Nieuws uit Aalst

--------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

woensdag 3 februari 2021

Emiel 'Milo' De Coster

Emiel De Coster (°3/3/1929 - +1/4/2005) was een Aalsters impresario, manager, producer, componist of zoals in de vroegere telefoonboeken vermeld stond ‘artistiek manager-produkteur’.

Milo De Coster was de man die ooit omschreven werd als "de weerwolf van de Vlaamse showbusiness'', volgens anderen als “een gangster”. 


Naar zijn kledij kijkend zou hij in elk geval gemakkelijk voor het laatste hebben kunnen doorgaan. Altijd strak in het pak met een kleurrijke das, heel vaak een zwarte bril met filterglazen en nooit zonder sigaret. Op zijn manchetknopen de letter M, van Milo.

,,Met een kruiwagen rij je geen koersen'', was één van zijn uitspraken om een compliment te geven aan goed presterende artiesten. 

Over het leven van Milo De Coster kun je eigenlijk meer dan een boek schrijven en “De wet volgens Milo” zou daarvoor een prima titel kunnen zijn. Ook voor het dikste hoofdstuk in het boek ligt trouwens al een titel klaar. Dat zou zomaar "Zo maakte ik Liliane Saint-Pierre' kunnen zijn ... 

Zo stond het in 1968 toch in de krant. 
Het was een interview met Milo De Coster waarin de manager zijn aandeel in het succes van Liliane, het grootste raspaard uit zijn stal, schetst. 
De korte samenvatting : Milo deed alles, hij hield de teugels stevig in handen. Liliane hoefde alleen maar te zingen. 
Dat ze talent had, dat was niet tegen te spreken, maar volgens Milo was er wel een klein probleempje. 
Het ging hier om een meisje van de boerenbuiten. Molenstede bij Diest. Geen algemene ontwikkeling. Ik moest haar voortdurend zeggen: grimeer je zo, kap je zo, loop zo, zet je zo, praat zo.''

Manager Emiel ontdekte Liliane (toen nog niet 'Saint-Pierre') toen ze amper vijftien was. ,,Je moet er jong mee beginnen'', zei hij,  “dan volgen ze je nog blindelings.'' 


Liliane Keuninckx (°18/12/1948) was de oudste van twee kinderen in een modaal Diests gezin. Vader Theophile was een spoorwegbediende, moeder Gabriëlle Heylen verdiende de kost als poetsvrouw, naaister en fabrieksarbeidster. 

De jonge Liliane legde een ‘gewoon’ parcours af. Kleuterschool bij de ’nonnetjes’, Ecole Moyenne in de Overstraat en nadien de technische normaalschool. 
Als kind al werd ze tijdens schoolfeestjes en feestjes van de turnkring wel altijd gevraagd om een nummer ten beste te brengen. Hoewel ze goed bij stem was, en aan die verzoeken dus steeds met plezier voldeed, lag haar eigenlijke ambitie en interesse eigenlijk bij het ballet. 
Maar … daarvoor zou ze lessen moeten volgen in Antwerpen en dat was te duur. Het werd dus gymnastiek.

Vanaf haar dertiende nam ze deel aan zangwedstrijden

Tijdens de 'Variétéwedstrijd Volkswagen/Radio Luxembourg' eindigde ze op een mooie tweede plaats. 
De hoofdprijs, een fonkelnieuwe wagen, zag ze wel aan haar neus voorbijgaan, maar het leverde haar wel een platencontract, een monsterhit in Vlaanderen én het begin van een professionele carrière op.

Milo De Coster ging Lilianes zaken behartigen en het leven van de vijftienjarige veranderde grondig. 
De school moest ze voor bekeken houden en zou zou verder worden gevormd door 'de leerschool van het leven'. Het werd meteen ook een tijdelijk afscheid van haar geboortestad Diest.
Milo, woonachtig in de Volksverheffingstraat in Aalst, zorgde er immers voor dat ook Lilianes leven zich tot halverwege de jaren ’80 zou afspelen in het Aalsterse

Liliane werd het ‘vijfde kind des huizes’ en ze werd verliefd op een zoon van Milo, Denis. 

Op het einde van de jaren '60 werkte Liliane ook een tijd samen met Claude François in Parijs. Hij was het trouwens die haar de artiestennaam “Saint-Pierre” bezorgde. 


De zanger was toen ‘top’ in Frankrijk, maar een echte fan was Liliane niet. Ze keek wel op naar zijn perfectionistische manier van werken.     
Uiteraard had het gemakkelijk voor haar geweest ook in Frankrijk te gaan wonen tijdens deze samenwerking, maar daar wou Milo absoluut niet van weten. 
Wellicht dacht hij haar op die manier te verliezen, en ze kreeg de keuze … of beter een ultimatum.
Ze moest en ze zou terug keren naar België, daar hebben Claude en Milo trouwens ruzie over gehad. 

Milo had trouwens van niemand schrik.

Tijdens een Duitse tv-show met een heel belangrijke regisseur durfde hij het aan om zelfs die man te ‘commanderen’ : “Zó brengt gij Liliane in beeld, en niet anders!”  
… Dikken ambras dus …
En toen Claude François haar met een zware oogontsteking wou laten optreden, zei De Coster ‘nee’ en hij eiste een verbreking van het platencontract met Claude François op grond van morele wreedheid.
... Ook daar dus weer dikken ambras …

Gezien ze in die periode een relatie had met Milo’s zoon Denis werd het Frankrijkavontuur eigenlijk een hartskeuze ...   'Het succes en in Frankrijk blijven' of 'haar lief terug zien en naar België komen'. 
Het werd ‘terug naar huis’. 

Milo zelf nam het managen altijd heel serieus. 
Zo besliste hij wat Liliane moest zingen, hoe ze het moest zingen, en met welke muzikanten. 
Hij, en alleen hij, bepaalde waar ze optrad en in welke kleren.
Zelfs de haarkleur zorgde ooit voor een leuke anekdote. Milo werd immers de man die Liliane een groene spoelbeurt gaf. Hij dacht daarbij aan de pelsmantels van Sonny en Cher en het lange haar van The Beatles die deze artiesten zo kenmerkte en zorgde voor een grote herkenbaarheid. 
Liliane moest en zou dus ook zo'n blikvanger hebben, en op een dag werd het beslist : Liliane zou groen haar dragen. Toen ze met haar groene hoofd de scène opkwam, schrokken de mensen zich natuurlijk een aap, maar het opzet was wel geslaagd : de mensen spraken erover.

Hij was soms misschien nogal rechtuit, of noemen we het ‘bot’, maar wat je de manager zeker niet kon verwijten is dat hij geen moderne kijk had op de showbizz. 
‘Business is business’ en artiesten waren eigenlijk producten die je moest verkopen. 
Deze wijsheid haalde hij trouwens van Brian Epstein, de manager van The Beatles, die hij persoonlijk kende. 

Na de mislukking in Frankrijk bleef onze Milo niet bij de pakken zitten en broedde hij op een nieuwe show, deze keer met een meer religieuze invalshoek.

In november 1970 ging zijn modern klankbijbelspel ‘Glory Halleluia 2000’, een vermenging van fragmenten uit het Oude en het Nieuwe Testament, in première in Tervuren. 


Emiel bleek van de gewone shows wat afgestapt te zijn, en werd nu blijkbaar geïnspireerd door de bijbel.
Hij wou hiermee de bijbel actualiseren, iets nieuws brengen in Vlaanderen … 
Het idee haalde hij van een Canadees zanger die zich gespecialiseerd had in religieuze muziek. 
Reeds van jongsaf was hij bovendien geïnteresseerd in de catechismus en de bijbel. Het bijbelspel dat hij maakte ging dan ook vanaf de schepping tot de ‘acht zaligheden’. 
De tekst van het stuk was van Valère Van de Kerkhove, op muziek van Jan Leopold, het draaiboek was volledig het werk van Milo. 

Voor de uitvoering deed hij een beroep op Liliane St Pierre, Martine Morgan en de Rwandese Mana als belangrijkste vocalisten. 
De jongens die Liliane vroeger begeleid hadden in de zaalshows zouden optreden als muzikanten en koorzangers. Onder hen Andre Peirsman en Marc De Coen, diegenen die hem later het vuur aan de schenen trachten te leggen. 


Liliane zou op 6 maart 1971 in alle stilte met Dennis trouwen, en daar had ‘schoonpapa’ het moeilijk mee.

Hij wou dat ze zou stoppen met zingen maar ze verzette zich daar tegen.  

Later dat jaar werd de zwangere Liliane in de show vervangen door de toen 29 jarige Etta Cameron. 
Dennis en Liliane kregen op 11 augustus een zoon, Philip, en Milo wou opnieuw dat ze thuis zou blijven. Een opvatting van hem die dus niet zou veranderen. 

Etta zou het na het opdoeken van de show ook nog ver schoppen. 

Ze tekende een contract bij platenhuis Barclay (waar Milo ondertussen ook artistiek directeur was), haar eerste single ‘come together all the people’ werd een groot succes en ze mocht optreden in het voorprogramma van ‘the three degrees’.

Het begon allemaal in Tervuren en ging van daar naar Leuven, Diegem, Kortrijk, Lebbeke, Erembodegem … en daarna stonden Duitsland, Italië en Frankrijk nog op het programma. 
Het nieuwe idee, met gospelsongs, blues, calypso’s, en ook klassieke koralen zorgde ervoor dat het ministerie van cultuur ook achter hen stond, zodat ze werden ingeschakeld in internationale uitwisselingsprogramma’s. 

Bij de start van deze ‘klankbijbel’ werd de SV Miloscoop opgericht. Een samenwerkende vennootschap die Milo aan een licentie als beroepsimpressario moest helpen en die bovendien de familiale geest in de groep zou moeten bevorderen. Alle leden hadden namelijk een aantal aandelen in de SV.

Terwijl Milo er in slaagde om duizenden mensen in de streek opnieuw of voor het eerst terug de kerken in te krijgen, keken de pastoors verwonderlijk op naar het beeld van ‘applaus’. 
Ze merken hoe de kaarten vlot van de hand gaan, en zien bijvoorbeeld Liesbeth List in Aalst zingen over leed, dood, vreugde en liefde. 

Op de vraag in 1971 of hij aan het buitenland dacht, was het antwoord dat er een contract in de maak was voor 140 optredens in Duitsland. Er zouden gedurende één week premières gehouden worden met een Vlaamse groep, waarna de zaak zou overgenomen worden door een Duitse groep.
“We zijn bezig geschiedenis te schrijven” waren zijn gevleugelde woorden. 

Later dat jaar bleek dat er al 151 voorstellingen voorbij waren en dat Den Haag, West Berlijn en Salzburg ook aan de beurt kwamen. 

