Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

woensdag 23 oktober 2019

Prinsjen van Oilsjt : 1992: Pascal Solomé

Opnieuw twee kandidaten dit jaar. Elk op hun manier hadden ze al wat gewicht geworpen in de carnavalsschaal gelegd, maar nu was het moment aangebroken om het onder elkaar ook eens ‘uit te vechten’.

Als eerste Johny en als tweede Pascal. 

Al vrij snel na het optreden van de kandidaten werd het jammer genoeg duidelijk dat Johnny veel kans maakte om voor de vierde keer terug naar huis te worden gestuurd. Publiek en jury lieten er dan ook geen enkele twijfel over bestaan en brachten een ondubbelzinnig oordeel uit : Oilsjt viert carnaval met prins Pascal (Solemé).

Het werd een sportieve strijd tussen twee echte carnavalisten in de Keizershallen. Johnny Marcoen was (op 47 jarige leeftijd) zeker niet meer aan zijn proefstuk.

Op de kop af twintig jaar terug stond hij (toen weliswaar in de Flora-verkoopsruimte van de Aalsterse bloemenveiling) voor een gelijkaardige strijd.

Als gekend Aalsters handelaar ‘van oever t’wooter’ bood hij zich toen reeds voor de eerste keer aan als kandidaat.

Hij verloor, maar beleefde het carnavalsgebeuren van dat jaar samen met wijlen prins Jackie D’Herde. 
Een jaartje daarop bracht hij de plaat ‘Zjeur Jong’ uit, gaf zich opnieuw aan als kandidaat, maar verloor hij opnieuw de strijd, dit maal tegen prins Michel.

Hij werd steeds opgemerkt in de verschillende carnavalsstoeten, van 1972 tot 1976 als lid van de ‘Suskewieten’, en van 1977 tot 1985 als individuele carnavalist.

Met ‘De sigaar is te dier’ (1978), ‘De Cantiniere (1979), ‘De politiekers op zen Oilsjters’ (1981), ‘Keizer Kamiel op zenne velo’ (1982) en ‘De vraa van Ali-Baba’ (1982) bleef hij in het milieu ‘circuleren’.

In 1985 behaalde hij de derde plaats en nam hij zijn ‘Johnny zoi ze’ en ‘Plosjken van ‘t alverdroi donker’ op .

In 1986 namen de naar hem genoemde ‘Marcoentjes’ voor de eerste maal deel aan de carnaval. Het debuut verliep  met ‘Kinneke Baba, pakt me agaa’ als onderwerp. Sindsdien is de groep een vaste waarde geworden in de Aalsterse carnavalsstoet.

Hoewel Johnny Marcoen dus wel degelijk een onderdeel is geworden van het Aalsterse carnavalsmilieu, behaalde hij nooit de begeerde titel van prins. Laat deze paragraaf dus een ‘ode van de gemiste kans’ zijn voor Johnny.

De tegenkandidaat, Pascal Solemé, was met zijn 25 jaar een pak jonger, en was toen een rijzende ster aan het carnavalsfirmament. In 1989 was hij reeds Arendprins en in 1990 werd hij verkozen als Miss Morta.  Zijn echtgenote Nancy werd in 1991 uitgeroepen tot Ajuinprinses 1991-1992 en als lid van AKV Eirg beleefde hij reeds van jongsafaan de carnavalssfeer mee.

Vooreerst onderging de organisatie van de verkiezingsshow enkele wijzigingen tegenover de voorgaande jaren.

Deze keer was de zaal voor het eerst in twee zones opgedeeld.
Vooraan, met nadarafsluiting afgebakend, vond men de voorbehouden plaatsen, waar tafels en stoelen voorzien waren. Achteraan een open arena, waar de fans van de kandidaten en de andere carnavalisten zich konden uitleven. Het podiumgebeuren kon ook gevolgd worden op een groot videoscherm dat achteraan in de zaal aangebracht was.

Ervaringen uit vorige edities hadden namelijk aangetoond dat men vroeger op de tafels ging staan om alles goed te kunnen zien, en om de lievelingskandidaat aan te moedigen.

Gevaarlijk (er zijn er wel een paar afgedonderd), en helemaal niet solidair tegenover de mensen die achteraan stonden.

Besnoeiingen op het meubilair zouden dus zowel de veiligheid als het totale kostenplaatje van dit grote evenement ten goede komen.

