst en de vakbonden wouden duidelijkheid. De directie wou echter pas eind januari een beslissing nemen maar dat zinde de vakbonden helemaal niet.

Achttien werknemers van de afdeling in Leuven verloren al zeker hun job. In Aalst werd de toekomst van het dochterbedrijf De Wolf-Cosijns heel onzeker voor de  toen nog 65 mensen die er tewerkgesteld waren (42 arbeiders en 23 bedienden).

Interbrew heeft toen wel nog investeringen gedaan maar het ging vooral over onderhoudswerken aan het ondertussen verouderde machinepark. Bij een instandhouding van de mouterijen moest vooral in Leuven fors worden geïnvesteerd.

In Aalst had De Wolf Cosijns nog een milieuvergunning tot 2011 maar ook het stadsbestuur stond niet volledig meer achter de aanwezigheid van het bedrijf in Aalst. Door de aanwezigheid van De Wolf cosijns kon het stadsbestuur het lussenplan niet voltooien, en daarenboven lag het bedrijf midden in een woonzone nabij het stadscentrum en zorgde voor geluids- en vooral geurhinder.

De vraag hierbij is natuurlijk of de hedendaagse technologie dit niet had kunnen vermijden. Kijken we maar bijvoorbeeld naar ‘het stinkkot’ in Denderleeuw of naar Tereos, waar de geurhinder serieus gedaald is na het plaatsen van filters en installaties om de geurtjes tegen te houden. 

Ondanks het wereldwijde succes van Interbrew liet de firma in 2002 de fabriek in Aalst dus effectief sluiten om te verhuizen naar landen met lagere lonen. De Wolf-Cosijns was volgens Interbrew verlieslatend.

Er kwam heel wat protest tegen de sluiting van de biercultuur in Aalst aangezien met de sluiting van De Wolf-Cosijns heel wat bierbrouwers hun specifieke moutsoorten die ze bij De Wolf-Cosijns gingen halen, verloren.

De Wolf-Cosijns was immers de specialist van de variëteiten en door jarenlang onderzoek en ervaring had De Wolf de reputatie verworven om elke variëteit van mout te kunnen maken, op welk moment ook, à la tête du client.

Als kleine streekbrouwer kon je naar De Wolf stappen en zeggen: ’ik wil die kwaliteit, zo lang geëest, zo lang gekiemd. Ik wil dat mijn bier die kleur heeft en die smaak.’ De Wolf-Cosijns leverde zonder enig probleem wat men vroeg.

Op het moment dat De Wolf verdween, was dat dan ook een serieuze opdoffer voor de kleine brouwers.

Rodenbach bijvoorbeeld, één van de grote klanten. Dat bier is een typische mengeling van verschillende mouten. De Wolf had dat productieproces ‘in zijn vingers’ en was door zijn jarenlange ervaring meer geworden dan gewoon een leverancier.

Brouwers die hun mout ergens anders moeten kopen, zien een belangrijke smaakverandering in de afgeleverde producten.
Ook alle zes trappistenbrouwers van België waren klant.

Zo ook de paters van Orval . Zij kwamen een paar keer per jaar naar Aalst om de fabriek te inspecteren zodat ook zij zich konden vergewissen van de uistekende omgeving waar voor hun producten werd gezorgd.

België heeft zijn reputatie als het bierland bij uitstek vooral te danken aan de enorme verscheidenheid in biersoorten en na het verdwijnen van deze belangrijke leverancier zouden er een aantal soorten verloren gaan.

Het is goed dat een bedrijf kijkt naar zijn winst, maar Interbrew was en is nu niet bepaald een bedrijf in moeilijkheden.
De vraag is dus of De Wolf op het einde echt zo verlieslatend was. Er zijn verschillende meningen hierover.  Wie zal het zeggen ?

Wat zeker is : Interbrew had al meer dan zes jaar geen frank meer in de fabriek geïnvesteerd. Men heeft de mouterij laten uitdoven en ondanks een protestmars in Aalst en een milieuvergunning tot 2011 sloot Interbrew de mouterij, na een 212-jarig, bestaan in mei 2002.

De protestmars werd gehouden in de vorm van een rouwstoet. Maar liefst 180 deelnemers onder leiding van de OBP (Objectieve BierProevers) stapte toen van de ene vestiging naar de andere. De stoet werd ontbonden op de Grote Markt en alle deelnemers konden er toen genieten van een streekbiertje … gebrouwen met de mout van De Wolf-Cosyns.

De plannen waren eerst om appartementen en lofts maken van de oude fabriek. Een fabriek midden in de stad is immers niet meer van deze tijd, en er waren dus ook de klachten over geluids- en geurhinder.

De gebouwen stonden er een tijdje verlaten en verwaarloosd bij. Tot begin december 2014.

Achter de gevel van de voormalige mouterij in de Arbeidstraat opende woonzorgspecialist Senior Assist een woonzorgtoren met een woonzorgcentrum, een zorghotel en enkele assistentiewoningen. Het woonzorgcentrum biedt plaats aan 130 personen. In De Mouterij kan je in de kamers voor kort verblijf ook herstellen na een operatie.


Met het verdwijnen van het bedrijf en het gebouw verdween niet alleen een belangrijk aantal arbeidsplaatsen, ook het zicht van de stad zou ingrijpend veranderen.

Wie herinnert zich immers niet de typische gevel van het gebouw …

De gevel met neogotische en neorenaissance-invloeden was een ontwerp van de toenmalige stadsbouwmeester Julius Goethals, die voor een groot deel het gezicht van de zich uitbreidende stad mee bepaalde. Zo stond hij ook in voor de restauratie van het Belfort, van St-Martinuskerk, van H. Geestkapel en van de Borse van Amsterdam. Daarnaast stond hij ook in voor de bouw van het Kapucijnenklooster, het ‘nieuw’ hospitaal,  de Meuleschettekapel, de neogotische oud-hospitaalvleugel, de kerk en de pastorij van Mijlbeke, vele burgerwoningen in de Dirk Martensstraat, arbeiderswoningen in de wijk Guldenboomplein en nog vele andere opdrachten binnen en buiten Aalst.
Deze gevel werd wel geïntegreerd in de nieuwbouw, waardoor toch niet alles is verloren gegaan.


De in het oog springende voorgevel van het graanmagazijn aan de destijds drukke kaai van de toen pas gekanaliseerde Dender illustreerde zowel de industriële expansiedrift van Aalst als de groei van het hopbedrijf.

Met de bouw van het nieuwe rustoord verdween dus ook een stukje geschiedenis uit de stad. Ook de Couverture werd in die periode volledig afgebroken. Deze vroegere textielfabriek werd jaren na de sluiting in 1957 gebruikt als feestzaal en nadien als carnavalswerkhal. Na de bouw van de huidige werkhallen aan de Hoge Vesten diende het gebouw nog als museum voor de Privat Fire Brigade.

Het oude gebouw van het graanmagazijn aan de Fritz De Wolfkaai dateert uit 1883. Bij verbouwingen in 1934 werd er verbouwd maar de oude gevel bleef wel bewaard.

Na het verdwijnen van De Wolf werd het gebouw, dat trouwens niet beschermd is, gerestaureerd en werd ingedeeld in 16 loften. Op de bovendste verdiepingen werden delen aangebouwd die voorzien zijn van grote daktuinen.

De aangebouwde silos opzij en achteraan werden afgebroken en op de daardoor vrijgekomen gronden werden 13 ruime appartementen en een ééngezinswoning gebouwd. De binnenkoer en tuin werden ommuurd.
Het ontwerp van de nieuwgebouwde gedeelten is van architect Willy Peynsaert uit Aalst.

Een ‘loft’ is een ruime wooneenheid opgenomen in de structuur van een bestaand pand dat voorheen een andere bestemming had.

De restauratie gebeurde volgens CASCO.
CASCO betekent dat het gebouw eerst structureel aangepakt is en de binnen afwerking nog dient te gebeuren. De gemeenschappelijke delen worden volledig afgewerkt en de nutsvoorzieningen worden tot elke woning gebracht. Van hieruit kan de koper naar eigen inzicht en met eigen aannemers beslissen over de afwerking.

De naam ‘mouterij’ blijft in de Gentsestraat wel verder leven in de daar geopende Carrefour die de naam ‘Carrefour express Aalst Mouterij’ meekreeg.

Hier de evolutie van de gebouwen : 

in 2006

in 2007
Gentsestraat


Gentsestraat

in 2013 (tegenwoordig 'Carrefour')
Gentsestraat


Ik zal, net zoals zoveel duizenden andere Aalstenaars, de geur nooit vergeten als er gebrande mout gemaakt werd. Van aan het Keizersplein tot over de Gentse Steenweg, de ganse school, buurt en stad kon ‘meegenieten’ van die indringende geuren.

Op bepaalde momenten kon men ook een dichte ‘mist’ zien ... 

Uiteraard waren tijdens het verval ook hier de zogenaamde 'urbexers' actief. Dit zijn de mensen die oude gebouwen gaan fotograferen in de toestand waarin ze achtergelaten zijn. Ook voor De Wolf-Cosijns was dat niet anders. Hieronder enkele foto's van het interieur ...






