Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label dialect1. Alle posts tonen
Posts tonen met het label dialect1. Alle posts tonen

donderdag 6 augustus 2020

Verboeden te zaugen, te kreften en te memmen


Onderstaande afbeelding is in Aalst en omstreken goed gekend.


Het verbodsteken ‘verboeden te zaugen, te kreften en te memmen’ werd ontworpen door Jean-Paul De Boitselier en Lieven Goubert ter gelegenheid van de jaarbeurs van 1987.
Beide heren zaten toen in het Feestcomité en vonden het eigenlijk beklagenswaardig dat er altijd maar ‘gezaagd’ werd op de organisatie van de evenementen in Aalst.
Zagen, kreften en memmen’ was alles wat men daar deed en zij kwamen daardoor op het idee om een eigen verbodsbord te ontwerpen.

Het was Lieven die de tekening maakte en men liet er in een eerste oplage 1000 drukken.
Het was een rood verbodsbord met 2 zagen (zaugen), 2 kreeften (kreften) en twee borsten (memmen)

De sticker werd echter zo populair dat er nog eens 10 000 bijgemaakt werden.

Tegen de stoet van 1988 was de afbeelding dus wijdverspreid en een echt 'hebbeding' voor de carnavalisten en verzamelaars  …

Volgens de bijhorende uitleg die toen gegeven werd, is het verbodsteken altijd en overal geldig, in het bijzonder :

- thuis, tussen man en vrouw,
- tijdens politieke debatten, op het schepencollege en de gemeenteraad,
- tijdens vergaderingen in het algemeen
- tijdens vergaderingen van adviesraden (en in het bijzonder die van het Stedelijk Feestcomité)
- op café,
- op het werk tussen de werkgever of de werknemers,
- onder de carnavalisten,

Wie zonder stress en in vrede wil leven, zal zeker dit verbodsteken respecteren

Voor Jean-Paul (die prins van Aalst was in 1967 en in 1970) was dit niet zijn eerste zelfklever.
De carnavalist in hart en nieren was er ook om bekend dat hij het reilen en zeilen in Aalst steeds heel kritisch observeerde. Daardoor kon hij uiteraard steeds heel accuraat en ‘kort op de bal’ inspelen op de actualiteit die leefde in de stad.

Alluderend op de fusieperikelen bracht hij ‘ik ben nen echten ajoin’ op de markt.

Daarna kwam de befaamde ‘verboeden te zaugen, te kreften en te memmen’ en een derde (toen de nieuwe coalitie reeds gezeteld was) werd ‘mijne frang es gevallen’.

Het ‘verkeersbord’, de bekendste creatie van deze creatieveling, blijft nu nog steeds verder leven, in zijn originele vorm (de sticker), maar ook in de vorm van pins en buttons.

Of de uitdrukking echt Aalsters is, … dat weet ik niet, maar dat de boodschap intussen wereldwijd verspreid is, dat is zeker …

Mensen met een natuurlijke aanleg tot zagen passen immers beter op als ze het huis van de paus passeren. Paus Franciscus heeft in 2017 namelijk een nieuw verbodsbordje aan zijn appartementsdeur in het Vaticaan gehangen. En hierop staat een niet mis te verstane boodschap te lezen: “Verboden te zagen”.

Op het bordje staat verder nog dat overtreders van het klaagverbod onderworpen zijn aan het zogenaamde “slachtoffersyndroom” waardoor ze niet bijster veel gevoel voor humor hebben en bovendien niet in staat zijn om problemen op te lossen.
Het bordje was een cadeau van Salvo Noé, een Italiaanse psycholoog. De paus ontmoette de man op het Sint-Pietersplein in Rome. Hij beloofde hem toen dat hij het verbodsbordje aan zijn appartement zou hangen … en de paus is duidelijk een man van zijn woord.

Hoewel de boodschap duidelijk is, blijkt het voor 'nen ajoin' toch moeilijk om zich er aan te houden. Immers, op alles wat in de pers verschijnt, of wat er ook gezegd wordt op straat, we hebben de reputatie om toch over alles nog eens onze eigen mening te moeten ventileren ...
Terecht of niet ? 
Misschien een onderwerp om eens te bespreken ... 
... met het nodige gezaug, gekreft en gemem ...

😇😎😏


Bronnen :

De Voorpost 8/1/1988 – 11/8/1989
Het Nieuwsblad 31/12/1987
vlaamswoordenboek.be
GVA.be 16/7/2017
De Streekkrant 31/12/1987 – 26/2/2014

donderdag 6 februari 2020

Den Oilsjtersen diksjoneir

We schrijven 15 November in het jaar des Heeren 2016 ... ‘nen dag gelek een ander’, maar niet voor de Oilsjteneers met een hart voor hun stad ...


15 November in het jaar van de Oilsjteneers wil zeggen : de voorstelling van een nieuwe (de derde ondertussen) uitgave van 'den Oilsjtersen Diksjoneir' van Jan Louies.


Het was 19 uur stipt (en naar Oilsjterse normen kan je 'stipt' dus gerust als een unicum beschouwen) dat de deuren naar de stadsfeestzaal geopend werden.  Het zou echter wel een tijdje duren vooraleer we onze plaatsen konden innemen want de trap naar boven zag er een beetje uit als de E40 tijdens het spitsuur ... Bomvol en slechts heel traag vooruitgaand.


Het was duidelijk : we waren zeker niet de enigen die een exemplaar wouden van dit schrijfsel. Heel veel stadsgenoten hadden het zelfde idee en wouden samen de uitgave meemaken. Beter dit dan er later om te gaan in de boekenwinkel.


Na een kleine test van de geluidsinstallatie (iets zoals 'Dzjing klet boem'...) was het eerste woord voor de auteur zelf : Jan Louies.

Jan is in Aalst ondertussen al zo bekend als 'Poesjkapelle' en 'Voil Lowieken’, ... mor dan wel met een 'proeper hemmeken'.

Hij is onder andere voorzitter van de Aalsterse bierproefvereniging OPA (de Objectieve ProefAjuinen) en redacteur van het biertijdschrift ‘De Zytholoog’, het ledenblad van Zythos vzw. Hij is eveneens promotor van het ‘Gilladeken’, het huisbier van de ‘zaal Gillade’ en hij ijvert daarenboven ook nog voor het behoud van Aalsterse merkwaardige gebouwen, o.a. in de Gecoro (gemeentelijke commissie ruimtelijke ordening) en de Cultuurraad.

Jan is ook leraar zedenleer in het Lyceum Aalst.


Naast deze resem wapenfeiten is hij de laatste tijd vooral in het nieuws gekomen als één van de twee leraars van de cursus 'Oilsjters' die gegeven wordt in de CVO Handelsschool - Aalst.

Als ex-studenten waren mijn vrouw en ik dan ook maar al te blij deze voorstelling van onze 'miester' persoonlijk te mogen bijwonen.

Uit de inleiding van Jan bleek dat er ondertussen opnieuw enkele woorden ontdekt zijn die deze uitgave niet gehaald hebben.

Jan is dus ondertussen dus al aan het dromen van een vierde uitgave …

Het begon allemaal met het verzamelen van woorden en uitdrukkingen op allemaal losse papiertjes en bierkaartjes. Van daaruit is dan het idee gekomen om een diksjoneir te maken (de eerste uitgave dateert ondertussen al van van 1988), dan een tweede (2002), en nu een derde, …


Het boek wordt prachtig geïllustreerd met foto’s van Aalst hoe het toen was … De foto’s komen uit de enorm rijke verzameling die Jans vader, Herman, bijeen’geklikt’ heeft.
Herman was fotograaf (in de Nieuwstraat) en had de gewoonte om de niet volle rolletjes film af te trekken met nieuwe en oude gebouwen, carnavalsgroepen, en dergelijke. Een schat van informatie dus voor het nageslacht en heel wat foto's die momenteel gedeeld worden in Facebookgroepen, op Twitter, ... zijn dan ook van zijn hand.


Op één van de foto’s, een ‘selfie’ van Herman (getrokken in de spiegel van de woonkamer), zien we trouwens Jan en zijn broer Piet, ijverig aan het schrijven aan hun huiswerk (of zou het toch al een eerste uitgave van een diksjoneir geweest zijn?).

Jan sprong gezwind van het ene woord op het andere, legde in het kort enkele spraakkunstregeltjes uit, en haalde er meteen ook de hele Aalsterse geschiedenis bij. Een verkorte uitgave van de cursus dus, … heel leerrijk en op een prachtige manier gebracht. De aanwezigen hingen – bijna letterlijk – aan zijn lippen.

De gekruide anekdotes  en de sappige taal, gemixt met de levendige en aangename manier van vertellen maakten dat men op momenten in de zaal een speld kon horen vallen. Uiteraard duurde dat nooit heel lang, want het waren diezelfde anekdotes die de zaal soms deden uitbarsten in het lachen.
Na deze aangename speech van Jan werd de fakkel doorgegeven aan de burgervader van de stad, Christophe D'Haese.


De burgemeester, aka Dozje, keerde terug in de tijd van toen hij zelf nog een 'Dozjeken' was en werd grootgebracht in 't gat van de mert.