Ook het kiessysteem werd aangepast. Om bedrog (zoals meermaals naar de stembus trekken zoals er soms wel eens gebeurde) uit te kunnen sluiten, werkten Johnny Meert en Pascal Solemé een sluitend procede uit met dubbele stempels. Op die manier maakten ze gesjoemel zo goed als onmogelijk.

Er was nu ook een speciale stemruimte voorziene om de controle op het gebeuren intenser te kunnen uitwerken en opvolgen.

Naar goede gewoonte werd ook dit jaar de verkiezingsshow geopend door Keizer Kamiel, terwijl de Arnold DS Band, naast een hele trits van carnavalsschlagers, muziek van toen en nu bracht.

“Carnaval in Oilsjt, dat es ‘t prinstepoilsjt” zong de Keizer, en terwijl De Kamillekes zijn slagzin nog wat kracht bijhuppelden, werd de aanwezige massa, gekomen ‘vanuit alle kontreien in Vlaanderen, en zelfs Nederland’ verwelkomd.

Bij een sportief gebaar, waarbij ze allebei een gebalde vuist in de hoogte staken, werden de beide kandidaten voorgesteld.
Een oproep tot sportieve medewerking vanwege de supporters liet dan ook niet op zich wachten.

De jury wel …

Het wachten op de jury vulde Kamiel dan maar in met op de tonen van Jan Verbracekens’s ‘Waar het lied der branding ruist’ te zingen over zijn jeugd op Mijlbeek.  
De titel : “Wor me wiegske stond” werd meteen gepromoot tot nieuwe carnavalssingel. 

Aangenaam verrassend klommen de mannen van AKV Roeidsel toen op het podium om Keizer Kamiel een paar geschenken te overhandigen.
Zoals na het openen van de gelegenheidscadeaus bleek, werd hiermee op een ludieke manier gerefereerd naar het spijtig voorval van vorig jaar, waarbij Kamiel, ingevolge verlichtingsproblemen, zwaar ten val kwam en er een gebroken arm en ribben aan overhield. Een beschermhelm van kaarsverlichting voorziene, en een plaasteren elleboogverband bleken dan ook bijzonder goed gekozen, en werden in dank aanvaard door de keizer.

De elfkoppige jury had ondertussen eindelijk plaats genomen, en de vaste opdracht kon beginnen. Begeleid door animator en lid van het Feestcomité Marcel De Block, moesten binnen een tijdspanne van amper drie minuten de namen van de tien prinsen die vanaf 1980 tot 1990 in Aalst verkozen werden in volgorde geplaatst worden volgens jaartal.

Een geschiedkundig vraagstuk dat door elke partij binnen de gestelde tijdslimiet perfect werd ingevuld, al was Pascal wel iets vlugger klaar.

Het orkest was blijkbaar “liever bij moeder thuisgebleven’, terwijl het decor werd rechtgezet voor de vrije opdracht waarbij Johnny werd aangeduid om de spits af te bijten. Door het gebruiken van een knap decor dat een carnavalesk stadsgezicht, getooid met bewegende karikaturen van vroegere carnavalisten, uitbeeldde, werd de sfeer van ‘de tijd van toen’ opgeroepen.
Kurt Heerman, die het geheel zowel ontwierp als uitvoerde, vulde hiermee zijn palmares van gepresteerde carnavalsomkaderingen nogmaals aan.

Tussen ‘de bienaveroi’, ‘’t volkshois’, ‘café d'aamert’ en de ‘viskladde’ reed Johnny per go-cart het podium op en startte zijn show. Het schouwspel bleef aanvankelijk louter visueel door het pijnlijke haperen van de micro, waardoor een groot gedeelte van zijn begintekst verloren ging. 

Het ‘gat in de memorie van de prehistorie’ werd dan vlug op gevuld door op het Samson deuntje een knappe vocale wandeling te maken doorheen de galerij van de roemruchte voorgangers in de Aalsterse carnavalswereld.
Al de persoonlijke hits van Johnny passeerden dan nogmaals de revue, vanaf ‘Zjeur jong’  tot ‘Johnny is back’.

Op muziek van Isabelle A werd dan nog maar eens bevestigd dat Oilst schoein es, en dat werd bekrachtigd met een felle ‘Klet Marjet’.

