Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label sagen/legenden/volksverhalen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label sagen/legenden/volksverhalen. Alle posts tonen

zaterdag 18 mei 2019

Kasteel der kleine verdoemenis

Het 'Kasteel der Grote Verdoemenis' (ofte 'kasteel Terlinden') is HIER al ter sprake gekomen, maar er was in Aalst ook nog een tweede 'verdoemenis'. Dit was eigenlijk het andere stenen gebouw of hof in de "straete genoemt de twee Steentiens", wat verderop in de richting van de Etrimo buildings. Dit was, in tegenstelling tot ‘Terlinden’ geen echt kasteel, maar een landhuis.


De Steenstraat (toen ‘Straete genaemt de twee Steentiens....’) refereert trouwens nog steeds naar dit gebouw(tje).

Zoals op het plannetje te zien is, liep de Steenstraat vroeger waarschijnlijk door tot het huidige ‘Wateringen’, de plaats waar ‘de kleine verdoemenis’ gelokaliseerd was.
Het werd voor het eerst vermeld in 1562 als "Prachthoefken, "t goedt ter Linden". 

In 1646 was het eigendom van schepen Jan Coucke en stond het beschreven als volgt: "Het kasteelken geheeten 't hof ter Linden int geheel in bogaerden, motte, hoplochtinghe, meerschen ende landen ontrent twee en twintich dachwanden groote.

In de jaren ‘70 werd de compleet vervallen hoeve afgebroken door de eigenaar Jozef De Saedeleer. Het gebouw en de omgeving hebben plaats gemaakt voor de nieuwe wijk ‘Wateringen’. 
Toen we er als kind wouden gaan spelen in de buurt, werd ons heel gauw duidelijk gemaakt dat 'het daar niet pluis was', en 'dat we daar beter zouden wegblijven.

Andere bronnen  situeren het goed ook wel eens op de plaats waar sinds 1895 het kasteeltje Van Muylem opgericht werd, op de plaats waar voorheen de leprozerij van Aalst gelegen was. In het begin heette dit nieuw kasteelje "Hof te Siesegem". Maar het kasteeltje Van Muylem heeft dus voor alle duidelijkheid niets te maken met de verdoemenissen. 
Over het kasteel van Muylem is HIER meer te lezen. 


Volgens het volksverhaal zou de laatste eigenaar zijn vrouw vermoord hebben door haar met een grote nagel door haar voorhoofd aan de deur vast te nagelen. 
Na haar lichaam enkele jaren in de tuin begraven te hebben, ontgroef hij haar en ontvleesde de schedel. Die schedel werd binnen op de tafel gezet zodat hij haar dagelijks kon bekijken, en diende tevens als kaarsenhouder, … kwestie van ook een praktische kant te hebben natuurlijk.

Na zijn overlijden werd het goed te koop gesteld maar er waren geen kopers, waarschijnlijk door het nogal lugubere verleden. Het gebouw raakte in verval en had daardoor wel degelijk een angstaanjagend uitzicht. Het gerucht ging daarenboven dat het niet pluis was rond de ruïne en dat het er constant spookte.

Volgens andere volksverhalen zou ook de Bende van Jan De Lichte hier een tijdje onderdak hebben gehad. Over Jan De Lichte en zijn bende is HIER meer te lezen. 


Een ander luguber verhaal rond dit gebouwtje (mondelinge overdracht, neergeschreven door P.Henderickx, Leuven, 1959) : 

Toen K. zijn vriendin in Aalst ging opzoeken, moest hij voorbij het kasteel van Verdoemenis. Hoewel iedereen in de buurt van dat kasteel bang was, zei K. dapper: "Dat daar maar eens een toveres staat, ik zal ze wel pakken!" 
Om middernacht kwam K. terug van Aalst. Bij het kasteel stond een toveres. K. nam de hoed van de toveres af, nam hem mee naar huis en legde hem in een koffer. De volgende dag stelde K. echter vast dat de hoed in een doodshoofd was veranderd. Daarop ging K. naar de pastoor, die hem de volgende raad gaf: "Ga vannacht terug en zet dat doodshoofd weer op dat lichaam". Toen K. dat had gedaan, sprak het doodshoofd: "Geluk, man, dat je dat gedaan hebt of ik had u de nek gebroken!" Doodsbang liep K. naar huis. Twee dagen later stierf hij. Hij was toen achtentwintig jaar.

De beschikbare foto’s dateren van rond 1948

Een zekere ‘Jan Goffa’ heeft hierover volgend gedicht gemaakt : 

 Aalst : Kasteelke van Verdoemenis
verscholen in het wild struweel
langs de oude baan naar Gent
stond ooit een somber spookkasteel
in de omtrek wijd bekend

ooit sloeg de eigenaar van 't pand,
van zinnen zwaar beroofd,
zijn gemalin met zware hand
een spijker door het hoofd

in 't kille licht der vollemaan
had hij haar lijf ontknookt
zich in zijn tuin van 't vlees ontdaan
haar schedel afgekookt

het kaarsvet droop in 't duister
langsheen haar drogend been
des nachts weerklonk gefluister,
geknars en wars geween

't kasteel, gehaat, gehoond
stonk zwaar naar zuur en pis
nooit werd het nog bewoond
't kreeg de naam "Verdoemenis".


Bronnen

Rondleiding kasteel Terlinden in de jaren '90
Schoolopdracht SMI 1987

zaterdag 27 april 2019

Alf


In Aalst hoorde men vroeger ook wel eens de uitdrukking 'Hij is door den Alf bereën'. 
Het is een gezegde dat vaak voorkwam in heel Brabant.

Men zei dit wanneer iemand gek was, of zich vreemd gedroeg.

De beroemde / beruchte 'kleddemevel' had dus blijkbaar zeker niet het alleenrecht om mensen op de rug te springen, ook deze Alf (of Alverman) kon dit wel eens doen.
De Alf sprong je op de rug en je kon je er niet van ontdoen. Mensen die 'van den alf' waren geleid, moesten urenlang doorlopen en ronddolen.
Enkel wanneer de kerkklokken luidden stopte de Alf zijn activiteiten.


Een 'Alf' of 'Elf' is een wezen dat eigenlijk afkomstig is uit de Germaanse mythologie. 
Woonden de verschijningen in huizen dan werden ze kabouters genoemd. Woonden ze in de vrije natuur, dan waren het elfen. 

Men had zowel goede elfen (de zogenaamde 'lichtelfen' of 'witte elfen'), maar daarnaast bestonden er ook slechte ('donkerelfen' of 'zwarte elfen').
De lichtelfen (oudnoors Ljosálfar) waren helderder dan de zon, echt mooi om te zien.
De donkerelfen (oudnoors Dökkálfar) waren zwarter dan pek. Zij komen overeen met dwergen en trollen, en verbleven in de onderwereld.

De associatie met 'goed en kwaad' is dus nooit ver weg geweest. We kunnen dus heel gemakkelijk een vergelijking maken met 'engelen en demonen' uit het Christendom, of 'Devas en Asuras' uit het Hindoeïsme, of nog 'Seelie en Unseelie' uit de Keltische mythologie. 


In Drenthe (NL) leefden ze in grafheuvels, tegenwoordig de 'Witte Wieven' genoemd. In de Veluwe spreekt men van 'Blauwe Gerrit', vanwege zijn lichtgevende blauwe ogen.  Elfen werden in sommige streken ook beschouwd als de zielen van de overledenen.

In heel Noord en West Europa werden zo duizenden verhalen verteld over elfen. Sommige elfen waren heel klein, anderen hadden gewoon de gedaante van mensen. Maar één ding hadden ze wel allemaal gemeen : het plagen en sarren …


Het woord 'Alf' zou verwant zijn met een oud Indo-Germaans woord dat 'wit' betekent. Zie ook het Latijnse 'albus'. Deze oorspronkelijke betekenis is onder meer karakteristiek voor de alven in de Noorse mythologie, die hun lichtverwantschap behielden als hun goddelijke status. Alf is etymologisch verwant met het uit het Engels ontleende 'elf', maar heeft in tegenstelling tot de elf wel de negatieve betekenis bewaard die de wezens werd toegekend in de Middeleeuwen. De Christelijke kerk zag hen op dat ogenblik immers als demonen".