Enkele anekdotes (en evenveel lachsalvo's) later, werd Jan geprezen om zijn inzet voor de stad en de taal. Het is niet door hem dat de taal niet zal veranderen (of zelfs verdwijnen), maar het is wel dank zij mensen als hij dat er heel veel dingen bewaard kunnen worden voor het nageslacht.


De burgemeester had het wel moeilijk met een bepaald woord uit het woordenboek. Zijn Draeckenierenhart begon te bloeden toen hij ontdekte dat Jan voor het beschrijven van het woord ‘Dendermonde’ een grote ‘D’ gebruikte.   Een grote ‘D’ voor een dorpje dat men zo klein mogelijk moet houden, dat was iets wat echt niet door de beugel kon.

Werk voor Jan dus om dit recht te zetten in de volgende uitgave.


De burgervader had blijkbaar zijn huiswerk goed gemaakt, want hij kon zonder dralen enkele passages uit het boek citeren op een manier zoals enkel hij dit kan.  Met de nodige humor en kwinkslagen, maar zoals een echte Draeckenier waardig, met een lichte minachting voor 'het dorp 'd'', maar steeds zonder iemand te kwetsen.


‘Den Dozje’ behandelde zo enkele van de in het woordenboek voorkomende woorden, zeker niet de ‘voile woerden’ schuwend.

Zo ontdekten we dat een hoofdstuk uit het boek is gewijd aan ‘het mannelijk en vrouwelijk lid’. Een hele resem woorden om te beschrijven wat er zich ‘daar beneden’ allemaal bevindt.


We wandelden dus, samen met Jan en de burgemeester, mee doorheen het boek, langsheen ‘het gat van de mert, de boetermert, de roethoizekes, enz enz enz.

We leerden wat een okkozjeprot was, en een voilmaukerken, en weten nu eindelijk van waar het woord ‘perewachterken’ komt. 


In totaal komen er in het woordenboek 8000 woorden voor, veel te veel dus om op te noemen. En bij elk woord hoort wel ergens een anekdote, een advertentie of een uitleg.

Ook citaten uit kranten en boeken worden niet geschuwd. Dat allemaal om bepaalde woorden in hun context te kunnen weergeven. De bijhorende foto’s schetsen dan een duidelijk beeld van hoe de wereld (of toch ‘ons Oilsjt’) er toen uitzag.   De tijd dat we nog parkeerden op de Grote Markt, de tijd dat de ‘Boontjes’ heel gretig werden gelezen, maar ook verder terug in de tijd toen Pieter Daens zijn gedachten ook schriftelijk wereldkundig maakte.


Of dit allemaal zonder fouten kan vervat worden in 1 boek ?
Moeilijk, ... en dat geeft ook Jan zelf toe.

Zelfs na grondige controle blijkt een klein foutje onvermijdelijk te zijn.
Maar daar heeft Jan natuurlijk wat voor gevonden. 


In het voorwoord van het boek staat letterlijk : ‘as ter ieveranst nog een faat in deizen boek stoot, steik het ten ni op moi, mor op Cambrinus, die mè van men roetjen gebrocht heit’. Dit naar analogie van Dirk Martens van Aalst, die deze uitdrukking in de 15° eeuw al gebruikte om een eventueel foutje onmiddellijk door te schuiven aan zijn … euh … matig drankgebruik.


Al deze informatie vervat in  381 bladzijden …een enorm werk …We kunnen het dus eigenlijk beter de ‘Oilsjterse encyclopedie’ gaan noemen. 
Hier een beetje beeldmateriaal over die bewuste avond, aangeleverd door de Erfgoedcel Denderland.


Na de voorstelling konden we dan eindelijk zelf ons boek gaan afhalen in de trouwzaal. Ook daar was het even aanschuiven, maar we waren toch heel blij toen de auteur uiteindelijk zijn handtekening in ‘onzen Oilsjtersen diksjoneir’ zette. Bij ons met de melding : ‘ver men lieve lierlinkskes! …

De pioniersklas van de les Oilsjters in het CVO Keizersplein

Van eire reporter ter plosje, ...