De apotheose volgde in een gevoelig lied over de intensieve waarde van het carnavalist zijn, eindigend op een theatrale oproep “Oilsjteneers, maggek als prins nie zein!” onderlijnd met een bescheiden vuurwerkje op de achtergrond.

Als interludium tussen de beide optredens werd nog maar eens gescandeerd dat Oilsjteneers’jonges van de veirkemert’ zen, en werd het soberder decor van Pascal opgezet. 


Een reuzenhart kondigde ‘Een carnaval mee Pascal’ aan, en deze leuze werd meteen ook geflankeerd door de kernachtige omschrijving van de Oilsjterse carnavalsspirit : lachen, dansen, zingen – verwoiten en in makanders zakken schoiten. Nadien werden de omschrijvingen omgedraaid en bleken ze reuzengrote ‘voil Jeannetten’ te verbergen.

“’t es men okoize, ik wil het beleven, het is ne kinderdoeim, ik wil alles geiven”, zong Pascal, en hij maakte hiermee duidelijk dat er nog slechts 28 keer te slapen viel voor er ne plezierige carnaval mee Pascal zou starten.

Zoals op elke ‘Vasteloaved foeir’ er een waarzegster is die haar ‘woordeken placeirt’, werd door Pascal de ‘magische bol’ geraadpleegd, en zag hij de ‘voil jeannetten’ een vernieuwde begroeting maken die op de tonen van Edith Piaf werd bezongen.

Met Jos Brink als referentie werd over ‘le moment suprême’ gesproken en werd de huidige carnavalsactualiteit aangesneden. Het Feestcomité, Kamiel Sergant, Den Eendracht, … Allemaal passeerden ze de revue.

Voor Willy Van Mossevelde werd voorspeld dat hij (Jean Pierre Van Rossem indachtig), zijn haar zou laten groeien, want ‘da wa da we zelf doen, da doen we beiter’, zou zijn slagzin worden.

Pascal, geheel in het zilver, leek al van bij het begin van de show meer vat te hebben op de zaal. Niet enkel voelde hij zich duidelijk meer thuis op het podium dan zijn tegenkandidaat, hij bleek ook stukken beter bij stem te zijn.

Zijn show was ook meer op de actuele carnavalsbeleving gericht. Hij was ook ambitieuzer en meer vernieuwend in zijn teksten en de keuze van de melodieën. Dit alles overstemde duidelijk het té sterk nostalgisch verstarren van Johnny’s show.

“Da stou zoee vast as ne poul, ve ons vra zweigen we allemoul”, bevestigde Pascal, en onderstreepte zijn bewering met een opmerkelijke French Can-Can, uitgevoerd door een batterij Jeannetten op krukken.
De finale bracht zonder twijfel het klapstuk en bracht heel de zaal in vervoering.
Uitgedost als magiër leek hij de zaal te bezweren, en in een wervelende afwisseling van zachte, gevoelsvolle liedjes, en daverende meestempers werd de sfeer opgevoerd tot een gepast crescendo.

Het applaus van Johnny’s aanhang leek een beleefdheidserkenning, vergeleken met wat zijn tegenstrever bij het publiek teweegbracht.

De supporters lieten in hun kaarten kijken. Toen de gelegenheidsdeurwaarder, de H. De Troyer, de nummers voor de stemming liet trekken, en Pascal het bordje met nummer één in de hoogte stak, bleek dit een eerste aanduiding dat hij de winnaar zou zijn.

Het stemmen kon beginnen. Er heerste duidelijk wat verwarring omtrent de in- en uitgang van de stemruimte, wat het loodsen door de nauwe doorgang van de ongeduldige massa nog bemoeilijkte.

Een eigenaardig stemgedrag van Vlamingen die dringen om te mogen kiezen. Tijdens de ‘echte’ verkiezingen is het soms anders.
Om de lange wachttijd te doden, maakte een hele resem van vedetten hun opwachting.

“Weir doeng voesj en hiel wat Oilsjteneirs en Oilsjteneskes daven oan de koesj” informeerde Kamiel Sergant en babbelde op zijn zo eigen kundige manier het rommelige verloop aan elkaar. Rudy Silvester uit Asse zette de reeks smartlappen in met zijn “Waarom heb je mij pijn gedaan” a la Eddy Wally.

Oud-Prins Enrico draaide verveeld rondjes toen zijn play-back act gestoord werd en onderbroken werd door een dienstmededeling. Waar haalde men het lef de ‘prins met Europa-allures’ dit aan te doen.