Ook de naamgeving van het dorp 'Ter Alfene' bij Welle, zou hiervan afkomstig kunnen zijn. Hier zijn echter verschillende theorieën over. Een belangrijke is dat 'Alfene' afkomstig kan zijn van het achtervoegsel -ona, wat 'waterloop' wil zeggen. De stam 'alb' staat dan weer voor wit. Het witte water dus, wat mogelijk is omdat de huidige Bellebeek (die ontspringt in Dilbeek) dit dorp doorkruist.
Een andere uitleg is dat 'Alfene' een verblijfplaats was van Elven, Alpen of Alfen, de kwelgeesten dus die hierboven beschreven werden. Uiteraard gaan we voor deze laatste uitleg :-) 



Bronnen : 

'alf', in : folkloristisch woordenboek van Nederland en Vlaams Belgie / K. Ter Laan, 1949, p 10
Teralfene : boek van Pierre Van Liedekerke, 1985
'Verhalen van stad en streek : sagen en legenden in Nederland' / W. De Blécourt, 2010, p 543
P. Vermeyden, A.Quak (2000) : Van AEgir tot Ymir, Nijmegen
F. Van Coetsem (1949) : 'De semantische ontwikkeling van de Vlaamse uitdrukking van den alf geleed zijn', in : Taal en tongval 1, p 20-26
Etymologisch woordenboek van het Nederlands / M.Philippa, 2003-2009

Loekenbeer

Onze folklore is heel wat legendes en sagen rijk, de één al afschrikkender als de andere.
Of het allemaal klopt is eigenlijk van minder belang. Zeker is dat achter elk van de verhalen altijd een 'les' zit ... om de kinderen binnen het gareel te houden, ... anders zouden ze wel eens onder de wielen van de bloedkoesj, of in de handen van Loekenbeer kunnen terechtkomen. 

Loekenbeer was eigenlijk een soort kleddemevel, en is ook gekend als 'Loekebeer', 'Loekkebeer' of 'Lokkenbeer'

Dit personage had zijn schuilplaats in beer- en regenputten. Telkens de kinderen te dicht kwamen, zou hij hen erin trekken en verdrinken.
De naam 'loekenbeer' is afkomstig van 'lokken' en 'beer' (dus niet van 'de beer' als dier!) 

Het is duidelijk dat de volwassenen met dit personage vooral schrik wilden aanjagen aan de kinderen die te dicht bij deze gevaarlijke putten speelden. 

Niet alleen in Aalst, maar ook in Antwerpen, werd deze figuur vernoemd. 

Net als bij de ‘bloedkoesj’ jaagden hun ouders de kinderen hiermee angst aan, zodanig dat ze van de beerput wegbleven, en er zeker niet zouden invallen. Als de kinderen stout waren, maakte men hen trouwens ook bang met verhalen over de Loekenbeer, die hen zou komen halen en hen nooit meer zou terugbrengen. 

Men zong dan onder andere volgend slaapliedje: “Do, do, kindje, slaap en doe je oogjes toe, anders komt de Loekendoe” (Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969)

Omdat er onder het huis 'Den Draeck' op de hoek van de Markt en de Kerkstraat (huis De Meersman, nu Mister Minit) zogezegd ook een draak woonde, werd die ook wel eens ‘Loekedoe’ genoemd. 

De AKV ‘Den Blok Onderien’ heeft deze in 1965 ook eens uitgebeeld als ‘Loekedoe, den Ajoinsaurus van ’t oiland Tsjipka’. Hier heb ik jammer genoeg geen foto van teruggevonden.

'Loekenbeer' wordt ook in figuurlijke zin gebruikt voor 'een boeman', een 'slecht vel' zoals ze 'bij ons' ook wel eens zeggen. 
Zo vinden we in 'De Voorpost' van 9 juli 1976 volgende terug : "en as't er dor ne sjampetter on den hoek stond, de die stoon dor oeik attoyd ver de loekenbeer ooit 't hangen ...'  

Uit het boek 'Pieter Daens' van Louis Paul Boon blijkt, dat dit ook zou slaan op priester Daens : 

"Alhoewel de liberale en socialistische bladen bekendmaakten, dat Adolf geen priester meer was - 'hij is niets anders meer dan Meneer Daens - toch verlangde Adolf nog steeds nadruk erop te leggen, dat het alleen maar een politieke aangelegenheid was, die met zijn aanhankelijkheid aan de kerk en het kerkelijk gezag niets te maken had. Met weemoed, en ook met wat spijt, zei hij : "Wanneer men in het christelijk geloof is opgevoed, laat men zijn overtuiging niet meer varen op zestigjarige ouderdom". Bleef hij zelf de mis bijwonen als een gewoon gelovige, een groot deel der daensistische arbeiders uit het Aalsterse zette vanaf die dag nooit meer een voet in de kerk. Het was een reactie op de uitingen van de satanische vreugde bij de rijke behoudsgezinden. Nu hun wensdroom vervuld was, pakten ze met allerlei straatliedjes uit, waarin de gebeurtenissen op smadelijke toon bezongen werden. Eén ervan had tot refrein : 

