Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 22 oktober 2019

Prinsjen van Oilsjt : 1968 : Kamiel Sergant

We schrijven 9/2/1968. Voor de derde maal werd Kamiel Sergant prins carnaval, en werd hij als dusdanig ook verheven tot Keizer. 
Na de betreurde Fransky kreeg de ajuinenstad er in dit jaar dus ook een nieuwe Keizer bij. 
Kamiel, die eerder al twee maal de scepter mocht zwaaien, en nu weer het vertrouwen kreeg van de uitgelaten massa kreeg deze eer toebedeeld, en zou deze titel ‘met verve’ dragen.

In 2014 besloot de Keizer jammer genoeg om er een punt achter te zetten. Zijn zwakke gezondheid lag aan de basis van die zware beslissing, die hij meedeelde tijdens de popverbranding van dat jaar. 
Hij zou dus minder tot niet meer te zien zijn tijdens carnavalsactiviteiten, maar hij bleef wel ‘Keizer’, net zoals een prins ook nooit zijn titel verliest. Prins voor het leven en dus ook Keizer voor het leven. 

Het kondigde zich allemaal aan zoals de vorige verkiezingen. De kandidaten werden geronseld via de pers en er boden zich meteen vier exemplaren aan. 

- Edmond De Smet
- Lucien Peirlinck (van wie we later zeker nog zullen horen)
- Rudolf Maes
- Kamiel Sergant (reeds prins in 1963 en 1966).

9 Februari 1968. Het is onbegonnen werk om de sfeer te kunnen schetsen bij deze verkiezing. De feesthal in de Schoolstraat was tot de nok toe gevuld. Vele mensen konden zelfs geen plaatsje meer bemachtigen, en op een bepaald moment werd zelfs gevreesd dat de hal het zou begeven onder het gejoel en lawaai van ratels en toeters. 

Nadat het orkest van Octaaf Boone de stemming op kookpunt had gebracht, was het dan eindelijk zover. 

Nadat de vier kandidaten door de bloemenfee Marleentje Van Der Stockt op het podium waren geloodsd, opende Edmond I (Edmond De Smet) de reeks en trachtte de massa te overtuigen met een aantal gesmaakte steken onder water.  
Rudolf I (Rudolf Maes) was de volgende en hij probeerde het met een stukje poëzie. 
Ook Luc I (Luc Peerlinck) hield een ziedende toespraak, doch dit alles verwaterde toen Kamiel I (Kamiel Sergant) op het podium verscheen en er onmiddellijk op een oorverdovend applaus werd onthaald. 
Dit toonde op dat ogenblik reeds aan dat hij de absolute opperkandidaat was, waar weinig tegenstand tegen opgewassen was. 
Kamiel had het één en het ander te zeggen over het stadsbestuur en liet het gemeentebestuur en het feestcomité een marathon lopen dwars door Mijlbeek. Aankomst lag aan de nieuwe stadsschouwburg die zou terecht komen in de Molenstraat, maar waarvan de eerste steen nog moest gelegd worden. 
Zijn lied ‘Was’ek berremiester’ sloot daar perfect op aan en hij bracht ook nog een goed gesmaakt ‘Poepentheoter’. 

Het was schepen Claus die later op de avond het verdikt van publiek en jury bracht.

Rudolf werd vierde, Luc derde, Edmond tweede en Kamiel I werd aangekondigd als primus van de klas. Hij kreeg van zowel de jury als van de toeschouwers de hoogste score.

Meteen wist Aalst dat men een Keizer rijker was, en het werd een heuse bestorming met honderden supporters die bloemen en gelukwensen wouden overbrengen aan de nieuwe ‘heerser’. 

De verkiezing werd wel nog ontsierd door het feit dat kandidaat Rudolf later dat jaar nog diende te verschijnen voor de Rechtbank van Dendermonde (of all places, yeah), en dit wegens de inbreuk van artikel I van het Burgerlijk Wetboek 29-12-45. 

Wat deze kandidaat op zijn kerfstof heeft, was eenvoudig het resultaat van zijn prijzenswaardige ambitie om de scepter te kunnen zwaaien. 

Rudof heeft zich in de dagen die vooraf gingen aan de verkiezingen, verkeerdelijk dezelfde rechten toegeëigend als diegene die voorbehouden zijn voor propagandaploegen tijdens de ‘grote verkiezingen’. 

Hierin maakte hij een foutje. Verkiezingen van prins carnaval zijn niet onwettelijk, maar zij behoren daarentegen ook niet tot de grondwettelijke voorschriften.  

Maar wat was er nu eigenlijk gebeurd ? 

Op die bewuste dagen wou Rudolf stunten door op verschillende plaatsen in de stad met borstel en witkalk slogans “Stemt Rudolf” aan te brengen. Verkeerd gedacht, want dat is een inbreuk op voorgenoemd artikel. Alle Belgen, die gelijk zijn voor de wet, zijn verondersteld deze te kennen. 
Enkele uren voor de verkiezing werd hij dus verzocht om zich te gaan verantwoorden op het politiecommissariaat. 

Toen Kamiel dan uiteindelijk verkozen was, vroeg hij in zijn dankwoord de volledige kwijtschelding van de zonden voor Rudolf. Verschillende gemeentelijke politici knikten welwillend, maar de goedbedoelde knikken waren zeker niet de voorbodes van goed nieuws. Enkele maanden later mocht Rudolf Maes het toch allemaal nog eens gaan uitleggen toen hij gedagvaard werd in Dendermonde, en dit wegens inbreuk op voorgenoemde reglementen. 

Rudolf had zich reeds opnieuw kandidaat gesteld voor de verkiezingen van 1969, maar uiteindelijk heeft hij dan toch vaarwel gezegd aan het carnaval.  
De verbaliserende agenten mochten even in de pers komen, maar de ‘carrière’ van Rudolf was ondertussen wel gekraakt. 

Uiteraard was dit de start van een heel 'Kamiel'-tijdperk. Heel wat carnavalisten zijn opgegroeid met deze icoon van de carnavalswereld. Wat Kamiel allemaal voor carnaval gedaan heeft, het blijft onbeschrijflijk. 
En toch kreeg hij zijn keizerstitel niet op een blaadje aangeboden. Het reglement zegde immers dat drie verkiezingen niet automatisch gelijk stonden met de aanstelling als keizer. 
Het was pas in 1969, een jaar na zijn overwinning dus, dat hij die titel kreeg. Volgens het feestcomité niet omdat hij drie keer had gewonnen, maar wel omwille van zijn verdiensten in verband met Aalst Carnaval. 

2014 Werd zijn laatste écht carnaval. Hij kon het na ziekte en ongevallen niet meer aan om nog 3 dagen 'voesj te doeng'. Nog een paar jaar later verscheen Kamiel ook niet meer op de prinsenverkiezingen.
Wel werd, na de oproepen van een Faceboekgroep', zijn kreet 'doe-oe-oe-oe-oe-oe meeeeeeeeen voe-oe-oe-oesj' nog afgespeeld tijdens de popverbranding … Een heel emotioneel moment voor velen … en een teken van dankbaarheid aan de 'opperprins', 'de keizer' van het Aalsterse carnaval.
Ondertussen gaan trouwens al enkele jaren stemmen op om een standbeeld voor Kamiel op te richten. 

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1967 : Jean-Paul De Boitselier (+1998)

De allereerste Aalsterse carnavalssingle die op vinyl uitkwam, werd geperst bij uitgever Philips in 1967 en was een singeltje van Jean Paul De Boitselier (kortweg Jean-Paul) die dat jaar de eer had om met de scepter te mogen zwaaien over zijn geliefde stad. 

Jean-Paul had al een ‘verleden’ gezien ook zijn vader, Fransky, al regeerde over Aalst en het carnavalsgebeuren er met de paplepel ingegoten werd. 
Dat klein 'Jean-Polleken' (°07/10/1937) geen eendagsvlieg zou worden, bleek ook al uit het feit dat hij reeds op zijn 13 jaar teksten schreef op melodieën van reeds bestaande nummers. 
Hij organiseerde ook een heus circus op de Hopmarkt, die hij laten voorafgaan had door een stoet  doorheen de straten van onze stad. 
 

Als Keizer en Prins Carnaval was vader Frans overal van de partij. Het gebeurde regelmatig dat Jean-Paul zijn vader vergezelde op verschillende festiviteiten, waardoor hij ook de smaak van het vastenavondvieren te pakken kreeg. Toen zijn vader in 1962 stierf, liet Jean-Paul het carnavalsgebeuren even aan zich voorbij gaan, hoewel het vlammetje natuurlij zou blijven branden. 
Kort na het overlijden van vader Frans, huwde hij met Nora Van der Meirsch. 

Jean-Paul stelde zich in 1966 al kandidaat maar wist eigenlijk op voorhand dat het tegen Kamiel een verloren zaak zou worden. Hij bezag dit jaar als een ‘werkjaar’, een ‘voorbereidingsjaar’ naar 1967 waar hij zou knallen. 
Tijdens de carnavalsdagen van dit jaar was hij steevast ‘op maroede’ met zijn maat Herman Louies. 
Samen vormden ze het groepje ‘d'Aalweiters’, en zorgden daarmee voor het nodige vertier in  de Aalsterse cafés. Op en rond de Grote Markt brachten ze er hun ‘grootse’ café-melodieën ten gehore. 

