Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 22 oktober 2019

Prinsjen van Oilsjt : 1970 : Jean-Paul De Boitselier (+1998)

1970 was het jaar dat Kamiel I – II – III ook officieel zijn functie van ‘Keizer Carnaval  opnam,  en net dat jaar kwam ook Jean Paul weer op de proppen. Zoon van Keizer Fransky, maar toch met een heel eigen persoonlijkheid, en steeds weer met nieuwe, originele nummers. Zijn voornaamste concurrent was Herman Daelman, die als ‘Ketje’ een heleboel lachsuccessen had geboekt, en het hier met zijn creatie zeer goed deed binnen en buiten de stad.

De verkiezing vond opnieuw plaats in de Couverture (stadsfeesthal in de Schoolstraat). 
Het TV1 programma ‘Echo’ was trouwens aanwezig om de verkiezingen op pelicule vast te leggen en uit te zenden. 

Toch was het Jean-Paul die de show zou domineren. Het begon eigenlijk al met de kandidaturen. JP, die al eens prins was in 1967,  had zich reeds in november 69 kandidaat gesteld, en dat schrikte heel wat potentiele kandidaten af. 
Immers, wie zou er zijn geld en tijd steken in een show, die toch al op voorhand zou verloren zijn. Tegen het toptalent van JP zou immers niemand opgewassen zijn. 
De stad en het Feestcomité hielden spoedvergaderingen met  de Komische Groepen om op die manier toch aan tegenkandidaten te kunnen komen. Uiteindelijk zou Heman Daelman hierop ingaan, gevolgd door Jozef Buyl en Etienne De Ridder.
Herman was op dat ogenblik ook gekend als toneelspeler en men zag in hem dan ook de grootste concurrent voor de al even bespraakte Jean-Paul.

Het beloofde dus zeker een prinsenverkiezing met sfeer te worden, en uiteraard ook met de nodige commentaren achter de specifieke Aalsterse coulissen. 

Kamiel Sergant kreeg de langverwachte keizersscepter toegewezen, tot grote vreugde van zijn ganse hofhouding. Het was Walter Van Herreweghe die de Keizer mocht kronen. 

Eén voor één kwamen dan de respectievelijke kandidaten Jozef Buyl, H. Daelman, Jean Paul De Boitselier en Etienne De Ridder hun kansen verdedigen. 

Het had dan misschien wel wat voeten in de aarde gehad om meer dan 1 prinsenkandidaat ter beschikking te hebben, uiteindelijk kon men toch rekenen op enkele dapperen die een prachtige show ten beste kwamen geven. 

Jean Paul kwam met het liedje ‘Vivan Bomma Josefien’ weer aandraven met een speciaaltje. Het werd een soort van gezongen prentenboek, een kruiswoordliedje als het ware. Het was een overwegend visueel nummer, dat minder geschikt was voor een platenopname, maar qua amusement natuurlijk wel kon tellen. 
Het lied was later ook nog te zien in ‘Binnen en buiten’, waar JP ‘in de stoel’ zat met Pol Van De Velde, en daar zijn liedje ten beste mocht geven voor heel kijkend Vlaanderen. 

Niet alles wat ten tonele werd gebracht tijdens de verkiezingsavond, werd door ‘de Heren van Aalst’ gesmaakt.  
Jean Paul schrok er echter niet voor terug om net die ‘Heren van Aalst’ eens op de korrel te nemen. Het ontbrak hem in elk geval niet aan inspiratie. 

De andere kandidaten bleken niet over hetzelfde niveau te beschikken, ofschoon Herman Daelman wel een blijk gaf van een zeker talent. 

In het feestgewoel werd ook aftredend prins Luc ruimschoots betrokken. De bloemenfee – Claire Decroock – echter, werd volledig vergeten en werd zelfs niet meer vernoemd. 
De uitslag was duidelijk. 

Jean-Paul werd voor de tweede keer carnavalsbaas van Aalst. Etienne eindigde tweede, gevolgd door Herman en Jozef. 

De overwinning betekende uiteraard opnieuw alle bals bezoeken, en dat waren er heel wat. 
Maar ook de aftrap geven op den Eendracht, en in de zaal van de Black Boys, tientallen cafés bezoeken met sketches en liedjes over plaatselijke toestanden behoorden tot zijn takenpakket. 

Hij bezocht alle politieke lokalen, de meeste cafés in het centrum en deze van verdienstelijke carnavalisten zoals Catchoeken en anderen. 
Bij dat alles werden de bejaarden evenmin vergeten en waren er ook momenten van bezinning en een carnavalsdelegatie aan het graf van zijn betreurde vader. 

Jean-Paul was meteen ook de eerste prins van het nieuwe decennium. Tijdens de carnavalsdagen is zijn scepter echter 'verloren gelopen'. 
Hij ‘verloor’ het kleinood tijdens een viering in café ’t Muisken uit het oog … en ‘foetsie’. 
Deze scepter is trouwens tot op heden nog steeds niet terecht. Kwaad opzet is dus al zeker.
Eventuele verkoop zou natuurlijk onmiddellijk een belletje doen rinkelen, gezien iedereen in het carnavalsmilieu weet wat er is gebeurd, en het pronkstuk hierdoor natuurlijk 'waardeloos voor verkoop' maakt.

Een nieuwe plaat met zijn verkiezingsnummer was niet ter sprake gekomen. Gezien het nummer eerder op visueel vlak scoorde werd het niet uitgebracht. 

Er volgde wel een primeur op kostuumgebied. Terwijl de vorige jaren het prinsenkostuum voorzien werd door de stad, mocht JP dit jaar voor de eerste maal zelf kiezen wat hij zou dragen. 
De keuze viel op een paarse broek, een witte jas en een speciaal hoofdeksel. 
Een kostuum dat tot heden ten dage nog steeds één van de meest speciale kostuums zou blijven. 

Omdat de wagens toen te groot werden, was besloten om de stoet niet meer langs de Kattestraat te laten passeren. 
Jean Paul ging in zijn nieuw kostuum echter onmiddellijk de daarvoor gebouwde ‘rouwkapel’ bezoeken en begroeten, waardoor hij zijn solidariteit liet zien met de dekenij. 
Op zijn nominette stond trouwens een huilende Kat, met daaronder de letters R.I.P. 

Bij de oprichting van De Prinsencaemere in 1972, werd Jean-Paul meteen lid en bij hun eerste uitstap op 20 februari 1972, waarbij ze als clochards verkleed richting stadhuis trokken, deed Jean-Paul al meteen zijn duit in het zakje als woordvoerder van de ex-Prinsen. In het stadhuis verklaarde hij dat de Prinsencaemere een ambassadeur wou worden van de carnavalsstad Aalst. 

Jean-Paul zou doorheen de jaren uitgroeien tot een belangrijke figuur voor de Prinsencaemere en was vanaf 1975, samen met zijn goede vriend Karel De Naeyer, het brein achter de optredens van de vereniging. Onder impuls van Jean-Paul groeiden de acts uit tot ware shows, waaronder de legendarische Blue Bell Girls Show (1977) en de Fiesta Alosta Tropical (1980).

Jean-Paul was zelf ook één van de ‘grote mannen op het podium’ wat hij bewees door zijn vele typetjes. Zo vertolkte hij Willempie (een typetje van André Van Duin) op Prinsendag 1976 en was hij te zien als Toon Hermans op het Grand Gala du Disque van De Prinsencaemere in 1977. Ook tijdens de travestieshows van De Prinsencaemere in de jaren '80 was hij te zien op het podium en hij ontpopte zich dus een beetje als de ‘Chris van den Durpel avant la lettre’.
In 1988 haalde hij zijn struisvogelpop ‘Josefien’ van onder het stof en bracht op hilarische wijze, samen met Michel Cleemput, zijn visie op hoe het publiek nu juist moest gaan stemmen.
Nog datzelfde jaar bracht hij de bekende sticker ‘Verboeden te zaugen, te kreften en te memmen’ uit, samen met Lieven Goubert. 
Daarover is HIER meer te lezen.    

Het jaar daarop werd hij lid bij de Draeckenieren, waar hij meewerkte aan het Gele boekje en natuurlijk ook aan de 1 aprilgrappen.

Hij werd ook zanger bij de groep ‘het Stemmingstrio’, waar HIER meer info over te vinden is. 

Hij bleef actief binnen de Prinsencaemere tot begin de jaren '90, waarna hij meer op de achtergrond verdween en de fakkel doorgaf aan de jongere ex-Prinsen. 
Daardoor kon hij zich meer concentreren op zijn activiteiten bij De Draeckenieren.
Een tweede overwinning dus voor Jean-Paul, die net als zijn vader hiermee dus zijn stempel drukte op het Aalsterse carnavalsleven. 

Hij zou zich in 1974 nog eens kandidaat stellen, maar het bleef jammer genoeg bij deze twee overwinningen.

In 1998 overleed Jean-Paul na een korte periode van ziekte. Aalst verloor een goeie vriend en de carnavalswereld rouwde om een zeer getalenteerde prins. Op zijn begrafenis in de Sint-Martinuskerk werd op zijn eigen vraag 'Mèn ienig Oilsjt' van Odilon Mortier en zijn 'Oilsjteneers Zemmen' afgespeeld.
Alle prinsen waren toen present en het was Karel De Nayer, voorzitter van de prinsencaemere die zorgde voor een muisstille kerk tijdens de afscheidsrede.

Verschillende groepen betuigden in de loop der jaren hun eer aan de overleden prins en in 2017 stond de aftelkalender van De Moikes ook in het teken van Jean-Paul. De bijhorende nominetten werden ontworpen door Erwin Vanmol.

De AKV Beschomt bracht in september 2018 de Safir opnieuw in de winkelrekken. 
Naar aanleiding hiervan werd natuurlijk ook het lied ''k Drink zu Geren Safir' opnieuw de actualiteit ingeslingerd. Het lied werd ingezongen door Yvan, de zoon van Jean-Paul.

In 2020 zou Yvan trouwens als derde generatie ‘De Boitseliers’ de eer krijgen om onze stad te vertegenwoordigen.
Tijdens zijn show waren er enkele foto's van zijn vader Jean-Paul en grootvader Frans te zien. 
Dat speelde natuurlijk lichtjes in zijn voordeel tegenover zijn medekandidaat Werner, die ‘slechts’ een tweede generatie zou vertegenwoordigen. 
Yvan won de Prinsenverkiezing en de familie De Boitselier schreef hiermee geschiedenis, want voor het eerst werden drie opeenvolgende generaties binnen dezelfde familie Prins Carnaval van Aalst. 
In het prinsenkostuum van Yvan zaten trouwens enkele verwijzingen naar de voorgaande generaties. Zo hing er aan zijn muts een klein stroei-meziksken en aan de binnenkant van zijn jas waren de namen van zijn grootvader Fransky en vader Jean-Paul geborduurd. 

Prinsjen van Oilsjt : 1969 : Lucien Peirlinck 'Luc' (+ 2020)

In dit jaar was het Lucien Peirlinck (°16/10/1934) die met de scepter zou mogen zwaaien. Een scepter die in de rest van zijn leven trouwens nog een grote rol zou spelen.

De verkiezing van dit jaar vond plaats op 31 januari, en er waren uiteindelijk vier  kandidaten : 

Rudolf I (Rudolf Maes), 
Luc I (Lucien Peirlinck) , 
Fons I (Alfons De Meyst). 

In eerste instantie waren er maar drie kandidaturen maar op het driekoningenbal kwam er ineens nog een vierde (Victor) op de proppen.  Eventjes was er zelfs nog sprake van een vijfde kandidaat, een zekere Etienne, maar die verdween al even snel als hij gekomen was.  

De andere drie kandidaten stelden hierop een ultimatum. Gezien de inschrijvingsperiode reeds verlopen was, zouden ze bij het toelaten van deze vierde deelnemer, zelf de handdoek in de ring gooien en niet meer meedoen. 
Na discussie met het feestcomité bleek dat de kandidatuur wel degelijk tijdig was ingediend, maar dat er een administratieve fout gebeurd was (het dossier was op het verkeerde bureau terecht gekomen) …

Toch vier kandidaten dus, want omwille van de uitgaven die reeds gedaan waren (een prinsenverkiezing is immers niet gratis voor de kandidaten) besloten ze om toch maar deel te nemen. 

De vierde kandidaat werd dus alsnog toegevoegd. 

Vic I (Victor De Saedeleer) 

Door de supporters van de extra kandidaat vreesde men dat de Couverture te klein zou zijn, en de capaciteit werd aangepast van 800 naar 1500 plaatsen. Hierdoor diende men de kiezing wel  8 dagen uit te stellen … naar 31 januari. 
Nieuw probleem dus want het drukwerk met datum was reeds verspreid door de drie eerste kandidaten … wat opnieuw tot frustraties leidde natuurlijk.

Victor zou ook mede hierdoor voordeel hebben en het woord ‘vriendjespolitiek’ kwam dus meermaals aan bod in Aalst in die periode. Tot het op een bepaald moment wat escaleerde en er een dreigbrief werd ontvangen door het stadsbestuur. Er werd gedreigd met een bomaanslag mocht Victor prins worden, en de politie was tijdens de verkiezingen dan ook meer dan ooit aanwezig in en rond de zaal.
 
Een explosieve aanhef dus  van deze verkiezing, en het was zeker dat de editie van dit jaar qua spanning die van het vorige jaar zeker zou overstijgen.
Door al het gebeurde zagen de supporters van Luc, de gedoodverfde kandidaat, het allemaal niet echt meer zitten. Voor sommigen lag het er al dik op dat Victor de scepter zou mogen zwaaien … Later zou blijken dat dit echter allemaal kan gecatalogeerd worden onder ‘doemdenken’.

Ze waren er allemaal, de Aalstenaars ‘die in dit Breugheljaar nog het carnavaleske bloed in de aderen vloeit’. 
'Ze waren er allemaal', en dat betekent meteen ook de vooraanzittenden oftewel de vooraanstaanden, zoals iemand van een komische groep droog opmerkte. 
Vanzelfsprekend waren ook aftredend Prins Carnaval Kamiel III, de lieftallige bloemenfee Marly en de Draeckeniers-intendant Pee – eigenlijk Gust Kees, de man met de meest carnavaleske gremmel, aanwezig. 

“Kamiel III, de jongste Aalsterse carnavalschansonnier, lanceerde bij deze uitstekende gelegenheid “Oilsjt viert Carnaval”, een chanson die alle kwaliteiten had om de volgende weken het Aalsterse hymne te worden”... 

Tot zover de constatering uit de Gazette van Aelst van 8/2/1969.  Ondertussen weten we al dat dit een understatement was dat kon tellen, want het is niet alleen de hymne van 1969 geworden, ... neen, tegenwoordig zingen de carnavalisten dit lied nog steeds uit volle borst mee. 

Ook Jean Paul I mocht zijn “Oilsjteneers zemmen” nog eens ten gehore brengen, ook al een ‘all time klassieker’ ondertussen.

Nadat de respectievelijke kandidaten zich aan het publiek hadden voorgesteld, werd overgegaan tot de eigenlijke verkiezingen. Omdat er, zoals iemand terecht opmerkte, voordien geen polls waren, was het duidelijk dat deze verkiezingen in elk geval op een serieuze manier zouden verlopen, met dien verstande natuurlijk dat de kwestie ‘Victor’ toch bleef nazinderen. 

Luc was ook al kandidaat in 1968 maar moest toen de duimen leggen tegen Kamiel Sergant. Het bleek echter een goede leerschool geweest te zijn, zo zou later blijken.

Hij bracht tijdens zijn show een parodie op het tv-programma ‘alles of niets’, en zijn zangkwaliteiten liet hij horen bij ‘me meiken was een Oilsjtenes’.
Hij oogstte veel bijval met zijn show ‘Black and White minstrel’ en met een heel nipte voorsprong haalde hij het …

Victor, de schaduwprins, was verslagen … maar noch Victor zelf noch zijn supporters zouden zich hier zomaar bij neerleggen.
Er werd geclaimed dat hij wel degelijk de meeste stemmen had, maar dat Fons I zijn stemmen zou verkocht hebben aan Luc. 
In die jaren gebeurde het wel eens dat iemand ‘stroman’ speelde voor een andere kandidaat en de behaalde stemmen dan doorspeelde.

Vic I riep zichzelf uit tot ‘prins van linkeroever’. Hij liet zich ook een prinsenkostuum aanmeten en deelde net als de échte prins ook nominetjes uit. 
Gezien Luc geen nominetten had (hij verkoos een kartonnen plaatje) zorgde dit natuurlijk voor verwarring in het Aalsterse …

In de Gazette van Aelst van 22/2/1969 is er zelfs sprake van een heuse prinsenkwestie. 

“ Het vlot blijkbaar niet in de prinselijke familie te Aalst. In die zin dat het tijdens het voorbije weekend vol liep met prinsen allerhande. 
Vic I, niet verkozen, lanceerde naar verluidt met succes zijn “Parodie op de prins(en)”. 
Die parodie was echter zo duidelijk dat zij verwarring stichtte bij diegenen die met de prinselijke hiërarchie te Aalst onvoldoende vertrouwd zijn. 
Heeft men het op de troon van prins Luc I, of beter gezegd, op de scepter van ons aller prins gemunt ? Wie zal het zeggen ? 

Piet Korrel van Het Laatste Nieuws heeft in een gelegenheid, genaamd ‘De Patatbar’ (neen, dit is geen restaurant met aardappelschotels) de gelegenheid gehad om Luc I te interviewen. Uit dit gesprek citeren wij onder meer volgende vragen en antwoorden : 

- Was het lastig dingen naar de zotskap van de prins ? 
- Men zou er de moed bij verliezen. Toch wist ik dat ik het zou halen op de planken. Zo gebeurde het ook. 
- Heeft de verkiezing iets te maken met politiek ?
- Onrechtstreeks, jawel. 
- Als je burgemeester van Aalst zou worden, wat zou je dan als eerste verrichting beogen ? 
- Ik zou maken dat het verkiezen van Prins Carnaval rechtvaardig gebeurt. Ik zou iets doen voor onze gehandicapten en ons moederhuis. 
- Is het er niet goed in het moederhuis ? Is het te klein ? 
- De vrouwen vliegen er buiten met het kind tegen de borst. 

En dan deze vraag en antwoord : 

- Is dat nog een prins die daar binnenkomt ? 
- Neen, dat is die lastigaard van een Vic, die absoluut wou verkozen zijn. Hij wil me overal belachelijk maken. Ik ben weg hoor. 

Blijkens dezelfde krant heeft Mevrouw Peirlinck, de echtgenote van Luc I, ook gezegd dat haar man veel tegenkanting heeft ervaren voor zijn verkiezing. Er kwamen zelfs dreigtelefoontjes bij te pas. 
Als het zo blijft voortduren, zal de politie van deze gang van zaken moeten in kennis gesteld worden. 
Er zou dus over gewaakt moeten worden dat de democratische rechten van de verkozen Prins Luc I niet in het gedrang worden gebracht, want met prins-regenten weet men nooit waar men aan toe is. 

Het Aalsters Establishment wake over zijn prins. Een koningskwestie heeft ons land bijna aan de rand van de afgrond gebracht. Een prinsenkwestie zou Aalst ... tja ... zou Aalst wat ... ?

Een start in mineur dus voor de nieuwbakken prins, en Luc voelde zich tijdens zijn prinsenjaar ook allerminst gesteund door het feestcomité. Hij kreeg amper officiële opdrachten en toen hij het initiatief lanceerde omm zieken te gaan bezoeken in het ziekenhuis, werd dat afgeketst. Hij besloot dan maar om Aalst te laten wat het was, en om zich wat meer te gaan amuseren in Ronse, Roosdaal, Meldert, …

Luc werd lid van de Prinsencaemere maar er ontstond in 1983 een breuk doordat hij Prins van Oost-Vlaanderen werd maar hiervoor niet de ondersteuning had gekregen van de caemere.
In 1991 werd alles weer bijgelegd en trad hij weer op met hen, onder andere tijdens de prinsenrevues en op de driekoningenfeesten.
In 2019 nam hij niet meer deel aan het ‘Oilsjters zangpalois’ maar werd wel op het pódium gehaald tijdens het slotnummer. Ter gelegenheid van zijn gouden jubiileum van prins werden datzelfde jaar trouwens ook drie nominetjes uitgebracht.

Prins Luc mag dan misschien niet echt de erkenning gehad hebben als prins, dat kreeg hij des te meer als maker van de scepter.
Hierover is meer te vinden in DIT ARTIKEL.
Ook maakte hij jarenlang het ‘gouden ajuintje’ tot men in 2001 overschakelde naar een gouden juweeltje dat elk jaar door een andere Aalsterse juwelier wordt gemaakt, en overhandigd wordt aan de gelukkige die bij de ajuinworp de juiste ‘ajuin’ wist te vangen.
Over de ajuinworp en de geschiedenis hiervan is meer te vinden in DIT ARTIKEL

De tegenkandidaat van Luc dat jaar, Fons I, stond trouwens voor Alfons De Meyst, vader van Bart De Meyst, die exact 50 jaar na de poging van zijn vader wél met de scepter mocht zwaaien over 'zijn' Oilsjt (2019) ...

Op woensdag 18/2/2020, amper een paar dagen voor carnaval vernemen we het droeve nieuws dat Luc overleden is.
Op de facebookpagina van de Prinsencaemere vinden we het volgende :

Lucsken, het sloeg in als een donderslag bij heldere hemel … twee weken geleden vol energie op onze vergadering, je keek uit naar onze komende prinsjkesdag maar het mocht niet zijn …
Vaarwel prinsj Lucksken!
We gaan je missen!
Doe ze ginder boven allemaal de groeten!'

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1968 : Kamiel Sergant

We schrijven 9/2/1968. Voor de derde maal werd Kamiel Sergant prins carnaval, en werd hij als dusdanig ook verheven tot Keizer. 
Na de betreurde Fransky kreeg de ajuinenstad er in dit jaar dus ook een nieuwe Keizer bij. 
Kamiel, die eerder al twee maal de scepter mocht zwaaien, en nu weer het vertrouwen kreeg van de uitgelaten massa kreeg deze eer toebedeeld, en zou deze titel ‘met verve’ dragen.

In 2014 besloot de Keizer jammer genoeg om er een punt achter te zetten. Zijn zwakke gezondheid lag aan de basis van die zware beslissing, die hij meedeelde tijdens de popverbranding van dat jaar. 
Hij zou dus minder tot niet meer te zien zijn tijdens carnavalsactiviteiten, maar hij bleef wel ‘Keizer’, net zoals een prins ook nooit zijn titel verliest. Prins voor het leven en dus ook Keizer voor het leven. 

Het kondigde zich allemaal aan zoals de vorige verkiezingen. De kandidaten werden geronseld via de pers en er boden zich meteen vier exemplaren aan. 

- Edmond De Smet
- Lucien Peirlinck (van wie we later zeker nog zullen horen)
- Rudolf Maes
- Kamiel Sergant (reeds prins in 1963 en 1966).

9 Februari 1968. Het is onbegonnen werk om de sfeer te kunnen schetsen bij deze verkiezing. De feesthal in de Schoolstraat was tot de nok toe gevuld. Vele mensen konden zelfs geen plaatsje meer bemachtigen, en op een bepaald moment werd zelfs gevreesd dat de hal het zou begeven onder het gejoel en lawaai van ratels en toeters. 

Nadat het orkest van Octaaf Boone de stemming op kookpunt had gebracht, was het dan eindelijk zover. 

Nadat de vier kandidaten door de bloemenfee Marleentje Van Der Stockt op het podium waren geloodsd, opende Edmond I (Edmond De Smet) de reeks en trachtte de massa te overtuigen met een aantal gesmaakte steken onder water.  
Rudolf I (Rudolf Maes) was de volgende en hij probeerde het met een stukje poëzie. 
Ook Luc I (Luc Peerlinck) hield een ziedende toespraak, doch dit alles verwaterde toen Kamiel I (Kamiel Sergant) op het podium verscheen en er onmiddellijk op een oorverdovend applaus werd onthaald. 
Dit toonde op dat ogenblik reeds aan dat hij de absolute opperkandidaat was, waar weinig tegenstand tegen opgewassen was. 
Kamiel had het één en het ander te zeggen over het stadsbestuur en liet het gemeentebestuur en het feestcomité een marathon lopen dwars door Mijlbeek. Aankomst lag aan de nieuwe stadsschouwburg die zou terecht komen in de Molenstraat, maar waarvan de eerste steen nog moest gelegd worden. 
Zijn lied ‘Was’ek berremiester’ sloot daar perfect op aan en hij bracht ook nog een goed gesmaakt ‘Poepentheoter’. 

Het was schepen Claus die later op de avond het verdikt van publiek en jury bracht.

Rudolf werd vierde, Luc derde, Edmond tweede en Kamiel I werd aangekondigd als primus van de klas. Hij kreeg van zowel de jury als van de toeschouwers de hoogste score.

Meteen wist Aalst dat men een Keizer rijker was, en het werd een heuse bestorming met honderden supporters die bloemen en gelukwensen wouden overbrengen aan de nieuwe ‘heerser’. 

De verkiezing werd wel nog ontsierd door het feit dat kandidaat Rudolf later dat jaar nog diende te verschijnen voor de Rechtbank van Dendermonde (of all places, yeah), en dit wegens de inbreuk van artikel I van het Burgerlijk Wetboek 29-12-45. 

Wat deze kandidaat op zijn kerfstof heeft, was eenvoudig het resultaat van zijn prijzenswaardige ambitie om de scepter te kunnen zwaaien. 

Rudof heeft zich in de dagen die vooraf gingen aan de verkiezingen, verkeerdelijk dezelfde rechten toegeëigend als diegene die voorbehouden zijn voor propagandaploegen tijdens de ‘grote verkiezingen’. 

Hierin maakte hij een foutje. Verkiezingen van prins carnaval zijn niet onwettelijk, maar zij behoren daarentegen ook niet tot de grondwettelijke voorschriften.  

Maar wat was er nu eigenlijk gebeurd ? 

Op die bewuste dagen wou Rudolf stunten door op verschillende plaatsen in de stad met borstel en witkalk slogans “Stemt Rudolf” aan te brengen. Verkeerd gedacht, want dat is een inbreuk op voorgenoemd artikel. Alle Belgen, die gelijk zijn voor de wet, zijn verondersteld deze te kennen. 
Enkele uren voor de verkiezing werd hij dus verzocht om zich te gaan verantwoorden op het politiecommissariaat. 

Toen Kamiel dan uiteindelijk verkozen was, vroeg hij in zijn dankwoord de volledige kwijtschelding van de zonden voor Rudolf. Verschillende gemeentelijke politici knikten welwillend, maar de goedbedoelde knikken waren zeker niet de voorbodes van goed nieuws. Enkele maanden later mocht Rudolf Maes het toch allemaal nog eens gaan uitleggen toen hij gedagvaard werd in Dendermonde, en dit wegens inbreuk op voorgenoemde reglementen. 

Rudolf had zich reeds opnieuw kandidaat gesteld voor de verkiezingen van 1969, maar uiteindelijk heeft hij dan toch vaarwel gezegd aan het carnaval.  
De verbaliserende agenten mochten even in de pers komen, maar de ‘carrière’ van Rudolf was ondertussen wel gekraakt. 

Uiteraard was dit de start van een heel 'Kamiel'-tijdperk. Heel wat carnavalisten zijn opgegroeid met deze icoon van de carnavalswereld. Wat Kamiel allemaal voor carnaval gedaan heeft, het blijft onbeschrijflijk. 
En toch kreeg hij zijn keizerstitel niet op een blaadje aangeboden. Het reglement zegde immers dat drie verkiezingen niet automatisch gelijk stonden met de aanstelling als keizer. 
Het was pas in 1969, een jaar na zijn overwinning dus, dat hij die titel kreeg. Volgens het feestcomité niet omdat hij drie keer had gewonnen, maar wel omwille van zijn verdiensten in verband met Aalst Carnaval. 

2014 Werd zijn laatste écht carnaval. Hij kon het na ziekte en ongevallen niet meer aan om nog 3 dagen 'voesj te doeng'. Nog een paar jaar later verscheen Kamiel ook niet meer op de prinsenverkiezingen.
Wel werd, na de oproepen van een Faceboekgroep', zijn kreet 'doe-oe-oe-oe-oe-oe meeeeeeeeen voe-oe-oe-oesj' nog afgespeeld tijdens de popverbranding … Een heel emotioneel moment voor velen … en een teken van dankbaarheid aan de 'opperprins', 'de keizer' van het Aalsterse carnaval.
Ondertussen gaan trouwens al enkele jaren stemmen op om een standbeeld voor Kamiel op te richten. 

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1967 : Jean-Paul De Boitselier (+1998)

De allereerste Aalsterse carnavalssingle die op vinyl uitkwam, werd geperst bij uitgever Philips in 1967 en was een singeltje van Jean Paul De Boitselier (kortweg Jean-Paul) die dat jaar de eer had om met de scepter te mogen zwaaien over zijn geliefde stad. 

Jean-Paul had al een ‘verleden’ gezien ook zijn vader, Fransky, al regeerde over Aalst en het carnavalsgebeuren er met de paplepel ingegoten werd. 
Dat klein 'Jean-Polleken' (°07/10/1937) geen eendagsvlieg zou worden, bleek ook al uit het feit dat hij reeds op zijn 13 jaar teksten schreef op melodieën van reeds bestaande nummers. 
Hij organiseerde ook een heus circus op de Hopmarkt, die hij laten voorafgaan had door een stoet  doorheen de straten van onze stad. 
 

Als Keizer en Prins Carnaval was vader Frans overal van de partij. Het gebeurde regelmatig dat Jean-Paul zijn vader vergezelde op verschillende festiviteiten, waardoor hij ook de smaak van het vastenavondvieren te pakken kreeg. Toen zijn vader in 1962 stierf, liet Jean-Paul het carnavalsgebeuren even aan zich voorbij gaan, hoewel het vlammetje natuurlij zou blijven branden. 
Kort na het overlijden van vader Frans, huwde hij met Nora Van der Meirsch. 

Jean-Paul stelde zich in 1966 al kandidaat maar wist eigenlijk op voorhand dat het tegen Kamiel een verloren zaak zou worden. Hij bezag dit jaar als een ‘werkjaar’, een ‘voorbereidingsjaar’ naar 1967 waar hij zou knallen. 
Tijdens de carnavalsdagen van dit jaar was hij steevast ‘op maroede’ met zijn maat Herman Louies. 
Samen vormden ze het groepje ‘d'Aalweiters’, en zorgden daarmee voor het nodige vertier in  de Aalsterse cafés. Op en rond de Grote Markt brachten ze er hun ‘grootse’ café-melodieën ten gehore. 

Zo bijvoorbeeld op de welgekende tonen van Aline (J'ai pleuré).
Daar hadden ze volgende tekst op gemaakt : 

"Goeien auvend, mensjen allemool. 
Damme weir ier zén es doeidnormool. 
Want vandaug es't onzen dag, 
vol met voorten vér de lach. 
Na bringen me weir ideis 
van goei gekoste cafeis", 

En daarna bezongen ze de verschillende cafés : De Graaf van Egmont  (‘De Koont’), Dirk Martens, Bristol, De Middenstand, De ‘Bezze’ van Amsterdam, Club, De Hoorn, Belfort, Pick-nick, De Nachtwacht, De Koornbloem (‘Bij Van Der Elst), 't Land van Riem, 't Paviljoen, 't Groen Kruis en Centrum. 
Het succes van hun gelegenheidsgroepje groeide zelfs uit tot buiten carnaval en zo werden ze bijvoorbeeld ook gevraagd om op te treden op de feestavond van de Vriendenkring Schotte.

Hij was dus zeker al gekend ‘in het milieu’ toen hij zich in 1967 opnieuw kandidaat stelde en hij was niet zinnens om zich dit jaar de titel te laten ontglippen. 
Hij ging dus volop voor ‘campagne voeren’ en deed dit door lucifers en koffiebonen uit te delen. Ook zijn medekandidaten deden lustig mee in het uitdelen, en men kan dus eigenlijk stellen dat vanaf dit jaar het campagne voeren de doodnormaalste zaak zou worden. 

Dat Jean-Paul over een geweldig stem beschikte wisten we al, dat hij talent had ook en dus was het bijna normaal dat hij zijn tegenstanders Paul Brijs, Robert Coppens en Paul De Waegeneer ‘onder tafel’ zong en dus ook met de eerste prijs ging lopen. 


Zijn deelname aan de verkiezing in 1966 was een mooie voorbereiding geweest.
Hij voerde dus geen publiciteit, en toen hij met Kamiel Sergant, Georges Van Der Vorst, Firmin Van De Velde, de oudste broer van Michel Cleemput en een kandidaat van de Dekenij Kattestraat de strijd aanbond, stond hij er dan ook heel ontspannen bij. 

Zijn speech kende hij uit het hoofd, en zijn Aalsterse versie van “J’ai pleuré” sloeg in bij het publiek, dat luidruchtig zijn naam scandeerde. 
Kamiel Sergant, wiens supporters met spandoeken aanwezig waren, zei op een bepaald moment : “Jean Paul, g’hetj gewonnen jong”

Kamiel was in 1963 al prins geweest en was dan ook de topfavoriet, dus die woorden op dat ogenblik horen deed hem deugd. 
Uiteindelijk werd het voor het jaar 1966 dus toch opnieuw Kamiel, voor Georges Van Der Vorst en Jean Paul. 

Uiteindelijk helemaal geen desillusie voor Jean-Paul, gezien het hem toch te doen was om zich voor te kunnen bereiden op het volgende jaar, en ‘deelnemen’ dus zeker prioriteit had op ‘winnen’. In dat opzicht was hij dan ook glansrijk geslaagd. Hij had gehoord en gezien hoe het moest en zijn strategie voor 1967 lag toen al in grote lijnen vast. In de zomer van dat jaar al begon hij met zijn definitieve voorbereidingen. 

Schepen Gilbert Claus was toen voorzitter van het Feestcomité, en architect Walter Van Herreweghe had de functie van feestleider. 

JP had zich op de verkiezingen zo hard geconcentreerd, dat hij helemaal geen oog meer had voor de anderen. 
Hij wist met moeite wie zijn tegenstanders waren : Brijs, Rob en ....euh ... nog ene (dat was dan uiteraard Paul). 
Hij zong zijn liedje, dat iedereen tegenwoordig nog steeds luidkeels kan meebrullen : 
“Oilsjteneers zemmen, en weir vinnen da ferrem, weir zen goed in de grond, mo spreiken geiren oever ... dei dei dei dei, dei dei dei dei dei … “

Een nieuw geluid was geboren in Aalst, en iedereen zong meteen mee. Heel Aalst sprak er over. De eerste échte Aalsterse carnavalshit was geboren. Er zouden er nog honderden, duizenden volgen, maar het feit van de eerste te zijn pakken ze hem toch nooit meer af. De eventuele twijfelaars werden zeker over de streep getrokken door zijn zelfgeschreven “Oilsjteneirs Zemmen” en er was dus geen discussie meer mogelijk. 
Prins van Oilsjt ’67 werd Jean-Paul. 

Het werd nog een memorabele stoet voor de prins dat jaar. 
Toen enkele caramellenwerpers hun plaats weigerden af te staan bij het oprijden van de Grote Markt, werd de prins dan maar op de schouders van Fritz Van der Stock en Daniel Jacobus de Markt opgedragen. Na wat onderhandelingen mocht de prins dan toch nog zijn ereronde doen bovenop de wagen. 

Tijdens ‘zijn’ jaar bleef Jean-Paul voornamijk in Aalst. De buitenstoeten en evenementen buiten de stad liet hij zoveel mogelijk aan zich voorbijgaan. 

“Oilsjteneers zemmen’, met als B-kant “De jongens van de veirkemert” zijn ondertussen echte evergreens geworden in de Aalsterse carnavalswereld. Op de tonen van deze plaat, die trouwens tegenwoordig nog steeds uit de boxen knalt, voel en ruik je als het ware de échte carnavalssfeer. 

Eigenlijk zijn het heel eenvoudige akkoorden, maar wel met een spitsvondige simpele Oilsjterse tekst. Dat zijn trouwens steeds de ingrediënten geweest voor zijn carnavalsnummers.  Jean-Paul kon die als geen ander in zijn sappige Oilsjterse dialect steeds ten gehore brengen. De teksten leek hij bij wijze van spreke steeds ter plaatse  uit z’n mouw te schudden op menig bal, tijdens den “Oilsjterse auved” of bij andere gelegenheden waar hij mocht opdraven. 

Jean Paul I was dan ook nog maar net als  prins verkozen, of reeds die vrijdag (zestien dagen voor carnaval) werd hem gevraagd om het liedje ook op plaat te zetten. Van alle kanten bleef men aandringen, de hele dag en nacht lang. 

Tot Jean Paul dan ‘s zondags zonder veel overtuiging Dissen Kieckens opbelde en hem uitlegde wat de Aalstenaars van hem verlangden. 
Dissen stelde zich in verbinding met de commerciële directeur van Philips (De heer Moons), die JP de maandag daarop al contacteerde. 
Zonder veel hoop – dertien dagen voor carnaval – deed deze nog maar eens zijn verhaaltje over. 

“Morgenvroeg om negen uur zijn we bij u”, klonk het aan de andere kant van de lijn in het verbaasde oor van de prins.  Het zou een waanzinnige strijd tegen de tijd worden. 

Dinsdag waren de heren van de uitgeverij Lamy- Van Den Hout, van het merk Primavera, ter plaatse. 

Ze vroegen hem om zijn eigen compositie eens te laten horen. Zonder orkest, enkel onder begeleiding van een gitaar, deed Jean Paul zijn ding. 

De heren vonden het goed, en vroegen meteen wat er op de B-kant zou komen ... 
Een B-kant .. Oja, een B-kant is er ook nog nodig. 
Jean-Paul dacht even na over een typisch Aalsters lied, en meteen schoot hem het welbekende “Jonges van de Veirkemert’ te binnen. Dat moest het worden ! Een refrein dat iedere Aalstenaar kende. 

Het refrein was echter wel gekend, maar ... de rest ? 
Tja, ... de rest ... 
Jean Paul kende het niet, enkele oude carnavalsratten ook niet, zelfs Gust Kees wist niet hoe dit aireken verder ging!”

“Zekken dingen es da na nie grof” ...

Er zat dus niets anders op dan de volgende coupletten zelf te gaan schrijven. 

Odilon Mortier zorgde voor het orkest en, samen met de orgelist van de Actif Club, ook voor de orkestrale aanpassingen en de melodie voor de coupletten. 
Alles werd keurig op papier gezet, en werd opname klaar gemaakt. 
Dinsdagmorgen kwam er dan een telefoontje van een Aalstenaar die bij de BRT werkte en die wilde voor de studio opnames een groep van dertig verkleden zien. 
Ook dat speelde men (uiteraard) klaar ... da kaan alien in Oilsjt ... 
In de studio van Decca werd de plaat dan opgenomen voor Philips. 
Alles verliep naar wens. 

De moederband werd op woensdag naar de perserij gebracht, vrijdag werden de platen geperst en de hoezen gedrukt. ‘s Maandags gingen de zwarte schijven in hun hoesje en dinsdag om 11 uur lagen ze bij Dissen Kiekens en andere Aalsterse platenhandelaars. 
De radiodistributie die banden had met Philips, kreeg van directeur Moons de opdracht om het plaatje zo veel mogelijk te draaien, en dat gebeurde dan ook … tot zo’n 20 keer per dag. 

Aalst liep storm voor zijn hit. Bij Kieckens lagen er zo’n tweeduizend in dozen op de toonbank, aan 66 frank ’t stuk en ‘s Anderendaags waren ze allemaal al weg. De zoon van Dissen had een ganse dag niets anders moeten doen dan kaartjes typen voor de Juke-boxes van de Aalsterse cafés. 

Drieduizend nieuwe exemplaren werden de vrijdag verkocht en nog eens drieduizend extra op carnavalszondag zelf. 
In Aalst werd gedurende die drie dolle dagen en nachten niets anders gezongen dan dat ze het hier ferrem vonden om Oilsjteneers te zen. 

Samen met bloemenfee Annick Palsterman, en omringd door zijn Prinsengarde (de Galante Moilentrekkers), doorkruiste Jean-Paul zowat de hele stad. Hij was overal aanwezig en zijn succes was overweldigend. 

Eén ding vond hij wel jammer. Na de verbranding van 22 uur dinsdagavond, vertrokken bussen met Aalstenaars naar de Nachten van Antwerpen, en lieten hun stad daardoor nogal desolaat achter. Dat was een pijnlijke anti climax. 

Vastelauved was voorbij en zwijgend liepen de laatste verkleden naar huis … plotseling waren ze allemaal heel erg moe.

Een verdiende prins ? Ja hoor!
Als kind immers stak Jean Paul stak als kid al boordevol fratsen. 
Het bleek een nerveus ventje te zijn met een onvoorstelbare, ongebreidelde fantasie. Het leven was voor hem één grote grap. In iedere situatie die zich voor zijn ogen voordeed, zag hij direct het komische element. Wie met Jean Paul op de lappen ging, lachte zich dus zeker te pletter, de lol kon gewoon nooit op. 

Kinderen konden toen ook nog rustig ravotten in de straten en op de pleinen, er viel altijd wel wat te beleven. Zo kon je toen in het straatbeeld nog je eigen circus opzetten, waaraan op de koop toe een heuse reclamestoet voorafging. Wat hij dan ook deed … door de Statiestraat, over het Statieplein, via de Vooruitgangstraat en den Botanieken Hof, en langs de Fabriekstraat terug naar de “Koelemert”, waar de tenten waren opgeslagen. 

Iedere vrije dag en elk mogelijk vrij uurtje brachten de kinderen op de straat door. 
Daar waar spelende kinderen tegenwoordig ‘het storende element’ op de straat zijn, was het toen net omgekeerd. De auto was de ‘indringer’ op de straten ...    
Je was als kind trouwens wel verplicht om voortdurend wat te verzinnen, want televisie was er nog niet, laat staan computers, videogames en smartphones. De straat was je eigen wereldje, waar je godganse dagen zelf je scenario’s schreef en alle mogelijke rollen speelde. 

Zijn vader Frans De Boitselier en moeder Honorine Beeckman waren allebei voortreffelijke dansers, en Frans vormde ook met Charles Van Steenberghe een paar apart. Frans en Charly, een duo, dat zich in die tijd over een enorme populariteit mocht verheugen. 
Grootvader Modest Beeckman bracht in de toenmalige Aalsterse revues het publiek ook aan het gieren, en zo kwam het dat ieder die Jean Pauleken toen kende, zei ‘da maaneken eig’et van gien vremde’ (‘dat ventje heeft het van geen vreemde’)

De appel viel dus zeker pal onder de boom en Jean Paul werd parodist en imitator met zo een onnavolgbare mimiek, … Mocht hij in Nederland zijn geboren, hij was ongetwijfeld al sinds vele jaren een gevierd cabaret artiest geweest. 

Hij kreeg een heel mooie carrière. In tegenstelling tot zijn voorgangers Henri Arijs en Simon D’Hondt, heeft hij immers wél meer dan 1 keer deelgenomen aan een prinsenverkiezing ... en met succes.
 
In een quiz enkele jaren geleden, werd de vraag gesteld hoeveel keer Jean-Paul er is bijgeweest. 
De meeste quizzers waren ervan overtuigd dat het vier keer was, maar daar sloegen ze de bal mis. Het was ondertussen maar liefst vijf keer. 

Het begon al in 1955, hij was toen zeventien. 
De mensen van de vroegere weerstandsgroep “Rita”, mevrouw Pletsier, Gustaaf De Stobbeleir en Bastien Verhulst (die ook de jury vormden) organiseerden in de zaal Madelon één van de eerste verkiezingen van Prins Carnaval. 
In de zaal achter Oscar Van Paemel’s “Pompierken” stonden Ben Barrez, Bert Verbestel, Fransky en zoon Jean Paul op het podium. 
“Ik was bereid om de hoop te vullen” zei hij. 
Een speech moest toen nog niet worden gehouden. De jury en gedeeltelijk ook het publiek beoordeelden de kandidaten immers enkel op hun kostumering, mimiek en presentatie. 

Het was vader Fransky die toen de show stal, en uiteindelijk ook het pleit won. 
Een jaar later werd hij Keizer carnaval. 
Niet gewonnen dus, maar zoon Jean Paul had toch maar mooi al enige podiumervaring opgedaan. 

Het zou wel nog elf jaar duren vooraleer hij opnieuw op de bühne zou klimmen.
Meteen deed hij opnieuw een gooi te doen naar het prinsschap. 
Intussen was hij in December 1962 gehuwd met Nora Van Der Meirsch, een meisje uit een verfijnd artistiek milieu. 
Frans De Boitselier was kort daarvoor overleden. Eén en ander zou er dus waarschijnlijk de oorzaak van worden dat Jean Paul de eerste jaren niet meer zo erg veel aan carnaval dacht. 

Op 25/07/1998 verloor onze keizerlijke stad deze Prins der Prinsen. Hij die ons wondermooie carnavalsongs naliet. Cultureel erfgoed .. . Deze liedjes moeten  we met z’n allen  koesteren en in ere houden, ter nagedachtenis van deze artiest. 

Raldegeda, Ka-Ka-Carnaval, de Rozenbril, ‘k drink zu geren Safir, en zoveel andere songs waarvan velen zelfs nog nooit zullen van hebben gehoord hebben waren verkrijgbaar op vinyl, langspeelplaten, cassettes en ondertussen ook op cd.  Zij zullen ongetwijfeld nog heel lang door de Aalsterse carnavalisten meegezongen worden. 
Zorg er trouwens ook zeker voor dat je de tekst van het ”stroeimezieksken” niet vergeet als je met carnaval rondloopt in Aalst. Het zal je zeker goed van pas komen.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1966 : Kamiel Sergant

Kamiel was, zo mocht reeds blijken uit zijn verkiezing in 1963, een kleine rebel. 
Terwijl het reglement duidelijk voorschreef dat er geen Aalsters mocht gebruikt worden tijdens de shows, deed hij het toch. 
Hij werd in 1964 uitgesloten van een nieuwe deelname gezien hetzelfde reglement ook voorschreef dat een regerend prins zich het jaar van zijn prinsschap niet opnieuw mocht kandidaat stellen. 
In 1965 steunde hij kandidaat Simon, en in 1966 besloot Kamiel dus om zich opnieuw zelf op de kandidatenlijst te laten zetten. 

Kamiel moest het opnemen tegen maar liefst 5 tegenkandidaten. De ‘zware gevallen’ waren Jean Paul De Boitselier en Roger Cleemput. Het zou dus een heftige strijd worden. 

Kamiel zorgde voor een primeur. Waar vorige verkiezingen zich eigenlijk op de avond zelf afspeelden, lanceerde hij de trend van het campagne voeren. 
Hij liet aanplakbiljetten aanbrengen en ging de stad in met een autokaravaan, fanfare en spandoeken. 

En het hielp. In de zaal waren tientallen spandoeken te zien, en grote groepen supporters hadden zich duidelijk al een mening gevormd over hun toekomstige prins, nog voor het eerste woord gezegd of het eerste lied gezongen was. 

Kamiel kwam heel verrassend uit de hoek. Zo kondigde hij de val van de regering aan, tot grote verbijstering van de aanwezige prominenten, waaronder ook enkele ministers. 
Hij liet ook zien dat hij over een fors aantal stembanden beschikte en bracht met het lied ‘Het Poepentheoter’ het ontbreken van een Cultureel Centrum in de stad ter sprake. 

De prins kreeg dat jaar volgnummer 44 toegewezen in de stoet en in plaats van in het begin van de stoet, zoals tegenwoordig het geval is, sloot de prins toen de stoet af. 

Hij beloofde ook om in 1968 opnieuw een gooi te doen naar de titel … zo plezant vond hij het …

Na deze verkiezing tot nieuwe prins en een ijskoud prinsenjaar nam hij ook deel aan de verkiezing van ‘prins der prinsen’. Dat was een verkiezing onder alle prinsen van België. 
Hij moest er een toespraak van drie minuten houden, wat uiteraard geen probleem bleek voor de welbespraakte stadsgenoot, en won ook dit spektakel. 

In een artikel uit de ‘Gazette van Aelst van 02/02/1967” staat te lezen dat de belevenissen van een prins carnaval en zijn bloemenfee soms uiteenlopend van aard waren,

“Wat mij het best heeft bevallen", zei bloemenfee Annik, met haar schalkse kapoenogen, "was mijn verkiezing zelf. De manier waarop ik deze afdwong viel buiten kijf, de talrijke supporters en een groot gedeelte van het publiek zorgden ervoor". 
En natuurlijk : Annik hééft supporters ! Toen ze tien jaar oud was, liet zij zich als één van de allereersten inschrijven in de toenmalige, juist opgerichte, balletschool. Het was vermoeiend, zeer vermoeiend, zegt ze, heel wat moeilijker dan bloemenfee spelen. 
Stel U voor, 2 uur per dag oefenen, dat gaat ook boven een meisjespetje. Op 14 jarige leeftijd werd ze lid van de Aalsterse Turnkring en twee jaar later speelster bij BBC Okapi. Zo kan men hedentendage de Aalsterse bloemenfee regelmatig zien optreden met de damesploeg van Okapi, die de leiding heeft in de rangschikking. Dat zij ‘all round’ is, weten we nu, maar wat met de verplichtingen die ze heeft als bloemenfee ? 

De weekends zijn nu druk bezet, we gaan omzeggens elke zaterdag of zondag ergens op carnaval of bloemenvisitie, maar … ‘s anderendaags moet ik fit zijn voor de wedstrijden van Okapi, en ‘s maandags om 6 uur het bed uit want … ik ben ook eindejaarsstudente aan ‘t P.H.T.I. te Gent. 
Dat de bloemenfee dan ook niet enkel lief en mooi is, maar ook als 5 talige secretaresse een waardige vertegenwoordigster is van Aalst en zijn bloemen, hoeft geen betoog ! Waarvoor ik nu nog het meeste angst heb, is de carnaval zelf, drie zware dagen en vier zware nachten staan mij te wachten, maar ja, zij is ook al sinds twee jaar lid van de carnavalsgroep ‘Van Jongsaf Oan’ (tussen haakjes gezegd, dezelfde groep die voor haar een schitterende carnavalswagen maakt). Wat een veelzijdige Annick, een onbetwistbare vaandeldraagster van Carnaval. Zij zelf werd immer geboren op die carnavalszondag van 1948. 

Naar dit alles had Don Camillo I 1963 en Kamiel I 1966 (twee verschillende namen in 1 en dezelfde persoon) stil geluisterd. 
Wat hem van 1963 vooral is bijgebleven zijn de ijskoude carnavalsdagen toen de thermometer ver beneden nul gezakt was. 
Eén van de mooiste ogenblikken van die ambtstermijn was de kennismaking in het besneeuwde Eupen, met de toenmalige prins van Keulen. Dat was Alex 1, advocaat van beroep, die in Belgie maar twee carnavalssteden kende : Eupen en Oilsjt! Toen hij ‘s nachts naar zijn hotel terugkeerde, kende hij ook enkele vrienden meer, waaronder zeker de toen nog onbekende TV ploeg van Echo, die het nuttige aan het aangename had gekoppeld, en eens stevig de eerste carnavalsbloemetjes had buitengezet. 

De sensationele verkiezingsstrijd in 1966 zal iedereen wel bijgebleven zijn. 
Er waren een groot aantal kandidaten, allen aan elkander gewaagd. 
In één woord, Aalst werd overspoeld door aankondigingen allerhande. 
Het behalen van die titel in 1966 was voor Kamiel dan ook wel de mooiste herinnering. 
Bij die verkiezing, zegt hij, hebben alle kandidaten hun steentje bijgedragen tot het opvoeren van een stunt die heeft bijgedragen tot een degelijk goed gevoerde, reclame voor de Oilsjterse carnaval in het algemeen. 
De ‘zogeheten’ ontvoering van Dendermonde, samen met enkele leden van het stedelijk Feestcomité, en de kennismaking aldaar met de kopvleesetende massa, was alweer een onuitwisbare sensatie. 

En dan, maart 1966, toen we, spijts het forfait van talrijke prinsen die met de deelname van een Aalsterse prins niet erg waren ingenomen, naar Mechelen gingen. Daar wordt elk jaar de titel ‘prins der prinsen’ toegekend. 

Voor de Eerste maal in de Aalsterse carnavalsgeschiedenig werd een Aalsterse prins daar tot ‘prins der prinsen’ gekozen, en dat was een titel die we met 48,5 op een totaal van 50 punten zeker niet hadden gestolen. 
Het was dan ook een genoegdoening voor de heren Van De Perre en Wauters en al mijn supporters die de reis hadden meegemaakt. 

Kamiel bracht vernieuwing, schwung, plezier ... 
Hij trok voor het eerst met fanfares naar de halle en bleef bij elke verkiezing altijd even sportief. 
Hij was de allereerste die de verkiezingen ook kleurde met talrijke ‘Stemt Kamiel’- borden, strooibiljetten, aanmoedigingen, spandoeken, ... 
Tijdens de verkiezingen zelf was er lawaai, animatie, verkiezingssfeer, ... kortom ... carnavalsstemming alom. 

Waarom werd er geen grotere ruimte voorzien voor dit feest vroegen velen zich af, toen enkele honderden mensen de toegang tot de zaal werd ontzegd bij gebrek aan plaats. De verkiezing vond plaats op vrijdag 4 februari in de Stadsfeesthalle in de Schoolstraat. We kunnen dus wel stellen dat de roep naar een aangepaste zaal hier zijn oorsprong vindt. Decennia later blijkt dit nog steeds een probleem te zijn. 

Eén voor een kwamen de kandidaten de zaal binnen,. Een beetje nerveus en onwennig, en eigenlijk totaal onopgemerkt namen ze plaats naast het podium in een vergeten hoekje. Voor het podium zaten, wel duidelijk zichtbaar, de notabelen, die hun voorbehouden stoeltje duur betaald hadden.

Een puik Aalsters orkest probeerde heel alleen de zaal warm te krijgen met stemmingsliedjes, en toen ineens verscheen de afvaardiging van Blankenberge op het toneel, samen met onze eigen regerende prins Simon. Ze waren wel wat laat, maar dat kwam omdat ze sinds zeven uur vredig aan de feestdis gezeten hadden, in de omgeving van de eeuwige vlam. Ze zagen er prachtig uit,  met hun mooie hoeden. Vooral onze prins stak de kroon met een prachtige carnavalsbolhoed, die jaarlijks werd uitgeleend door ons achtbaar Feestcomité.

Er heerste spanning in de zaal tijdens en na de gekruide redevoeringen van onze kandidaat-prinsen, ons voorgesteld door de lieve bloemenfee, begon het allemaal “voor echt”. 
Kamiel zorgde voor de ‘farce majeure’ dat jaar. Niet alleen deed zijn ‘Oilsjters Lied’ het formidabel, maar in zijn rede ging hij zelfs zover dat hij niet alleen de aanwezigen op de hoogte stelde van de val van de regering, maar dat hij met deze melding ook de aanwezige minister compleet verraste. Zelfs deze gaf toe ‘nog nooit zo vlug zijn informatie te hebben gekregen’. 

Daarmee kenden we ook meteen de sterkste troef van Kamiel : spontaan inspelen op de actualiteit, vooral Aalsterse actualiteit. 

Een kleine anekdote nochtans. Kandidaat prins Willy was nog aan de beurt, en reeds kwam een der lieve juffertjes van onze vaderlandse verenigingen de stembrieven ophalen. Zo heel alleen zonder controle van een lid van het feestcommiteit. Er moesten nog twee kandidaten spreken, en ze deed reeds haar ronde. Dat was fout natuurlijk, en daar kwam toen uiteraard heel wat commentaar op. 

Anders niets dan lof voor de inrichters, die niettegenstaande hun gekleurde bril, steeds eensgezind de verkiezing van onze Prins Carnaval tot een der topgebeurtenissen trachten te maken. 

De hoop was er dat het toekomend jaar allemaal nog beter zou worden. Ze krijgen dan een krediet van maar liefst 600 000 Franken, waar men natuurlijk al iets mee kan presteren.  Daarenboven hebben ze de steun van de ganse bevolking. 

“Hoe meer kandidaten zich het volgende jaar zullen aanbieden, hoe meer verscheidenheid wij bij de verkiezing zullen krijgen”, klonk het opgewekt. 

Dat Aalst de carnavalsstad bij uitstek is, hebben de echte Oilsjteneers die vrijdag nog eens bewezen.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1965 : Simon D'Hondt (+2003)

Toen hij op 12 februari 1965 tot prins Carnaval werd verkozen was Simon d’Hondt (° 09/03/1931) reeds bekend als zelfstandige. Hij was samen met zijn vrouw eigenaar van de firma Simon D’Hondt-Temmerman in de Molenstraat, een firma die gespecialiseerd was in auto-accessoires en binnenbekleding, caravans en boten. 
Simon was ook secretaris bij de dekenij Molenstraat-Werf en kreeg in 1964 de prijs van de beste acteur door ‘Kinova’, een cinéclub die reeds sinds 1951 een jaarlijkse film maakte over Aalst Carnaval.  

De prinsenverkiezing leek een flauwe zaak te worden. Het was erg moeilijk om gemotiveerde kandidaten te vinden en er diende niemand zijn kandidatuur in. Uiteindelijk ging het feestcomité zelf op zoek naar kandidaten. 
Gezien de grote steun die hij kreeg van cinéclub Kinova, voetbalclub Volharden , de dekenij Molenstraat en automobielclub Bonaparte, werd hij verzocht deel te nemen, iets wat hij na enige bedenktijd aanvaardde en ter harte nam.
Hij begon onmiddellijk met de verdeling van ‘linjekes’ als promotie. 

Zijn enige rivaal werd Willy De Meyst, een tweede kandidaat die positief antwoord had gegeven aan de oproep van het Feestcomité.

Willy genoot in Moorsel over een enorme populariteit, en hoewel hij geen geboren Aalstenaar was, was hij toch lang genoeg in Aalst gedomicilieerd, om deel te kunnen nemen aan deze belangrijke strijd.  De tweestrijd Aalst – Moorsel zou uiteindelijk worden beslecht in het voordeel van Aalst en Simon D’Hondt.

Het publiek werd op verkiezingsavond opnieuw vergast door een prachtoptreden van Leo Martin. Daarna was het de beurt aan bloemenfee Ingrid die de twee kandidaten kwam voorstellen. 

Daarna volgde de ultieme proef voor de kandidaten. 
Willy deed zijn best maar uiteindelijk bleek dat Simon het pleit gemakkelijk zou winnen. 
Zijn vriend Hector Rombaut schreef zijn speec, waarin hij meldde dat hij – bij zijn verkiezing -  wel het één en het ander gewijzigd wilde zien aan het bestaande carnavalsbeeld.
Hij wilde er bijvoorbeeld ook de gehandicapten in betrekken, en zou het daarbij niet enkel bij woorden houden.  
De bloemenfee, die altijd wat in een vergeethoekje stond … dat wilde Simon voortaan niet meer zien of horen !

Verder stak Simon ook graag de draak met de ‘belachelijke’ wandelstokjes waar de leden van het Feestcomité mee rondliepen. Hij verbood de heren dan ook om er tijdens zijn regering mee te slaan. 

En iedereen moest minstens een neus, een bril of een moustache op zijn gezicht zetten. Overtreders moesten trakteren!

Met bandopnemers was het voortaan toegelaten om alles op te nemen, iets wat tijdens een zitting van de gemeenteraad ten stelligste was verboden. 

Simon won de verkiezingen en ontving een oorkonde uit de handen van schepen Gilbert Claus. 
Na het voorlezen van de oorkonde bewees hij meteen dat hij het meende met de voorafgaande beloftes, en schonk zijn prijzengeld van 5000 frank onmiddellijk aan Levensvreugde. 

‘s Zaterdags kwamen de Oude Garde en het Feestcomité Simon thuis afhalen. De poort van zijn zaak in de Molenstraat werd vrijgemaakt, en er werd een receptie aangeboden waar men nog een hele tijd over zou napraten. De leden van het Feestcomité vormden de erehaag, de grijze hoeden werden hoog gehouden.  Wat er met hun wandelstokjes gebeurde, heb ik jammer genoeg niet kunnen achterhalen.

Samen met bloemenfee Ingrid Schwerzer, een meisje uit het verre Antwerpen, verplaatste de nieuwe prins zich in een witte ceremoniewagen, compleet met stadschauffeur en al. Het was een wagen die eigendom was geweest van dokter Torrekens, en die door de stad was aangekocht. Het voertuig stond toen dag en nacht ter beschikking van Simon en Ingrid. 
Fred Brossé maakte er beelden van voor het Tv-journaal. 

Natuurlijk werden het uitputtende uren. 

“Droi doagen lank graalek woineg gesloapen”, was één van zijn verklaringen na afloop van het volksfeest. 

Het kostuum dat de stad toen ter beschikking stelde van haar prins, was er eentje zonder zakken, en zo moest zijne hoogheid de lintjes en de speldjes dan maar in zijn brede mouwen stoppen. 
Lintjes trouwens die verwezen naar de automobiel- en de cinéclub. 

Acht dagen na carnaval zat er nog zo’n speldje verzworen in zijn arm. 
“Ik werd getrakteerd tot het bier in mijn botten stond”, verklaarde de prins. 
Later werden de verplaatsingen buiten de stad met de wagen van De Lachers gemaakt. Het waren er maar liefst zo’n 25 a 30, maar het bleken allemaal wel waardige verplaatsingen geweest te zijn. Met alle respect voor duivenmelkers en belotters, maar die verenigingen liet de prins liever links liggen.

De verste verplaatsing was die naar Blankenberge. 
Er was ook een opening bij van een carnavalstentoonstelling in het Centraal Station te Brussel, en daar waren De Sloebers, De Lachers en De Veroitstreivende Achteroitkrabbers ook bij. 

Simon leerde tijdens zijn regeerperiode heel wat mensen kennen, en zijn naam kreeg dan ook heel wat bekendheid. Uiteraard kwam dat ook zijn zaak ten goede. Zijn cliënteel groeide en hij zag zich verplicht om meer personeel in dienst te nemen. In 1965 had hij 8 mensen in dienst, twee jaar later was dit aantal verdubbeld en op een bepaald ogenblik had hij zelfs 27 personen in dienst !

De titel van Prins Carnaval bleek dus een heel goede publiciteit te zijn, een echte gouden zaak voor een middenstander. 

Na zijn succesvolle regeerperiode in 1965 stelde hij zich echter nooit meer kandidaat. Volgens hem was één keer meer dan genoeg. Nadat hij lid van het Feestcomité werd (waar hij zijn goede vriend Hector Rombaut opvolgde), kon hij dan ook niet meer deelnemen, want dat werd verboden door ‘het reglement’.

In 1970 kwam Simon D'hondt tijdens de Prinsenverkiezing met het idee op de proppen om een vereniging op te starten van ex-Prinsen Carnaval. Hij vond het uitermate jammer dat de vroegere Prinsen Carnaval mekaar zelfs niet kenden of geen contact meer hadden. 

In de jaren '50 mochten de vorige Prinsen tijdens de verkiezingen hier en daar nog eens ‘aanwezig zijn’, maar sinds de overname van de verkiezing door het Feestcomité, gebeurde dit niet meer. 
Simon had de voorzet gegeven en onder impuls van Henri Van de Perre, Fons Singelijn en André Dooms kwam het zover dat tijdens de Prinsenverkiezing van 1972 alle oud-Prinsen effectief nog eens op het podium gevraagd werden. 
Simon ging echter nog verder en had het idee om een heuse vereniging voor ex-Prinsen te lanceren. 
De camere was geboren, en op 16 december 1972 kwam de Prinsencaemere reeds voor een eerste keer samen om er haar pionierswerkjaar af te sluiten. 
De ex-Prinsen besloten een bestuurder te kiezen en met algemeenheid van stemmen kwam men uit bij Simon D'hondt. Omdat de titel van voorzitter al naar Fons Singelijn gegaan was, werd Simon benoemd tot deken van de Prinsencaemere. In maart 1973 werd De Prinsencaemere officieel voorgesteld aan het grote publiek; Simon D'hondt overhandigde hierbij een zilveren champagnebeker aan Fons Singelijn en Henri Van de Perre.

Het idee om zich meer in te zetten voor de mindervaliden kreeg ook meer vorm. Samen met de caemere organiseerde hij in 1974 een eerste ‘dag voor de mindervalide kinderen’, en ze bezochten met maar liefst 450 kinderen de kermis.

Simon zou ook een hoofdrol spelen in de organisatie van de eerste Prinsendagen en verschillende shows van de Prinsencaemere. 
In de jaren '80 deed hij mee als Simonne la Grosse tijdens de travestieshows van de Prinsencaemere en ook in de eerste revues van de Prinsencaemere was Simon nog te zien.

Dat de plannen van Simon en de Prinsencaemere niet altijd door iedereen met evenveel enthousiasme werden aanvaard, bleek duidelijk toen Louis Van Pottelbergh in de jaren ’80 waarschuwde dat De Prinsencaemere niet meer op veel sympathie kon rekenen bij de carnavalsgroepen.
Dat werd trouwens pijnlijk duidelijk toen Patrick De Neve in 1987 weigerde toe te treden tot de vereniging.

In 1991 kwam er een einde aan het voorzitterschap van Simon bij de Prinsencaemere. Met Michel Cleemput werd er een nieuwe voorzitter gekozen maar Simon bleef wel deken voor het leven.

Op Prinsendag 1992 werd hij gehuldigd, ondermeer door een lied van  Kris De Poorter en Pascal Solemé die afscheid namen van een geëmotioneerde Simon die besloten had om de Prinsencaemere los te laten en de leiding over te laten aan zijn jongere collega's ex-Prinsen

Uit een interview leren we dat Simon altijd geïntrigeerd was door de Domino’s. 

Er is een tijd geweest dat men de massa’s domino’s die in Aalst rondliepen, een echte plaag vond. Toch hadden ze een zekere charme … die totaal onherkenbare en geheimzinnige figuurtjes, volledig in het zwart gekleed en met de typische puntmutsen. 

Je zag er een (vrouwelijke?) silhouette in, je raadde naar de (vrouwelijke?) vormen, trachtte hem / haar te herkennen, aan de schoenen of iets dergelijks … maar het bleven mysterieuze verschijningen, die ondertussen jammer genoeg uit het straatbeeld zijn verdwenen.  De domino’s zijn echter nog niet volledig dood en begraven. In de kunstwerken van Peggy Wauters blijven ze verder leven, weliswaar op doek.

Vroeger zag je in de stad op zondagavond en maandag ook een twintigtal kleine groepjes met een eigen show. De Koleiregeivers, De Mettes, Gargam, De Lachters, ... 

Allemaal namen die toen klonken als een bel, maar die nu praktisch niemand meer kent. 

Alles Aalsters houden bleek jammer genoeg ook onmogelijk. Er komen steeds meer en meer inwijkelingen in de stad, en vreemdelingen, die op hun manier hun eigen stempel drukken op alle facetten van het carnaval vieren, maar die toch de tijd van vroeger niet meer kunnen doen terugkeren. 

Simon vertelt verder : “Pluimen zijn tegenwoordig onvermijdelijk. Carnaval wordt groter en groter. Hier en daar brokkelt er steeds wat meer af van het typisch Aalsterse karakter. Het is onmogelijk om buiten de stadsgrenzen te gaan, en specifiek Aalsters te blijven”.

Van meet af aan moest de prinsencaemere op zoek gaan naar valabele inkomstenbronnen, vooreerst om voor alle leden een uniform te kunnen betalen. Het eerste jaar liepen de leden trouwens nog rond in een witte smoking met erelint. De kas werd onder meer gespijsd door de uitbating van een café tijdens de jaarmarkt. Daarna ging het gezelschap over tot het huren van een café in de stad, waar vele optredens en ajuinschietingen plaats hadden. In 1974 en 1975 zorgden de prinsen zelfs voor de show van het laatste actieve Aalsterse circus Johnny op de Hopmarkt. 

In 2003 bracht DAK deel 3 uit van de carnaval boekenreeks 2001-2005. In het boek 'Een Jubileumfeest met ballen' werd een volledig overzicht gebracht van het Aalsters carnavalgebeuren 2003 vanaf de prinsenverkiezing tot de popverbranding. De carnavalisten Jan Simon D'Hondt die in 2002 overleed en Francis Van Den Steen, beter gekend als de Cissen , kregen een waardig 'In Memoriam'. D'Hondt was prins carnaval in 1965, erelid van het Feestcomité en stichter van de Prinsencaemere.

Het is dankzij de Prinsencaemere dat er verandering is gekomen in onder andere de ontvangst van andere prinsen uit andere steden. Vroeger werden die gewoon genegeerd.  Volgens Simon moest men sympathie hebben voor iedereen, met of zonder pluimen. “Mensen die niet tegen pluimen kunnen, steken liefst zelfs de pluimen van een ander op hun hoed”. 

Volgens Simon (in een interview met De Voorpost op 13/02/1981) is Carnaval gelijk aan vriendschap. “Of ze nu alaaf roepen, of Ajoin, zoals Pol De Paepe het ooit voorstelde, het zijn allemaal onze vrienden”. 

In 1987 werden Simon D'hondt en Stefaan Vinck tot ridder geslagen in het Gulden Vlies van FEN.
In 1989 werd Simon D'hondt ondervoorzitter voor het leven van de Amicale van het Stedelijk Feestcomité.

Op 11/03/2003 nam Aalst afscheid van Simon. Hij overleed in Hofstade.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Prinsjen van Oilsjt : 1964 : Hendrik Arijs (Hendrik I)

Onder de naam Hendrik I was het dit jaar aan Henri Arijs (°18/07/1941) om met de scepter over ‘zijn stad Aalst’ te kunnen zwaaien. 

Hendrik ‘Henri’ was 22 jaar toen zijn collega’s hem lichtjes ‘pushten’ om ook eens mee te dingen naar de scepter. ‘Allee, doe eens mee ... ‘. 
Zo simpel was het toen eigenlijk. 
Niet zoals nu waar technologie en een degelijke voorbereiding en planning heel belangrijk zijn geworden, maar wel met het geven van een speech, en het volk meekrijgen met een spelletje.  
‘Waar of niet waar’ was toendertijd heel populair. 

Van campagne voeren, wat de prinsen tegenwoordig al geruime tijd op voorhand moeten doen, was helemaal geen sprake. Geen affiches, geen eetfestijnen, geen gadgets, liedjes, pulls en T-shirts, geen clublokaal, …  (saaie bedoeling, niet … ?) 

Je kreeg ook maar welgeteld 1 kans : de show in de stadsfeestzaal in de Schoolstraat (de beroemde ‘couverture’). Alles moest die avond bewezen worden, er was geen mogelijkheid tot 'opbouwen naar een climax', maar ook niet tot ‘herpakken’ mocht het ergens fout gaan. 

Er was toen ook nog geen voorverkoop van kaarten. Het enige wat van een kandidaat prins wel eens gevraagd werd, was dat hij al eens trakteerde op café. 

Het kostuum ging in die jaren trouwens verschillende kiezingen mee. Het exemplaar van Hendrik bijvoorbeeld was net het zelfde als dat van Kamiel een jaar eerder. En ook in 1965 zou het nog eens dienen voor zijn opvolger, Simon D’Hondt.  
De stiksters van ‘t stad deden mirakels en pasten alles aan. Te lang, te breed, te dik, te dun, … geen uitdaging was hen te groot, en zo verscheen de prins telkens weer in een ‘op maat gemaakt’ kostuum (en een betjen ‘troekare en foefelare’ van de stikploeg). 

Gezien het reglement dat een prins zich het jaar na zijn verkiezing niet opnieuw mocht aangeven, moest Kamiel Sergant dus passen dit jaar. 

Henrieken, zoals de vrienden hem wel eens noemden, maakte in de ogen van de meeste insiders maar heel weinig kans, en begon de verkiezingen dus vanuit een underdog-positie.
 
Hij kreeg de mensen echter heel goed mee tijdens het optreden en dat bleek uiteindelijk toch de doorslag te geven voor de prachtige score.  
Zijn inspiratie voor zijn optreden haalde hij uit zijn werk bij de stadsdiensten. 
Terwijl de andere kandidaten heel hun tekst van buiten hadden geleerd, haalde hij voor zijn proclamatie een spiekbriefje boven. Hij had immers alles wat hij wou vertellen netjes genoteerd en was zinnens om niets te vergeten of over te slaan. 
De vrijwel kansloze stadsbediende werd door een grote meerderheid van het publiek aangeduid tot de prins, die over het Aalsterse carnaval zou gaan regeren in 1964. 

Hij behaalde maar liefst 750 stemmen, een klinkende overwinning als je weet dat de tweede plaats werd behaald door Herman met 420 kruisjes achter zijn naam. 
Derde werd Gaston met 230 punten, en als vierde eindigde Jozef met 120 punten. 
Prins Hendrik I kreeg als cadeau een set couverts als cadeau, die plechtig werden overhandigd door de burgemeester. 
Later zou hij verklaren : “’t ei me ‘n vrie eirt gekost, mor ‘k em er toch een doois leipers en frinketten on oeverg’haeven!” (’t Heeft me veel geld gekost, maar ik heb er toch een doos lepels en vorken aan overgehouden’)

Volgens de prins – in een interview in de Voorpost van 13/2/1981 – waren het drie heel hectische dagen. Vermoeiend vooral. Drie dagen en vier nachten zonder slapen, en overal naartoe gaan, waren een onvergetelijk avontuur en een ongelooflijke belevenis. 

Het begon met de officiële opening van de foor door de Oude Garde. Daarna verschillende bezoeken zoals aan het bejaardentehuis en noem maar op.  “Drie dagen lang sta je in het middelpunt van de belangstelling” verklaart hij, “maar na de verbranding van Vastenavond ben je van geen tel meer, ...”

Het prinsenjaar verliep eigenlijk heel kalm. Als hoogtepunt, naast de stoet en nog wat verplichte aangelegenheden, stond er op zijn palmares niet meer dan een ‘officieel’ bezoek aan Blankenberge.

Hij werd later één van de medestichters van de Prinsencaemere, maar maakte er in feite nooit echt actief deel van uit. Hij diende zich, omwille van zijn beroepsbezigheden, Henri was stadsfotograaf, te beperken tot het maken van de gelegenheidsfoto’s van het prinselijk gezelschap.  Het feit dat hij er bijna nooit kon bijzijn, bezorgde hem wel hartzeer, en in 1974 kondigde hij het einde aan van zijn samenwerking.  
Hij moest beroepshalve immers overal aanwezig zijn waar iets te fotograferen viel, en moest dus heel vaak passen voor carnavalsactiviteiten. En als hij dan al eens aanwezig kon zijn, was hij ook daar ‘fotograaf van dienst’

Na het sprookje van 1964 heeft hij zich ook nooit meer nog kandidaat gesteld ...

Hendrik overleed op 24/8/2023.

Met dit overlijden verliest onze stad alweer een icoon uit de carnavalswereld. 
Hij was de oudste nog levende prins carnaval.

De laatste jaren kampte hij met gezondheidsproblemen en was hij opgenomen in een woonzorgcentrum.

Hendrik zal herinnerd worden als mede oprichter van de Prinsencaemere. 
In 2024 zou hij 60 jaar prins geweest zijn, maar dat heeft dus niet mogen zijn. 

De begrafenisplechtigheid gaat door in het crematorium van Aalst en dit op woensdag 30 augustus  om 14u30.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---