Hier de bijna volledige groep van Glory Halleluja in Oostenrijk. Liliane staat hier niet bij. Milo zit uiterst rechts op de foto, en heeft zichzelf een bijna-religieuze kledij aangemeten. 


In enkele kranten werd gewag gemaakt van het feit dat het niet zo goed zou gaan met Glory Hallelujah omdat enkele mensen de groep verlaten hadden.  Die werden wel onmiddellijk vervangen, maar het bleef natuurlijk allemaal een financieel risico. Weddes, sociale lasten, het werd hen zeker niet gemakkelijk gemaakt. 


In 1973 zou Emiel stoppen met het project en zou hij zich gaan toeleggen op platenproductie.
Waarom stoppen op dit hoogtepunt? 

Omdat Milo moe was’, dat was de ‘officiële reden. 
Hij moest dringend rusten en daarenboven liepen de rekeningen te hoog op en was er geen subsidiëring van het ministerie van cultuur.
Voor Milo werd dit het einde van een droom, maar hij heeft toen toch maar verwondering gewekt uit onder andere de USA … 
Na 741 opvoeringen betekende moeheid dus het einde … of lag de reden toch ergens anders? 
Volgens leden van het gezelschap zou de ontbinding immers wel degelijk gelegen hebben aan onenigheden binnen de groep. 

1974 Kondigde zich aan als het jaar waar de manager en zakenman het allemaal zou mogen komen uitleggen in de rechtbank. Twee van zijn vroegere medewerkers beweerden toen immers dat ze waren opgelicht. Ze eisten een schadevergoeding van een miljoen. 

Zoals reeds eerder vermeld, hadden de leden van de groep een aantal aandelen in de SV Miloscoop. 
In de statuten van de vennootschap stond te lezen dat de financiële kant van de onderneming volledig zou worden uitgevoerd door Milo. 
Er werd overeengekomen dat iedere uitvoerder van de Klankbijbel per voorstelling een vergoeding zou krijgen van 1000 Frank. Bij eventuele grotere successen en inkomsten zou er een hoger bedrag worden uitbetaald. 
Om uit de kosten te kunnen komen had Milo echter telkens 45 000 frank nodig. Hij moest immers de klank- en lichtinstallatie betalen, en de publiciteit, … en en en …

Uiteindelijk bleek dat ‘Glory Halleluja’ geen winstgevende zaak was. Milo betaalde immers ook de pastoors hun kosten terug uit eigen zak en beweerde nooit één cent subsidie te hebben gekregen van het ministerie. 
Zelfs bloemen voor de koningin op de première diende hij zelf te betalen uit eigen zak. 
Marc De Coen en André Peirsman maakten deel uit van het gezelschap maar werden tijdens een statutaire vergadering in 1971 uit de SV Miloscoop gezet. Zij verkochten op die dag hun aandelen en tekenden de balans, die op dat moment trouwens al een serieus verlies vertoonde. 

De firma BASF, die zich toen net op de platenmarkt had gelanceerd, gaf een budget van 50 000 Duitse Mark aan Milo, een bedrag waar 90 uitvoeringen in Duitsland tegenover stonden. 
Hoewel de start veelbelovend leek, bleek de concurrentie met ‘Jesus Christ Superstar’ moordend te zijn. 
Op 31 augustus 1973 werd het contract met Duitsland verbroken en stopte Milo met het hele ‘Halelujah’-avontuur.

De klacht van de twee artiesten was dat ze nog auteursrechten zouden moeten betaald krijgen. Volgens De Coster was dit echter niet het geval want zij waren in geen geval ‘auteurs’. 
De arrangementen werden gemaakt door Jacques Sey en die heeft daarvoor 160 000 frank gekregen. 
De muziek op de plaat werd gespeeld door studiomuzikanten en dus vingen De Coen en Peirsman ook daar bot … Volgens Milo konden de twee trouwens geen noot muziek lezen. 
Volgens beiden kregen ze ook nooit kilometervergoedingen doorbetaald, maar daarvan was volgens Milo ook geen sprake. Hij had een globaal bedrag ontvangen van BASF en de uitvoeringen liepen daar uit op een financiële kater.

In 1975 kwam Milo met een nieuw idee op de proppen. De ‘one face singel’. 

Gezien de productiekosten om een B-kant op te nemen even hoog waren als die van de A-kant, en uiteindelijk meestal toch niet gespeeld werd, besloot hij om singels uit te brengen met maar één kant … en aan een lagere prijs (50 frank in plaats van de 85 frank voor twee kanten).

Hij was intussen ook directeur geworden van de Belgische afdeling van de Franse platenmaatschappij ‘Barclay’, en laat Liliane in dat jaar een liedje opnemen van Art Sullivan, ‘Als je gaat’. 
Ook al wordt het een behoorlijke hit, Liliane heeft nooit echt gehouden van het lied, vooral niet van de tekst. Ze werd het ook allemaal een beetje moe, wou geen interviews meer geven en begon het zelfs te haten om nog langer platen in te blikken.

Er diende zich een moeilijke tijd aan voor de zangeres en ze kwam terecht in een muzikale impasse. Aan de jarenlange samenwerking met haar manager kwam bovendien een einde nadat ze scheidde van zijn zoon Dennis. 
Ze overwoog toen om zich aan te melden bij het leger, deed dat ook effectief, maar kreeg op de dag van de keuring een telefoontje van Bobbejaan Schoepen die haar vroeg om een aantal shows te komen verzorgen in Bobbejaanland. Ze accepteerde het aanbod en leerde er de Bulgaarse orkestleider Serge Popovski kennen, waarna ze veel optrad met diens orkest.
 
In 1983 was het spelletje omtrent ‘Halelujah’ nog steeds aan de gang. De twee aanklagers werden er zot van. Op alle mogelijke manieren werd een uitspraak vertraagd. Er werden nieuwe stukken toegevoegd aan het onderzoek, en ook de eisen veranderden steeds.
Dit keer eisten ze hun aandeel in de winst (van de show die volgens hen wel 50 000 000 frank opbracht), vroegen ze voorlopig 3 750 000 frank én de aanstelling van één of meerdere deskundigen. 
Wat in de ogen van honderdduizenden mensen dus een succes was, werd afgedaan als een totale afgang die bevochten werd in een rechtbank. 

In 1985 zou Liliane opnieuw het liefdesgeluk vinden bij Marc Hoyois, weduwnaar van de op 7 augustus 1984 overleden Ann Christy, die trouwens ook al in ‘de stal’ van Milo heeft vertoefd. 

Ann Christy werd in 1945 geboren als Christiane Leenaerts. Haar carrière begon in 1965 bij het lokale bandje ‘The Adams’ . Later ging ze naar de ‘JJ Band’ waar ze verliefd werd op Marc hoyois, één van de bandleden, en waar ze ook mee in het huwelijk zou treden. 


Een samenwerking met Milo, die toen ook al Liliane onder zijn hoede had, bleek niet echt succesvol te zijn. Na haar eerste Plaatje ‘kussen onder de regenboog’ ging ze solo optreden en na manager Milo kwam Robert Bylois in the picture als haar nieuwe manager. 
Robert, die ook manager was van Adamo ontfermde zich over haar en met een Frans repertoire mocht ze zingen in het voorprogramma van de bekende chansonnier. Na haar deelname aan de Knokke Cup in 1968 kon ze professioneler gaan optreden en was haar carrière gelanceerd. 
Niet echt een lange samenwerking met Milo dus, maar toch …

Wie wel een belangrijk deel van zijn imago aan de flamboyante Aalstenaar te danken had, was Jimmy Frey

Na een lange tijd van miserie en gesukkel van het ene kleine contractje naar het andere, besloot Jimmy in België bij dezelfde platenfirma als in Frankrijk zijn kansen te wagen. 
Het klikte en een Vlaams plaatje werd opgenomen. 
"Aan de overkant" klonk anders dan het Vlaamse lied dat men tot dan toe al te horen had gekregen maar in het begin deed de plaat het toch niet al te best … tot op het moment dat Jimmy in het Tv-programma "Tienerklanken" kwam. 

Milo Decoster was enthousiast over het optreden en belde de dag na dit Tv-optreden naar de platenfirma voor een afspraak met Jimmy. 
Hij zou zorgen voor een ‘restyling’ en een doorbraak …


In oktober1965 nam de zanger deel aan het Vlaams Schlagerfestival, waar hij tweede eindigde met het nummer "Niemand".  
De betreurde Louis Neefs won toen met het ondertussen nog steeds overbekende  "Als ik ooit eens vijf minuten tijd heb". 

Jimmy begon zijn optreden met rug naar publiek en camera en later in het lied rukte hij zijn das los. 
Milo ‘s telefoon stond roodgloeiend stond van de oproepen met vragen en bookingsopdrachten voor 'die zanger die zijn das op TV uitrukte'.

Nooit gezien zoiets en hoewel Jimmy een jaar later tijdens Canzonisima ook al niet in de finale terechtkwam, viel hem de eer te beurt om, samen met Marva, de best verkochte plaat uit het festival op zijn naam te schrijven. 
Hij kreeg in die periode rond de 200 brieven per dag van fans, ouders en zelfs van … geestelijken. 

"Ik geloof" betekende voor hem dan ook de definitieve doorbraak bij alles wat "Vlaams" heette. Hij kwam maar liefst 11 keer op TV en maakte hiervan dankbaar gebruik om zich te uiten als de stoere maar toch sentimentele jongen.

Milo deed daar graag nog een schepje bovenop en zorgde ervoor dat Jimmy' s imago nog meer vorm kreeg. In vraaggesprekken vertelde hij honderduit over Jimmy's mannelijke uitstraling en over het getier van de meisjes in de zaal. 
Jimmy werd ‘dé playboy van Vlaanderen’ ...

De aanzet was gegeven en in 1967 kreeg Jimmy een deskundige producer, Roland Kluger, met wie het ook meteen klikte. De optredens gebeurden vanaf dat ogenblik met orkest, inclusief koperblazers en kwaliteitsvolle lichtinstallatie. Het werd allemaal veel professioneler en het showbeest "Jimmy Frey" werd uitgelaten in de bomvolle zalen.
Het kon niet meer op: "Als een kus naar tranen smaakt", "Duw een beetje", ... de ene hit na de andere werd geboren. De rest is geschiedenis, en Jimmy mag zich tot op vandaag nog steeds tot de meest succesvolle Vlaamse zangers rekenen.


Zo zijn er uiteraard nog ontelbare verhalen over 'onze' Aalsterse muziekmaker.

Uiteraard is het onmogelijk om de hele carrière van Milo De Coster te overlopen, tenzij in een lijvig boek, en dat is hier nu niet de bedoeling. 

Dat hij belangrijk geweest is voor de carrière van vele artiesten dat is zeker, 
Naast Liliane St Pierre, Ann Christie en Jimmy Frey had hij ook nog Don Michel, Etta Cameron, Les Teddys, Johnny White, … en nog vele anderen onder zijn hoede.

Dat hij ‘ne moeilijke’ was, dat was ook zeker … Getuigen daarvan bovenvermelde anekdotes en verhalen. 

In april 2005 is Emiel De Coster overleden. De bekende Oilsjteneer werd 76 jaar.

Zijn (ondertussen ook reeds overleden) zoon Guy hield vroeger café Het Ajuintje op het Stationsplein te Aalst open. 
Tegenwoordig is het dochter Nicole die zich over deze zaak ontfermt. 


Bronnen

Het Nieuwsblad 7/4/2005
Alanstewartproductions.be
De Gazet van Aalst 28/11/1970 – 19/12/1970 – 23/1/1971 – 20/3/1971 – 3/7/1971 – 15/9/1973
De Voorpost 8/11/1974
eurostory.nl
Discogs.com
Vrt.be
Showbizzweb.nl
Lavera-events.be

dinsdag 2 februari 2021

Delforge ... 'Oilsjterse' (?!) forain

Aalst houdt van de Winterfoor … en de forains houden van Aalst.
Een mooi ‘geval’ van deze wederzijdse liefde vinden we, onder andere, bij de familie Delforge.
Deze naam roept bij velen onmiddellijk de zoete geur op van smoutebollen, beignets, wafels, Laquemants, pannenkoeken en nog vele andere lekkernijen. 

Over het ontstaan van de ‘wintjerfoeir’ is HIER meer te lezen. 

Hier ga ik het verder even hebben over één van de gekendste families op de Aalsterse winterfoor, ondertussen ook met één van hun telgen als inwoner van onze stad …


Het begon voor de familie Delforge eigenlijk allemaal in de jaren 1850 toen de verre voorvader aan het werk was als berentemmer. 
Tegenwoordig zijn heel veel ‘Delforges’ aanwezig in het kermisleven, soms kan je de indruk hebben van het ene naar het andere kraam van de familie te stappen ... 

Het was in 1958 dat François Delforge, stichter van het bedrijf, het beroemde kermisgebakkraam van de familie Busch overnam. 
Hij had eerst een kraam van ‘kijkwerken’, een attractie die tegenwoordig niet meer bestaat. Dat was een attractie waar allerlei goocheltrucs en rariteiten werden opgevoerd, maar eens je die gezien had, was de fun er natuurlijk af en moest er uitgeweken worden naar een andere regio. 

François zocht dus iets anders, waar hij wel opnieuw in dezelfde regio’s terecht kon zonder de mensen twee keer te doen betalen voor krak dezelfde show. 
"De vliegende vrouw! ... U zult haar zien verschijnen, verdwijnen, zich in de ruimte verheffen, vliegen, zweven van de ene naar de andere zijde van het toneel, boven het hoofd der toeschouwers ..."
Wie had toen ooit kunnen denken dat de opvolging van dergelijke act het kraam van de familie Busch zou worden ... 
Als overname ’cadeau’ kreeg hij meteen ook het gegeerde recept van hun paradepaardje, namelijk de Brusselse wafel.
De standplaatsen van de vorige eigenaar werden overgenomen en zo gebeurde het dat hij in 1959 voor de eerste maal op het Esplanadeplein stond.

Het recept van de originele wafels is doorheen al die jaren trouwens nog met geen komma gewijzigd. Men gebruikt nog steeds dezelfde ingrediënten en vooral : alles gebeurt via een traag rijzingsproces zodat alle aroma’s ten volle kunnen ontwikkelen. 
De Brusselse wafels worden daarenboven ook altijd vers ‘à la minute’ gebakken.

De Delforges zijn altijd blijven verder bouwen op deze principes. 
Ook de productiemethoden, het onthaal en de klantendienst werden daarenboven voortdurend vernieuwd en verbeterd.
Ondertussen zitten naast de kinderen ook de kleinkinderen mee in de branche.

Tien jaar ervaring in de ouderlijke zaak was voor zoon Marcel een goede basis die hij steeds verder bleef uitbouwen en het was in 1982 dat hij een eigen zaak opstartte en met zijn gebakkraam door heel het land reisde. 


De klanten kunnen dus profiteren van de vader op zoon traditie en vooral … van een stevig staaltje vakmanschap en passie. 

Alle producten worden ter plaatse vers bereid, en ze gebruiken nooit bewaarmiddelen, kleurstoffen of andere onnatuurlijke additieven.
Ook worden enkel verse grondstoffen van eerste kwaliteit gebruikt: tarwemeel, verse eieren, melk, suiker, roomboter…en … ze kopen de grondstoffen steeds bij plaatselijke leveranciers in iedere stad waar ze komen. 
Dat is voor ons hen punt van eer, en natuurlijk ook een duwtje in de rug voor de plaatselijke handel.
Ook de medewerkers proberen ze trouwens zoveel mogelijk ter plekke te rekruteren.

Tegenwoordig is vooral Vincent Delforge de bekendste ‘smaabollenmauker’ aan het worden, vooral ook omdat hij bijzonder actief is in onze stad. Niet alleen het verenigingsleven, maar ook de lokale politiek beheerst zijn interesses en hij is intussen ook officieel inwoner geworden van Aalst. 


De familie Delforge is oorspronkelijk afkomstig uit Charleroi. 
De ouders van Vincent leerden mekaar kennen op een foor in Diksmuide.
Omdat de laatste foor van het jaar in Sint-Niklaas plaatsvond, hebben ze zich daar dan ook gevestigd. 

Hun jaarlijkse passage in Aalst bleef zeker niet onopgemerkt en de Delforges werden al snel een begrip op de winterfoor. 
Aan de kramen staat steeds heel wat volk en de commentaren over de producten zijn enkel maar lovend. 
In 1993 nam Vincent het kraam op het Esplanadeplein over. 

In 2011 mochten Vincent en Marcel de ‘Bronzen Ajuin’ ontvangen van Jean-Marie Heyman.
‘De Bronzen Ajuin’ was een prijs die jaarlijks werd uitgereikt aan een figuur of vereniging die ‘de Oilsjterse spirit’ uitdraagt. 


De prijs, die bedacht werd door Jean-Marie Heyman, werd voor het eerst uitgereikt in 1992 aan Paul De Wever en werd een laatste keer uitgereikt in 2013 aan Karel De Naeyer. Met het overlijden van initiatiefnemer Jean-Marie Heyman verdween jammer genoeg ook het initiatief rond de Bronzen Ajuin.

Delforge krijgt echter niet enkel prijzen, neen, ze delen ze ook uit. 
Zo bestaat er de ‘Delforgeprijs’ waarbij 500 EUR wordt geschonken aan de winnaars van elke categorie. Daarnaast is er ook een ‘voesjdoengprijs’ van 250 EUR voor de laatste in het klassement van de drie categorieën.

2014 betekende voor Vincent Delforge een zwaar jaar. 
Na een defect in een diepvriezer ging het kraam, dat toen in Waasmunster stond, volledig in de vlammen op. 


Er werd opnieuw een prijs uitgereikt aan ‘Delforge’, ditmaal was het de ‘malsjans prois’, anders gezegd de prijs voor ‘de pechvogel van het jaar’.

De onfortuinlijke forain kreeg wel een vervangkraam ter beschikking, maar de kosten om iets nieuws uit de grond te kunnen stampen werden geraamd op 200 000 €.
Vanuit Aalst werd er onmiddellijk gereageerd en via een benefiet werd Delforge onmiddellijk gesteund door de Aalsterse bevolking. Drie jaar later konden ze reeds met een gloednieuw kraam afzakken naar het Esplanadeplein.

Omdat de Aalstenaars hen na de brand zo hebben gesteund, hebben de smoutenbollenverkopers van Delforge op 18 februari 2017 hun nieuwe kraam dan ook ‘gedoopt op zèn Oilsjters’. 

De officiële opening van de winterfoor op vrijdagavond verliep dat jaar dus bijzonder feestelijk.

Uit geen enkele hoek heb ik zoveel medeleven, zoveel troostende woorden gekregen als uit het Aalsterse”, zei Vincent Delforge toen emotioneel. 
Niet enkel medeleven, maar ook helpende handen en hulpaanbiedingen zoals een benefiet of de toekenning van de Malsjans Prois. U heeft bevestigd: ik en Oilsjt, dat is een liefdesverhaal, en niet alleen met carnaval.

En net zoals de carnavalsgroepen het doen, werd ook de nieuwe ‘smoutenbollenwagen gedoopt met Cava. Burgemeester Christoph D'Haese en schepenen Ilse Uyttersprot en Katrien Beulens werden prompt uitgeroepen tot peter en meters.


Het is hierboven al eens gezegd, maar de ‘heimat’ van Vincent ligt eigenlijk in Waasmunster Sint-Niklaas.
Omdat hij in Aalst ondertussen heel veel volk kent, en hij daar eigenlijk zo goed als niemand, hing een verhuis naar onze Oilsjterse stee dus eigenlijk al langer in de lucht . 

In 2018 was het dan zo ver en werd ‘de nieven Oilsjteneer’ verwelkomd als officieel inwoner van onze stad.

Boven de Swarovski-winkel kocht hij drie appartementen, één om te verhuren en één als duplex om zelf in te te wonen. Mét zicht op het Esplanadeplein, waar zijn kraam staat, hoewel dat niet de echte reden was om voor deze locatie te kiezen. 

Dat hij nét daar een appartement kocht, is eigenlijk een beetje toeval en het was zeker niet de bedoeling om van op zijn terras zijn kraam te kunnen gadeslaan. 

Het is immers helemaal niet zeker dat zijn kraam daar op lange termijn nog zal kunnen staan. Er zijn immers plannen om van het Esplanadeplein een soort ‘Central Park’ van Aalst te maken, dus misschien moet de kermis daar op termijn wel verdwijnen. 
De eigenlijke drijfveer om daar te komen wonen was eigenlijk de centrale ligging. 
Als hij naar de stad wil, moet hij de deur maar open te trekken en kan hij te voet alles doen. Zeker op zijn toekomstige ‘oude dag’ is dat een heel interessant gegeven natuurlijk. 

Hij denkt nog niet meteen aan stoppen maar de kinderen worden ouder en nemen in de traditie van de foorkramers dan ook stilletjes aan het kraam over. 
De dochters Victoria en Océane, afgestudeerden van Ter Duinen in Koksijde en Ter Groene Poorte in Brugge, zitten ondertussen ook al full time in de kermis business, hoewel ze niet echt dezelfde passie voor carnaval hebben als hun vader.  Vergeef het hen, ze zijn nog jong, en het verstand komt met de jaren ... :-) 


Ook bij Marcel staat dochter Aurélie sedert haar 19 jaar al op de foor. 
Hier op de foto samen met prinsj Yvan '20.


Ook zij lacht heel graag maar als we spreken over carnaval … goh, eigenlijk zijn er in de familie maar twee échte ‘carnavalszotten’ … Marcel en Vincent

Beiden zitten ze trouwens in de groep ‘Bjien Swanjee’ en in hun kramen klinkt van ’s morgens tot ’s avonds Aalsterse carnavalsmuziek (zeg nooit zomaar carnavalsmuziek).


Er gaat geen jaar meer voorbij dat de Delforge-familie niet wordt afgebeeld op een carnavalswagen en het is ondertussen zelfs zover gekomen dat Vincent zelf ook al een plaatje opnam … ‘in ’t Oilsjters’, jawel ...  ‘Ik stoon al joren op de foeir …

Tijdens de carnavalsperiode in Aalst zorgt hij ervoor dat de zaken allemaal geregeld zijn, zodat hij zich zelf volledig in het carnavalsleven kan ‘smijten’. 

Door al dat Oilsjters zouden we bijna vergeten dat de Delforges, net als zoveel andere collega’s, eigenlijk tot een etnische minderheid behoren. 

Als forains zijn ze immers rechtstreekse afstammelingen van de 'reizigers', de ‘voyageurs’ waarvan de voorouders Manoesjen, Sinti’s en Roma-zigeuners waren.

Zo kwamen de voorouders van Vincent en de andere Delforgekes vele eeuwen geleden uit het Indische Rajasthan.
Ook is het zo dat de paden van de zigeuners en de Joden (ook al zo’n reizend volk) mekaar wel eens kruisten. Het is dan ook helemaal niet verwonderlijk of raar dat Vincents overgrootvader Herman Kappel een Jood was. Hij is gedeporteerd tijdens de oorlog, keerde nooit meer terug en de bezittingen van zijn familie werd geruïneerd of afgepakt.

Ondanks de achtergrond van het nomadenbestaan, het nooit nergens echt thuis zijn en het bekeken worden als ‘blanke allochtonen’ werd de familie Delforge wél aanvaard. 
Er geldt in Aalst trouwens maar één voorwaarde om je hier thuis te kunnen voelen : je moet eerst en vooral met jezelf kunnen lachen, en dan zal je zonder stereotypes, zonder racisme of haat opgenomen worden in de groep.

Onmiddellijk na de verhuis werd ook bekend dat Vincent (toen 47) de politiek inging en op de lokale lijst van de N-VA zou komen te staan. Het werd plaats 29 (lijstduwer 2e kolom) en hij schopte het tot in de gemeenteraad waar hij nu meehelpt om de belangen van de burgers te verdedigen.

30 april 2019 : De bekende foorkramer Denis Delforge is overleden. Hij stierf toen hij op de Grote Markt in Bergen het reuzenrad aan het afbreken was. Een klein berichtje in de krant, maar met heel wat menselijk leed daarachter natuurlijk. 
In Antwerpen was Denis één van de kermisuitbaters op de Sinksenfoor die een vurig voorvechter was van het voortbestaan op de Gedempte Zuiderdokken. Hij ging mee aan tafel zitten met het stadsbestuur om een nieuwe locatie te zoeken maar was zeker géén voorstander van de foor op Spoor Oost, de oplossing die uiteindelijk voor de Sinksenfoor uit de bus kwam

Het reuzenrad in Bergen stond er ter gelegenheid van het eerste lentefestival in de stad. De exacte oorzaak van het ongeval was niet duidelijk, maar wel zeker was dat Denis (38), vader van twee kinderen, van heel grote hoogte naar beneden gevallen is.

In Kortrijk, waar op dat ogenblik de Paasfoor stond, werd vrijwel meteen een moment van herdenking georganiseerd. 

Eén van onze kermisuitbaters, bekend van de twee Montelimar nougatkramen op onze foor, is deze namiddag overleden tijdens het opzetten van een attractie in Bergen”, klonk het via het stadsbestuur. “Als steunbetuiging hebben de andere uitbaters in Kortrijk hun attracties gesloten van kwart voor zes tot zes uur.” 

Ook in Aalst was de verslagenheid groot. Het werd meteen nog eens pijnlijk duidelijk dat ‘forain’ bij momenten een gevaarlijk beroep kan zijn, zeker tegenwoordig met de steeds maar hogere en snellere attracties. 

Dat de Aalstenaars heel sociale en meelevende wezens zijn, is een zekerheid die ook wordt ook beaamd door Vincent.  Op alle foren van het land staan de mensen voor het kraam in stilte aan te schuiven. In Aalst niet, … Neen, hier is het precies aan de toog van een café dat ze staan. Iedereen kent iedereen, en iedereen praat met iedereen.

Vincent is trouwens een druk bezet man. 

Naast 'general manager' zijn van de 'Delforge Group' en zijn eigen kraam is hij ook nationaal voorzitter van het DFB VBF (la Defense du Forain Belge- de Verdediging der Belgische foornijveraars), CEO van Schodel NV,  gemeenteraadslid ... en carnavalist. 

Wat kunnen we nu eigenlijk allemaal bekomen bij Delforge?

In de eerste plaats natuurlijk de gekende oliebollen (Smaabollen in ’t Oilsjters).
Het product bij uitstek bestaat eigenlijk uit een kleine bol deeg, gebakken in hete olie. Een smaabol moet knapperig zijn aan de buitenkant, lekker zacht binnenin, en wordt opgediend in een traditionele puntzak. De ene wil ze bestrooid met poedersuiker, de ander gaat naar de riskantere versie met stoofvleessaus en pickles … Huh ? ... Ja !


Het was prinsj Solomé (‘de Salami’) die bij Georges Delforge ooit deze rare combinatie voor de eerste maal bestelde in 1993. In welke toestand hij zich toen bevond, is niet zeker, maar wel zeker is dat deze lekkernij ondertussen een échte klassieker is geworden. 
Volledig akkoord … het ziet er eigenlijk niet uit en velen denken dan ook dat dit enkel besteld wordt in gevallen dat de oog-maag coördinatie niet goed meer verloopt, maar dat is dus fout. De ‘specialiteit’ wordt vaker verkocht dan men denkt en is - jullie moeten het écht eens proberen - helemaal niet slecht. 

Uiteraard blijven ook de Brusselse wafels één van de specialiteiten. Gebakken in een traditioneel wafelijzer op gas zijn ze knapperig, en blijven ze toch zo licht dat ze smelten op de tong…
Een lekkernij met poedersuiker, slagroom, verse aardbeien of met een laagje echte gesmolten chocolade.

Naast de twee specialiteiten zijn er natuurlijk nog andere lekkernijen te verkrijgen : 
Vruchtenbeignets, Pannenkoeken, Suikerappels, Frieten en langs de iets exotischere kant ook de lekkere Churros.

Ook Laquemants zijn een lekkernij, vooral populair op de Antwerpse en Luikse kermis. Eigenaardig genoeg (nog) niet in Aalst. Het is een plat ovaal wafeltje, versgebakken voor de ogen van de klanten.
Eens uit het ijzer komt het bol te staan en wordt het snel met een speciaal mes middendoor gesneden.
Gevuld met een verrukkelijke stroop naar een eigen recept op basis van kandijsuiker, is het zowel warm als koud een waar genoegen. . 

Tijdens de zomerstop in Aalst (de ‘Delforge Summer Take Away Store’ was het enige kraam dat toegelaten was) waren er even geen frieten te verkrijgen, zodat er geen concurrentie aangegaan werd met de lokale frituren. 

Natuurlijk bezorgde ‘corona’ ook deze familie reeds de nodige kopzorgen. 

Door het verbod van kermissen dat inging in 2020 moesten ze immers op zoek naar alternatieven. 
In de zomermaanden mocht het kraam wel op het Esplanadeplein staan, maar door de aanhoudende situatie is de Winterfoor een ‘njet’ geworden en is de verdere toekomst uitermate ‘onzeker’. 

Daarom bedachten ze een take-away store waar de producten kunnen afgehaald worden in thuisbasis Waasmunster (Grote Baan 37).

Om de foorsfeer (en vooral de foorsmaak) in 2021 toch een beetje naar het volk te kunnen brengen, komt Vincent trouwens met iets heel nieuws op de markt : een zelfbouwpakket smoutebollen maken. De mix in een pan, wat water bijdoen, goed roeren … en het deeg is klaar. 
Vanaf 1 februari verkrijgbaar via hun webshop en enkele Aalsterse handelaars.

En in 2022 mocht het allemaal weer. De Coronacrisis leek op de terugweg en de 'wintjerfoeir' kon doorgaan, wat op sommige ogenblikken opnieuw leidde tot de gebruikelijke lange files aan de kramen. Zalig voor de foorkramers natuurlijk, die na 2 jaar opnieuw konden genieten van de speciale sfeer in Aalst.

Natuurlijk zijn er naast Marcel, Vincent, Aurélie, Victoria en Océane nog vele andere Delforges actief, maar een opsomming zou ons heel ver leiden. 
Laat ons het er op houden dat als je ergens het logo 'Delforge' ziet staan, je zeker bent van overheerlijke smullertjes ... !

29/03/2022 : Nadat Vincent al had aangekondigd tijdens carnaval de zaak 'te volgen' vanuit de kafeetjes, liet hij de zaak over aan de dochters.
Vincent zelf legde op 29 maart de eed af als fractieleider van de NVA te Aalst. 
Na de 'smoutbollen-' dus nu een politieke carrière.


Bronnen

Foto Marcel Delforge via CarnavalAalstKoentje
Foto Marcel en Vincent Delforge via CarnavalAalstKoentje
HLN 18/09/2020 – 25/11/2020 – 17/06/2015
Vrt.be
lameuse-huy-waremme.sudinfo.be
GvA.be 1/5/2019
Goeiedag.be 28/11/2014
Lalibre.be/regions/liege 2005
Het Land van Aelst 6/8/1882 – 20/8/1882
De Standaard 26/01/2008
De Volksgazet 10/02/1907
De Volksstem 26/01/1913
De Voorpost 28/02/1992 – 22/02/1991 – 2/03/1984
Nieuwe Gazet van Aalst 28/10/1983
Goeiedagaalst.be
Foodyas.com
Facebookpagina Delforge
Facebookpagina Aurélie Delforge
Webshop Delforge
Wouldbechef.be
Chipka 26/1/2017

De Wintjerfoeir - De Winterfoor

De Aalsterse Winterfoor is normaal aanwezig van de tweede vrijdag voor Aswoensdag tot en met de zondag na Aswoensdag.

De Winterfoor … Iedereen kent het fenomeen ondertussen wel maar wat is er nu speciaal aan, want een kermis bestaat natuurlijk al veel langer? 

In de loop der eeuwen evolueerden de begrippen kermis, processie, foren en feesten. De woorden 'foor' en 'kermis', werden vaak verward met elkaar ondanks hun verschillende oorsprong. 
Foor komt namelijk van het Latijnse 'forum' : markt, en was een verzinsel van de mens, diende de internationale handel tot het midden van de 18de eeuw en speelde dus een belangrijke economische rol. 

De kermissen daartegenover, hadden van origine een spiritueel karakter. 
De zogenaamde 'Kerkemisse' werd jaarlijks gevierd om de kerkelijke inwijding te herdenken. 
Op deze dag stroomden de gelovigen toe om vergiffenis te vragen en maakten van de gelegenheid dankbaar gebruik om zich ook wat te vermaken. 
'Het feest van de beschermheilige' vindt zijn oorsprong terug in kerkelijke wijdingen dat de gelovigen organiseerden om hun Patroonheiligen te vereren. Het duurde niet lang voordat het religieuze karakter van onze feesten naar de achtergrond verbannen werden. 

Het politiek rationalisme van Joseph II trof het domein van de kermissen, waarbij hij godsdienst en staat nadelig beoordeelde. 
Het keizerlijke bevelschrift van 11 februari 1786 bepaalde dat alle kermissen over het hele land vanaf dan op dezelfde dag moesten plaatsvinden, namelijk op de 2e zondag na Pasen. 
Dit reglement was echter maar een kort leven beschoren want het was natuurlijk veel leuker als de kermis van het naburige dorp op een andere datum viel zodoende dat men daar ook kon deelnemen. 'Burgerlijke ongehoorzaamheid' zorgde er dus voor dat de wet verdween en de kermissen weer overal en altijd te vinden waren. 
 
De typische vorm van volksvermaak tijdens de foren vond haar oorsprong bij de koorddansers en de troubadours. 
In de 18de eeuw (her-) ontdekte een sergeant van de Engelse cavalerie, Philip Astley, het circus. De koorddansers verlieten hun torens. De jongleurs, de evenwichtskunstenaars et de tovenaars ruilden de foor in voor de piste, het grote publiek en de vele spots.

Georges Wombwell, een Engels foorkramer, geboren in 1777, gaf door zijn interesse voor de vertoningen, de dierentuin en zijn exotische dierensoorten, een ongelofelijke impuls aan dit soort spektakels.
Als kruidenier van beroep, kocht hij in 1804 twee boa's die hij in het achterste gedeelte van zijn winkel tentoonstelde. 
De klanten konden de dieren bewonderen in ruil voor enkele muntstukjes. 
Het succes van z'n winkel steeg al heel snel en dat was zeker te danken aan de reptielen. De kruidenier werd daarom al snel 'vertoner van dieren'. 
Hij kocht auto's, paarden en kostgangers waarmee hij zich op de wegen lanceerde. Tien jaar later trokken maar liefst zestig paarden en veertien auto's, waarvan één met een olifant, doorheen het land. 
Heel veel ondernemingen investeerden in kermisvelden en steeds langer wordende files van auto's doorkruisen het Europese platteland.

Aalst zag het in eerste instantie nog wat kleiner en hield het bij de kermis 'onder den toren'. 

Het uiteindelijk inrichten van een succesvolle winterfoor in Aalst gebeurde eigenlijk een beetje mede dank zij het in 1850 inrichten van een jaarmarkt voor paarden en vee.
Deze werd georganiseerd op de feestdag van Sint-Maarten (11 november). Later werd er aan de jaarmarkt ook een prijskamp verbonden, noem het een 'Miss Oilsjt verkiezing voor vee’, en  … nu komt het : werd later ook  opgefleurd door een kermis. 
De veejaarmarkt werd jaarlijks georganiseerd op het Esplanadeplein, nadien verhuisde het hele gebeuren naar de Houtmarkt.

Nog later kwam er na het succes van de 11 novemberkermis, ook een kermis bij in de Vastenavondperiode
Deze 'nieuwe' kermisperiode werd in eerste instantie toch nog kleinschalig gehouden en Vastenavond en haar kermis waren rond de eeuwwisseling zeker niet de grootste openbare evenementen in Aalst. 
Dat zou trouwens eigenlijk niet gemogen hebben want de zomerse Kermisfeesten waren veel belangrijker en kregen absolute voorrang en voorkeur. 
Ook in de pers genoten deze dan ook meer aandacht. Op voorhand werden allerhande activiteiten en programma’s gepubliceerd en achteraf verschenen er ook uitvoerige verslagen in de lokale bladen. Een zomerkermis trok immers heel wat volk naar de stad, en de handelaars konden er maar goed bij varen. 

De vastenavond-kermis werd 'klein' gehouden, vooral omdat er de vrees bestond dat de Aalsterse bevolking reeds in februari al het spaargeld zou opsouperen tijdens de Winterfoor.
Daardoor zou men “de andere Kermisfeesten doen mislukken en schade toebrengen aan herbergiers en neringdoeners".
'Klein houden' wil echter niet zeggen 'dood zwijgen' en dus verscheen volgende aankondiging in 1907


Hoewel Vastenavond en de Winterfoor nog steeds de traditionele Kermisfeesten niet konden beconcurreren, was er na enige jaren toch een evolutie merkbaar. 

De laatste Winterfoor voor de Eerste Wereldoorlog werd op dat moment de grootste ooit.
 
De “Groote Winterfoor te Aalst ter gelegenheid van Carnaval” werd wel beperkt tot vier dagen (zondag, maandag en vastenavonddinsdag en de zondag nadien) maar dat kon het plezier natuurlijk niet drukken.
Niet minder dan veertig attracties stonden er, verspreid op de Grote Markt, de Hopmarkt en de Graanmarkt.
In dat jaar 1913 maakte men volgende reclame in de pers.


Doordat na de Eerste Wereldoorlog de feestdag van Sint-Maarten samenviel met Wapenstilstand, werden de festiviteiten hierrond in 1919 uitgebreid, en naast de gewone Sint-Maartensjaarmarkt van vee en paarden met een kleine kermis, werd er dat jaar ook een heuse grote Winterfoor georganiseerd. 
Niet de foor uiteraard zoals we die tegenwoordig kennen. 
Toen stonden die 11 november onder andere verschillende concerten van de Koninklijke Harmonie, de fanfare ‘Hand in Hand’ en het muziekkorps van het 1e Linieregiment op het programma. 
Hier de affiche die het evenement aankondigde ...


De kermis stond opgesteld op de Grote Markt en de Hopmarkt en genoot bij de stadsbevolking heel wat bijval. De voornaamste attracties waren een stoomcarrousel, een hippodroom, een paardenmolen, theaters en verschillende andere kramen. 

Voor de journalisten van De Denderbode was het succes van de foor een duidelijk bewijs dat de armoede in Aalst in deze periode niet zo groot was als doorgaans gedacht. 
Aalst wordt als eene stad aanzien waar de werklieden meestal in nood verkeeren.   Zoo, zoo, kom eens kijken en ge zult kunnen bestatigen hoe zeer onze werkersbevolking in nood verkeert. Denkt ge dan dat de foorkramers niet weten wat ze doen?… Ze komen alle jaren terug en moesten ze slechte zaken maken ze zouden zich wel wachten naar Aalst te komen”. 
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze nieuwe Winterfoor een traditie zou worden en die van Vastenavond zou vervangen, maar uiteindelijk kwam het zo ver niet.
De Vastenavond dagen werden populairder en de daarmee samenhangende Winterfoor werd jaar na jaar bekender en belangrijker. 
Trouwens, gezien de eerste officiële carnavalstoet pas in 1923 door zou gaan, was de organisatie van de Winterfoor gedurende enkele jaren de enige officieel georganiseerde carnavalsactiviteit in onze stad. 

Vanaf 1926 werd een handelsbeurs georganiseerd die, samen met de winterfoor, de belangrijkste bron van inkomsten zou worden om carnaval te kunnen financieren en de toelage van de stad te kunnen optrekken.
De jaarlijkse cavalcade was voor het feestcomité immers zeker geen grote bron van inkomsten. In tegendeel zelfs eerder de belangrijkste uitgavenbron, waarvoor de opbrengsten van de andere activiteiten van het comité werden aangewend. 

Een paar jaar later stond Kattenkermis, het jaarlijkse wijkfeest aan ‘de Kat’ (Vredeplein) aan de wieg van nog enkele tradities. 
De Kattenkermis dreigde in 1929 immers te verdwijnen en in een poging om de toch nog talrijke bezoekers toch wat langer in de stad te houden, werd op vastenavondzondag omstreeks 18.00u een lichtstoet georganiseerd. 
Het initiatief, dat financieel gesteund werd door de foorkramers, zorgde voor een unieke sfeer in de binnenstad. 
Begeleid door de reuzen trokken de leden van de twee Aalsterse verenigingen van Gilles met fakkels door de straten. Op de hoeken van de straten zorgde Bengaals vuur voor een feeëriek schouwspel en een gezellige sfeer. 
De stoet beleefde haar hoogtepunt op de Grote Markt, waar de Aalsterse Gilles een rondedans deden en een vuurwerk uiteindelijk de festiviteiten afsloot. Het initiatief werd in 1933 herhaald en het zou later een traditie worden dat de Grote Markt hét eindpunt zou worden van de stoet.

De jaren ’30 zouden zich trouwens kenmerken door feërieke verlichting, fakkeloptochten en volks vermaak, zowel tijdens de stoet als tijdens de kermis.

In 1940 kondigde de burgemeester aan dat het verkleden en maskeren tijdens karnaval niet meer toegestaan was omwille van de oorlogsdreiging. 
Tijdens WOII werden er – logischerwijs - geen carnavalsstoeten georganiseerd. 

Wat echter wel kon doorgaan, was de Winterfoor en ook de danszalen bleven geopend.
Iets wat in 2021 zelfs niet het geval is, want zowel de HoReCa als de Winterfoor werden tijdelijk werkloos door de strenge coronamaatregelen. 

Tijdens de oorlog dus wél een foor maar uiteraard was er van een echte carnavalssfeer helemaal geen sprake.
Na deze zware periode ging het wel weer bergop met de economie en ook met de kermis.

De foor werd groter en groter, de attracties hoger en sneller, en steeds meer ‘forains’ vonden de weg naar Aalst.
Het werd bijna ondenkbaar om nog carnaval te vieren zonder de gekleurde foorkramen op de achtergrond en men kwam dus soms van heel ver om toch de sfeer van de winterfoor in Aalst maar niet te moeten missen. 
Hier een beeldje uit 1960 waar op de Grote Markt het volk zich verdrong om deel te kunnen nemen aan de attracties.


In 1983 werd opgemerkt dat sommige kermisattracties wel erg lawaaierig waren, er teveel Frans gesproken werd onder de foorkramers én dat de ritten op de molens op piekdagen veel te kort waren. 
Schepen Vinck van Feestelijkheden verklaarde en verdedigde dit met de woorden : ‘Op ne goeie keiremes moet er ewa laweit zen, en ver wa betreft de tijdsduur van de ritten : we kunnen toch ni gon vastleggen hoeveil stokskes der in e pak fritten moet, newoor’. 

Die discussie was dus ook snel afgelopen, hoewel er door de loop der jaren wel beperkingen werden ingevoerd met betrekking tot geluidsoverlast. 
Een kermis zonder drukke muziek kan natuurlijk niet, maar voor de buurtbewoners hoeft het niet altijd met meer dan 90 Decibel te gebeuren …

De beperkingen zorgden ervoor dat de laatste jaren de molens ’s avonds soms zelfs zonder muziek draaien, en dat blijkt toch ook maar een droeve bedoening te zijn. De flikkerende lichtjes zijn er wel, maar de doodse stilte zorgt toch maar voor een raar sfeertje. 

De kermiswereld bleef voor ups en downs zorgen, maar de opkomst bleef wel steeds heel groot.

In 1991 zorgde de Winterfoor opnieuw voor enkele problemen en discussies. 
Het gebrek aan parkeerplaatsen en het feit dat mensen uit naburige steden en dorpen daardoor de stad tijdens de carnavalsdagen links lieten liggen om hun inkopen te komen doen, zorgde voor heel wat beroering. 
De uitbater van een kledingzaak op de Werf, wiens voorgevel in die periode volledig verscholen zat achter een Lunapark, diende hiertegen klacht in bij het college van burgemeester en schepenen. 
Toen hij hier geen antwoord op kreeg, richtte hij zich tot de rechtbank waar de stad door het Hof van Beroep te Gent zelfs veroordeeld werd wegens ‘onbehoorlijk bestuur’.
De eigenaar van het lunapark diende binnen de 48 uur zijn attractie te verplaatsen. 

Het was in die beginjaren ’90 dat er nóg een  hekel punt verscheen op de gemeenteraad. De overplaatsing van een deel van de Winterfoor, wat bij de bevolking blijkbaar nogal gevoelig lag, diende namelijk heel dringend te worden besproken. 
Het was gebruikelijk dat de Aalsterse carnavalskermis opgesteld stond op de verschillende pleinen in de stad, het parkingplein Kattestraat-Ridderstraat, de Hopmarkt, het Esplanadeplein, het Vredeplein, de Houtmarkt, de Werf en natuurlijk ook de Grote Markt, maar veranderingen drongen zich op omwille van verschillende redenen. 

Het niet meer in gebruik nemen van de parking Kattestraat werd gestaafd door de melding dat deze ruimte geen eigendom meer was van de stad. 
Op de Werf liep een juridische procedure (die door de stad werd verloren), en waardoor er zeker geen foor meer mocht geplaatst worden.
De Houtmarkt en het Vredeplein gaven problemen met betrekking tot de veiligheid. 
De recente aanplantingen op het Vredeplein zouden voor problemen kunnen zorgen bij de foorplaatsing en voor de Houtmarkt werd aangevoerd dat de foorreizigers zelf aanhaalden ‘dat ze er het zout op hun patatten niet meer verdienden’. 
Ook het toenemende verkeer zorgde ervoor dat het steeds moeilijker en moeilijker werd om grote delen van de stad te gaan afsluiten ten behoeve van de kermis.

Ter vervanging van deze locaties kwam het voorstel om de attracties in de toekomst op te stellen op de parking achter de Keizershallen
In afwachting van een beslissing was men daar trouwens al begonnen met de voorbereidende werken voor de aanleg van een elektriciteit- en TV/FM bedelingsnetwerk. Op die manier zou de foor over een extra vermogen van 500 kVA te kunnen beschikken.
Totaal van de kosten : 2 644 140 frank, waarvan 1 124 411 frank ten laste viel van het stadsbestuur.

De VU-VVD, bij monde van Danny Denayer, meende echter dat er door deze eventuele beslissing geraakt zou worden aan de boterham van de lokale horecazaken op de hogergenoemde pleinen. Iedereen zou afzakken naar de Keizershallen en niemand zou nadien nog de stad intrekken om een pintje te gaan drinken of iets te gaan eten. 
Bovendien zouden de zebrapaden naar de keizershallen niet op de juiste plaatsen gelegen hebben om de massa's volk veilig aan de overkant te helpen.
Men vroeg zich ook luidop af of de openstelling van de Keizershallen het carnavalsgebeuren helemaal uit het stadscentrum zou doen verdwijnen.

Het werd een heen en weer discussie en burgemeester Annie De Maght moest verzekeren dat alle aangesproken comités, raden en commissies en ook de foorreizigers zelf, zich wel degelijk in deze maatregel konden vinden alvorens hier verder over na te denken.
Daarenboven werd duidelijk gemaakt dat dit in eerste instantie een experiment zou zijn, en dat men later de situatie zeker nog zou evalueren.
De burgemeester haalde als pluspunten aan dat er een betere verlichting is, dat patrouilles door politie met honden er gemakkelijker zouden verlopen en dat daarenboven de toegang tot de parking van brouwerij De Geest nog steeds bereikbaar zou zijn. 

Eind februari 1992 was het dan zo ver. De nieuwe locatie aan de Keizershallen werd officieel geopend door burgemeester De Maght.  De autobestuurders dienden elders op zoek te gaan naar een parkeerplaats voor hun voertuig.


De opkomst was groot en als geruststelling voor de tegenstanders bleek ook voor de tweede uitgave van een volksfeest op de Grote Markt veel volk aanwezig te zijn. 
Het is trouwens tijdens dit feest dat de twee nieuwe reuzenkinderen Floreken en Florisken werden gedoopt.

In haar openingstoespraak had de burgemeester het over de evolutie van de Aalsterse winterfoor.
Zij omschreef het als een technisch evolueren … De tijd van de paardjesmolen en de schommel leek voorbij te zijn en de verschillende foorpleinen waren daar het levende bewijs van. 
Het moest allemaal sneller en hoger en er verrezen constructies die men voorheen enkel nog maar in grote pretparken had gezien. 
Het volk was enthousiast en reageerde positief op de nieuwe locatie. 

Van de kant van de forains klonken ook enkele negatieve stemmen, maar dat was om een andere reden. Het was immers zo dat men probeerde om de lunaparken te weren van de Aalsterse foor. 
Door de gemeenteraad was immers beslist om deze vorm van gokspelen aan banden te leggen en iedereen kreeg duidelijke instructies mee met betrekking tot het uitbaten van een kraam waar het winnen van een prijs samenhing met een ‘loterij’ of ‘gokken’.
Het ging zelfs zo ver dat ook het ‘koordjestrek’-kraam toen richtlijnen meekreeg. 'Gokken' aan welk koordje je moest trekken, was immers ook 'gokken'.


Het kermisleven is altijd al hard werken geweest, maar het blijft wel een populaire stiel. Af en toe komt het wel eens voor dat mensen de kermis verlaten, maar dat gebeurt zeker niet meer dan vroeger. 
En als het dan toch zo is, dan zijn het meestal jongere mensen of familieleden die nooit echt helemaal in de kermiswereld meegedraaid hebben. 
Het omgekeerde gebeurt ook maar zelden. Mensen die niets met de kermiswereld te maken hebben, zullen er maar moeilijk of zelfs nooit instappen. Enkel een huwelijk of een situatie waarin men op één of andere manier al banden heeft met de kermiswereld, zouden daar heel misschien een uitzondering op kunnen vormen.

Hard werken betekent jammer genoeg vaak ook ‘gevaarlijk’. Als je even de opstelling of afbraak van een foor gadeslaat, zie je meteen dat het er, ondanks de vele veiligheidsvoorschriften, niet altijd even veilig is. Zeker niet als je bovenaan de gigantische attracties nog iets moet monteren of afbreken. 
Een spijtig voorbeeld van een recent voorval is dat van 2019. 
De bekende foorkramer Denis Delforge is toen overleden toen hij op de Grote Markt in Bergen het reuzenrad aan het afbreken was. Denis stond jarenlang op de barricades voor het behoud van de Sinksenfoor op de Gedempte Zuiderdokken, en overlegde met het Antwerpse stadsbestuur over de nieuwe locatie.

Het is allemaal een beetje zoals bij een circus … de mensen spelen vaak met hun leven om de toeschouwers te kunnen vermaken, en af en toe loopt het dan inderdaad eens grondig mis. 
De attracties worden steeds maar hoger, en het in mekaar steken of uit elkaar halen dient te verlopen met een rits aan veiligheidsmaatregelen en beschermingsvoorwaarden. Je 'zet' niet zomaar een kraam meer op ...

Voor mij persoonlijk hoeft dat allemaal niet echt. 
De trends van ‘in de hoogte’ of ‘in de rapte’ zijn eigenlijk nooit aan mij besteed geweest … ook niet in pretparken trouwens. 
Een draaimolentje betekende voor mij vaak al aftellen tot dat die bus, de moto, het paard stil stond en ik op mijn gemak kon gaan eendjes vissen.  
Nu ik het eendjes vissen ondertussen ook al wat ontgroeid ben, hou ik nog steeds graag beide voetjes op de grond, om op veilige manier te kunnen genieten van de muziek en de speciale sfeer die er altijd hangt. 

Het is altijd een zaligheid om rond te kuieren op de foor. 
De kramen, de lichten, de muziek … Heerlijk …

Eén van de attracties waar ik persoonlijk zelf van kon/kan genieten was/is ‘de carrousel'. 

Zelfs (en eigenlijk ‘vooral’) van aan de zijlijn is het machtig om te zien hoe de muziekbladen één voor één opgeslorpt worden door het grote orgel, en te horen hoe die omgezet worden in de prachtige meeslepende muziek. 
De kleine hamertjes die uiteindelijk de instrumenten aantikken … Ik kan daar uren naar staan kijken en luisteren. 

Het is jammer dat dit soort van ‘simpele’ attracties aan het verdwijnen is, maar dat is eigen aan ons Belgenlandje zeker. Wij laten ons cultureel erfgoed maar al te graag bewonderen door het buitenland maar zien te weinig dat vele belangrijke en mooie dingen zich onder onze ogen afspelen. 
Wat bij ons een beetje afgedaan wordt als ‘een molentje’ met ‘live muziek’ wordt bijvoorbeeld over het kanaal in Engeland wél nog erg gewaardeerd.
Zij vinden hun ‘heritage’, cultuur en erfgoed nog steeds heel belangrijk en men kan er dan ook nog meer kermisorgels, spiegeltenten en carrousels terugvinden als hier. 

Het was een zekere August Schollaert, die op 20 maart 1893 in Aalst ter wereld kwam, die belangrijk zou worden voor de carrousel zoals we ze kennen in Aalst. 
Hij was de derde zoon in een arbeidersgezin en het was reeds op 10-jarige leeftijd dat hij bugel speelde in de harmonie. Muziek zat in de familie want ook zijn vader ‘Frans den Tamboer’ musiceerde er op los.  
Augustje ruilde de bugel in voor een hobo en op 14-jarige leeftijd was de jonge muzikant reeds solist in enkele concerten. 
In 1914 werd hij dirigent van de harmonie. In 1919 werd hij militair beroepsmuzikant en leerde ook trombone spelen. Twee jaar later ging hij weer dirigeren, nu bij de fanfare ‘Tot Heil des Volks’ te Aalst. In 1922 verliet hij het leger en vanaf dat jaar begon hij met het schrijven van boeken voor dans- en kermisorgels. 
Buiten alle orgels waar hij zelf muziek heeft voor gemaakt is er later ook heel wat muziek van hem op plaat opgenomen. We spreken niet van enkele liedjes maar wel van honderden arrangementen en boeken voor orgels, wat hem zeker op een hoger trapje brengt dan de meeste componisten van vroeger en nu.

In samenwerking met ene Hooghuys, die ook instrumenten plaatste op de carrousels van de familie Becquart,  bleef hij boeken maken voor hun orgels. De carrousels van de familie Becquart veranderden van eigenaar en werden eigendom van kermisfamilie Rorive … die we kennen van ‘onze’ carrousel in Aalst.

Zoals reeds eerder aangehaald, veel volk loopt hier zomaar voorbij, maar ik kan er van genieten om te zien hoe de ‘machinist’ na ieder lied een nieuw orgelboek moet opdiepen uit enorme houten kisten.

De familie Rorive, afkomstig uit Quaregnon bij Charleroi, kocht de carrousel aan in 1890 en het is ondertussen reeds de 5de generatie die ermee op toer is.
Vroeger had de carrousel haar vast stekje op de Grote Markt, aan de Borse van Amsterdam, maar tegenwoordig staat ze op de parking van de Keizershallen.


Heel in het begin werden carrousels met de hand of door een paard voortbewogen, tot ze in de 19de eeuw zouden aangedreven worden door stoommachines. Later werden dat elektrische motoren.
Wie nog zin heeft in een echt nostalgisch plaatsje : op de Keizershallen tijdens de Winterfoor moeten jullie zijn !

Niet zou oud, maar zeker zo nostalgisch zijn … de Bosjottokes … en wie ‘bosjottokes’ zegt, zit daarvoor in Aalst ook al goed voor een stukje geschiedenis.
De bekendste was ‘Barrez’. 

De naam 'Barrez' was generaties lang een begrip in de foornijverheid en een kermis zonder autoscooter van de familie werd gewoonweg ondenkbaar.


Ook deze attractie was vroeger nog véél aantrekkelijker dan tegenwoordig.

Al mijn kermisgeld ging op aan de ‘bosjottokes’ en het aantal ‘jetongskes’ dat door mijn vingers is geglipt, is dus letterlijk ontelbaar … 
Ik verkoos echter een iets rustigere locatie , … de bosjottokes van ‘Hallaert’ (tot in 2010 eigendom van L. Van Den Bossche’) op het Esplanadeplein, net naast het smoutbollenkraam van die andere legende ‘Delforge’, waar ik het later over heb. 

Grootvader Henri Barrez stond nog voor de 1e wereldoorlog met een ‘gewoon’ molentje op Aalst-Kermis. Bij hem was het woord autoscooter nog volledig onbestaand. Het was een primitieve zwiermolen waar het systeem ‘eerst duwen en dan opzitten’ gold. Je moest dus eerst ook zelf nog wat doen voor je geld …
Henri gebruikte later het paard als ‘trekmiddel’ en nog later kon ook de elektriciteit ingeschakeld worden. Vanaf dat ogenblik schakelde ook hij dan over op een fantastische draaimolen met alles erop en eraan. 

Het was zoon Albert (1914-1955) die de zwiermolen van zijn vader overnam, maar zijn aandacht ging al snel naar de autoscooter. Dat werd dé attractie die de naam ‘Barrez’ voor eeuwig aan de foor zou koppelen. 
Hij kocht een eerste versie als ‘oefenmateriaal’. Hij demonteerde het geheel, trachtte wijs te geraken uit alle geheimen die deze attractie destijds nog verborg en probeerde alles nog wat te vernieuwen en te verpersoonlijken.
In 1943 had Albert ‘Den Ben’ had zijn eerste eigen autoscooter. 

Deze zelf gemaakte scooter zou het doen tot het jaar 1966, maar de laatste 11 jaar dan wel onder leiding van zijn vrouw en zoon Nic (van Dominic). Albert zelf overleed immers op jonge leeftijd in 1955. 
Het werd een harde tijd maar Nic zorgde samen met de uitbouw van de botsauto’s ook voor een prachtig initiatief in Aalst. 

Sinds de jaren ’70 organiseert het Aalsters Foorcomité in samenwerking met de Prinsencaemere, op zijn initiatief immers een dag voor gehandicapten. 
Dergelijke initiatieven waren heel belangrijk voor het imago en maakten van de ‘forains’ opnieuw ‘gewone mensen’. 
De ‘marginalen’ of 'het louche volk' voor wat ze vaak verweten werden, kregen een naam en een identiteit en het werden mensen met een volwaardig beroep
Dat laatste was trouwens nog in strijd met de wetgeving van Napoleon, die toen nog steeds van kracht was. Volgens de wet moest elke foorreiziger immers een vaste woonplaats hebben. Was dat niet het geval, dan kwam je op een ‘speciale lijst’, en bleef je uiteraard ook ‘een buitenbeentje’.

In 1986 werd Nic trouwens voorzitter van de vereniging van foorreizigers. Traditioneel valt die op de tweede zondag van carnaval. 
Enkele jaren later, in 1990, werd zijn fonkelnieuwe autoscooter voorgesteld tijdens de Winterfoor. 
Het werd een ultra moderne attractie met volautomatische, pneumatische scooters waarvan het monteren amper nog enkele uren vraagt. Het prijskaartje : 12 miljoen Belgische frankskes, en dan moest je er nog de wagentjes bijtellen die ook al goed waren voor 4 miljoen.

Hoewel De foor wel altijd een feest is, was de kermissfeer vroeger nog sterker en het sociaal contact onder de foorkramers nog inniger.
Sinds de jaren ‘80 draait kermis veel meer om het beleven zelf. 
De mensen zijn de molentjes, de vis- en schietkramen een beetje beu. Ze willen steeds grotere, snellere en meer spectaculaire mechanische attracties. 


Zeker de laatste jaren moeten de forains echt veel moeite om het publiek tevreden te stellen, en daar hangen vaak enorm hoge kosten en investeringen aan vast. 
Bij kinderen is het iets gemakkelijker. Zij zijn al blij als er kleine dingen veranderen, zoals bijvoorbeeld de prijzen die elk jaar opnieuw inspelen op de laatste rages en hypes. 
Volwassenen zijn veel moeilijker te boeien. 

Toch is er één traditie met carnaval waar elke echte Ajoin, jong en oud, zeker voor gaat. 

En dat is: een portie smaabollen halen bij “Delforge“, met of zonder stoofvleessaus en pickles ... 

De culinaire attractie kent heel veel bijval in Aalst, maar hun smoutbollen zijn gewoon ongelooflijk lekker. De familie heeft verschillende kramen op de foor, op bijna elk plein vind je er wel eentje terug, hun producten zijn al sinds de jaren 80 (en eigenlijk al langer, dankzij hun ouders) super lekker en authentiek, en je kunt hen vinden op heel wat foren en kermissen van ons land.

De naam Delforge roept bij velen onmiddellijk de zoete geur op van oliebollen, beignets, wafels, Laquemants, pannenkoeken en al het andere lekkers dat je bij hen kunt kopen. 


Toen Francois Delforge, stichter van het bedrijf, in 1958 het beroemde kermisgebakkraam van de familie Busch overnam, kreeg hij ook meteen het recept van hun paradepaardje : de Brusselse wafel.
Het recept is ondertussen nog met geen komma gewijzigd. Men gebruikt nog steeds dezelfde ingrediënten en vooral : alles gebeurt via een traag rijzingsproces om alle aroma’s te laten ontwikkelen. 
De Brusselse wafels worden vers ‘à la minute’ gebakken op de huidige ‘Rolls Royce’ van de wafelijzers. 

De firma Marcel Delforge heeft daarop verder gebouwd: kwaliteit, productiemethoden, onthaal en klantendienst werden voortdurend verbeterd..
Het was in 1982 dat Marcel Delforge een eigen zaak opstart en met zijn gebakkraam door heel het land reist.
Tien jaar ervaring in de ouderlijke zaak was voor Marcel een goede basis die hij steeds verder bleef uitbouwen. De klanten profiteren van de vader op zoon traditie en het uitstekende vakmanschap. 
Alle producten worden vers bereid, en ze gebruiken nooit bewaarmiddelen, kleurstoffen of andere onnatuurlijke additieven.

Delforge is trouwens de bijna enige forain die zich toch onder ons zal bevinden in de carnavalsperiode. Niet enkel omdat hij hier ook woont, maar vooral omdat er via zijn webshop ook ‘zelfbouwpaketten’ smoutbollen maken verkocht worden. 
Een handige mix waar je enkel nog wat water moet overgieten, nog wat roeren … en het deeg is klaar om te frituren. Stoofvleessaus en pickles toevoegen naar eigen goeddunken en dan is't volledig 'af' …

Over ‘Delforge’ is HIER meer te lezen. 

De carrousel hebben we al gehad, de botsautookes ook en de smoutebollen zijn nog aan het nasmaken. 
Tijd dus om het even wat luchtiger aan te pakken aan een viskraam of in een lunapark. 

Wie eendjesviskraam zegt, zegt ‘Anja’s Funny Ducks’ … van Anja Aelbrecht. 


Ook Anja, de Oilsjtenes die al jaren de jeugd ‘leert eendjesvissen’ en punten tellen vond de liefde binnen de kermiswereld en samen met haar partner Alain Steenhuyzen uit Breendonk is ze nu ook wel eens in een lunapark te vinden.  
Anja & Alain werden ook samen vereeuwigd in een ‘linjeken’ …


Samen zijn ze een heel jaar ‘op maroede’ in het land. Eerst de carnavalsweken, dan de kermissen en jaarmarkten en ten slotte de kerstmarkten. 

Alain begon in december 1991, samen met nog 8 anderen, aan de bouw van het lunapark Joy Palace, dat het nog steeds uitstekend doet.


Ook Anja & Alain vielen, net zoals hun collega’s, door corona in 2020 volledig stil. 
Aalst lukte nog, maar daarna werd alles verboden omwille van Corona.

In augustus 2020 was er nog een betoging van de forains, die toen met lange rijen toeterende vrachtwagens hun ongenoegen lieten blijken over de beslissingen van de regering om de kermissen ‘on hold’ te zetten, maar het mocht niet baten. 

Samen met de herinnering dat 2020 voor Aalst - op de valreep - wel kon doorgaan, maar een flop werd omwille van het enorm slechte weer, kwamen regelmatig brieven van gemeentebesturen terecht in de bussen van de kermisuitbaters. Geen goed nieuws … Ook hun kermis zou niet doorgaan.  Uiteindelijk werden alle perspectieven volledig weggenomen toen ook vanuit de overheid bevestigd werd dat een opening 'niet voor direct' zou zijn.
 
De ‘Nieuwjaarsbrief’ die te lezen stond op de Facebookpagina van ‘Anja’s Funny Ducks’ spreekt boekdelen, en is eigenlijk heel representatief voor het hele kermiswereldje. 
2020 was een surrealistisch jaar, een “annus horribilis” zoals dat heet. 
Een jaar met een verbod tot werken, verboden om kinderen te doen lachen, families te animeren en jongeren te plezieren. Maar kopzorgen, stress, angst en verdriet in de plaats. 
Met praktisch geen inkomsten als gevolg om de rekeningen te betalen en gezin te onderhouden, een heel jaar lang.
Met de steun van de overheid hebben we dit godzijdank nipt kunnen overleven. 
Wie had ooit kunnen denken dat we dit zouden kunnen meemaken? 
Op het toppunt van onze carrière, op het hoogtepunt van onze sector, zet Corona ons enorm achteruit.
Toch heb ik geen seconde stil gezeten of geen moment rust gekend. Samen met collega’s gestreden voor onze sector, veel mensen leren kennen, gevochten voor erkenning en het niet verloren gaan van onze beroepstraditie. Ondanks ontgoocheling en teleurstelling, soms de enige vorm van voldoening het afgelopen jaar. 
Dank aan de steden en gemeenten die onze sector een warm hart toedragen, in ons geloven en vertrouwen. Dank aan hen die in 2020 hun kermis in uiterst moeilijke omstandigheden hebben laten plaats vinden, in een periode dat het federaal toegelaten was en de cijfers gunstig waren.
Diegenen die dit verzuimd hebben, vragen wij tot inzicht te komen in het aanstaande jaar.
We beginnen 2021 zonder enige vorm van perspectief, zonder enig besef van wat er ons te wachten staat.
Van hoop koop je geen brood, maar hoop is het enige wat er momenteel is.
Hoop op het hervatten van ons leven en mogelijkheid tot het uitoefenen van ons mooie beroep waar we allen fier op zijn. Op mij kunnen jullie alvast rekenen.

Het koppel kon een oude kermiswagen op de kop tikken en ze hebben deze nu verbouwd tot friet- en smoutebollenkraam. Vanop hun oprit kunnen ze nu dus toch ook een beetje ‘kermis’ aanbieden aan de geïnteresseerden. 

2021

Normaal gezien zouden de eerste foorkramers al op 27 januari aankomen zijn op de Keizershallen. 
De voorbije maanden werden er verschillende ideeën gelanceerd om de Winterfoor toch, met eventueel minder foorkramers of een heel andere opzet, te laten doorgaan maar maar dat vonden de veiligheidscel en het schepencollege geen goed idee. 
Trouwens : foren zijn op dit moment door de federale regering ook nog steeds verboden en het is helemaal niet duidelijk wanneer dat verbod wordt opgeheven.

2021 begon dus eigenlijk zoals 2020 geëindigd was … 

De stad Aalst heeft lang gewacht, heel lang … tot midden januari de zware knoop toch werd doorgehakt: er komt geen Winterfoor dit jaar, ook geen 'meer beperkte' versie. 

"Mijn carnavalshart bloedt", zei burgemeester D'Haese, "maar de volksgezondheid gaat voor". 

Verder in de toekomst kijken kan en wil eigenlijk niemand. Toekomstperspectieven voor de ‘forains’ zijn er niet echt. Loopt de foor op haar laatste benen? Of kan alles toch nog gered worden? 

Experten op het gebied van vrijetijdsbesteding lieten zich heel negatief uit : "De kermis zoals we die nu kennen, loopt echt wel op zijn laatste benen. Bezoekersaantallen dalen, pachtinkomsten dalen en de uitgave per consument ligt lager." 

Huidig bestuurder van het kermisgilde en Aalsters raadslid Vincent Delforge had de laatste maanden zelf ook al aan den lijve ondervonden hoe experts en deskundigen omsprongen met ‘voorspellingen’ die vaak niet klopten. 
Zouden de doemberichten als zouden we de kermissen volledig verliezen ook niet kloppen ? Of juist wel? 
 
Allerhande epidemieën, conflicten en oorlogen hebben er in het verleden immers al meermaals voor gezorgd dat, in de publieke opinie althans, de ondergang van de kermis een vaststaand feit zou worden. 

En daarvoor moeten we echt niet zo ver terugkeren. 
Ook toen WO II begon, werd uitgeroepen dat kermissen voorgoed geschiedenis zouden worden. 
En bij de opkomst van de pretparken medio '70 werden door de trendwatchers nogmaals ‘het einde’ aangekondigd.

Het is zo dat de foor zal evolueren, zal veranderen,  … en ja, er zullen foren verdwijnen, … maar het is ook zo dat er andere vormen zullen ontstaan.
Er bestaat waarschijnlijk geen enkel ander beroep ter wereld dat er op steeds grandioze en verrassende wijze in slaagde om zich eeuw na eeuw, jaar na jaar, kermis na kermis opnieuw heruit te vinden en ‘voesj te doeng’
 
Eigenlijk spreken we zelfs beter niet over een beroep … maar over een volk, een gemeenschap … de ‘forains’ …

Kermis overleeft al heel lang en we zijn nog lang niet aan het einde, hoewel het er de laatste jaren misschien opnieuw wat op lijkt dat de interesse in kermissen stilletjes aan het verdwijnen is. 
Het is zo dat, hoewel kermissen wel degelijk aan succes moeten inboeten door een overaanbod aan vrijetijdbesteding, door verandering van populatie in sommige steden of buurten, of door gemakzucht van bepaalde administraties, of door het gebrek aan opvolging van wijk- en feestcomités, ze wel nog steeds een belangrijk deel van de folklore zullen blijven uitmaken. 

En zelfs corona zal dat niet kunnen stoppen. 

Het aantal faillissementen onder de forains is trouwens quasi onbestaande en als men er dan toch mee ophoudt, is het voornamelijk vanwege een ongeval of ziekte en omdat er geen opvolging is.
De kermiswereld  kenmerkt zich immers als één van de zelfstandige sectoren waar opvolging door de 
kinderen eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld is.

Het is nu wel zo dat de coronatoestanden misschien een uitzichtloze situatie vormen, en ja, er zullen attracties verdwijnen, en ja er zullen ook forains zijn die het misschien allemaal niet meer écht zien zitten, … maar toch …  de covidmaatregelen zullen ons leven nog heel lang blijven beheersen, en wees maar zeker dat de forains vindingrijk genoeg zijn om ook dit te overwinnen!

In 2022 ging de foor wel door, zij het met een niet zo grote opkomst. Onder het motto 'Geen carnaval, wel kermis',  was het positieve punt wel dat er toch opnieuw vanalles kon en mocht op gebied van amusement. 

In 2023 was er uiteindelijk geen sprake meer van corona, en waren er vanaf toen dus ook geen limieten en angst meer voor de kermis. 

2024 : De plechtige opening vindt plaats op vrijdag 2 februari 2024, en vanaf dan kunnen de Aalstenaars (en bezoekers) zich opnieuw uitleven op de diverse attracties en te goed doen aan alle aangeboden lekkernijen.

De 110 attracties palmen een aantal pleinen in waardoor je tijdelijk dus niet kan parkeren op de parking Keizershallen, Esplanadeplein en de Houtmarkt. 

Parking Keizershallen: parkeerverbod vanaf maandag 22 januari tot en met 22 februari.
Esplanadeplein: parkeerverbod vanaf 24 januari tot en met  24 februari.
Houtmarkt: parkeerverbod voor een deel van het plein vanaf 28 januari tot en met 22 februari.

De andere parkings in het centrum zijn – behalve tijdens de carnavalsdagen – steeds bereikbaar.

De 'Wintjerfoeir' blijft staan tot 18 februari 2024, 

Om af te sluiten hier nog een liedje over de Wintjerfoeir :


PS ‘De dag van het Kind' op de Winterfoor vindt elk jaar plaats op de donderdag vóór Aalst Carnaval van 13 tot 18 uur, in 2024 is dit dus op 8 februari.
De kinderen betalen dan een voordelig tarief bij alle attracties : 1 euro voor normale attracties en 2 euro voor grote attracties.

Wil U meer weten over de verschillende gebruiken tijdens de carnavalsperiode (stoet, ajuinworp, bezemdans, ...), klik dan HIER !


Bronnen

HLN 18/09/2020 – 25/11/2020 – 17/06/2015
Vrt.be
fete-foraine.be/fr/p/48-historique-de-la-fete-foraine
GvA.be 1/5/2019
Het Land van Aelst 6/8/1882 – 20/8/1882
De Standaard 26/01/2008
De Volksgazet 10/02/1907
De Volksstem 26/01/1913
De Voorpost 28/02/1992 – 22/02/1991 – 2/03/1984
Nieuwe Gazet van Aalst 28/10/1983
Goeiedagaalst.be
Foodyas.com
Facebookpagina Delforge
Wouldbechef.be
Eigen herinneringen 
Chipka 26/1/2017
Clip ‘As de wintjerfoeir es garriveird’-Klaus , Montooken via YouTube     
Affiche Winterfoor 1919 via MadeInAalst
Foto Grote Markt 1960 via MadeInAalst