Zo bijvoorbeeld op de welgekende tonen van Aline (J'ai pleuré).
Daar hadden ze volgende tekst op gemaakt : 

"Goeien auvend, mensjen allemool. 
Damme weir ier zén es doeidnormool. 
Want vandaug es't onzen dag, 
vol met voorten vér de lach. 
Na bringen me weir ideis 
van goei gekoste cafeis", 

En daarna bezongen ze de verschillende cafés : De Graaf van Egmont  (‘De Koont’), Dirk Martens, Bristol, De Middenstand, De ‘Bezze’ van Amsterdam, Club, De Hoorn, Belfort, Pick-nick, De Nachtwacht, De Koornbloem (‘Bij Van Der Elst), 't Land van Riem, 't Paviljoen, 't Groen Kruis en Centrum. 
Het succes van hun gelegenheidsgroepje groeide zelfs uit tot buiten carnaval en zo werden ze bijvoorbeeld ook gevraagd om op te treden op de feestavond van de Vriendenkring Schotte.

Hij was dus zeker al gekend ‘in het milieu’ toen hij zich in 1967 opnieuw kandidaat stelde en hij was niet zinnens om zich dit jaar de titel te laten ontglippen. 
Hij ging dus volop voor ‘campagne voeren’ en deed dit door lucifers en koffiebonen uit te delen. Ook zijn medekandidaten deden lustig mee in het uitdelen, en men kan dus eigenlijk stellen dat vanaf dit jaar het campagne voeren de doodnormaalste zaak zou worden. 

Dat Jean-Paul over een geweldig stem beschikte wisten we al, dat hij talent had ook en dus was het bijna normaal dat hij zijn tegenstanders Paul Brijs, Robert Coppens en Paul De Waegeneer ‘onder tafel’ zong en dus ook met de eerste prijs ging lopen. 


Zijn deelname aan de verkiezing in 1966 was een mooie voorbereiding geweest.
Hij voerde dus geen publiciteit, en toen hij met Kamiel Sergant, Georges Van Der Vorst, Firmin Van De Velde, de oudste broer van Michel Cleemput en een kandidaat van de Dekenij Kattestraat de strijd aanbond, stond hij er dan ook heel ontspannen bij. 

Zijn speech kende hij uit het hoofd, en zijn Aalsterse versie van “J’ai pleuré” sloeg in bij het publiek, dat luidruchtig zijn naam scandeerde. 
Kamiel Sergant, wiens supporters met spandoeken aanwezig waren, zei op een bepaald moment : “Jean Paul, g’hetj gewonnen jong”

Kamiel was in 1963 al prins geweest en was dan ook de topfavoriet, dus die woorden op dat ogenblik horen deed hem deugd. 
Uiteindelijk werd het voor het jaar 1966 dus toch opnieuw Kamiel, voor Georges Van Der Vorst en Jean Paul. 

Uiteindelijk helemaal geen desillusie voor Jean-Paul, gezien het hem toch te doen was om zich voor te kunnen bereiden op het volgende jaar, en ‘deelnemen’ dus zeker prioriteit had op ‘winnen’. In dat opzicht was hij dan ook glansrijk geslaagd. Hij had gehoord en gezien hoe het moest en zijn strategie voor 1967 lag toen al in grote lijnen vast. In de zomer van dat jaar al begon hij met zijn definitieve voorbereidingen. 

Schepen Gilbert Claus was toen voorzitter van het Feestcomité, en architect Walter Van Herreweghe had de functie van feestleider. 

JP had zich op de verkiezingen zo hard geconcentreerd, dat hij helemaal geen oog meer had voor de anderen. 
Hij wist met moeite wie zijn tegenstanders waren : Brijs, Rob en ....euh ... nog ene (dat was dan uiteraard Paul). 
Hij zong zijn liedje, dat iedereen tegenwoordig nog steeds luidkeels kan meebrullen : 
“Oilsjteneers zemmen, en weir vinnen da ferrem, weir zen goed in de grond, mo spreiken geiren oever ... dei dei dei dei, dei dei dei dei dei … “

Een nieuw geluid was geboren in Aalst, en iedereen zong meteen mee. Heel Aalst sprak er over. De eerste échte Aalsterse carnavalshit was geboren. Er zouden er nog honderden, duizenden volgen, maar het feit van de eerste te zijn pakken ze hem toch nooit meer af. De eventuele twijfelaars werden zeker over de streep getrokken door zijn zelfgeschreven “Oilsjteneirs Zemmen” en er was dus geen discussie meer mogelijk. 
Prins van Oilsjt ’67 werd Jean-Paul. 

Het werd nog een memorabele stoet voor de prins dat jaar. 
Toen enkele caramellenwerpers hun plaats weigerden af te staan bij het oprijden van de Grote Markt, werd de prins dan maar op de schouders van Fritz Van der Stock en Daniel Jacobus de Markt opgedragen. Na wat onderhandelingen mocht de prins dan toch nog zijn ereronde doen bovenop de wagen. 

Tijdens ‘zijn’ jaar bleef Jean-Paul voornamijk in Aalst. De buitenstoeten en evenementen buiten de stad liet hij zoveel mogelijk aan zich voorbijgaan. 

“Oilsjteneers zemmen’, met als B-kant “De jongens van de veirkemert” zijn ondertussen echte evergreens geworden in de Aalsterse carnavalswereld. Op de tonen van deze plaat, die trouwens tegenwoordig nog steeds uit de boxen knalt, voel en ruik je als het ware de échte carnavalssfeer. 

Eigenlijk zijn het heel eenvoudige akkoorden, maar wel met een spitsvondige simpele Oilsjterse tekst. Dat zijn trouwens steeds de ingrediënten geweest voor zijn carnavalsnummers.  Jean-Paul kon die als geen ander in zijn sappige Oilsjterse dialect steeds ten gehore brengen. De teksten leek hij bij wijze van spreke steeds ter plaatse  uit z’n mouw te schudden op menig bal, tijdens den “Oilsjterse auved” of bij andere gelegenheden waar hij mocht opdraven. 

Jean Paul I was dan ook nog maar net als  prins verkozen, of reeds die vrijdag (zestien dagen voor carnaval) werd hem gevraagd om het liedje ook op plaat te zetten. Van alle kanten bleef men aandringen, de hele dag en nacht lang. 

Tot Jean Paul dan ‘s zondags zonder veel overtuiging Dissen Kieckens opbelde en hem uitlegde wat de Aalstenaars van hem verlangden. 
Dissen stelde zich in verbinding met de commerciële directeur van Philips (De heer Moons), die JP de maandag daarop al contacteerde. 
Zonder veel hoop – dertien dagen voor carnaval – deed deze nog maar eens zijn verhaaltje over. 

“Morgenvroeg om negen uur zijn we bij u”, klonk het aan de andere kant van de lijn in het verbaasde oor van de prins.  Het zou een waanzinnige strijd tegen de tijd worden. 

Dinsdag waren de heren van de uitgeverij Lamy- Van Den Hout, van het merk Primavera, ter plaatse. 

Ze vroegen hem om zijn eigen compositie eens te laten horen. Zonder orkest, enkel onder begeleiding van een gitaar, deed Jean Paul zijn ding. 

De heren vonden het goed, en vroegen meteen wat er op de B-kant zou komen ... 
Een B-kant .. Oja, een B-kant is er ook nog nodig. 
Jean-Paul dacht even na over een typisch Aalsters lied, en meteen schoot hem het welbekende “Jonges van de Veirkemert’ te binnen. Dat moest het worden ! Een refrein dat iedere Aalstenaar kende. 

Het refrein was echter wel gekend, maar ... de rest ? 
Tja, ... de rest ... 
Jean Paul kende het niet, enkele oude carnavalsratten ook niet, zelfs Gust Kees wist niet hoe dit aireken verder ging!”

“Zekken dingen es da na nie grof” ...

Er zat dus niets anders op dan de volgende coupletten zelf te gaan schrijven. 

Odilon Mortier zorgde voor het orkest en, samen met de orgelist van de Actif Club, ook voor de orkestrale aanpassingen en de melodie voor de coupletten. 
Alles werd keurig op papier gezet, en werd opname klaar gemaakt. 
Dinsdagmorgen kwam er dan een telefoontje van een Aalstenaar die bij de BRT werkte en die wilde voor de studio opnames een groep van dertig verkleden zien. 
Ook dat speelde men (uiteraard) klaar ... da kaan alien in Oilsjt ... 
In de studio van Decca werd de plaat dan opgenomen voor Philips. 
Alles verliep naar wens. 

De moederband werd op woensdag naar de perserij gebracht, vrijdag werden de platen geperst en de hoezen gedrukt. ‘s Maandags gingen de zwarte schijven in hun hoesje en dinsdag om 11 uur lagen ze bij Dissen Kiekens en andere Aalsterse platenhandelaars. 
De radiodistributie die banden had met Philips, kreeg van directeur Moons de opdracht om het plaatje zo veel mogelijk te draaien, en dat gebeurde dan ook … tot zo’n 20 keer per dag. 

Aalst liep storm voor zijn hit. Bij Kieckens lagen er zo’n tweeduizend in dozen op de toonbank, aan 66 frank ’t stuk en ‘s Anderendaags waren ze allemaal al weg. De zoon van Dissen had een ganse dag niets anders moeten doen dan kaartjes typen voor de Juke-boxes van de Aalsterse cafés. 

Drieduizend nieuwe exemplaren werden de vrijdag verkocht en nog eens drieduizend extra op carnavalszondag zelf. 
In Aalst werd gedurende die drie dolle dagen en nachten niets anders gezongen dan dat ze het hier ferrem vonden om Oilsjteneers te zen. 