Bronnen :

foto graanmagazijn De Wolf : Tijl Vereenooghe via ArcheoNet Vlaanderen
foto’s interieur : hullabaloo.be
foto 1935 – Marc Van de Meersche (toen hoofdelectricien)
foto 1877 : nl.geneanet.org/prentbriefkaarten/view/23898#0
fotos 2006-2007 : Bart Ravyts
gva 22/12/2000
De Voorpost 30/4/1976 – 26/8/1977 – 27/6/1980 – 3/7/1981- 9/10/1981- 12/6/1991
De Voorpost 10/1/1986 – 6/4/1990
De Denderbode 11/9/1892
De Aankondiger 11/4/1946
foto plannetje Fritz De Wolfkaai
tekstaffiche 11/9/1917
pipenpoy.be
Nieuwe gazet van Aalst 4/11/1983 – 16/3/1984 – 10/6/1967
De gazet van Aalst 10/6/1971 – 4/11/1972 - 30/12/1983 – 26/10/1984
Vies Oilsjt 1/6/1979
foto slachthuis : Delcampe (‘Metzgerei’ Aalst)
heemkundige kring Erpe-Mere
HLN 26/11/2014

maandag 17 februari 2020

Brouwerij De Gheest - Safir

Safir is een Belgisch pilsbier van brouwerij AB InBev dat sedert enkele jaren terug zijn opgang aan het maken is.

De oorsprong van deze naam is heel duidelijk en simpel. Een saffier is een edelsteen, en de pils van de brouwerij werd dan ook gepromoot als ‘de edelsteen van het Belgische bier’.
De pils werd daardoor ook steeds afgebeeld in een juwelenkistje, zoals op het etiket hieronder te zien is.. 
In 1978 veranderde men het logo en de pils en naamgeving werden van toen af aan afgebeeld te midden van een edelsteen.

Brouwerij De Gheest werd een echt begrip en Safir was decennialang hét paradepaardje in het assortiment van de pilsbieren.

Safir werd vanaf 1938 tot de sluiting van de brouwerij in 1988 gebrouwen in het centrum van Aalst.
Het biermerk werd vooral na de Tweede Wereldoorlog het topproduct van de brouwerij, die intussen bij de bevolking bekend stond onder de naam ‘Brouwerij Safir’. 

Maar eerst eventjes naar het begin ...

De brouwerij en jeneverstokerij van de familie Jean-Baptiste De Gheest - Van de Meersche werden onder de naam De Lelie in 1816 opgericht. De brouwerij was gelegen in het Kalfstraatje en haar kantoren aan het nabijgelegen Keizerlijk Plein op het nummer 47.

Op deze foto zijn de gebouwen tussen Kalfstraat en het Keizerlijk Plein te zien, met op de verschillende verdiepingen de uitgebroken gevels om na het vertrek de ketels ongeschonden uit de gebouwen te kunnen halen. 

Deze gevel bestaat tegenwoordig niet meer. Hij werd afgebroken omdat het achterliggende gebouwtje bouwvallig was en de zijmuur dreigde in te storten. De stad eiste echter de heropbouw van het geveltje. Er werd een replica gemaakt van de originele gevel, maar die ligt na het verdwijnen van 'De Winter' ook al tegen de vlakte. Momenteel is daar 'AVA' gevestigd, in een nieuwbouw ...


 
De brouwerij ging al snel met haar tijd mee.

In de maalderij in Aalst van Petrus De Gheest bij voorbeeld, deed de eerste stoommachine al haar intrede in 1819.
De ondernemende brouwers konden hierdoor hun brouwerij sterk automatiseren en hun beslag hoefde vanaf dan moment niet meer met de roerstok omgeroerd te worden, maar gebeurde door middel van een mechanisch aangedreven roerwerk.

Eén van de kinderen, Joseph De Gheest (1819-1883), zou later het bedrijf verder voortzetten. De zoon van Joseph, Rochus De Gheest (1853-1927) en andere nakomelingen gaven de brouwerij dan later nog verdere naam en faam.

Tot voor de eerste wereldoorlog werd de productie beperkt tot bieren met hoge gisting.
Het materieel bestond toen uit een roerkuip, een brouwkuip en een lagerkelder.

Het 'Oudje' van Rochus De Gheest werd een klassieker. Het werd als seizoenbier in de winter gebrouwen en wat zwaarder gemaakt om beter te bewaren. Als het bier een jaar op vat werd bewaard, werd het een echt kwaliteitsbier dat bestond in lichte en een dubbele versie. Het werd door de herbergiers op flessen getrokken en onderging nog een paar weken langzaam een derde gisting. Tegen juli, met kermis Aalst, werd het geschonken als 'het kermisbier van buitengewone hoedanigheid'.

De brouwerij kende een grote uitbreiding en op 16 juni 1926 werd het familiebedrijf De Lelie omgevormd tot NV Brouwerij de Gheest.
Eind van de jaren twintig investeerde de brouwerij, met toen een 100-tal werknemers in dienst. in gekoelde tanks.
Men produceerde hoge gistingsbieren zoals Dubbel Speciaal en Alst Ale.

In 1939 werd dit soort bier opnieuw gelanceerd als Touring
Het was ook in dit jaar dat de pils Safir werd gelanceerd. De opmars van dit paradepaardje zou echter pas goed van de grond komen na de tweede wereldoorlog.

Na 1945 kende de brouwerij opnieuw een aanzienlijke uitbreiding en de aangrenzende fabriek Torley die niet meer in bedrijf was, werd aangekocht.

In 1951, naar aanleiding van het 25 jarig bestaan van het bedrijf werd het zogenaamde "Drie Koppenbeeld" door het personeel geschonken aan de directie. De drie koppen stellen van links naar rechts Leon Moens, Joseph De Gheest en Philemon De Wolf voor.
Het beeldje was van de hand van de Aalsterse beeldhouwer en kunstenaar Alfons Huylebroeck, een geboren en getogen Aalstenaar die zijn atelier had in de Onze-Lieve-Vrouwstraat 1.
Hij is onder andere bekend voor zijn dodenmaskers, bustes en portretten in ivoor, die later in een ring of een medaillon werden gevat.
In 1948-1949 heeft hij de ornamenten van het Aalsters landhuis gekapt
Huylebroeck maakte onder meer ook de gedenkplaat voor ereburger Alfred Kelders (Kattestraat).

Niet enkel de bestuursleden kregen een cadeautje ter gelegenheid van het jubileum. Alle personeelsleden kregen een lederen portefeuille waarop het logo van de brouwerij en hun naam in goud was gedrukt.
De pils Safir werd hét succesverhaal voor de brouwerij in de tijd van de opkomst van de lage gistbieren. Na het verdwijnen van de Tiger (Brouwerij de Blieck) en Bergenbier (Brouwerij Zeeberg) was het trouwens nog de enige Aalsterse pils en meteen dus ook hét carnavalsbier bij uitstek.

Brouwerij de Gheest stond zou vanaf de jaren 1960 het best gekend worden onder de naam Brouwerij Safir en bleef maar groeien, onder andere ook door de overname van brouwerij Dendria (uit Onkerzele) in 1963, brouwerij Concordia (uit Geraardsbergen) in 1983 en brouwerij Skol (uit Verviers) in 1984.

De brouwerij werd de 7de in de ranglijst van de toen nog 125 aanwezige brouwerijen in België.

Begin jaren ’70 zijn de gouden tijden van kleine en middelgrote brouwerijen echter op hun terugweg. Dagelijks worden bedrijven overgenomen of gefusioneerd en de kleintjes worden daardoor opgeslorpt door de grote spelers of, erger nog, volledig van de kaart geveegd.
Ooit waren er in Aalst heel veel brouwerijen. De lokale bevolking moest dus niet ver gaan om te kunnen genieten van een plaatselijk bier van goede kwaliteit.


Vele van de vroegere brouwerijen moesten echter hun aktiviteiten staken … maar niet De Gheest.
In 1973 zijn zij nog in volle expansie. ‘Oude traditie op industrieel niveau’ kopletterden de kranten.

De Kalfstraat werd bijna volledig beheerst door de gebouwen van de brouwerij.

Temidden van het Aalsterse centrum beschikt men hier over een oppervlakte van 3ha 25a en werden maar liefst 260 personeelsleden tewerkgesteld.

Omdat het in de bierwereld zo moeilijk was om zich te kunnen handhaven tussen de zware concurrentie, heeft brouwerij De Gheest steeds de nadruk blijven leggen op de kwaliteit van haar producten.

Deze kwaliteit werd dagelijks gecontroleerd door quality controllers, maar ook de leidende figuren, de heren Jozef De Gheest en Leon Moens gingen dagelijks de gebrouwde bieren en limonades persoonlijk proeven.

Het proeven van de ‘afgewerkte’ bieren vond plaats op maandag.
Op dinsdag werd het bier geproefd dat zich nog in de tanks bevond en het rijpingsproces nog aan het ondergaan  was.
Op woensdag was het de beurt aan de limonade.

Donderdag was de proevingsdag van het bier dat gedurende de daaropvolgende week geleverd zou worden en op vrijdag was het de beurt aan de andere producten die aangekocht werden ter vervollediging van het assortiment.

Begin jaren 70 gingen er per jaar zo’n 220 000 hectoliters drank buiten. Het bier had hiervan het leeuwenaandeel met 180 000 hl, terwijl de limonades 40 000 hl vertegenwoordigden.
Om deze producten te kunnen aanmaken werden maar liefst 3 300 000 kg grondstoffen aangekochten op dat ogenblik was de brouwerij in staat om maar liefst 65 000 flessen bier per uur te produceren.

Safir was toen trouwens enkel voor de Belgische markt bestemd.
Naast Safir-pils en export werden ter plaatse ook Safdort en Pub’s bier gebrouwen;
Voor de limonades was er het merk ‘Par-King’, voor de cola was er ‘Torla’ en de fruit- en tomatensappen gingen de deur uit als ‘Chouta’.

In de Kalfstraat waren volgende diensten gevestigd :
de directie, de fabricage-afdeling, de dienst kontrole labo, de verkoopafdeling, de marketing afdeling, de interne magazijnafdeling, de onderhoudsafdeling (met eigen garage en atelier) , de dienst boekhouding en de personeelsdienst.

Van de 260 personeelsleden waren er eigenlijk maar een zestal echt nodig voor het brouwen van het bier, … verrassend niet;

Het bedrijf zette ook in op de sportwereld.

Zo was er een basketbalploeg, er was de voetbalploeg FC Safir en tussen 1978 en 1986 reden onder meer Etienne De Wilde, Herman Frison, Michel Pollentier en Jef Lieckens met de naam Safir rond in het wielerpeloton. Ook Wilfried Van Wesemael stond ooit aan de start met het truitje ‘Safir’ aan.
En natuurlijk … Aalst zou Aalst niet zijn : ook in de kaatsmiddens was Safir een gekende sponsor.


Tijdens carnaval 1979 was er eventjes ‘commotie’ tijdens de carnavalsstoet. ‘De Plekplosters’ hadden immers het idee om een wielerploeg samen te stellen onder de naam ‘Sifar’ en zo mee te rijden in de stoet. Er zouden echter enkele moeilijkheden geweest zijn omdat reclame in de stoet absoluut niet is toegestaan en de gelijkenis met het échte biermerk te gelijkend was, bovendien gebruikte men dezelfde kleuren.
De groep verklaarde dat ze enkel maar humor wilden brengen, en het zeker niet de bedoeling was om reclame te voeren. Er was toen trouwens maar één brouwerij meer in Aalst, dus voor wie zou het een probleem zijn daar een beetje ruchtbaarheid aan te geven.
Het ‘probleem’ verdween al even snel als het gekomen was … een storm in een glas water dus eigenlijk, … of moeten we zeggen ‘een storm in een glas bier’

Op 16 maart van dat jaar lezen we in De Voorpost een eerste gerucht over een overname.

Het was voor ons dan ook een donderslag bij heldere hemel wanneer de geruchten ons bereikten dat onderhandelingen aan de gang waren voor een overname van Safir door Stella. Niets is echter minder waar!”

Amper een week later staat in dezelfde krant :

Omtrent de Aalsterse brouwerij De Gheest (Safir) zou een belangrijke financiele transaktie gebeurd zijn, waarbij 45 procent van het maatschappelijk kapitaal nu bij Stella Artois berust. Volgens de direktie van De Gheest gaat het om een technische en ekonomische samenwerking, maar de vakbonden werden toch maar liefst niet op voorhand ingelicht

De, eerst ontkennende, berichtgeving en de commotie errond kon niet beletten dat lichte paniek ontstond in onze stee  ... ‘het begin van het einde’ volgens velen …

Het totale oppervlakte van het complex bedroeg toen 3ha 20 en er werkte 220 werknemers. Om de groei bij te benen werden op de terreinen nieuwe kelders gebouwd en ook werd er een zeer moderne aftapinrichting geïnstalleerd waarin in twee ploegen werd gewerkt.
De omzet van het bier voor het bottelen alleen bedroeg toen 240.000 hectoliter. In 1940 gingen er nog 20 miljoen flesjes Safir de deur uit, in 1980 waren dat er bijna 100 miljoen.

In 1983 werd er een samenwerkingsakkoord gesloten met Chevalier Marin uit Mechelen wat tot de nieuwe benaming NV Dendria leidde. In 1986 werd Chevalier Marin volledig gesloten en de hele bierproductie werd overgeheveld naar Aalst.

In 1986 stonden de opendeurdagen van de Aalsterse brouwerij, die vanaf dat jaar trouwens ook terug het Bergenbier en het Suprabier zal brouwen, in het teken van ‘een vriend, een bier, een bier, een Safir’. Meer dan 10 000 bezoekers kwamen langs en genoten van een lekker pintje..


In het daaropvolgende jaar werd Aalst overspoeld door de kreten van ''k drink zu geren Safir'. Op de tonen van 'J'aime la vie' van Sandra Kim, die in '86 het eurovisiesongfestival had gewonnen, werd een ware ode gebracht aan Safir. Jean-Paul De Boitselier en Loeken Tatjen zorgden ervoor dat het b-kantje van 'het flotjeskonseir' al even hard werd meegebruld als de a-kant, en het lied nu nog steeds wordt meegezongen van begin tot einde.
Over de 'prinsencarrière' van Jean Paul is HIER meer te lezen … Het liedje met tekst is onderaan dit artikeltje terug te vinden.
Het onvermijdelijke gebeurde uiteindelijk toch … In 1988 werden ook in Aalst de brouwerijactiviteiten definitief afgebouwd.
In een brief aan de parlementsreden  en middenstandsverenigingen werd, tevergeefs echter, de aandacht gevestigd op het tewerkstellingsprobleem.


Hiermede doen wij een oproep tot u om, mede met de hulp van het lenteweer, te ontwaken uit een economische winterslaap, wat al niet is gebeurd door de klap die door de Artois groep aan Dendria-Safir werd verkocht”.

Het brouwen van Safir, een stuk Aalst als het ware, wordt om zuivere redenen van rendement (welk rendement?) uit Aalst weggehaald en laat ind de stad, waar het toch met de werkgelegenheid al geen hoogvlieger is, een nieuw werklozenbataljon achter van minstens 100 medebewoners”.

Volksvertegenwoordiger Marc Galle gaat nog wat verder en wil een noodcomité oprichten om Safir in Aalst te houden. “Als Safir niet meer in Aalst mag gebrouwen worden, moet er in Aalst ook geen Safir meer worden gedronken”, waren zijn gevleugelde woorden;
De afbouw van Safir in 1988 
viel ook samen met de 60 ste carnavalsstoet dat jaar

Alle acties en reacties ten spijt, er was niets aan te doen … 
Vanaf januari 1989 werd het brouwen volledig overgenomen door de brouwerijholding Belbrew en werd Safir voortaan gebrouwen in Leuven. Een gedeelte van de installatie ging naar Brouwerij Biertoren in Kampenhout voor het brouwen van bruine bieren en in de Kalfstraat werden de aktiviteiten gereduceerd tot louter depot.

In Aalst vreesde men dat deze verhuis de aankondiging zou zijn van de uiteindelijke doodsteek van het biermerk.

In de jaren ’90 ging het nog sterker bergaf met ‘ons’ gerstenat.

In 1998 werd één van de laatste promotiecampagnes voor het behoud van Safir gevoerd door Gunther Kinoo (Voil janet es gien travestie). Het werd een ludieke affiche waarin vermeld staat : ‘ge ze gien janet as ge teis glas ni een etj!’
Het ‘Safirken’ had een trouwe aanhang en bleef populair maar het kwam al een tijdje niet meer voor in de officiële merkenlijst van AB InBev. In de aanloop van Carnaval Aalst in 2009 ontstond nieuwe  beroering bij de liefhebbers omdat InBev geen gratis bakken Safir meer uitdeelde aan de carnavalsverenigingen, maar wel Jupiler.

Daarenboven schakelden ook de Aalsterse cafés voor hun tapbier meer en meer over op Jupiler.

Eind 2012  beëindigde AB Inbev de productie van Safir-vaten al, en toen in 2013 bekend gemaakt werd dat ook de volledige productie van Safir stopgezet werd, diende ook het laatste café waar nog Safir werd geschonken, Den Biekorf, noodgedwongen de deuren te sluiten.


Nu er ook geen flesjes Safir meer gemaakt werden, was het voorgoed gedaan met het bier van Aalsterse origine. Jan Louies, de voorzitter van de Aalsterse bierproefvereniging OPA en ‘notoir Aalstkenner’, was helemaal niet verbaasd. ‘Ze hebben het merk opgekocht met de bedoeling het af te schaffen

Het merk had in principe nooit mogen verdwijnen. De hoofdreden had met marketing te maken. Men was eerder geneigd om het merk Jupiler te promoten, daar men ook zijn peilen richte op de Franse consumptiemarkt.
Als je weet dat de brouwerij serieuze omzetten draaide, en het machinepark in de aftrekhal een paar jaar eerder nog volledig werd vernieuwd met hoog technologische machines, is het eigenlijk onbegrijpelijk en wraakroepend dat men dit zomaar heeft laten schieten.