'Donsjke, Donsjke, uwe rok valt af ...'. En een ander luidde :


Wie heeft hier zijn kleed bevlekt           
Wie heeft de geus zijn kont gelekt ?
't Is Loekedoe …
Wie speelde vriend met straatkapoen
Wie moet nu zijn kleed uitdoen ?
't Is Loekedoe …
Wie stookte hier de klassestrijd
Wie is de schuld van straatlawijt ?
't Is Loekedoe ..."

In het Vlaams woordenboek (vlaamswoordenboek.be) vinden we ook nog volgende beschrijvingen van 'loekedoe' terug :

- een grote gevaarlijke hond
- een klein, dik en grommig mens

Bronnen

'Pieter Daens' door Louis Paul Boon (E-book hier), 
slaapliedje : Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969, 
Vlaamswoordenboek.be

Kleddemevel - Kludde

Kledde, Kludde, of in het Aalsterse beter gekend als Kleddemevel, is een kwelgeest die zich vaak onder bruggen of in holle bomen schuilhoudt en enkel 's nachts tevoorschijn komt.

Wandelaars kunnen zijn komst enkel afleiden aan het geluid dat hij maakt.

Kludde rammelt namelijk met een ketting die hij verplicht is aan zijn linkerenkel te dragen.

Als hij éénmaal zijn komst heeft laten merken, springt hij de nietsvermoedende voorbijganger in zijn of haar nek. Deze is dan verplicht hem de rest van de nacht op zijn of haar rug te dragen. Als de dag weer aanbreekt of de voorbijganger zijn bestemming bereikt, verdwijnt Kludde weer in het niets. 


Kleddemevel laat zijn gedaantes afhangen van de situatie. In sommige verhalen is hij een man in harige hondenhuid, waardoor hij doet denken aan de legendes van de weerwolven.  Andere vermommingen van Kledde zouden zijn : een zwarte hond die zich op zijn achterste poten voortbeweegt, maar ook een normale kat die door voorbijgangers wordt benaderd, met alle gruwelijke gevolgen van dien. Ook een zwarte vogel zou wel eens Kledde kunnen zijn …
Daarenboven kan hij zich vergroten en verkleinen, en wat belangrijk is voor de slachtoffers : hij kan ook verzwaren …

Net zoals in andere sages en legendes was ook dit verhaal een verwittiging voor de kinderen om niet te dicht bij het moeras te gaan spelen, of om zeker 's nachts niet alleen in de bossen te gaan lopen.
Maar niet enkel de kinderen hadden er baat bij dit personnage serieus te nemen, neen, ook de vaste klanten van de cafés zouden zich door de dreiging van dit personnage moeten bezinnen over hun drankgebruik, want blijkbaar werden ook zij vaak aangevallen na een nachtje doorzakken. 

"Hij besprong mij langs achter, onverwachts, en plakte aan mijn lijf . En zwaar … 't had geen naam …   Mijn adem werd direct hijgend en moeizaam, 't zweet droop van mijn lijf, en ik kreeg lood in de benen. Ik kon zelfs geen schietgebedje meer prevelen. En dat duurde zo tot de dag in de lucht kwam, en ik mijzelf terugvond, in een gracht, of tegen een boom ik weet het niet meer, of aan de eerste huizen van 't dorp' dat kan ook nog …"

Regelmatig werd Sooi, zonder dat hij wist wat er juist gebeurd was, wakker met een kop om te barsten. Héél de nacht had hij 'met Kledden op zijn rug rondgedoold'. Hij was er twee dagen volledig van onder de voet geweest.

Er waren er zelfs bij die hem bijna alle weken eens moesten dragen, vooral als ze 's avonds huiswaarts keerden na de 'repetitie' (en verlengingen) van de fanfare.

Kleddemevel woonde in het moerasgebied waar tegenwoordig de Zonnestraat is gelegen, maar de dappere Aalstenaars wisten hem te verjagen richting … Dendermonde.

Naast 'waterduivel' is Kledde ook synoniem voor een onozelaar : azoei ne kledde-me-gat, of azoei ne kledde-mè-vel.

Kledde mag dan misschien niet meer 'écht' waarneembaar zijn in Aalst, toch blijft zijn naam in Aalst verderleven door de carnavalsgroep Kleddemevel.

De bloedkoesj

De bloedkoets of bloedkaros, in het Oilsjters ‘de bloedkoesj’, is de naam van een spookachtig rijtuig dat voorkomt in vele volksverhalen en die werd gebruikt als kinderschrik in de Vlaamse folklore.


De sagen van de bloedkoets zijn vooral gesitueerd in en rond Antwerpen, Vlaams Brabant en Aalst. Naargelang de plaats en de tijd verschillen deze verhalen lichtjes. Eén constante is dat het wel altijd gaat het over een afgesloten zwarte koets die 's nachts door de stad rijdt. De koets ontvoert kinderen, of de duivels die erin zitten bijten de kinderen hun tenen af.

De geschiedkundige Petrus van Nuffel (1871-1939) tekende het volgende verhaal op over de bloedkoets, dat zich in Aalst zou hebben afgespeeld:

"Tijdens de Franse tijd reed in Aalst elke avond de bloedkoets rond. Het voertuig was naar alle kanten gesloten, maar het bloed sijpelde door de luiken. 
Weerszijds de koets liepen gemaskerde mannen die de kinderen die ze ontmoetten ontvoerden en doodden. Het bloed werd naar Parijs gestuurd voor de "grote republikein".

We kunnen de bloedkoets catalogiseren onder de verzameling kinderschrikken, griezelige figuren zoals de loekebeer, de weerwolf of de korenpater. Deze kinderschrik werd verteld om er voor te zorgen dat de kinderen 's nachts niet te laat op straat liepen.

‘De bloedkoesj zal a tienen afroin’ werd vaak gezegd tegen kinderen die blootvoets (dus zonder hun klompen of andere voetbescherming) op straat liepen, want dit was heel gevaarlijk voor kwetsuren en infecties.



vrijdag 26 april 2019

Kasteel Terlinden - Kasteel der grote verdoemenis

Het kasteel Terlinden of de zogenaamde Grote Verdoemenis is gelegen in de vroegere wijk Schaarbeek in Aalst, aan de oude weg naar Gent (Oude Gentbaan). 
Het is een 18e -eeuws kasteel met park en hoeve, gelegen aan de Jacques Geerinckxsquare en de Raffelgemstraat aan de westkant van Aalst.


De geschiedenis begint met een omwald pachthof met de naam ''t goed ter Linden', gelegen in de "straete genaemt de twee Steentienis" (omgeving Oude Gentbaan/Paddenhoek) in de wijk Schouwbroek die een onderdeel uitmaakte van de vroegere Praterij Schaerbeek. 
De praterijen van Mijbeke en Schaerbeek, of het Aalsters buitengebied, hadden toen een oppervlakte van 1.800 ha.

In 1562 verkocht Diederik Buyl het hof aan Hendrik van der Meere. 
In 1646 werd het hof en toebehoren verkocht aan schepen Jan Coucken uit de Kapellestraat en omvatte dan boomgaarden, een weide en een motte evenals een hoplochting, meersen en land voor omtrent 22 dachwanden.

Het goed, dat omgeven was door een heuse waterwal, besloeg samen met de nederhoeve in 1703 9 bunders (dit komt overeen met ongeveer 11 hectare). 
Nadien wisselde het nog enkele malen van eigenaar en verkochten de erfgenamen van Philippus 't Kint het in 1726 aan Josephus De Breemaeker. Dit met uitzondering van het neerhof dat verkocht werd aan Emanuel de Ruddere.

In 1775 werd de herenboerderij door een U-vormig kasteel vervangen, gebouwd op een rechthoekig eiland in het midden van de rechthoekig aangelegde vijver. Het werd gebouwd door Jaak Angelus Dierickx, voorzitter van de Raad van Vlaanderen die een fervente aanhanger was van het Oostenrijks bewind. Hij zorgde onder andere voor de verbetering én de uitbreiding van het wegennet der Zuidelijke Nederlanden.

Na de Franse revolutie was hij evenwel door de patriotten niet goed gezien en hij moest in 1794 vluchten naar Rijsel en Gent voor de Franse bezetters. 
De Sansculotten namen het kasteel in beslag en richten het in als hoofdkwartier voor hun administratie van de "garde magasin des vivres". 
Enkele jaren later werd het kasteel betrokken door citoyen Jan van Langenhove.

Tijdens de Restauratie kwam het kasteel in het bezit van baron Frederic Van der Noot de Vrecken, die van 1833 tot 1848 de eerste Aalsterse burgemeester werd in het onafhankelijke België. 
De dochter van Van der Noot was gehuwd met Eugeen Jelie die het kasteel na haar overlijden van haar erfde. Het stond te koop in 1910 en had toen een oppervlakte van 7 ha 36 a en 26 ca. 

De beheerder van het goed was, tot de verkoop in 1913, deurwaarder Willem Van Muylem, eigenaar van het gelijknamig kasteeltje dat op een boogscheut ligt van Terlinden.

Het domein werd in 1913 verkocht aan de familie Leon Geerinckx die er drie generaties zouden blijven. Ze lieten meteen een nieuw hoofdgebouw optrekken in neotraditionele stijl met aanpassing van de twee zijvleugels uit 1775 en het poortgebouw. 
Het smeedijzeren hek aan de ingang van de dreef was voorheen te Parijs gekocht op de Wereldtentoonstelling van 1889.
Leon Geerinckx die het kasteel volledig vernieuwde had vier zonen. 
Luitenant Jacques Geerinckx, geboren te Aalst in 1913, vervoegde in W.O. II in de herfst van 1942 de Belgische Inlichtendienst te Londen. Hij keerde terug naar België als geheim agent. Bij de dropping per parachute op 14 mei 1943 boven het Luxemburgse Soy ging het mis met zijn parachute en vond hij een dramatische dood. Na de oorlog werd hem postuum een een belangrijke Britse onderscheiding toegekend. 

Op 23 maart 1954 werd het plein palend aan de Terlindendreef / Boudewijnlaan / Sylvain Van der Guchtstraat naar hem genoemd als “square Jacques Geerrinckx”. De drie andere zonen erfden het kasteel en verkochten het op 17 mei 1965 aan de "Societé d'Etudes et de Réalisations Immobiliѐres" of beter gekend de naam N.V. Etrimo.

Gedurende W.O. I verbleven in 1917 en 1918 de paters Capucienen met hun noviciaat op het kasteel omdat hun klooster op de Capucienenlaan door de Duitsers was bezet.

Tijdens W.O. II was het kasteel dan weer een schuilplaats voor officieren en Engelse piloten. 

Het park werd sinds 1932 regelmatig opengesteld door de familie Geerinckx voor de jeugdbewegingen, voornamelijk de Aalsterse scouts van Sint-Joris en Sint-Christoffel. 
De familie Geerinckx schonk ook de grond voor de oprichting van de nabij gelegen Sint-Annakerk.

Na uitvoering van hun bouwprojecten verkocht de N.V. Etrimo in 1978 het kasteel en park voor 3,4 miljoen frank aan de stad Aalst die het park volledig openstelde voor het publiek. De oppervlakte bedroeg dan nog ongeveer 2 ha. Het kasteel werd ingericht als regionaal “ Centrum voor Economie en Middenstand”. Ook de diensten van Landbouw werden aldaar ondergebracht. Tevens was er tot 1 juni 2009 de Kamer van Koophandel-VOKA gevestigd.

Over de NV Etrimo is HIER meer te lezen. 

Het Terlindenkasteel is sinds 2 juli 1987 een beschermd monument.
De Oranjerie werd volledig aangepast als filiaal van de stadsbibliotheek van Aalst. In 2007 waren er plannen om het kasteel Terlinden te verkopen wegens de zware onderhoudskosten.

De Draeckenieren, een Aalsterse vereniging die graag de spot drijft (of de draak steekt) met buurgemeente Dendermonde, hebben in het park Terlinden hun Draeckenmonument geplaatst. 

Het monument werd opgesteld in de 'Draeckendreef' (oprijlaan aan de linkerkant) van het Kasteel en werd erplechtig ingehuldigd op 31 mei 2009 (bron : Erfgoedkrant 2 juni 2011).
Over de Draeckenieren is HIER meer te lezen. 

Aalstenaars vereenzelvigen het huidige kasteel Terlinden vaak met het zogenaamde Kasteel van Verdoemenis. Er waren echter een Grote en een Kleine Verdoemenis in de Aalsterse geschiedenis.
Vaak worden verhalen van het ene toegewezen aan het andere, en het verschil tussen beiden was nogal vaag en mistig. Ook werden er veel mysterieuze verhalen over verteld.

Voor alle duidelijkheid dus : het kasteel Terlinden is wel degelijk het kasteel van de Grote Verdoemenis

Deze lugubere naam werd in de volksmond gegeven aan het Hof Terlinden of het huidige Kasteel Terlinden. De oorsprong lag in het verblijf in het pachthof van Pater Pasquier Quesnel die er zijn Jansenistisch boek "Motif de droit du pѐre Quesnel" schreef.  
Deze pater was een getrouwe volgeling van de Ieperse bisschop Cornelius Jansenius (1585/1638). 
De bisschop was de stichter van de 17e–-eeuwse richting in de Rooms-katholieke Kerk, die de kerk wou hervormen naar een strenge Calvinistische strekking. Ze verwierp onder andere de pauselijke macht en de Onbevlekte Ontvangenis van Maria, ze dienden slechts heel zelden de sacramenten toe,  en ze waren felle tegenstanders van de Jezuïeten.

Via meerdere pauselijke bullen werden ze in de ban van de kerk geslagen.
Ontsnapt uit de gevangenis van het Aartsbisdom Mechelen, werd Quesnel opgevangen en gehuisvest door de toenmalige eigenaar van het goed, namelijk Priester t’ Kint. 
Een "ketter" in de ban van de kerk werd beschouwd als des duivels, en dat feit gaf het Hof Terlinden, later Kasteel Terlinden, zijn naam “Kasteel van Verdoemenis”.

Toen de Aalstenaars namelijk te weten kwamen dat deze ketter en aanhanger van satan op het kasteel en het hof Terlinden had verbleven was men ervan overtuigd niet ver meer af  te zijn van de verdoemenis.
Deze benaming, die wat in de vergeethoek geraakt was, kwam terug meer in de actualiteit op het einde van de Oostenrijkse periode als de toenmalige eigenaar Jaak Angelus Dierickx tijdens de Brabantse Omwenteling uit zijn kasteel werd verdreven. 
Bijkomend was de nabijheid van de galg op het Galgenveld, waar dagenlang de lijken van de opgeknoopte misdadigers hingen te bengelen en de kraaien hevig krasten, wat uiteraard geen opwekkend beeld opleverde. 

Door een toeval keerde"le Pѐre Quesnel" in 1963 terug naar zijn oude schuilplaats. De laatste eigenaars kochten namelijk het geschilderd portret uit de 18e eeuw van een Aalsters antiquair en het sierde de grote vergaderzaal. Tot op het moment van de verkoop keek père Quesnel dus in elk geval vanop zijn plaats boven de haard neer op de Aalstenaars en genodigden die er vergaderen en recepties bijwoonden. Of dit bij de huidige eigenaars nog steeds het geval is, daar kunnen we enkel naar gissen.

Men vertelde ook dat de ‘vramasjons’ bijeenkomsten hielden in het kasteel van Verdoemenis in Aalst.  De framassons (ofte vrijmetselaars), zag je nooit in de kerk en daarom werden ze verdacht van contacten met de duivel. En wanneer ze veel geld verdienden, hadden ze misschien wel hun ziel aan de duivel verpand…

Wat ook zeker is, is dat ook de Bende van Sardonis (uit de serie Merlina) hier gehuisvest was. Enkele opnames van deze serie vonden namelijk plaats in het kasteel Terlinden.

Over het kasteel der kleine verdoemenis is HIER meer te lezen. 

In juni 2017 kwam dan het nieuws dat het kasteel en park werden verkocht voor het mooie bedrag van 905.000 euro. Het kasteel komt daardoor in privéhanden. De koper is een Aalstenaar, maar de nieuwe eigenaar stond erop anoniem te blijven (hoewel ondertussen al voor iedereen duidelijk is wie de eigenaar geworden is). 

In een vorige ronde was er  al eens 750.000 euro geboden op kasteel Terlinden. Omdat een tweede bieder een hoger bod deed van 756.200 euro, moest er een nieuwe openbare verkoop georganiseerd worden. Iedereen mocht meedoen, maar de initiële bieder bleef deze keer thuis. Het zaaltje van de foyer van het administratief centrum van de stad zat vrij goed gevuld, al bleken de meeste mensen vooral nieuwsgierige toeschouwers te zijn. Nadat notaris Moyersoen het bieden had geopend, ging het bedrag al snel naar 780.000 euro.

De uiteindelijke koper bood telkens 5.000 euro hoger dan de andere bieder en kon op het einde het pleit beslechten met een bod van 905.000 euro.
Burgemeester Christoph D’Haese (N-VA), die het bieden had gevolgd, was tevreden met de verkoop. “Dit is al de tweede openbare verkoop vandaag - er was al die van het pand van de personeelsdienst op het Keizersplein - en allebei gaan de bedragen boven de schattingswaarde”, zegt de burgemeester. “Een goeie dag voor de financiën van de stad”, zegt hij.

Natuurlijk een goeie dag voor de financiën, maar wel jammer dat we nu niet meer vrij in het park kunnen genieten van de eendjes, de zwaantjes en de rust. Eén troost is er echter wel : het kasteel zal (moeten) blijven bestaan.
De 18de-eeuwse zijvleugels van het kasteel (gevels en bedaking), het poortgebouw, de kaaimuren, de bruggen, de wal rond het kasteel, de orangerie en de stalling (gevels en bedaking) zijn namelijk, omwille van hun nationale cultuurhistorische waarde door de overheid aangewezen als beschermd monument. De 20ste-eeuwse verbouwingen van het kasteel (waaronder de middenvleugel), de erekoer, de kasteelhoeve en het park zijn eveneens gekenmerkt als beschermd stadsgezicht, en mogen dus niet verdwijnen.

Aan het kasteel starten trouwens twee prachtige wandelingen. Zowel het natte als het droge voetenpad vertrekken aan de ingangspoort van het kasteel. 
Over deze wandelingen is HIER meer te lezen.   Zeker een aanrader om eens te doen op een mooie wandeldag. 

Op maandagavond 11 januari 2021 werd de buurt opgeschrikt door een brand in het kasteel.  Op de eerste verdieping werd een brandhaard aangetroffen die echter snel door de brandweer kon geblust worden. Het ging zeker om kwaad opzet, al is niet geweten hoe de daders het kasteel zijn binnengeraakt.
De poorten zijn normaal gesloten en het gebouw is omgeven door water. 
Wel is het zo dat het kasteel reeds geruime tijd leeg staat en er ondertussen al verschillende ruiten zijn gesneuveld. Buurtbewoners doen ook melding van ‘ongenode gasten’ tijdens de late uurtjes.
Hopelijk heeft men nu, nadat de oude gebouwen van Schotte (waar al eens een brandje werd gesticht) verdwenen, geen nieuw doelwit gevonden voor vandalisme.

In de zomer van 2021 werd het kasteel gedeeltelijk omgetoverd tot een pop-up bar met de klinkende naam 'Bar Baron'. Het was Steffen Cobbaert, de uitbater van het café Oxygène in Aalst en den Blompot in Ninove die er aan het roer stond.
Het werd een gezellige zomerbar voor jong en minder jong in een groen en historisch kader. Bar Baron was meteen ook een ideaal rustpunt voor wandelaars en fietsers die er konden verpozen, eventueel met een hapje en drankje.

In februari 2022 werd bekend dat het kasteel tegenwoordig eigendom is van schepen Sarah Smeyers (N-VA). Dat was tot dan toe niet breed bekend maar een omgevingsvergunningsaanvraag van de politica om er een bed & breakfast met evenementenruimte van te maken, bracht daar verandering in. 

Het is ook de bedoeling dat de volledige parktuin opnieuw wordt opengesteld voor publiek, en over de vijver zou zelfs een vlonderpad worden voorzien.

De werken startten eind april 2023. Het kasteel staat op dat ogenblik volledig in de steigers. 


De schepen wil zoals beloofd het kasteel uit de 18de eeuw helemaal renoveren. Het park achter het kasteel is daarom opnieuw tijdelijk niet toegankelijk voor de wandelaars. Het Terlindenkasteel is sinds 2 juli 1987 een beschermd monument.



Bronnen

spreekbeurt 5e studiejaar Raffelgem (exacte bronnen niet meer beschikbaar)
Wikipedia
eigen info wandeling
Oilsjteenweireldstad Facebookpagina
natuurpunt.be