Samen met bloemenfee Annick Palsterman, en omringd door zijn Prinsengarde (de Galante Moilentrekkers), doorkruiste Jean-Paul zowat de hele stad. Hij was overal aanwezig en zijn succes was overweldigend. 

Eén ding vond hij wel jammer. Na de verbranding van 22 uur dinsdagavond, vertrokken bussen met Aalstenaars naar de Nachten van Antwerpen, en lieten hun stad daardoor nogal desolaat achter. Dat was een pijnlijke anti climax. 

Vastelauved was voorbij en zwijgend liepen de laatste verkleden naar huis … plotseling waren ze allemaal heel erg moe.

Een verdiende prins ? Ja hoor!
Als kind immers stak Jean Paul stak als kid al boordevol fratsen. 
Het bleek een nerveus ventje te zijn met een onvoorstelbare, ongebreidelde fantasie. Het leven was voor hem één grote grap. In iedere situatie die zich voor zijn ogen voordeed, zag hij direct het komische element. Wie met Jean Paul op de lappen ging, lachte zich dus zeker te pletter, de lol kon gewoon nooit op. 

Kinderen konden toen ook nog rustig ravotten in de straten en op de pleinen, er viel altijd wel wat te beleven. Zo kon je toen in het straatbeeld nog je eigen circus opzetten, waaraan op de koop toe een heuse reclamestoet voorafging. Wat hij dan ook deed … door de Statiestraat, over het Statieplein, via de Vooruitgangstraat en den Botanieken Hof, en langs de Fabriekstraat terug naar de “Koelemert”, waar de tenten waren opgeslagen. 

Iedere vrije dag en elk mogelijk vrij uurtje brachten de kinderen op de straat door. 
Daar waar spelende kinderen tegenwoordig ‘het storende element’ op de straat zijn, was het toen net omgekeerd. De auto was de ‘indringer’ op de straten ...    
Je was als kind trouwens wel verplicht om voortdurend wat te verzinnen, want televisie was er nog niet, laat staan computers, videogames en smartphones. De straat was je eigen wereldje, waar je godganse dagen zelf je scenario’s schreef en alle mogelijke rollen speelde. 

Zijn vader Frans De Boitselier en moeder Honorine Beeckman waren allebei voortreffelijke dansers, en Frans vormde ook met Charles Van Steenberghe een paar apart. Frans en Charly, een duo, dat zich in die tijd over een enorme populariteit mocht verheugen. 
Grootvader Modest Beeckman bracht in de toenmalige Aalsterse revues het publiek ook aan het gieren, en zo kwam het dat ieder die Jean Pauleken toen kende, zei ‘da maaneken eig’et van gien vremde’ (‘dat ventje heeft het van geen vreemde’)

De appel viel dus zeker pal onder de boom en Jean Paul werd parodist en imitator met zo een onnavolgbare mimiek, … Mocht hij in Nederland zijn geboren, hij was ongetwijfeld al sinds vele jaren een gevierd cabaret artiest geweest. 

Hij kreeg een heel mooie carrière. In tegenstelling tot zijn voorgangers Henri Arijs en Simon D’Hondt, heeft hij immers wél meer dan 1 keer deelgenomen aan een prinsenverkiezing ... en met succes.
 
In een quiz enkele jaren geleden, werd de vraag gesteld hoeveel keer Jean-Paul er is bijgeweest. 
De meeste quizzers waren ervan overtuigd dat het vier keer was, maar daar sloegen ze de bal mis. Het was ondertussen maar liefst vijf keer. 

Het begon al in 1955, hij was toen zeventien. 
De mensen van de vroegere weerstandsgroep “Rita”, mevrouw Pletsier, Gustaaf De Stobbeleir en Bastien Verhulst (die ook de jury vormden) organiseerden in de zaal Madelon één van de eerste verkiezingen van Prins Carnaval. 
In de zaal achter Oscar Van Paemel’s “Pompierken” stonden Ben Barrez, Bert Verbestel, Fransky en zoon Jean Paul op het podium. 
“Ik was bereid om de hoop te vullen” zei hij. 
Een speech moest toen nog niet worden gehouden. De jury en gedeeltelijk ook het publiek beoordeelden de kandidaten immers enkel op hun kostumering, mimiek en presentatie. 

Het was vader Fransky die toen de show stal, en uiteindelijk ook het pleit won. 
Een jaar later werd hij Keizer carnaval. 
Niet gewonnen dus, maar zoon Jean Paul had toch maar mooi al enige podiumervaring opgedaan. 

Het zou wel nog elf jaar duren vooraleer hij opnieuw op de bühne zou klimmen.
Meteen deed hij opnieuw een gooi te doen naar het prinsschap. 
Intussen was hij in December 1962 gehuwd met Nora Van Der Meirsch, een meisje uit een verfijnd artistiek milieu. 
Frans De Boitselier was kort daarvoor overleden. Eén en ander zou er dus waarschijnlijk de oorzaak van worden dat Jean Paul de eerste jaren niet meer zo erg veel aan carnaval dacht. 

Op 25/07/1998 verloor onze keizerlijke stad deze Prins der Prinsen. Hij die ons wondermooie carnavalsongs naliet. Cultureel erfgoed .. . Deze liedjes moeten  we met z’n allen  koesteren en in ere houden, ter nagedachtenis van deze artiest. 

Raldegeda, Ka-Ka-Carnaval, de Rozenbril, ‘k drink zu geren Safir, en zoveel andere songs waarvan velen zelfs nog nooit zullen van hebben gehoord hebben waren verkrijgbaar op vinyl, langspeelplaten, cassettes en ondertussen ook op cd.  Zij zullen ongetwijfeld nog heel lang door de Aalsterse carnavalisten meegezongen worden. 
Zorg er trouwens ook zeker voor dat je de tekst van het ”stroeimezieksken” niet vergeet als je met carnaval rondloopt in Aalst. Het zal je zeker goed van pas komen.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1966 : Kamiel Sergant

Kamiel was, zo mocht reeds blijken uit zijn verkiezing in 1963, een kleine rebel. 
Terwijl het reglement duidelijk voorschreef dat er geen Aalsters mocht gebruikt worden tijdens de shows, deed hij het toch. 
Hij werd in 1964 uitgesloten van een nieuwe deelname gezien hetzelfde reglement ook voorschreef dat een regerend prins zich het jaar van zijn prinsschap niet opnieuw mocht kandidaat stellen. 
In 1965 steunde hij kandidaat Simon, en in 1966 besloot Kamiel dus om zich opnieuw zelf op de kandidatenlijst te laten zetten. 

Kamiel moest het opnemen tegen maar liefst 5 tegenkandidaten. De ‘zware gevallen’ waren Jean Paul De Boitselier en Roger Cleemput. Het zou dus een heftige strijd worden. 

Kamiel zorgde voor een primeur. Waar vorige verkiezingen zich eigenlijk op de avond zelf afspeelden, lanceerde hij de trend van het campagne voeren. 
Hij liet aanplakbiljetten aanbrengen en ging de stad in met een autokaravaan, fanfare en spandoeken. 

En het hielp. In de zaal waren tientallen spandoeken te zien, en grote groepen supporters hadden zich duidelijk al een mening gevormd over hun toekomstige prins, nog voor het eerste woord gezegd of het eerste lied gezongen was. 

Kamiel kwam heel verrassend uit de hoek. Zo kondigde hij de val van de regering aan, tot grote verbijstering van de aanwezige prominenten, waaronder ook enkele ministers. 
Hij liet ook zien dat hij over een fors aantal stembanden beschikte en bracht met het lied ‘Het Poepentheoter’ het ontbreken van een Cultureel Centrum in de stad ter sprake. 

De prins kreeg dat jaar volgnummer 44 toegewezen in de stoet en in plaats van in het begin van de stoet, zoals tegenwoordig het geval is, sloot de prins toen de stoet af. 

Hij beloofde ook om in 1968 opnieuw een gooi te doen naar de titel … zo plezant vond hij het …

Na deze verkiezing tot nieuwe prins en een ijskoud prinsenjaar nam hij ook deel aan de verkiezing van ‘prins der prinsen’. Dat was een verkiezing onder alle prinsen van België. 
Hij moest er een toespraak van drie minuten houden, wat uiteraard geen probleem bleek voor de welbespraakte stadsgenoot, en won ook dit spektakel. 

In een artikel uit de ‘Gazette van Aelst van 02/02/1967” staat te lezen dat de belevenissen van een prins carnaval en zijn bloemenfee soms uiteenlopend van aard waren,

“Wat mij het best heeft bevallen", zei bloemenfee Annik, met haar schalkse kapoenogen, "was mijn verkiezing zelf. De manier waarop ik deze afdwong viel buiten kijf, de talrijke supporters en een groot gedeelte van het publiek zorgden ervoor". 
En natuurlijk : Annik hééft supporters ! Toen ze tien jaar oud was, liet zij zich als één van de allereersten inschrijven in de toenmalige, juist opgerichte, balletschool. Het was vermoeiend, zeer vermoeiend, zegt ze, heel wat moeilijker dan bloemenfee spelen. 
Stel U voor, 2 uur per dag oefenen, dat gaat ook boven een meisjespetje. Op 14 jarige leeftijd werd ze lid van de Aalsterse Turnkring en twee jaar later speelster bij BBC Okapi. Zo kan men hedentendage de Aalsterse bloemenfee regelmatig zien optreden met de damesploeg van Okapi, die de leiding heeft in de rangschikking. Dat zij ‘all round’ is, weten we nu, maar wat met de verplichtingen die ze heeft als bloemenfee ? 

De weekends zijn nu druk bezet, we gaan omzeggens elke zaterdag of zondag ergens op carnaval of bloemenvisitie, maar … ‘s anderendaags moet ik fit zijn voor de wedstrijden van Okapi, en ‘s maandags om 6 uur het bed uit want … ik ben ook eindejaarsstudente aan ‘t P.H.T.I. te Gent. 
Dat de bloemenfee dan ook niet enkel lief en mooi is, maar ook als 5 talige secretaresse een waardige vertegenwoordigster is van Aalst en zijn bloemen, hoeft geen betoog ! Waarvoor ik nu nog het meeste angst heb, is de carnaval zelf, drie zware dagen en vier zware nachten staan mij te wachten, maar ja, zij is ook al sinds twee jaar lid van de carnavalsgroep ‘Van Jongsaf Oan’ (tussen haakjes gezegd, dezelfde groep die voor haar een schitterende carnavalswagen maakt). Wat een veelzijdige Annick, een onbetwistbare vaandeldraagster van Carnaval. Zij zelf werd immer geboren op die carnavalszondag van 1948. 

Naar dit alles had Don Camillo I 1963 en Kamiel I 1966 (twee verschillende namen in 1 en dezelfde persoon) stil geluisterd. 
Wat hem van 1963 vooral is bijgebleven zijn de ijskoude carnavalsdagen toen de thermometer ver beneden nul gezakt was. 
Eén van de mooiste ogenblikken van die ambtstermijn was de kennismaking in het besneeuwde Eupen, met de toenmalige prins van Keulen. Dat was Alex 1, advocaat van beroep, die in Belgie maar twee carnavalssteden kende : Eupen en Oilsjt! Toen hij ‘s nachts naar zijn hotel terugkeerde, kende hij ook enkele vrienden meer, waaronder zeker de toen nog onbekende TV ploeg van Echo, die het nuttige aan het aangename had gekoppeld, en eens stevig de eerste carnavalsbloemetjes had buitengezet. 

De sensationele verkiezingsstrijd in 1966 zal iedereen wel bijgebleven zijn. 
Er waren een groot aantal kandidaten, allen aan elkander gewaagd. 
In één woord, Aalst werd overspoeld door aankondigingen allerhande. 
Het behalen van die titel in 1966 was voor Kamiel dan ook wel de mooiste herinnering. 
Bij die verkiezing, zegt hij, hebben alle kandidaten hun steentje bijgedragen tot het opvoeren van een stunt die heeft bijgedragen tot een degelijk goed gevoerde, reclame voor de Oilsjterse carnaval in het algemeen. 
De ‘zogeheten’ ontvoering van Dendermonde, samen met enkele leden van het stedelijk Feestcomité, en de kennismaking aldaar met de kopvleesetende massa, was alweer een onuitwisbare sensatie. 

En dan, maart 1966, toen we, spijts het forfait van talrijke prinsen die met de deelname van een Aalsterse prins niet erg waren ingenomen, naar Mechelen gingen. Daar wordt elk jaar de titel ‘prins der prinsen’ toegekend. 

Voor de Eerste maal in de Aalsterse carnavalsgeschiedenig werd een Aalsterse prins daar tot ‘prins der prinsen’ gekozen, en dat was een titel die we met 48,5 op een totaal van 50 punten zeker niet hadden gestolen. 
Het was dan ook een genoegdoening voor de heren Van De Perre en Wauters en al mijn supporters die de reis hadden meegemaakt. 

Kamiel bracht vernieuwing, schwung, plezier ... 
Hij trok voor het eerst met fanfares naar de halle en bleef bij elke verkiezing altijd even sportief. 
Hij was de allereerste die de verkiezingen ook kleurde met talrijke ‘Stemt Kamiel’- borden, strooibiljetten, aanmoedigingen, spandoeken, ... 
Tijdens de verkiezingen zelf was er lawaai, animatie, verkiezingssfeer, ... kortom ... carnavalsstemming alom. 

Waarom werd er geen grotere ruimte voorzien voor dit feest vroegen velen zich af, toen enkele honderden mensen de toegang tot de zaal werd ontzegd bij gebrek aan plaats. De verkiezing vond plaats op vrijdag 4 februari in de Stadsfeesthalle in de Schoolstraat. We kunnen dus wel stellen dat de roep naar een aangepaste zaal hier zijn oorsprong vindt. Decennia later blijkt dit nog steeds een probleem te zijn. 

Eén voor een kwamen de kandidaten de zaal binnen,. Een beetje nerveus en onwennig, en eigenlijk totaal onopgemerkt namen ze plaats naast het podium in een vergeten hoekje. Voor het podium zaten, wel duidelijk zichtbaar, de notabelen, die hun voorbehouden stoeltje duur betaald hadden.

Een puik Aalsters orkest probeerde heel alleen de zaal warm te krijgen met stemmingsliedjes, en toen ineens verscheen de afvaardiging van Blankenberge op het toneel, samen met onze eigen regerende prins Simon. Ze waren wel wat laat, maar dat kwam omdat ze sinds zeven uur vredig aan de feestdis gezeten hadden, in de omgeving van de eeuwige vlam. Ze zagen er prachtig uit,  met hun mooie hoeden. Vooral onze prins stak de kroon met een prachtige carnavalsbolhoed, die jaarlijks werd uitgeleend door ons achtbaar Feestcomité.

Er heerste spanning in de zaal tijdens en na de gekruide redevoeringen van onze kandidaat-prinsen, ons voorgesteld door de lieve bloemenfee, begon het allemaal “voor echt”. 
Kamiel zorgde voor de ‘farce majeure’ dat jaar. Niet alleen deed zijn ‘Oilsjters Lied’ het formidabel, maar in zijn rede ging hij zelfs zover dat hij niet alleen de aanwezigen op de hoogte stelde van de val van de regering, maar dat hij met deze melding ook de aanwezige minister compleet verraste. Zelfs deze gaf toe ‘nog nooit zo vlug zijn informatie te hebben gekregen’. 

Daarmee kenden we ook meteen de sterkste troef van Kamiel : spontaan inspelen op de actualiteit, vooral Aalsterse actualiteit. 

Een kleine anekdote nochtans. Kandidaat prins Willy was nog aan de beurt, en reeds kwam een der lieve juffertjes van onze vaderlandse verenigingen de stembrieven ophalen. Zo heel alleen zonder controle van een lid van het feestcommiteit. Er moesten nog twee kandidaten spreken, en ze deed reeds haar ronde. Dat was fout natuurlijk, en daar kwam toen uiteraard heel wat commentaar op. 

Anders niets dan lof voor de inrichters, die niettegenstaande hun gekleurde bril, steeds eensgezind de verkiezing van onze Prins Carnaval tot een der topgebeurtenissen trachten te maken. 

De hoop was er dat het toekomend jaar allemaal nog beter zou worden. Ze krijgen dan een krediet van maar liefst 600 000 Franken, waar men natuurlijk al iets mee kan presteren.  Daarenboven hebben ze de steun van de ganse bevolking. 

“Hoe meer kandidaten zich het volgende jaar zullen aanbieden, hoe meer verscheidenheid wij bij de verkiezing zullen krijgen”, klonk het opgewekt. 

Dat Aalst de carnavalsstad bij uitstek is, hebben de echte Oilsjteneers die vrijdag nog eens bewezen.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1965 : Simon D'Hondt (+2003)

Toen hij op 12 februari 1965 tot prins Carnaval werd verkozen was Simon d’Hondt (° 09/03/1931) reeds bekend als zelfstandige. Hij was samen met zijn vrouw eigenaar van de firma Simon D’Hondt-Temmerman in de Molenstraat, een firma die gespecialiseerd was in auto-accessoires en binnenbekleding, caravans en boten. 
Simon was ook secretaris bij de dekenij Molenstraat-Werf en kreeg in 1964 de prijs van de beste acteur door ‘Kinova’, een cinéclub die reeds sinds 1951 een jaarlijkse film maakte over Aalst Carnaval.  

De prinsenverkiezing leek een flauwe zaak te worden. Het was erg moeilijk om gemotiveerde kandidaten te vinden en er diende niemand zijn kandidatuur in. Uiteindelijk ging het feestcomité zelf op zoek naar kandidaten. 
Gezien de grote steun die hij kreeg van cinéclub Kinova, voetbalclub Volharden , de dekenij Molenstraat en automobielclub Bonaparte, werd hij verzocht deel te nemen, iets wat hij na enige bedenktijd aanvaardde en ter harte nam.
Hij begon onmiddellijk met de verdeling van ‘linjekes’ als promotie. 

Zijn enige rivaal werd Willy De Meyst, een tweede kandidaat die positief antwoord had gegeven aan de oproep van het Feestcomité.

Willy genoot in Moorsel over een enorme populariteit, en hoewel hij geen geboren Aalstenaar was, was hij toch lang genoeg in Aalst gedomicilieerd, om deel te kunnen nemen aan deze belangrijke strijd.  De tweestrijd Aalst – Moorsel zou uiteindelijk worden beslecht in het voordeel van Aalst en Simon D’Hondt.

Het publiek werd op verkiezingsavond opnieuw vergast door een prachtoptreden van Leo Martin. Daarna was het de beurt aan bloemenfee Ingrid die de twee kandidaten kwam voorstellen. 

Daarna volgde de ultieme proef voor de kandidaten. 
Willy deed zijn best maar uiteindelijk bleek dat Simon het pleit gemakkelijk zou winnen. 
Zijn vriend Hector Rombaut schreef zijn speec, waarin hij meldde dat hij – bij zijn verkiezing -  wel het één en het ander gewijzigd wilde zien aan het bestaande carnavalsbeeld.
Hij wilde er bijvoorbeeld ook de gehandicapten in betrekken, en zou het daarbij niet enkel bij woorden houden.  
De bloemenfee, die altijd wat in een vergeethoekje stond … dat wilde Simon voortaan niet meer zien of horen !

Verder stak Simon ook graag de draak met de ‘belachelijke’ wandelstokjes waar de leden van het Feestcomité mee rondliepen. Hij verbood de heren dan ook om er tijdens zijn regering mee te slaan. 

En iedereen moest minstens een neus, een bril of een moustache op zijn gezicht zetten. Overtreders moesten trakteren!

Met bandopnemers was het voortaan toegelaten om alles op te nemen, iets wat tijdens een zitting van de gemeenteraad ten stelligste was verboden. 

Simon won de verkiezingen en ontving een oorkonde uit de handen van schepen Gilbert Claus. 
Na het voorlezen van de oorkonde bewees hij meteen dat hij het meende met de voorafgaande beloftes, en schonk zijn prijzengeld van 5000 frank onmiddellijk aan Levensvreugde. 

‘s Zaterdags kwamen de Oude Garde en het Feestcomité Simon thuis afhalen. De poort van zijn zaak in de Molenstraat werd vrijgemaakt, en er werd een receptie aangeboden waar men nog een hele tijd over zou napraten. De leden van het Feestcomité vormden de erehaag, de grijze hoeden werden hoog gehouden.  Wat er met hun wandelstokjes gebeurde, heb ik jammer genoeg niet kunnen achterhalen.

Samen met bloemenfee Ingrid Schwerzer, een meisje uit het verre Antwerpen, verplaatste de nieuwe prins zich in een witte ceremoniewagen, compleet met stadschauffeur en al. Het was een wagen die eigendom was geweest van dokter Torrekens, en die door de stad was aangekocht. Het voertuig stond toen dag en nacht ter beschikking van Simon en Ingrid. 
Fred Brossé maakte er beelden van voor het Tv-journaal. 

Natuurlijk werden het uitputtende uren. 

“Droi doagen lank graalek woineg gesloapen”, was één van zijn verklaringen na afloop van het volksfeest. 

Het kostuum dat de stad toen ter beschikking stelde van haar prins, was er eentje zonder zakken, en zo moest zijne hoogheid de lintjes en de speldjes dan maar in zijn brede mouwen stoppen. 
Lintjes trouwens die verwezen naar de automobiel- en de cinéclub. 

Acht dagen na carnaval zat er nog zo’n speldje verzworen in zijn arm. 
“Ik werd getrakteerd tot het bier in mijn botten stond”, verklaarde de prins. 
Later werden de verplaatsingen buiten de stad met de wagen van De Lachers gemaakt. Het waren er maar liefst zo’n 25 a 30, maar het bleken allemaal wel waardige verplaatsingen geweest te zijn. Met alle respect voor duivenmelkers en belotters, maar die verenigingen liet de prins liever links liggen.

De verste verplaatsing was die naar Blankenberge. 
Er was ook een opening bij van een carnavalstentoonstelling in het Centraal Station te Brussel, en daar waren De Sloebers, De Lachers en De Veroitstreivende Achteroitkrabbers ook bij. 

Simon leerde tijdens zijn regeerperiode heel wat mensen kennen, en zijn naam kreeg dan ook heel wat bekendheid. Uiteraard kwam dat ook zijn zaak ten goede. Zijn cliënteel groeide en hij zag zich verplicht om meer personeel in dienst te nemen. In 1965 had hij 8 mensen in dienst, twee jaar later was dit aantal verdubbeld en op een bepaald ogenblik had hij zelfs 27 personen in dienst !

De titel van Prins Carnaval bleek dus een heel goede publiciteit te zijn, een echte gouden zaak voor een middenstander. 

Na zijn succesvolle regeerperiode in 1965 stelde hij zich echter nooit meer kandidaat. Volgens hem was één keer meer dan genoeg. Nadat hij lid van het Feestcomité werd (waar hij zijn goede vriend Hector Rombaut opvolgde), kon hij dan ook niet meer deelnemen, want dat werd verboden door ‘het reglement’.

In 1970 kwam Simon D'hondt tijdens de Prinsenverkiezing met het idee op de proppen om een vereniging op te starten van ex-Prinsen Carnaval. Hij vond het uitermate jammer dat de vroegere Prinsen Carnaval mekaar zelfs niet kenden of geen contact meer hadden. 

In de jaren '50 mochten de vorige Prinsen tijdens de verkiezingen hier en daar nog eens ‘aanwezig zijn’, maar sinds de overname van de verkiezing door het Feestcomité, gebeurde dit niet meer. 
Simon had de voorzet gegeven en onder impuls van Henri Van de Perre, Fons Singelijn en André Dooms kwam het zover dat tijdens de Prinsenverkiezing van 1972 alle oud-Prinsen effectief nog eens op het podium gevraagd werden. 
Simon ging echter nog verder en had het idee om een heuse vereniging voor ex-Prinsen te lanceren. 
De camere was geboren, en op 16 december 1972 kwam de Prinsencaemere reeds voor een eerste keer samen om er haar pionierswerkjaar af te sluiten. 
De ex-Prinsen besloten een bestuurder te kiezen en met algemeenheid van stemmen kwam men uit bij Simon D'hondt. Omdat de titel van voorzitter al naar Fons Singelijn gegaan was, werd Simon benoemd tot deken van de Prinsencaemere. In maart 1973 werd De Prinsencaemere officieel voorgesteld aan het grote publiek; Simon D'hondt overhandigde hierbij een zilveren champagnebeker aan Fons Singelijn en Henri Van de Perre.

Het idee om zich meer in te zetten voor de mindervaliden kreeg ook meer vorm. Samen met de caemere organiseerde hij in 1974 een eerste ‘dag voor de mindervalide kinderen’, en ze bezochten met maar liefst 450 kinderen de kermis.

Simon zou ook een hoofdrol spelen in de organisatie van de eerste Prinsendagen en verschillende shows van de Prinsencaemere. 
In de jaren '80 deed hij mee als Simonne la Grosse tijdens de travestieshows van de Prinsencaemere en ook in de eerste revues van de Prinsencaemere was Simon nog te zien.

Dat de plannen van Simon en de Prinsencaemere niet altijd door iedereen met evenveel enthousiasme werden aanvaard, bleek duidelijk toen Louis Van Pottelbergh in de jaren ’80 waarschuwde dat De Prinsencaemere niet meer op veel sympathie kon rekenen bij de carnavalsgroepen.
Dat werd trouwens pijnlijk duidelijk toen Patrick De Neve in 1987 weigerde toe te treden tot de vereniging.

In 1991 kwam er een einde aan het voorzitterschap van Simon bij de Prinsencaemere. Met Michel Cleemput werd er een nieuwe voorzitter gekozen maar Simon bleef wel deken voor het leven.

Op Prinsendag 1992 werd hij gehuldigd, ondermeer door een lied van  Kris De Poorter en Pascal Solemé die afscheid namen van een geëmotioneerde Simon die besloten had om de Prinsencaemere los te laten en de leiding over te laten aan zijn jongere collega's ex-Prinsen

Uit een interview leren we dat Simon altijd geïntrigeerd was door de Domino’s. 

Er is een tijd geweest dat men de massa’s domino’s die in Aalst rondliepen, een echte plaag vond. Toch hadden ze een zekere charme … die totaal onherkenbare en geheimzinnige figuurtjes, volledig in het zwart gekleed en met de typische puntmutsen. 

Je zag er een (vrouwelijke?) silhouette in, je raadde naar de (vrouwelijke?) vormen, trachtte hem / haar te herkennen, aan de schoenen of iets dergelijks … maar het bleven mysterieuze verschijningen, die ondertussen jammer genoeg uit het straatbeeld zijn verdwenen.  De domino’s zijn echter nog niet volledig dood en begraven. In de kunstwerken van Peggy Wauters blijven ze verder leven, weliswaar op doek.

Vroeger zag je in de stad op zondagavond en maandag ook een twintigtal kleine groepjes met een eigen show. De Koleiregeivers, De Mettes, Gargam, De Lachters, ... 

Allemaal namen die toen klonken als een bel, maar die nu praktisch niemand meer kent. 

Alles Aalsters houden bleek jammer genoeg ook onmogelijk. Er komen steeds meer en meer inwijkelingen in de stad, en vreemdelingen, die op hun manier hun eigen stempel drukken op alle facetten van het carnaval vieren, maar die toch de tijd van vroeger niet meer kunnen doen terugkeren. 

Simon vertelt verder : “Pluimen zijn tegenwoordig onvermijdelijk. Carnaval wordt groter en groter. Hier en daar brokkelt er steeds wat meer af van het typisch Aalsterse karakter. Het is onmogelijk om buiten de stadsgrenzen te gaan, en specifiek Aalsters te blijven”.

Van meet af aan moest de prinsencaemere op zoek gaan naar valabele inkomstenbronnen, vooreerst om voor alle leden een uniform te kunnen betalen. Het eerste jaar liepen de leden trouwens nog rond in een witte smoking met erelint. De kas werd onder meer gespijsd door de uitbating van een café tijdens de jaarmarkt. Daarna ging het gezelschap over tot het huren van een café in de stad, waar vele optredens en ajuinschietingen plaats hadden. In 1974 en 1975 zorgden de prinsen zelfs voor de show van het laatste actieve Aalsterse circus Johnny op de Hopmarkt. 

In 2003 bracht DAK deel 3 uit van de carnaval boekenreeks 2001-2005. In het boek 'Een Jubileumfeest met ballen' werd een volledig overzicht gebracht van het Aalsters carnavalgebeuren 2003 vanaf de prinsenverkiezing tot de popverbranding. De carnavalisten Jan Simon D'Hondt die in 2002 overleed en Francis Van Den Steen, beter gekend als de Cissen , kregen een waardig 'In Memoriam'. D'Hondt was prins carnaval in 1965, erelid van het Feestcomité en stichter van de Prinsencaemere.

Het is dankzij de Prinsencaemere dat er verandering is gekomen in onder andere de ontvangst van andere prinsen uit andere steden. Vroeger werden die gewoon genegeerd.  Volgens Simon moest men sympathie hebben voor iedereen, met of zonder pluimen. “Mensen die niet tegen pluimen kunnen, steken liefst zelfs de pluimen van een ander op hun hoed”. 

Volgens Simon (in een interview met De Voorpost op 13/02/1981) is Carnaval gelijk aan vriendschap. “Of ze nu alaaf roepen, of Ajoin, zoals Pol De Paepe het ooit voorstelde, het zijn allemaal onze vrienden”. 

In 1987 werden Simon D'hondt en Stefaan Vinck tot ridder geslagen in het Gulden Vlies van FEN.
In 1989 werd Simon D'hondt ondervoorzitter voor het leven van de Amicale van het Stedelijk Feestcomité.

Op 11/03/2003 nam Aalst afscheid van Simon. Hij overleed in Hofstade.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1964 : Hendrik Arijs (Hendrik I)

Onder de naam Hendrik I was het dit jaar aan Henri Arijs (°18/07/1941) om met de scepter over ‘zijn stad Aalst’ te kunnen zwaaien. 

Hendrik ‘Henri’ was 22 jaar toen zijn collega’s hem lichtjes ‘pushten’ om ook eens mee te dingen naar de scepter. ‘Allee, doe eens mee ... ‘. 
Zo simpel was het toen eigenlijk. 
Niet zoals nu waar technologie en een degelijke voorbereiding en planning heel belangrijk zijn geworden, maar wel met het geven van een speech, en het volk meekrijgen met een spelletje.  
‘Waar of niet waar’ was toendertijd heel populair. 

Van campagne voeren, wat de prinsen tegenwoordig al geruime tijd op voorhand moeten doen, was helemaal geen sprake. Geen affiches, geen eetfestijnen, geen gadgets, liedjes, pulls en T-shirts, geen clublokaal, …  (saaie bedoeling, niet … ?) 

Je kreeg ook maar welgeteld 1 kans : de show in de stadsfeestzaal in de Schoolstraat (de beroemde ‘couverture’). Alles moest die avond bewezen worden, er was geen mogelijkheid tot 'opbouwen naar een climax', maar ook niet tot ‘herpakken’ mocht het ergens fout gaan. 

Er was toen ook nog geen voorverkoop van kaarten. Het enige wat van een kandidaat prins wel eens gevraagd werd, was dat hij al eens trakteerde op café. 

Het kostuum ging in die jaren trouwens verschillende kiezingen mee. Het exemplaar van Hendrik bijvoorbeeld was net het zelfde als dat van Kamiel een jaar eerder. En ook in 1965 zou het nog eens dienen voor zijn opvolger, Simon D’Hondt.  
De stiksters van ‘t stad deden mirakels en pasten alles aan. Te lang, te breed, te dik, te dun, … geen uitdaging was hen te groot, en zo verscheen de prins telkens weer in een ‘op maat gemaakt’ kostuum (en een betjen ‘troekare en foefelare’ van de stikploeg). 

Gezien het reglement dat een prins zich het jaar na zijn verkiezing niet opnieuw mocht aangeven, moest Kamiel Sergant dus passen dit jaar. 

Henrieken, zoals de vrienden hem wel eens noemden, maakte in de ogen van de meeste insiders maar heel weinig kans, en begon de verkiezingen dus vanuit een underdog-positie.
 
Hij kreeg de mensen echter heel goed mee tijdens het optreden en dat bleek uiteindelijk toch de doorslag te geven voor de prachtige score.  
Zijn inspiratie voor zijn optreden haalde hij uit zijn werk bij de stadsdiensten. 
Terwijl de andere kandidaten heel hun tekst van buiten hadden geleerd, haalde hij voor zijn proclamatie een spiekbriefje boven. Hij had immers alles wat hij wou vertellen netjes genoteerd en was zinnens om niets te vergeten of over te slaan. 
De vrijwel kansloze stadsbediende werd door een grote meerderheid van het publiek aangeduid tot de prins, die over het Aalsterse carnaval zou gaan regeren in 1964. 

Hij behaalde maar liefst 750 stemmen, een klinkende overwinning als je weet dat de tweede plaats werd behaald door Herman met 420 kruisjes achter zijn naam. 
Derde werd Gaston met 230 punten, en als vierde eindigde Jozef met 120 punten. 
Prins Hendrik I kreeg als cadeau een set couverts als cadeau, die plechtig werden overhandigd door de burgemeester. 
Later zou hij verklaren : “’t ei me ‘n vrie eirt gekost, mor ‘k em er toch een doois leipers en frinketten on oeverg’haeven!” (’t Heeft me veel geld gekost, maar ik heb er toch een doos lepels en vorken aan overgehouden’)

Volgens de prins – in een interview in de Voorpost van 13/2/1981 – waren het drie heel hectische dagen. Vermoeiend vooral. Drie dagen en vier nachten zonder slapen, en overal naartoe gaan, waren een onvergetelijk avontuur en een ongelooflijke belevenis. 

Het begon met de officiële opening van de foor door de Oude Garde. Daarna verschillende bezoeken zoals aan het bejaardentehuis en noem maar op.  “Drie dagen lang sta je in het middelpunt van de belangstelling” verklaart hij, “maar na de verbranding van Vastenavond ben je van geen tel meer, ...”

Het prinsenjaar verliep eigenlijk heel kalm. Als hoogtepunt, naast de stoet en nog wat verplichte aangelegenheden, stond er op zijn palmares niet meer dan een ‘officieel’ bezoek aan Blankenberge.

Hij werd later één van de medestichters van de Prinsencaemere, maar maakte er in feite nooit echt actief deel van uit. Hij diende zich, omwille van zijn beroepsbezigheden, Henri was stadsfotograaf, te beperken tot het maken van de gelegenheidsfoto’s van het prinselijk gezelschap.  Het feit dat hij er bijna nooit kon bijzijn, bezorgde hem wel hartzeer, en in 1974 kondigde hij het einde aan van zijn samenwerking.  
Hij moest beroepshalve immers overal aanwezig zijn waar iets te fotograferen viel, en moest dus heel vaak passen voor carnavalsactiviteiten. En als hij dan al eens aanwezig kon zijn, was hij ook daar ‘fotograaf van dienst’

Na het sprookje van 1964 heeft hij zich ook nooit meer nog kandidaat gesteld ...

Hendrik overleed op 24/8/2023.

Met dit overlijden verliest onze stad alweer een icoon uit de carnavalswereld. 
Hij was de oudste nog levende prins carnaval.

De laatste jaren kampte hij met gezondheidsproblemen en was hij opgenomen in een woonzorgcentrum.

Hendrik zal herinnerd worden als mede oprichter van de Prinsencaemere. 
In 2024 zou hij 60 jaar prins geweest zijn, maar dat heeft dus niet mogen zijn. 

De begrafenisplechtigheid gaat door in het crematorium van Aalst en dit op woensdag 30 augustus  om 14u30.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1963 : Kamiel Sergant 'Don Camillo'

Honderden enthousiaste Oilsjteneers hebben de heel barre weersomstandigheden van het begin van 1963 getrotseerd om in een goed verwarmde Feesthal getuige te kunnen zijn van de verkiezing van Prins Carnaval en de Aalsterse Bloemenfee. 

Voor Kamiel begon het eigenlijk allemaal al in 1962.
Hij stelde zich kandidaat maar sprak hierbij, tegen de reglementen in, een beetje te veel in het Aalsterse dialect.
Dat was tegen het reglement dat er in 1960 kwam naar aanleiding van de komst van prins Alexander (halfbroer van Koning Boudewijn) waarbij de hoogheid door enkele carnavalisten werd aangesproken in het Oilsjters. 
Dat was iets dat niet kon en men bracht een reglement uit dat het de kandidaten vanaf 1961 verbood om nog in het dialect te spreken. Men zocht dan ook deelnemers in de toneelwereld, want 'dat waren toch mensen die deftig konden spreken'. 
Kamiel wilde hiertegen revolteren en stelde zich kandidaat in 1962 ... met het gekende gevolg. 

In 1963 zou hij het anders aanpakken en hij beloofde het publiek dat, als ze voor hem zouden kiezen, hij Aalst op zijn kop zou zetten en volledig vernieuwen.

Op de avond van de waarheid brachten het orkest van René Carlier en de verschillende radio- en TV vedetten er onmiddellijk de stemming in bij de aanwezigen. 
Schepen Gilbert Claus, als voorzitter van het stedelijk Feestcomité, voerde het welkomstwoord voor een dolenthousiast publiek, waaronder zich ook de vroegere prinsen en andere hoogwaardigheidsbekleders bevonden.

De schepen vroeg de ruim duizend aanwezigen om een prins te kiezen die de tradities van de Aalsterse Carnavalsfeesten hoog zou weten te houden. 
Onmiddellijk daarop werden de drie kandidaten voor de titel van de Aalsterse Bloemenfee voorgesteld.
Dat waren Anny Moon, Rozen-meisje en Jenny Monarde.

Na deze voorstelling verschenen de drie kandidaten die zouden dingen naar de titel van Prins Carnaval 1963.
Dat waren Don Camillo (die een ode bracht aan de ajuin), Don Juan (die op symbolische wijze schepen Claus decoreerde), en Don Marcus (die zijn visie meedeelde van hoe Carnaval – volgens hem - zou moeten gevierd worden).

Tijdens het tweede gedeelte van het ontspanningsprogramma bracht het publiek zijn stemmen uit. Dit gebeurde terwijl weerman Armand Pien inmiddels de lachspieren van de aanwezigen in werking had gebracht met zijn stand up comedy avant la lettre.

Het was TV speakerin Denise Maes die de uiteindelijke uitslag meedeelde.

Anny Moon werd verkozen tot bloemenfee, terwijl Don Camillo de nieuwe prins carnaval werd.  

En van Don Camillo zouden we later nog (heel veel) horen, want dat bleek de schuilnaam te zijn van Kamiel Sergant, de latere Keizer en een echte autoriteit op carnavalsgebied.


Prins Don Camillo, bloemenfee Anny Moon, en schepen Claus

Anny Moon was de schuilnaam van Anny De Vylder, een blonde bureelbediende uit de Jan De Windtstraat 25. 
Zij werd in de bloemen (en de kussen) gezet door de feestbestuurder Van Herreweghe en schepen Claus. 

Don Camillo (toen 28 jaar oud) kreeg op plechtige wijze de traditionele scepter uit de handen van de vorige prins, Prins Karel I.  Hij gaf met veel spot en humor een uiteenzetting van hoe de Ajuinen dit jaar hun carnaval zouden vieren.

Burgemeester Blanckaert bracht hulde aan het werk van het stedelijk Feestcomité, en bracht op zijn beurt ook de gelukwensen over aan de nieuwe bloemenfee en de prins.

Hij deelde tevens mee dat voor de actie ‘Wie doet wat’ tot nog toe 163 848 frank, plus kolen, dekens en schoenen werden ingezameld. 
Nadat ook bloemen werden overhandigd aan presentatrice Denise Maes bracht schepen Claus nog een slotwoordje, dat werd gevolgd door een danspartijtje dat duurde tot in de late (vroege ?) uurtjes.

Na de carnavalsperiode verscheen over de prins, Camillo I, nog volgende artikeltje in de Gazette Van Aelst van 28/02/1963.

Terwijl Camillo I, prins van Aalst, zijn scepter in de lade legde, hebben wij met hem nog even gesproken over de heerser, die weldra wee zijn rijk zal aanpakken, koning voetbal.

De Aalsterse prins was tevreden over alles wat de Ajuinen hebben getoond. Hij heeft werkelijk genoten van het spektakel. Alhoewel het nu de eerste  keer was sinds vele jaren dat Eendracht niet door één of andere vereniging werd uitgebeeld. 

Ik hoop vast dat men dit volgende jaar zal kunnen, en dat men dan de plannen onder de armen zal dragen om Eendracht te vieren. Nu ik zelf gevoeld heb hoe bitter koud het was, heb ik heel wat sympathie gevoeld voor de spelers van welke sporttak dan ook, die in de sneeuw hebben moeten stoeien om de conditie op peil te houden. Ik kan dan ook mijn wensenalbum niet dichtslaan zonder een woord van waardering aan alle sportbeoefenaars, die – hoop ik – in de toekomst hiervan de vruchten zullen plukken’.

Uiteraard link ik dit enthousiasme over het voetbal meteen aan de talrijke voetballiedjes die de latere Keizer op zijn palmares staan heeft.
Kamiel 'erfde' het prinsenkostuum van Karel De Nayer en mocht dit in 1964 dan ook verder doorgeven aan zijn opvolger. 
Door het nieuwe reglement dat was ingevoerd mocht hij zich immers het volgende jaar niet meer kandidaat stellen. 
De prins kon immers niet gedurende twee opeenvolgende jaren zijn functie uitoefenen. 

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1962 : Karel De Naeyer (+2016)

Dit jaar betekende een tweede overwinning van Karel De Naeyer, de man die het aan had gedurfd om een zin Aalsters dialect uit te spreken aan het eind van zijn show vorig jaar. 
Ook dit jaar zou hij trouwens op een creatieve manier gebruik maken van het ‘Oilsjters’ en dat zou hem zeker geen windeieren leggen. 

Uit het reglement van dat jaar onthouden we het volgende : 

“De kandidaten voor de titel van Prins Carnaval worden voorgesteld in ‘rok’ en moeten ten minste 21 jaar oud zijn. 
De kandidaten voor de titel van Bloemenfee, worden voorgesteld in ‘cocktailkleed’ en moeten minstens 18 jaar zijn”

Het feestje ging dat jaar opnieuw door in de Stadsfeesthallen in de Schoolstraat, en dit op zaterdag 10 februari. 
De verkiezing werd opnieuw omlijst door een prachtig varietéprogramma, en werd ook opgenomen door de Vlaamse TV".

Een goed verwarmde feesthal en een gesmaakt programma schiepen meteen de gepaste sfeer voor een uitbundige verkiezingsstrijd voor zowel de kandidaat prinsen als -feeën. 

Ook de vooraanstaande Aalsterse personaliteiten hadden er aan gehouden om dit feest bij te wonen. Op de aanwezigheidslijst vinden we dus volksvertegenwoordiger Ludovic Moyersoen, Eugeen Moriau, burgemeester Blanckaert, de schepenen Claus, Ringoir en Van Hoorinck, raadsleden Wageman, marcel De Bisschop, Rubbrecht en De Stobbeleir en feestbestuurder Walter Van Herreweghe. 

Het bleek zeker een goed idee te zijn geweest om bij deze show ook de vorige prinsen te betrekken, evenals alle vooraanstaande Aalsterse komische groepen. Het was een hartelijk weerzien tussen Orlando I, Don Marco, Keizer Carnaval en Karel I.  
Zij werden op de voet gevolgd door ‘De Lachers’, ‘De Platzakken’, ‘De M-Brigade’, ‘De Zwalpeieren’, ‘De Krabbers’, ‘De Sloebers’, ‘De Twisters’ en ‘De Lesberen’. Allemaal groepen die heden ten dage zelfs geen belletje meer doen rinkelen bij de meesten, maar die toendertijd wel tot de absolute ‘top’ behoorden. 

Bob Van Bael als conferencier zorgde voor de nodige toelichtingen, terwijl het show orkest ‘The Actif Club’ en zangeres Rina Pia de stemming naar ongekende hoogtes brachten. 

Eerst kwamen een viertal mooie verschijningen op het podium om de titel van Bloemenfee in de wacht trachten te slepen. 

Na hen was het hoogtepunt van de avond voorzien : het openstellen van de troon door Prins Karel I. 
Het was voor Karel een heel moeilijk en ontroerend moment toen hij het einde van zijn heerschappij moest aankondigen, maar enkele uren later zou blijken dat hij opnieuw zou heersen en het dus allemaal niet dramatisch zou eindigen voor hem. 

Karel zong, terwijl het reglement eigenlijk Algemeen Nederlands als voertaal vroeg, flarden van liedjes in het Oilsjters, wat gesmaakt werd door het publiek. 
‘Wa werd er in de soep gedoon?’ werd zo beantwoord door een heel enthousiaste ‘ajoooooin’.

Hij had nochtans een gevaarlijke tegenstander met de welbespraakte Kamiel Sergant, die beloofde om tijdens zijn eventuele regering de stad in een handomdraai ‘op zijne kop te zetten’ en te vernieuwen. 

Ook Herman Coessens en Roland De Cock legden een niet onaardig parcours af om hun selectie af te dwingen. 

Uiteindelijk bleek toch dat Karel te sterk was ten opzichte van zijn medekandidaten, en hij kwam dus met een ruim stemmenverschil als laureaat uit de bus.  
Het publiek had dit jaar voor 60 procent medezeggingschap in de keuze, terwijl de jury (onder leiding van Oscar Moortgat) het beslissende woord had. 

Volgende uitslagen werden bekend gemaakt : 

Aalsterse bloemenfee : 
- Lyly Rose  
- Jeanine De Coninck  
- Maria Van Gijseghem  
- Gabrielle Uyttersprot 
Prins Carnaval
- Karel De Naeyer
- Kamiel Sergant
- Herman Coessens
- Roland De Cock

Gezien in 1961 geen nominetjes ter beschikking waren (de bestelling van Karel was volledig in de soep gedraaid), stonden in 1962 de twee jaartallen vermeld op de uitgedeelde kleinnoden.

Karels tegendraadsheid door in het dialect te zingen, mocht dan wel rekenen op een enthousiast publiek, maar deed hem uiteindelijk de das om, want toen hij het jaar daarop opnieuw kandidaat wou zijn, werd hem dit verboden door invoering van een nieuw reglement, wat het verbood om nog een verdere deelname af te dwingen. 