Door bierkenners werd de volgende omschrijving gegeven aan het bier :

- Belgische pils, bier van lage gisting, gefilterd.
- Vrij neutraal aroma, met een gemoute geur, typisch voor een pilsbier.
- Zéér zacht van smaak, niks uitgesproken, weinig smaak. Slechts zeer in de verte is een kleine bitterheid te ontdekken, die ietwat “donker” en droog gemout smaakt, met op het einde een vrij droge nasmaak.
- Typisch voor een Safirke is de zachtheid van het water, bekomen door het toevoegen van kalk en het verwijderen van de natuurlijke zouten uit het brouwwater, of zoals in de bekende Aalsterse klassieker ‘’k drink zu geiren Safir’ al bevestigd wordt dat er gewerkt wordt ‘me zaateirem woter’ (de volledige tekst is terug te vinden onderaan dit artikel).

De ingrediënten waren : Gerst mout, maïs, gerst, hop, E150c kleurstof en water.

Een rondgang in de brouwerij (bij heel veel scholen stond een brouwerijbezoekje toen op de lijst van klasuitstappen) leerde ons wat er verder nog moest gebeuren om het goudgele nat te bekomen.
Het basisproduct is gerst. Door de werking van lucht en vocht wordt deze omgevormd tot een oplosbare vaste stof, mout.
Dit mout wordt gemalen, vermengd met lauw water en in twee reusachtige kuipen verwarmd om een goudgele vloeistof te bekomen, het wort.
Bij dit wort wordt hop gevoegd, en nadien wordt dit mengsel gefilterd.


Het bekomen brouwsel gaat hierna naar de gistingskelders waar het wordt afgekoeld.
Het brouwproces wordt gecontroleerd op een immens paneel, waarop de minste hapering onmiddellijk een alarm doet afgaan en de nodige acties worden ondernomen.

Het wort, waarbij de gist werd gevoegd, ondergaat in de kelders een hele bewerking, waarbij de gisting ervoor zorgt dat de suiker getransformeerd wordt tot alcohol en koolzuur, zodat het bier parelt.
In de tanks van de bewaarkelders verblijft het bier dan een 6 à -tal weken, tot het gistingsproces volledig klaar is.


Nadat het geheel nog eens gefilterd is, en een bepaalde tijd is blijven liggen, wordt het heldere en zuivere bier op flessen getrokken of in vaten getapt.
Ook dit gebeurde automatisch.
De flessen en vaten werden steriel gewassen, het bier werd er automatisch ingedaan en zonder tussenkomst van mensen werden ze voorzien van een stop en een etiket.

De flessen werden dan ook nog eens automatisch in bakken geplaatst.
Het vullen van de vaten gebeurt ook al volautomatisch, hoewel deze eerst wel manueel moeten gereinigd worden.



Tot zover het verleden. 
Wat gevreesd werd blijkt echter niet helemaal meer waar te zijn ...

Safir is niet dood, het is blijkbaar begonnen aan een tweede leven, … tot groot jolijt van vele Oilsjteneers natuurlijk.

In november 2018 kwam het biermerk immers ‘tijdelijk’ terug op de markt, als ‘stunt’ van de carnavalsgroep ‘Beschomt’.

“Tot de laatste mogelijke carnaval van 2013 dronken wij trouw Safir”, klinkt het bij Beschomt.
Het thema van de carnavalsgroep stond in 2018 dan ook volledig in het teken van de Aalsterse nostalgie onder de noemer ‘Kerewerom’.
Er werd gerefereerd naar typisch Aalsterse onderwerpen, het ros balatum, de reuzen … en dus ook naar Safir. 
Het bier werd gepromoot door middel van standjes op onder andere de jaarmarkt, waar de 'Safir-pompier' natuurlijk niet kon ontbreken.

Okapi Aalstar, partner van AB InBev en in het verleden ook gesponsord door Safir, werd bereid gevonden om mee te (s)tappen in dit mooie verhaal.
Tijdens de thuiswedstrijden van Okapi kon je er dus ook daar opnieuw een Safirke drinken.

Vanaf november dat jaar werd het bier in flessen van 33 cl opnieuw verdeeld door de Aalsterse drankenhandels



De exacte productievolumes zullen afhangen van de vraag. De Safir wordt gebrouwen in Leuven, waar de productie ooit werd stopgezet. Het zal eveneens verkocht worden in bakken, onder meer in de carnavalskantine.” zei Frederik Rogge van AB InBev.

Ook cafés die geïnteresseerd waren, konden opnieuw Safir tappen.

Het bier permanent terugbrengen?

Dat is een heel ander verhaal dat een ander soort ondersteuning vraagt”, antwoordt Rogge. “Wij geven de voorkeur aan een seizoenbier. Met dit initiatief willen we ons engagement ten overstaan van de Belgische biercultuur onderstrepen.”

Safir werd dus geheel conform het oude recept  heruitgebracht als carnavalsbier/seizoenbier en zal van november tot maart verkrijgbaar zijn in de regio Aalst.

Oorspronkelijk was het plan tot en met 1 april 2019, maar dat werd ondertussen verlengd.
Volgens het merkenregister is de huidige vervaldatum gesteld op 24/11/2029, en dus zeker ook in 2020 kan men opnieuw genieten van ‘e Safierken’, wel rekening houden met de seizoenen, want het blijft uiteindelijk de bedoeling het bier als seizoens- of carnavalsbier op de markt te houden.

Hier een filmpje van de 'plechtige herintrede' van Safir bij 'Beschomt' ...

Toen werd bekendgemaakt dat het legendarische bier opnieuw te verkrijgen was in veel Aalsters cafés, fronsten veel Aalstenaars wel even de wenkbrauwen bij de vaststelling dat het bier niet verkrijgbaar was in … Café Safir (Grote Markt)…


Safir ligt mij na aan het hart maar we kunnen het hier niet tappen”, verklaarde Safirbaas Kris Van Impe

Huh ? Als men ergens in Aalst zou verwachten het nieuwe Safirbier te kunnen drinken, is dat toch wel in Café Safir zeker. De kroeg waarin vroeger bijna uitsluitend het bekende gelijknamige bier werd gedronken ... en dat zou dat nu ineens niet meer kunnen?


Wel, de reden hierachter is te vinden op puur technisch gebied. 
Als eerste café in de regio serveert het café immers ‘tankbier’.

Er worden geen vaten meer binnengerold, maar de drank wordt geleverd zoals mazout ... met een tankwagen dus. 
 ‘Tankbier’ vind je ondertussen wel al in de meeste grote steden, maar in de streek is café Safir de enige met een dergelijke installatie. De drie tanken van elk 500 liter zijn dé eyecatcher van het vernieuwde café. Een nieuw snufje waar men daar terecht fier op is.
Het zou allemaal ten goede komen aan de smaak. Als bier in vaten geleverd wordt, wordt daar achteraf nog CO2 op gezet, en daardoor krijg je smaakverschillen. Bij tankbier krijg je het bier geleverd zoals het gebrouwen is … dus steeds dezelfde smaak en kwaliteit.
En aangezien Safir (nog) niet geleverd wordt in dergelijke 'verpakkingen', is dat meteen de reden waarom deze niet te verkrijgen is in het café met zijn naam.

De inschrijving van ‘Safir’ bij het merkenregister gebeurde op 1/1/1974.
Naam en adres van de huidige houder:  Anheuser-Busch InBev S.A., Grote Markt 1, 1000 Brussel
Op 22/7/2019 werd een vernieuwing toegekend.
Volgens het merkenregister is de huidige vervaldatum gesteld op 24/11/2029.

Hier nog even de originele gevel met echte gele gevelsteentjes versierd. De 'nieuwe' versie (die ondertussen dus ook al niet meer bestaat) had deze niet en was bezet met geschilderde exemplaren.
... en een beeld dat pijn doet aan de ogen en het hart van 'den Oilsjteneer' ... de afbraak van wat eens een zo florerende zaak was ...
Volledig afsluiten doe ik, zoals beloofd, met het lied en de liedjestekst van ''k drink zu geren Safir



Bronnen:

boip.int/nl/merkenregister
nieuwsblad 4/12/2013 – 1/10/2018
HLN 4/5/2018
ab-inbev.be
opa-aalst.eu
biernet.nl
lambikstoemper.wordpress.com
afbeelding platenhoesje : eigen foto
bierbrouwen.org
Geschiedkundige bijdrage - Handel en Nijverheid te Aalst sedert de jaren 1800” A. Van der Heyden, 1960
voil janet es gien travestie (Gunther Kinoo - promotie-affiche)
filmpje ‘Beschomt brengt Safir vedrom’ – DRA Aalst (30/10/2018)
filmpje ''k drink zu geren Safir' - eigen filmpje foto's van de reeds genoemde bronnen. 
Muziek filmpje : Jean Paul de Boitselier en Loeken Tatjen, van de cd 'Oilsjt een weireldstad'
De Voorpost 28/9/1973  - 22/12/1978 – 2/2/1979 – 16/3/1979 – 22/4/1988 – 9/12/1988