Bronnen :

eigen verslag voorstelling boek
eigen info leerling Oilsjters bij Jan Louies
Erfgoedcel Denderland (filmpje via YouTube)

zaterdag 24 augustus 2019

Ambachten: Beenhouwers, in een Oilsjterse bienaveroi

Over de geschiedenis van de beenhouwers in Aalst kunnen jullie HIER meer te weten komen.
Wat er echter juist allemaal te vinden was in de 'Oilsjterse bienaveroi' vinden jullie in deze tekst terug. Uiteraard was en is er veel meer terug te vinden, maar ik beperk me hier tot de 'sappigste' en meest 'Aalsterse' woordenschat …

- een snibbe    
 (= een sneetje)

 - roei’n endj    
 (= hespeworst)
- trippen          
(g'hetj witte trippen, zwerte trippen, loeiktrippen)                                         
past op : loeiktrippen zen gien cervela’s !
- cervela (of sossisoon de Boulogne) :
Uit De Volksstem 23/12/1910 blijkt duidelijk dat ‘cervelas’ hetzelfde zijn als ‘saucissons de Boulogne’. Dit meldt paardenslachter Jean De Smet. Niet te verwarren dus met de looktrippen !
- neir :                                                
 (= uier).
Den ooijr van een koei, mor ten gezujen en in schellekes gesneen. Gebakken me e peernoeig op es da foinen bik !
- hosjlek :        (oeik : horschelek, hosjflek of oisjlek).   Lek komt van ‘lak’-gelatine.
(= Geperste varkenskop)

Uit Denderbode 18/10/1896 : Men kent het verhaal van de machine waar aan den eenen kant levende verkens in gingen, om er aan de andere zijde weer uit te komen in den vorm van ham, worst, hoofvlak, enz
Uit Voorpost 4/7/1980 : Een goei schelle hosjvlek meh een kled mostord op, ik zeg dat hem da goe lotj smaoken. (‘…vlek’ van het Vlaamse hoofdvlak, o.a. Gent, Kadzand … Dat zou dan weer komen van hoofdlak).

- gereigeld      
(= spek)
e zwozzeken    (= het zwaard van spek) 
- teitevoo 
(= tortue, kalfskop in tomattesaas)
- pansjkes :     

1. Kipkap, zeer fijn gehakt afval van varkensvlees, mindere kwaliteit dan hosjlek (boerenkop); hier zijn geen tong of varkenswangen in verwerkt, maar wel ‘zwoerd’ (zwozze), longen en andere      ingewanden.
Het Oilsjters woord voor ‘darmen’ is trouwens ‘pansjeroi’
Dit werd ook opgewarmd gegeten en was vaak het enige vlees dat het proletariaat zich kon veroorloven. Een snede liet men ook gewoon smelten op een portie frieten.

Uit De Volksstem 9/9/1906 : … teilen penskens, kastrokken gekapt en kransen saucissen (alle van de Vrijdag gemaakt en wel voorzien van Meat Préserve – een bederfwerend zout) komen uit manden, korven en pakken, die men op de karren en onder het kraam verborgen had (voor de keurding der stadsveearts).

Uit De Werkman 9/8/1912 : Hoe kan men in een huisgezin, met een  loon van 3 frank dags, de beste stukken vleesch gaan kopen? Wij weten maar al te goed wat de Werklieden zich kunnen aanschaffen. Het is paardenvleesch, penskens en stukken afval. 

Uit Recht en Vrijheid 1/1/1928 : Er zullen er onder onze bevolking nog wel zijn die de dddagen van ajuinsaus en penskens hebben beleefd in een der gestichten (Godshuizen), edoch met het opkomend socialisme zijn ook de tijden veranderd, heeft de ajuinsaus plaatsgemaakt voor lekkere groenten en depenskens voor een goed stuk vleesch. 

Uit De Aalsterse Spuiter, juni 1947 : In de café Central, een twintigtal pompiers, … konden hun buikje vol penskens eten en vol Export gieten …

Uit het carnavalsliedje 'Raldega', 1968 van Hector Rombout en J.P. De Boitselier : De bienhavers koepen derde keis, want wie fretj er na nog perefileis. Panskes en gekapt van 't veirken, doorop moe ne mensj na gon op weirken.

Uit De Voorpost 4/7/1980 : ùk Rappeleir meh nog in den toyd dat er in de gebieren mensen woren die ba den bienhaaver achter eh koort kilo panskes ginken ‘ver heer kat’. Imda ze niet dieften zeggen da ze zeer da zelf gralek geren edjen.  

Pansjkes werden echter niet enkel in de beenhouwerij teruggevonden. Ook in de huizenbouw kwam deze benaming wel eens te pas :



2. Granitovloer, gegoten vloer of tegels (ook trappen, pompsteen, …) van kleine            samengeperste marmerstukjes (mozaïek) : nen hosjflekke vloer.   Veelal gelegd door ingeweken Italianen in dienst van de plaatselijke ondernemers. Wordt ook wel een ‘pansjkesvloer’ of (als ‘m rood is) ne ‘salamivloer’ genoemd.


Bronnen :

Geschiedenis der stad Aalst, voorgegeaan van eene historische schets, volume 2 (Frans De Potter)        
Cursus ‘Oilsjters’ aan het CVO Keizerlijk Plein, gegeven door J. Louies en J. De Pauw