Karel, geboren en getogen in Aalst (°27/12/1938) bleef nog heel actief in de carnavalswereld en was in 1968 één van de stichters van de Kaloeterkabassen.  Deze groep stond elk jaar garant voor een originele uitwerking, en was dus ook steeds kandidaat in de hoogste regionen van het klassement. In 1984 stapten ze echter niet meer mee als officiële groep. Ze wouden ook eens een stressloze carnaval beleven en deden nog 1 jaar verder als losse groep. Daarna was het definitief gedaan. 

Karen kwam op voor de carnavalsverenigingen en stichtte in 1979 het AVK (carnavalsverbond Alles Voor Karnaval). Dit gebeurde als tegenbeweging tegen het AKV van Kamiel Sergant, wiens beleid niet naar de zin van Karel was. Hij zou veel te veel invloed hebben in het Aalsterse carnavalsgebeuren.

Karel was ook één van de bezielers van de Prinsencaemere. Samen met Simon D'Hondt startten zij de 'prinselycke carnavalscaemere der aloude kaizerlycke stede tot Aelst' op, een vereniging met ex-prinsen die carnaval hoog in het vaandel droegen. De lange naam voor de vereniging was trouwens een bedenkseltje van Karel.

In 1972 kwam de Prinsencaemere naar buiten als Clochards. Er werd al gauw gezocht naar een iets deftiger kostuum en dat werd het ‘Chocolaterie Victoria kostuum’, ook al een ontwerp van Karel. 
Het kostuum bleek echter zeer moeilijk te onderhouden en Karel hielp samen met Robert Waterschoot met het ontwerp van een nieuw kostuum.
Karel was samen met de caemere werkelijk overal te zien. 
In het circus Jhony zat hij verborgen in het berenkostuum tijdens de act van Fifi (Robert Waterschoot), hij imiteerde Jan Theys, stond op de catwalk tijdens een modeshow en dook ook op als travestie. 

Na de travestieshows kwamen de prinsenrevues, zoals we ze tegenwoordig nog steeds kennen, en Karel mocht natuurlijk ook hier niet ontbreken. 
Samen met Antoine Van der Heyden was hij gedurende vele jaren regisseur, iets wat hij in 2010 voor een laatste keer ter harte nam. 

Karel was een druk bezet man. 

Zo werd hij in 1980 lid van het Stedelijk Feestcomité., en werd hij in 1997  lid van de Draeckenieren.

Sedert 2009 was hij voorzitter van 'DAK' ('Dokumentatiecentrum voor Aalst Carnaval') waar hij meeeschreef aan een drietal carnavalsboeken. Karel zou voorzitter blijven tot aan zijn dood in 2016.

In 1999 werd hij ceremoniemeester bij de draeckenieren, werd hij er ook medeverantwoordelijk voor het Gele Boekje en nog datzelfde jaar werd hij ook voorzitter van de Prinsencaemere,.
Daar bleef maar liefst 3 bestuursperiodes (van telkens 4 jaar) aan de leiding.  
In 1999 werd hij hiervoor gehuldigd en kreeg hij een bronzen ajuin overhandigd.

Twee jaar later, in 2011, gaf hij dan de fakkel door aan Pascal Solemé.

Verder was de drukbezette prins ook nog jurylid bij de carnavalsstoet. Na de hervorming van de jury bleef hij actief bij ‘de Oitgeranzjeirde zjurie’ en hij was ook gedurende enkele jaren voorzitter bij de verkiezingen ‘prijs Willy Van Mossevelde’. 

Karel speelde ook toneel en was in zijn toneelcarrière verbonden met het Mechels Miniatuur Theater.
Hij schreef en regisseerde er verschillende toneelstukken, wat hem natuurlijk ook van pas kwam om verschillende activiteiten in het Aalsterse mee te organiseren. Hij presenteerde vele evenementen en gezien hij ook ‘goed bij stem’ was, was hij dan ook dikwijls te horen in de liedjes van de Prinsencaemere.

In 2013 ontving hij een bronzen ajuin van ‘Aalst uit’ en in 2015 was hij tijdens de verkiezingsshow van kandidaat Younes te horen met zijn verbindingsteksten tussen de liedjes. 

Karel overleed als gevolg van een hersenbloeding op 09/12/2016. 
De kist werd gedragen door de Draeckenieren en de Prinsencaemere, waar hij enorm veel respect van kreeg. 

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1961 : Karel De Naeyer (Karel I) (+2016)

In 1961 begon een nieuw hoofdstuk in de verkiezing van de prins. 

Daar waar vroeger het kostuum het belangrijkste onderdeel was van de verkiezing, namen vanaf dit jaar het stadsbestuur en het Feestcomité de prinsenverkiezing in eigen handen.  Vroeger was dit de taak van het 'Verbond van Vaderlandslievende Verenigingen'. 
Het verbaal talent van de kandidaten werd vanaf nu een heel belangrijke onderdeel en werd doorslaggevend voor de einduitslag. 

Gezien ‘praten’ heel belangrijk werd, had het feestcomité verschillende toneelgezelschappen gevraagd om een kandidaat af te vaardigen. 
Het Land Van Riem vaardigde Karel af en samen met Adolf De Coninck, Herman De Vriendt en Leo Huylebroeck werd hij één van de kandidaat prinsen. 

De verkiezing van zowel de nieuwe prins als van de eerste (en meteen ook de laatste) Aalsterse textielprinses, ging door in de Feesthalle (Couverture) in de Schoolstraat. 
De inkomstprijs bedroeg 20 frank, en stoeltjes reserveren kostte 5 frank per stoel. 
Origineel zou de verkiezing van de prinses niet samen met die van de prins vallen, maar op 14 januari. Door omstandigheden echter werd deze datum verschoven, zodat beide wel samenvielen.

De show bestond uit ‘Da’s Formidabel’, de nieuwste revue van Johnny Steggerda met optredens van Daisy Macra, een opkomend zangtalent, Sylvia Van Loo (een gekende fantasiste), Dussy en Baba (een ongeëvenaard clownsduo), Pierre en Armand (het duo van de lach), Bob Poortmans en zijn ensemble, en Louis Vermoesen op zijn hammondorgel. 

Het geheel werd aan elkaar gepraat door de altijd sympathieke ‘speakerin’ van de Vlaamse Televisie, Terry Van Ginderen, beter gekend als ‘Tante Terry’ en ook het orkest van Leo Martin (van 'Gaston en Leo') werd gevraagd om 'een aireke' te komen spelen. Terwijl tegenwoordig alles in het Oilsjters verloopt, werd het een verkiezingsavond die volledig in het Algemeen Nederlands verliep.

De kandidaten moesten zich aanbieden in een zwarte habijt, en moesten zoals al vermeld vooral praten. 
De eerste kandidaat viel al gauw af, de tweede kwam niet uit zijn woorden en de derde werd genekt door zijn Denderleeuws accent.
Karel kreeg door een ondeugende actie het hele publiek achter hem. Toen na zijn optreden 'tante Terry' vroeg of zijn snorretje niet kietelde, gaf hij haar een kus op de wang. 
Een rood aangelopen Terry vroeg hem dan of hij nog iets te zeggen had. Karel repliceerde : 'As ge wiltj da Karel de prinsj ni moe werren, zegt ten 'a-nien', mor ...' (en op dat moment haalde hij een ajuin boven en toonde die aan het publiek) … waarop natuurlijk een oorverdovend 'ajooooooin' weerklonk.

Daarmee werd hij meteen ook één van de eersten die dialect sprak op het podium tijdens de verkiezingen. 

Karel kreeg een overdonderend applaus en werd uitgeroepen tot prinsj Carnaval 1961.
De prins was meteen ook enkele prachtcadeaus rijker : een boek, een kristallen asbak, en misschien het allerbelangrijkste : een fles Dry Gin. 

Het was een speciale avond. De toeschouwers, die de shows van voorgaande jaren gewoon waren, zagen voor het eerst nu eens niet een verkiezing op basis van een kostuum.
Natuurlijk zorgde dat ook voor enige vragen en twijfel.
Ook de lokale krant De Gazet van Aalst, uitte haar twijfels over de afgelopen prinsenverkiezing. 
Men vond dat Prins Carnaval een échte carnavalist moest zijn, zoals dat voorgaande jaren ook steeds het geval was, en geen toneelspeler.
Karel had wel degelijk wat carnavalsbloed in zijn aderen stromen via zijn vader Amand die jarenlang lid was van De Gesdoikers), hij was echter zelf niet actief in de carnavalswereld. 
Men vond de nieuwe formule van het Feestcomité dus niet helemaal juist en dus betwistbaar.

Hoe dan ook, 1960 werd het jaar van Karel en de prins kwam uiteindelijk terecht op de stoetwagen van 'De Lachers', gezien de prinsenwagen in panne gevallen was. Hij moest hiervoor wel helemaal tot bovenaan klimmen met een ladder, en het publiek kon enkel zijn hoofd zien.
Ook de prins zelf zag niet veel en zo gebeurde het dat hij bij het gooien van snoepjes in het publiek wel eens een projectiel tegen één of ander hoofd, neus of bril keilde. 

De nieuwgekozen prins kreeg trouwens meteen goed gezelschap van zijn vriendin, Anny Van Der Poorten, die als enige ooit verkozen textielprinses van Aalst mee ‘de honneurs’ mocht waarnemen tijdens de stoet.   Tussen 1962 en 1979 zou zij opgevolgd worden door een bloemenfee.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---