“We goamen nie zoagen en ons eigen bekloagen”, zalfde Kamiel en lanceerde meteen de meezinger van “Oilsjt, get men het gestoelen”.

Guy Walgraaf van AKV Eirg ging de burgemeester maar eens weer ‘opvrijen’ met zijn ‘Oh, Annieken’ , gevolgd door zijn “Carnavalist”, waarna een vriend, oud-prins, en eveneens lid van Eirg nog eens de lof van Aalst bezong. 

Het ballet van het Aalsters Karavalsverbond ging de disco toer op, waarna ‘Rik, den pompoer’ van Toisers, getooid met zijn onafscheidelijke Tettemoesj, naar een apotheose toezong : “Van na avoan zellen we saomen gaon, want Oilsjt blijft eeuwig bestaon!”.

Uiteindelijk was het dan zover. Hilda Van Lishout van het Feestcomité nam plaats bij het puntenbord, en noteerde één voor één de door de jury gegeven quotaties. 

Johnny behaalde een gemiddelde van 7,2 punten, waarna Pascal unaniem (op 1 jurylid na) op 9 gequoteerd werd.
Een gemiddelde dus van 8,9 punten.

Het publiek werd ongeduldig. Het tellen van de uitgebrachte publieksstemmen geraakte maar niet teneinde, en er werd dan maar een beroep gedaan op een lid van de Nederlandse groep uit Oeteldonck die de erwtensoepmist getrotseerd hadden, om samen et de Oisjteneers ‘de handjes in de lucht’ te steken. 

Michelleken met zijn twee kompanen uit de Prinsengarde zong dan maar zijn afscheidslied dat hij afsloot met de wens uit te drukken ‘dat we malkanderen weer mogen zien als Oilsjteneers zonder beestigheid samen op de markt. Het doet mij zeer afscheid te nemen van mijn titel, maar anderzijds kan u zich realiseren dat ‘als ge op 408 plaatsen aanwezig moet zijn, ook niet niks is’.  Hij besloot met “Voor mijn vrouw was ’t ambetant maar ik vond het plezant. Voor mij is het nu gedaan, ik kan nu bij de Prinsengarde gaan”.

Eindelijk werden dan de officiëlen op het podium geroepen. Het was intussentijd ook al al een stuk na middernacht geworden, maar dat was men intussen al gewoon met de verkiezingen in Aalst.
Schepenen Patrick De Smedt, Roger D’Hondt, De Meerleer en Gracienne Van Nieuwenborgh vertegenwoordigden, samen met de burgemeester, Annie De Maght, het stadsbestuur, en vormden de erehaag. 
Bloemen werden uitgereikt en voorzitter van het Feestcomité Odilon Mortier organiseerde de overhandiging van erkenningsmedaille en oorkonde aan de aftredende prins Michelleken.
Gaston Van den Hauwe overhandigde de officiële berekeningen en de juryvoorzitter las de overduidelijke beslissing van het publiek voor :

voor Johnny Marcoen 1404 punten, 
en voor Pascal Solemé 1647.

De scepter werd doorgegeven en het publiek bestormde het podium. 

Johnny Meert, Pascals engelbewaarder glunderde en Guy Walgraeve van Eirg barstte in tranen uit.
Blijkbaar wordt de prinsenverkiezing een ‘Arendse aangelegenheid’, wellicht tot groot plezier van Francois De Schrijver, en oud schepen Julien Vinck, die zich beiden reeds jaren inzetten om carnaval bij die van ‘Oever ‘t wooter’ ook groot te maken.

Carnaval ‘den Orend’ zou trouwens nog jaren blijven verderleven, hoewel in 2015 de laatste écht Orendse groep er de brui aan gaf, en men dus enkel nog zou voortgaan met groepen uit ’t stad, en uit naburige steden. In 2019 werd trouwens naar boven gehaald dat de Arendstoet van 2020 wel eens de allerlaatste zou kunnen worden ...

Terwijl in het ene kamp werd feestgevierd, druppelden er tranen van teleurstelling in het andere ...

Johnny Marcoen zal de geschiedenis definitief ingaan als de man voor wie het vier keer niet lukte.
Hiermee is de rij van Aalsterse carnavalsprominenten (jammer genoeg) nog een figuur rijker : de Keizer van de verliezers.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten