Het verhaal van de Aalsterse kerkoven, begin ik bij de 'aflaten'.
Een aflaat is
in het katholieke geloof een vermindering van een tijdelijke straf.
Iemand die “300 dagen aflaat” verkreeg moest dus na zijn of haar overlijden 300 dagen minder in het vagevuur doorbrengen.
Deze aflaten kon men op verschillende manieren bekomen of verdienen, waarvan één van de bekendste zeker via het zogenaamde “pesjonkelen” of “persjoenkelen” was.
Pesjonkelen ('Oilsjters es toch een schoein tool, newoor) is: in een kerk of kapel binnengaan en 5 onze vaders, 5 wees gegroeten en 5 glorie zij de vaders bidden, daarna buitengaan en al biddend rond het gebouw stappen.
Daarna terug binnengaan, de gebeden herhalen, buitengaan en al biddend rondgaan, terug binnen, enz., enz., enz..
De inflatie in aflaten begon in de 13de eeuw, nadat de zogenaamde 'Toties Quotie's of 'Portiuncula-aflaten' op de markt kwamen. Kon je voordien maar één aflaat per keer verwerven, de Portiuncula-aflaat kon men telkens opnieuw krijgen. De oorsprong hiervan is te vinden in Portiuncula in de buurt van Assisi. In 1208 werd daar de 6de eeuwse kapel gerestaureerd door Franciscus van Assisi en in de 17de eeuw werd de barokke basiliek omheen gebouwd. De Portiuncula-aflaat (een volle aflaat) kon men daar, en later ook elders, telkens opnieuw verdienen door kerkbezoek en gebed op 1 of 2 augustus.
Het woord ‘Portiuncula’ (veel te ingewikkeld) werd in onze streek al gauw herleid tot ‘Pesjonkeln’.
Pesjonkelen kreeg ook een ietwat aangepaste uitleg : op Allerheiligen en Allerzielen een bezoek brengen aan de kerk en het kerkhof om daar de voorgeschreven gebeden ten gunste van de overledenen te verrichten.
Het pesjonkelen is de laatste jaren door allerlei omstandigheden geleidelijk verdwenen, maar het blijft wel opvallend hoeveel bezoekers een kerkhof heeft tijdens de dagen van Allerheiligen en Allerzielen, terwijl het er tijdens de rest van het jaar relatief kalm is.
Aan het begin van de 16de eeuw hebben de paters karmelieten een kerkhof op een terrein vlakbij de stadswal voorzien. Een begraafplaats binnen de kloostermuren was toendertijd erg gegeerd bij de stedelingen, en dat was in Aalst natuurlijk niet anders.
De gelovigen lieten zich toen maar al te graag in het karmelietenklooster begraven. De orde moest uiteindelijk zelfs een eigen grafdelver in loondienst nemen om alles in goede banen te kunnen leiden.
Vanuit de nabijgelegen Sint-Martinuskerk protesteerde men hier toen heel heftig tegen, omdat hun eigen kerkhof op die manier natuurlijk veel inkomsten verloor. Zij verplichtten de karmelieten toen om bij elke teraardebestelling een compensatie te betalen, wat geleid heeft tot verschillende rechtszaken.
Het kerkhof van de karmelieten bleef dienst doen tot het einde van de 18de eeuw.
In de periode tussen 1726 en 1790 vonden er jaarlijks zo’n negentig begravingen plaats.
Het kerkhof zelf werd nooit uitgegraven door de archeologen, en het bevindt zich dus nog steeds onder het huidige huizenblok tussen de Boterstraat en de Korte Nieuwstraat.
Bij de opgravingen werden wel een vierhonderdtal skeletten gevonden. Dit waren mensen die werden begraven in de kerk zelf, in de pandgang en in het pandhof van het klooster.
In de pandhof werden opvallend veel jonge kinderen teruggevonden, die hier mogelijks kostenloos ter aarde konden worden besteld.
Wat verder nog opvalt, is de oriëntering van de graven.
Alle niet-priesters lagen namelijk met hun hoofd naar Westelijke richting, zodat ze de komst van Christus bij het laatste oordeel goed zouden kunnen aanschouwen.
In het graf van één van de eerste priors vonden archeologen ook een metalen zegelstempel. Het zegel dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw, en werd waarschijnlijk meegegeven in het graf. Het draagt de beeltenis van een Madonna met kind, de patroonheilige van de orde. Diezelfde heilige staat ook op een 17de-eeuwse zilveren ring, die is teruggevonden in de grafgrond van de kerk.
In 1784 kwam er een beslissing van Jozef II en in juli van dat jaar werd een definitief einde gemaakt aan het begraven in en rond de kerken en kloosters van de stad. Er werd ook bevolen om nieuwe kerkhoven aan te leggen.
Daar waar voorheen de begravingen plaatsvonden op het parochiaal kerkhof rond de Sint Martinuskerk, werd er in 1784 dus een nieuw stedelijk kerkhof buiten de stadskern aangelegd. Deze lag op de Dendermondsesteenweg, buiten de Kattestraatpoort. In de volksmond werd het kerkhof ook wel eens het Jennemiekeskerkhof genoemd, naar de bijnaam van de overledene die er voor het eerst werd bijgezet.
Dit kerkhof bleef men gebruiken tot in 1867, tot het ogenblik dat het nieuwe (en huidige) kerkhof aan de Hoezekouter (Kerkhoflaan) in gebruik wordt genomen.
Het eigendomsrecht van het Jennemiekeskerkhof lag aan de basis van een twist omtrent het eigendomsrecht. Het stadsbestuurde beweerde dat zij eigenaar waren, maar de kerkfabriek beweerde natuurlijk het zelfde.
Een hele resem bezwaren en verwijten volgden … en in 1872 wordt beslist dat het eigendom naar de kerkfabriek van de H. Martinus gaat.
Het terrein wordt ook vrijwel onmiddellijk na de ingebruikname van het nieuwe kerkhof omgevormd tot grasland.
Uiteindelijk komt men tot de constatatie dat de voormalige begraafplaats wellicht zelfs niet eens geruimd is geweest. Archeologen gaan er dus van uit dat de nog aanwezige menselijke resten een goede bewaring zullen kennen.
Het eens heel bescheiden industriestadje Aalst kende in de negentiende eeuw een heel snelle bevolkingstoename en groeide van een agrarische gemeenschap uit tot een waar centrum van de textielindustrie. De stedelijke begraafplaats is eigenlijk altijd te klein geweest om die enorme groei op te kunnen vangen.
Na de gevechten in en rond Aalst op 26 en 27 september 1914 werden er op verschillende plaatsen in de stad Duitse gesneuvelden begraven.
Tussen 6 september en 28 december 1914 werden 28 Duitse soldaten op het stedelijk kerkhof begraven. Daaronder ook een aantal die in de Drie Sleutelstraat en de Hertstraat waren ontgraven.
De Duitse bezetter liet een gedenkteken plaatsen op het kerkhof ter ere van de aldaar begraven Duitse soldaten.
Dit monument was klaar eind november 1916.
Het stadsbestuur kreeg op 13 december dan ook het bevel om voltallig aanwezig te zijn op de plechtige inhuldiging op 16 december.
Uiteindelijk zouden er 285 Duitse soldaten begraven gelegen hebben op het ereperk in Aalst.
In 1955 werd beslist vier “Sammelfriedhöfe” (verzamelkerkhoven) aan te leggen te Hooglede, Langemark, Menen en Vladslo, en dit onder toezicht van de in 1919 ontstane Duitse dienst voor oorlogsbegraafplaatsen “Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge”.
De Duitse gesneuvelden werden in de loop van 1956 dan ook allen overgebracht van Aalst naar het militaire kerkhof van Vladslo.
Vooraan links op de begraafplaats bevindt zich een perk met 48 graven van gesneuvelde Belgische militairen en politiek gevangenen uit de tweede wereldhoorlog.
In hetzelfde perk als de Belgische slachtoffers liggen ook 5 Britten en 1 Australiër die eveneens sneuvelden tijdens WOII.
Heel opmerkelijk is dat hun grafstenen van hetzelfde type zijn als die van de Belgen, en niet zoals de bekende witte stenen zerken op andere militaire kerkhoven. Hun graven staan bij de Commonwealth War Graves Commission geregistreerd onder 'Aalst Communal Cemetery'.
Laten we even verder wandelen op het kerkhof.
Aan de ingang vinden we het sobere graf van Louis Paul BOON (1912-1979).
Dat ‘vies vuil ventje’, zoals ze hem in Aalst wel eens plachten te noemen, heeft een plaats naast de grote drie literatoren uit Nederland, W.F. Hermans, G. Reve en H. Mulish.
Boon was verankerd aan zijn stad en haar geschiedenis. Hij doorbrak taboes en durfde zijn dromen uitschrijven. Boontje verklaarde ooit “dat hij zich jarenlang had vastgebeten in een pastoor (Priester Daens) en dat hij nu over seks zou schrijven”.
Voor Louis Paul Boon was op de eerste plaats komen helemaal niet belangrijk. Hij wou nooit echt op het voorplan staan, maar hij mag dus wel toevallig vooraan op het kerkhof rusten.
Leo de BETHUNE behoorde tot de Aalsterse tak van een bekende familie. Hij was een conservatieve katholiek. In 1894 werd hij bij de verkiezingen verslagen door priester Adolf Daens. Hij schakelde echter de pauselijke nuntius en koning Leopold II in, zodat Daens zich in Rome moest verantwoorden. De paus haalde zijn handen af van deze zaak, en ze werd door de curie behandeld. Dat was een kleine overwinning voor de christen democraten.
Niet bekend, maar wel heel speciaal : het graf van Piotto LEEMBERGER. Piotto was een zigeuner. Op zijn graf zien we een woonwagen en twee egels. Deze twee symbolen zijn gemakkelijk te verklaren. De woonwagen behoeft geen verdere uitleg. Verder zijn sommige volkeren verlekkerd op egelvlees, dat ze in klei roosteren.
De HOSPITAALZUSTERS van Aalst liggen begraven tussen de mensen van Aalst. Deze zusters hebben een heel belangrijke rol gespeeld in het dienden van de lokale gemeenschap.
De familie VANDERSMISSEN was een respectabele familie van textielbaronnen. Zoon Gustave maakte de familie te schande: hij stortte zich, ondanks het verzet van de familie, in een passioneel huwelijk met Alice Renaud, die hij in een danszaal ontmoette.
Deze dame nam het niet zo nauw met de echtelijke trouw.
De spanningen tussen man en vrouw kenden een dramatische afloop. In de nacht van 3 op 4 februari 1886 schoot Vandersmissen zijn revolver af op Renaud. Dertien dagen later zou zij aan de verwondingen bezwijken. De moord en het daaropvolgend proces beroerden maandenlang de publieke opinie. Begin juni 1886 veroordeelde het assisenhof van Brabant Vandersmissen tot 15 jaar gevangenis.
Na een paar jaar kwam hij echter vrij onder de wet Lejeune. De Wet-Lejeune is de Belgische wet over de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden. Ze is genoemd naar minister van Justitie Jules Le Jeune die de eerste versie, van 31 mei 1888, met brio verdedigde voor het Parlement. Met de voorwaardelijke invrijheidstelling had de minister van Justitie een middel om gedetineerden die zich goed gedroegen en die zich op een geslaagde manier zouden kunnen re-integreren, vrij te laten. Eigenlijk een staaltje van klassenjustitie dus : een arbeider zou er in die tijd zeker niet zo goedkoop van afgekomen zijn.
Het graf van de familie JELIE (eigenlijk Jolie), eigenaars van drie ‘filatures’, is een gemetste kelder met nissen voor 48 personen. Er zijn maar liefst zes personen nodig om de ingang vrij te kunnen maken bij een begrafenis.
Johannes COLINET studeerde taalkunde in Leuven en werd er ook professor. Hij schreef ook een grammatica van het Aalsterse dialect.
We bevinden ons achteraan op de begraafplaats. Er staat een afgietsel van een Keltisch kruis met een blauwvoet, ontworpen door Joe English. Vele Vlaamse soldaten van de eerste wereldoorlog rusten in een dergelijk graf. Er worden hier ook een paar stèles bewaard die anders na hun verwijdering zouden verdwijnen.
Politieagent Luc SCHAMP werd in 1992 afgemaakt bij een overval op de Colruyt in Aalst. In 2007 ontstond er veel ophef in Aalst toen zijn moordenaar Guy Oste vroeg om voorwaardelijk vrij te komen.
Gustaaf PAPE (1857-1920), een landmeter, werd in Aalst beschouwd als de nieuwe Mozart. De stad betaalde zijn muzikale opleiding. Hij schreef verdienstelijke liederboeken en organiseerde zangavonden.
Dokter BAUWENS studeerde af met de hoogste onderscheiding. Hij was een vooraanstaand wetenschapper die het medisch jargon in begrijpelijk Nederlands kon verwoorden. Hij was ook Vlaamsvoelend. Dokter Bauwens was altijd in het zwart gekleed en droeg een buishoed.
Pieter DE BRUYNE (1931-1982) was een binnenhuisarchitect die betaalbare designmeubels ontwierp, het ‘ sociale meubel’. Een paar van zijn ideeën, wit als kleur in de keuken, een kookeiland, werden door anderen verzilverd. Hij was ook bezeten door de Egyptische kunst. In het Designmuseum te Gent vindt u werk van Pieter De Bruyne.
De grootste vliegtuigramp ooit in ons land vond plaats in Berg, vlakbij Zaventem, op 15 februari 1961. Bij het tragische ongeval kwam de Aalsterse airhostess Jacqueline ROMBAUT om het leven. Aan boord bevond zich de volledige ploeg ijsschaatsers van de Verenigde Staten. De Amerikanen moesten een volledig nieuw team bouwen.
Priester Adolf DAENS (1839-1907). Deze grote man was christelijk geïnspireerd en sterk sociaal bewogen.
Als priester beriep hij zich op de waarden van het evangelie en de encycliek Rerum Novarum. Vandaag zouden we het geloof in de naastenliefde misschien iets te wollig vinden.
Adolf Daens werd verkozen voor de Christelijke Volkspartij. Als democraat ijverde hij voor het algemeen enkelvoudig stemrecht en de proportionele vertegenwoordiging. In Aalst hadden 14000 van de 22000 inwoners honger, vooral arbeiders. Hij was geen socialist. Die vond hij antigodsdienstig.
Daens was een overtuigd Vlaming. Hij ijverde voor Nederlandstalig middelbaar onderwijs en was voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent.
Daens werd “gekloot” (sorry voor deze uitdrukking) door de conservatieve katholieken. Op zijn sterfbed moest hij een brief tekenen dat hij alleen verantwoordelijk was voor de mistoestanden in de kerk. Hij werd begraven tijdens een vroege kerkdienst, op het kerkhof waren gezangen en toespraken niet toegelaten. Er mocht wel gebeden worden. “Het Onze Vader heeft nooit zo luid geklonken.”, zegden ze in Aalst. Zijn grafmonument werd opgetrokken met giften van gewone mensen van het ‘werkende volk’.
Op 9 november 1985 werd de Delhaize van Aalst overvallen door de bende van Nijvel. Deze gewelddadige overval heeft een groot impact gehad in Aalst.
Een opeenstapeling van blunders: het was bekend dat rond het sluitingsuur een groot risico bestond, er was maar één warenhuis meer open. Et werd één ongewapende patrouille op afgestuurd. Het nationale alarm werd gegeven door een ambulance.
De nabestaanden hebben 15 jaar op een vergoeding moeten wachten.
Op het perk van de burgerslachtoffers van de eerste wereldoorlog vinden we kruisen die elders werden verwijderd. Een mooi initiatief van het stadsbestuur.
Valerius DE SAEDELEER (1862-1941), een artistiek verhaal, een grote liefde. Hij werkte overdag op de fabriek en volgde ’s avonds academie in Gent. Hij brak met zijn familie en leefde van de arbeid van zijn vrouw Clementine Limpens. Toen hij als schilder in de Leiestreek doorbrak kon hij het eerste geld dat hij zelf verdiende als kunstschilder niet meer aan zijn grote liefde schenken, zijn ‘Clemke’ was net overleden.
Jozef VAN OVERSTRAETEN (1896-1986) is een bekende naam. Hij was voorzitter van de VAB/VTB. Hoewel hij zich niet te verwijten had, kreeg hij problemen op het einde van de tweede wereldoorlog. Hij werd gezocht door de bende van Louis ‘Pistool’ De Wilde. Omdat hij niet thuis was, vermoordde de bende Herman De Vos.
Etienne de BETHUNE-SULLY liet zich op 59(!)-jarige leeftijd adopteren door mademoiselle de Sully om zijn adellijke titel terug te krijgen.
Pierre CORNELIS (-DE SAEDELEER) was schepen van ravitaillering tijdens de tweede wereldoorlog. Hij werd thuis doodgeschoten, zijn laatste woorden waren: “Dat heb ik niet verdiend”. Op het graf prijkt een ontroerend dodenmasker.
Albert LIENART werd heel jong minister. Hij was voorstander van de doodstraf.
Iemand die “300 dagen aflaat” verkreeg moest dus na zijn of haar overlijden 300 dagen minder in het vagevuur doorbrengen.
Deze aflaten kon men op verschillende manieren bekomen of verdienen, waarvan één van de bekendste zeker via het zogenaamde “pesjonkelen” of “persjoenkelen” was.
Pesjonkelen ('Oilsjters es toch een schoein tool, newoor) is: in een kerk of kapel binnengaan en 5 onze vaders, 5 wees gegroeten en 5 glorie zij de vaders bidden, daarna buitengaan en al biddend rond het gebouw stappen.
Daarna terug binnengaan, de gebeden herhalen, buitengaan en al biddend rondgaan, terug binnen, enz., enz., enz..
De inflatie in aflaten begon in de 13de eeuw, nadat de zogenaamde 'Toties Quotie's of 'Portiuncula-aflaten' op de markt kwamen. Kon je voordien maar één aflaat per keer verwerven, de Portiuncula-aflaat kon men telkens opnieuw krijgen. De oorsprong hiervan is te vinden in Portiuncula in de buurt van Assisi. In 1208 werd daar de 6de eeuwse kapel gerestaureerd door Franciscus van Assisi en in de 17de eeuw werd de barokke basiliek omheen gebouwd. De Portiuncula-aflaat (een volle aflaat) kon men daar, en later ook elders, telkens opnieuw verdienen door kerkbezoek en gebed op 1 of 2 augustus.
Het woord ‘Portiuncula’ (veel te ingewikkeld) werd in onze streek al gauw herleid tot ‘Pesjonkeln’.
Pesjonkelen kreeg ook een ietwat aangepaste uitleg : op Allerheiligen en Allerzielen een bezoek brengen aan de kerk en het kerkhof om daar de voorgeschreven gebeden ten gunste van de overledenen te verrichten.
Het pesjonkelen is de laatste jaren door allerlei omstandigheden geleidelijk verdwenen, maar het blijft wel opvallend hoeveel bezoekers een kerkhof heeft tijdens de dagen van Allerheiligen en Allerzielen, terwijl het er tijdens de rest van het jaar relatief kalm is.
Aan het begin van de 16de eeuw hebben de paters karmelieten een kerkhof op een terrein vlakbij de stadswal voorzien. Een begraafplaats binnen de kloostermuren was toendertijd erg gegeerd bij de stedelingen, en dat was in Aalst natuurlijk niet anders.
De gelovigen lieten zich toen maar al te graag in het karmelietenklooster begraven. De orde moest uiteindelijk zelfs een eigen grafdelver in loondienst nemen om alles in goede banen te kunnen leiden.
Vanuit de nabijgelegen Sint-Martinuskerk protesteerde men hier toen heel heftig tegen, omdat hun eigen kerkhof op die manier natuurlijk veel inkomsten verloor. Zij verplichtten de karmelieten toen om bij elke teraardebestelling een compensatie te betalen, wat geleid heeft tot verschillende rechtszaken.
Het kerkhof van de karmelieten bleef dienst doen tot het einde van de 18de eeuw.
In de periode tussen 1726 en 1790 vonden er jaarlijks zo’n negentig begravingen plaats.
Het kerkhof zelf werd nooit uitgegraven door de archeologen, en het bevindt zich dus nog steeds onder het huidige huizenblok tussen de Boterstraat en de Korte Nieuwstraat.
Bij de opgravingen werden wel een vierhonderdtal skeletten gevonden. Dit waren mensen die werden begraven in de kerk zelf, in de pandgang en in het pandhof van het klooster.
In de pandhof werden opvallend veel jonge kinderen teruggevonden, die hier mogelijks kostenloos ter aarde konden worden besteld.
Wat verder nog opvalt, is de oriëntering van de graven.
Alle niet-priesters lagen namelijk met hun hoofd naar Westelijke richting, zodat ze de komst van Christus bij het laatste oordeel goed zouden kunnen aanschouwen.
In het graf van één van de eerste priors vonden archeologen ook een metalen zegelstempel. Het zegel dateert uit de eerste helft van de 16de eeuw, en werd waarschijnlijk meegegeven in het graf. Het draagt de beeltenis van een Madonna met kind, de patroonheilige van de orde. Diezelfde heilige staat ook op een 17de-eeuwse zilveren ring, die is teruggevonden in de grafgrond van de kerk.
In 1784 kwam er een beslissing van Jozef II en in juli van dat jaar werd een definitief einde gemaakt aan het begraven in en rond de kerken en kloosters van de stad. Er werd ook bevolen om nieuwe kerkhoven aan te leggen.
Daar waar voorheen de begravingen plaatsvonden op het parochiaal kerkhof rond de Sint Martinuskerk, werd er in 1784 dus een nieuw stedelijk kerkhof buiten de stadskern aangelegd. Deze lag op de Dendermondsesteenweg, buiten de Kattestraatpoort. In de volksmond werd het kerkhof ook wel eens het Jennemiekeskerkhof genoemd, naar de bijnaam van de overledene die er voor het eerst werd bijgezet.
Dit kerkhof bleef men gebruiken tot in 1867, tot het ogenblik dat het nieuwe (en huidige) kerkhof aan de Hoezekouter (Kerkhoflaan) in gebruik wordt genomen.
Het eigendomsrecht van het Jennemiekeskerkhof lag aan de basis van een twist omtrent het eigendomsrecht. Het stadsbestuurde beweerde dat zij eigenaar waren, maar de kerkfabriek beweerde natuurlijk het zelfde.
Een hele resem bezwaren en verwijten volgden … en in 1872 wordt beslist dat het eigendom naar de kerkfabriek van de H. Martinus gaat.
Het terrein wordt ook vrijwel onmiddellijk na de ingebruikname van het nieuwe kerkhof omgevormd tot grasland.
Uiteindelijk komt men tot de constatatie dat de voormalige begraafplaats wellicht zelfs niet eens geruimd is geweest. Archeologen gaan er dus van uit dat de nog aanwezige menselijke resten een goede bewaring zullen kennen.
Het eens heel bescheiden industriestadje Aalst kende in de negentiende eeuw een heel snelle bevolkingstoename en groeide van een agrarische gemeenschap uit tot een waar centrum van de textielindustrie. De stedelijke begraafplaats is eigenlijk altijd te klein geweest om die enorme groei op te kunnen vangen.
Na de gevechten in en rond Aalst op 26 en 27 september 1914 werden er op verschillende plaatsen in de stad Duitse gesneuvelden begraven.
Tussen 6 september en 28 december 1914 werden 28 Duitse soldaten op het stedelijk kerkhof begraven. Daaronder ook een aantal die in de Drie Sleutelstraat en de Hertstraat waren ontgraven.
De Duitse bezetter liet een gedenkteken plaatsen op het kerkhof ter ere van de aldaar begraven Duitse soldaten.
Dit monument was klaar eind november 1916.
Het stadsbestuur kreeg op 13 december dan ook het bevel om voltallig aanwezig te zijn op de plechtige inhuldiging op 16 december.
Uiteindelijk zouden er 285 Duitse soldaten begraven gelegen hebben op het ereperk in Aalst.
In 1955 werd beslist vier “Sammelfriedhöfe” (verzamelkerkhoven) aan te leggen te Hooglede, Langemark, Menen en Vladslo, en dit onder toezicht van de in 1919 ontstane Duitse dienst voor oorlogsbegraafplaatsen “Volksbund Deutsche Kriegsgräberfürsorge”.
De Duitse gesneuvelden werden in de loop van 1956 dan ook allen overgebracht van Aalst naar het militaire kerkhof van Vladslo.
Vooraan links op de begraafplaats bevindt zich een perk met 48 graven van gesneuvelde Belgische militairen en politiek gevangenen uit de tweede wereldhoorlog.
In hetzelfde perk als de Belgische slachtoffers liggen ook 5 Britten en 1 Australiër die eveneens sneuvelden tijdens WOII.
Heel opmerkelijk is dat hun grafstenen van hetzelfde type zijn als die van de Belgen, en niet zoals de bekende witte stenen zerken op andere militaire kerkhoven. Hun graven staan bij de Commonwealth War Graves Commission geregistreerd onder 'Aalst Communal Cemetery'.
Laten we even verder wandelen op het kerkhof.
Aan de ingang vinden we het sobere graf van Louis Paul BOON (1912-1979).
Dat ‘vies vuil ventje’, zoals ze hem in Aalst wel eens plachten te noemen, heeft een plaats naast de grote drie literatoren uit Nederland, W.F. Hermans, G. Reve en H. Mulish.
Boon was verankerd aan zijn stad en haar geschiedenis. Hij doorbrak taboes en durfde zijn dromen uitschrijven. Boontje verklaarde ooit “dat hij zich jarenlang had vastgebeten in een pastoor (Priester Daens) en dat hij nu over seks zou schrijven”.
Voor Louis Paul Boon was op de eerste plaats komen helemaal niet belangrijk. Hij wou nooit echt op het voorplan staan, maar hij mag dus wel toevallig vooraan op het kerkhof rusten.
Leo de BETHUNE behoorde tot de Aalsterse tak van een bekende familie. Hij was een conservatieve katholiek. In 1894 werd hij bij de verkiezingen verslagen door priester Adolf Daens. Hij schakelde echter de pauselijke nuntius en koning Leopold II in, zodat Daens zich in Rome moest verantwoorden. De paus haalde zijn handen af van deze zaak, en ze werd door de curie behandeld. Dat was een kleine overwinning voor de christen democraten.
Niet bekend, maar wel heel speciaal : het graf van Piotto LEEMBERGER. Piotto was een zigeuner. Op zijn graf zien we een woonwagen en twee egels. Deze twee symbolen zijn gemakkelijk te verklaren. De woonwagen behoeft geen verdere uitleg. Verder zijn sommige volkeren verlekkerd op egelvlees, dat ze in klei roosteren.
De HOSPITAALZUSTERS van Aalst liggen begraven tussen de mensen van Aalst. Deze zusters hebben een heel belangrijke rol gespeeld in het dienden van de lokale gemeenschap.
De familie VANDERSMISSEN was een respectabele familie van textielbaronnen. Zoon Gustave maakte de familie te schande: hij stortte zich, ondanks het verzet van de familie, in een passioneel huwelijk met Alice Renaud, die hij in een danszaal ontmoette.
Deze dame nam het niet zo nauw met de echtelijke trouw.
De spanningen tussen man en vrouw kenden een dramatische afloop. In de nacht van 3 op 4 februari 1886 schoot Vandersmissen zijn revolver af op Renaud. Dertien dagen later zou zij aan de verwondingen bezwijken. De moord en het daaropvolgend proces beroerden maandenlang de publieke opinie. Begin juni 1886 veroordeelde het assisenhof van Brabant Vandersmissen tot 15 jaar gevangenis.
Na een paar jaar kwam hij echter vrij onder de wet Lejeune. De Wet-Lejeune is de Belgische wet over de voorwaardelijke invrijheidstelling van gedetineerden. Ze is genoemd naar minister van Justitie Jules Le Jeune die de eerste versie, van 31 mei 1888, met brio verdedigde voor het Parlement. Met de voorwaardelijke invrijheidstelling had de minister van Justitie een middel om gedetineerden die zich goed gedroegen en die zich op een geslaagde manier zouden kunnen re-integreren, vrij te laten. Eigenlijk een staaltje van klassenjustitie dus : een arbeider zou er in die tijd zeker niet zo goedkoop van afgekomen zijn.
Het graf van de familie JELIE (eigenlijk Jolie), eigenaars van drie ‘filatures’, is een gemetste kelder met nissen voor 48 personen. Er zijn maar liefst zes personen nodig om de ingang vrij te kunnen maken bij een begrafenis.
Johannes COLINET studeerde taalkunde in Leuven en werd er ook professor. Hij schreef ook een grammatica van het Aalsterse dialect.
We bevinden ons achteraan op de begraafplaats. Er staat een afgietsel van een Keltisch kruis met een blauwvoet, ontworpen door Joe English. Vele Vlaamse soldaten van de eerste wereldoorlog rusten in een dergelijk graf. Er worden hier ook een paar stèles bewaard die anders na hun verwijdering zouden verdwijnen.
Politieagent Luc SCHAMP werd in 1992 afgemaakt bij een overval op de Colruyt in Aalst. In 2007 ontstond er veel ophef in Aalst toen zijn moordenaar Guy Oste vroeg om voorwaardelijk vrij te komen.
Gustaaf PAPE (1857-1920), een landmeter, werd in Aalst beschouwd als de nieuwe Mozart. De stad betaalde zijn muzikale opleiding. Hij schreef verdienstelijke liederboeken en organiseerde zangavonden.
Dokter BAUWENS studeerde af met de hoogste onderscheiding. Hij was een vooraanstaand wetenschapper die het medisch jargon in begrijpelijk Nederlands kon verwoorden. Hij was ook Vlaamsvoelend. Dokter Bauwens was altijd in het zwart gekleed en droeg een buishoed.
Pieter DE BRUYNE (1931-1982) was een binnenhuisarchitect die betaalbare designmeubels ontwierp, het ‘ sociale meubel’. Een paar van zijn ideeën, wit als kleur in de keuken, een kookeiland, werden door anderen verzilverd. Hij was ook bezeten door de Egyptische kunst. In het Designmuseum te Gent vindt u werk van Pieter De Bruyne.
De grootste vliegtuigramp ooit in ons land vond plaats in Berg, vlakbij Zaventem, op 15 februari 1961. Bij het tragische ongeval kwam de Aalsterse airhostess Jacqueline ROMBAUT om het leven. Aan boord bevond zich de volledige ploeg ijsschaatsers van de Verenigde Staten. De Amerikanen moesten een volledig nieuw team bouwen.
Priester Adolf DAENS (1839-1907). Deze grote man was christelijk geïnspireerd en sterk sociaal bewogen.
Als priester beriep hij zich op de waarden van het evangelie en de encycliek Rerum Novarum. Vandaag zouden we het geloof in de naastenliefde misschien iets te wollig vinden.
Adolf Daens werd verkozen voor de Christelijke Volkspartij. Als democraat ijverde hij voor het algemeen enkelvoudig stemrecht en de proportionele vertegenwoordiging. In Aalst hadden 14000 van de 22000 inwoners honger, vooral arbeiders. Hij was geen socialist. Die vond hij antigodsdienstig.
Daens was een overtuigd Vlaming. Hij ijverde voor Nederlandstalig middelbaar onderwijs en was voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent.
Daens werd “gekloot” (sorry voor deze uitdrukking) door de conservatieve katholieken. Op zijn sterfbed moest hij een brief tekenen dat hij alleen verantwoordelijk was voor de mistoestanden in de kerk. Hij werd begraven tijdens een vroege kerkdienst, op het kerkhof waren gezangen en toespraken niet toegelaten. Er mocht wel gebeden worden. “Het Onze Vader heeft nooit zo luid geklonken.”, zegden ze in Aalst. Zijn grafmonument werd opgetrokken met giften van gewone mensen van het ‘werkende volk’.
Op 9 november 1985 werd de Delhaize van Aalst overvallen door de bende van Nijvel. Deze gewelddadige overval heeft een groot impact gehad in Aalst.
Een opeenstapeling van blunders: het was bekend dat rond het sluitingsuur een groot risico bestond, er was maar één warenhuis meer open. Et werd één ongewapende patrouille op afgestuurd. Het nationale alarm werd gegeven door een ambulance.
De nabestaanden hebben 15 jaar op een vergoeding moeten wachten.
Op het perk van de burgerslachtoffers van de eerste wereldoorlog vinden we kruisen die elders werden verwijderd. Een mooi initiatief van het stadsbestuur.
Valerius DE SAEDELEER (1862-1941), een artistiek verhaal, een grote liefde. Hij werkte overdag op de fabriek en volgde ’s avonds academie in Gent. Hij brak met zijn familie en leefde van de arbeid van zijn vrouw Clementine Limpens. Toen hij als schilder in de Leiestreek doorbrak kon hij het eerste geld dat hij zelf verdiende als kunstschilder niet meer aan zijn grote liefde schenken, zijn ‘Clemke’ was net overleden.
Jozef VAN OVERSTRAETEN (1896-1986) is een bekende naam. Hij was voorzitter van de VAB/VTB. Hoewel hij zich niet te verwijten had, kreeg hij problemen op het einde van de tweede wereldoorlog. Hij werd gezocht door de bende van Louis ‘Pistool’ De Wilde. Omdat hij niet thuis was, vermoordde de bende Herman De Vos.
Etienne de BETHUNE-SULLY liet zich op 59(!)-jarige leeftijd adopteren door mademoiselle de Sully om zijn adellijke titel terug te krijgen.
Pierre CORNELIS (-DE SAEDELEER) was schepen van ravitaillering tijdens de tweede wereldoorlog. Hij werd thuis doodgeschoten, zijn laatste woorden waren: “Dat heb ik niet verdiend”. Op het graf prijkt een ontroerend dodenmasker.
Albert LIENART werd heel jong minister. Hij was voorstander van de doodstraf.
Het graf van William OSBORNE (+1944). Hij kreeg amper 4 uur opleiding als
piloot en kwam in de problemen boven Aalst.
We besluiten de funeraire wandeling aan het graf van onze geliefde Keizer KAMIEL SERGANT, die in 2021 jammer genoeg overleed. Op 01/11/2021 lag zijn grafzerk bezaaid met bloemen. Dit toont duidelijk aan hoe geliefd deze man was in het Aalsterse.
Op 16 mei 2022 startten werken op de stedelijke begraafplaats van Aalst. Een 700-tal grafkelders werden geruimd..
In een eerste fase werd een groot perceel ontknekeld om plaats te maken voor een gemeenschappelijk graf waarin de stoffelijke resten van de geruimde graven zouden terechtkomen. Daarna werden een 700-tal grafkelders geruimd. Dit betekent concreet dat het bovengrondse grafteken werd weggenomen én ook alle menselijke resten verwijderd werden. Die menselijke resten werden dan in een gemeenschappelijk graf begraven.
De werken werden uitgevoerd door een gespecialiseerde firma en werden onttrokken aan de ogen van het publiek.
Eind juli bleek echter dat een rij met een tiental andere graven, waarvan de concessie wel nog liep, ook in de afgebakende werfzone zaten. Ook die grafzerken bevonden zich achter een groot zwart zeil en enkele getroffen nabestaanden reageerden geschokt.
Toen ze naar het kerkhof gingen, waren de graven immers niet meer te vinden.
De stad excuseerde zich voor het misverstand en beloofde de grafzerken binnen de twee weken weer toegankelijk te maken.
Op 23 oktober 2022 werd een nieuwe gedenkplaat voor ereburgers onthuld aan de ingang van de begraafplaats. Aanleiding was het overlijden van Kamiel Sergeant die nog niet vermeld stond op het plakkaatje.
Op de nieuwe gedenkplaat staan de namen van Louis Paul Boon, Kamiel Sergeant, Adolf Daens, Valerius De Saedeleer, Alfred Kelders en E.H. Michaël Ghijs. Allemaal ereburgers van de stad Aalst die hier begraven liggen..
“Vandaag onthullen we een nieuwe gedenkplaat met vermelding van onze overleden ereburgers omdat wij vorig jaar ook Kamiel Sergeant zijn verloren. Ook met Keizer Kamiel hebben we, als Aalstenaars, een goede band en we dragen veel goede herinneringen met ons mee”, zei schepen Caroline De Meerleer bij de plechtige inhuldiging.
Volgens burgemeester Christoph D’Haese zijn ereburgers belangrijk voor een lokale gemeenschap: “Ze zijn een maatschappelijk baken en bieden voor velen een historische houvast. Met deze gedenkplaat willen we de bijzondere herinneringen aan Kamiel en alle ereburgers levendig houden. Zolang we niet vergeten, gaat er niks verloren.”
Aan het graf van de ereburgers is nu ook een bordje met een QR-code gezet: “Op die manier komen de bezoekers aan het graf meer te weten over de persoon en zijn verdienste voor de stad”.
Heel wat bekende maar vooral ook onbekende Aalstenaars dus, en daar kwamen / komen er tijdens de covid periode jammer genoeg nog een heel deel bij :-(
“Op 1 november herdenken we nog meer dan ooit alle mensen van wie we afscheid moesten nemen.
Tijdens de ‘coronajaren’ (2020-2021) moesten heel wat Aalstenaars een overleden dierbare een laatste groet brengen via een laptop, zonder knuffels of samenzijn”
Om toch wat troost en hoop te bieden, ondersteunde de stad Aalst toen de actie van Reveil (die toen al enkele edities achter de rug had).
Enerzijds riep de stad haar inwoners op om een laatste ‘sm-mis-je’ te versturen 'naar de overkant.
Anderzijds werd op 1 november tussen 17 en 18 uur op de stedelijke begraafplaats van Aalst een ingetogen herdenkingsmoment georganiseerd met tekst en muziek.”
“Wat zou je sturen als je nog één sms’je kon zenden naar een overleden geliefde? Welke brief wil je nog naar de overkant sturen?"
De stad en de Academie voor Podiumkunsten organiseerden op 1 november, van 17 tot 18 uur, een ingetogen herdenkingsmoment op de stedelijke begraafplaats van Aalst (Kerkhoflaan). Er werden teksten voorgelezen en stukjes muziek gespeeld. Iedereen was vrij om dit moment bij te wonen. Voor de eerste honderd aanwezigen stond er een windlichtje klaar om tijdens de herdenking bij te houden en daarna op een graf te plaatsen. De begraafplaats werd voor de gelegenheid ook sfeervol uitgelicht.
2024 : ‘Reveil’, het landelijk initiatief dat streeft naar sfeervolle herdenkingen op Allerheiligen, vindt dit jaar voor de 8ste keer plaats in onze stad.
Tussen 17u00 en 18u00 kunnen bezoekers zich op drie begraafplaatsen in de regio laten meevoeren door muziek, poëzie en dans om hun dierbaren te herdenken.
Op de stedelijke begraafplaats van Aalst aan de Kerkhoflaan staan de muzikanten Stijn Segers en Thijs De Clus klaar om troostende muziek te brengen. Zij worden vergezeld door de dichters Matthias Van de Velde en Inge Lambrecht, die met hun woorden de bezoekers steun en warmte bieden.
Ook in Erembodegem is een bijzonder programma voorzien. Op de begraafplaats aan de Rooms-Hofstraat draagt burgerplatform Erembodegem word(t) wakker bij aan de herdenking. De schrijversklas van Patrick Bernauw zorgt er samen met artiesten zoals Peter en Patrick Gosselin, Anke Verleysen en anderen voor een avond vol muziek, woord en dans.
En in Herdersem, op de begraafplaats aan de Kouterbaan, vindt vanaf half vier een harmonieconcert plaats. De plaatselijke harmonie van Herdersem brengt een sfeervol optreden om ook daar het leven te vieren en te herdenken. De herdenkingsmomenten zijn gratis toegankelijk en worden georganiseerd door VZW Reveil. Het initiatief wil warmte en verbondenheid brengen op een dag vol herinneringen.
Wisten
jullie trouwens dat de pijkenheer (tegenwoordig bij het kaarten is dat de
schoppen heer) zijn oorsprong vond op het kerkhof? De pijkenheer (of
hondenslager) kent zijn oorsprong in de Middeleeuwen toen een stedelijk beambte
met een kodde (of ander wapen) onbeheerde honden (dood) moest slaan. De
pijkenheer werd ook wel eens de 'zwisj' genoemd. In die laatste functie moest
hij dan wel geen honden weren, maar moest hij tussenkomen indien orde en tucht
het in een kerkgebouw of een kerkhof het te wensen overlieten. De 'suisse' werd
zo genoemd omdat hij, net als het betroffen land, de neutraliteit moest
garanderen. Hij stond in voor de orde, rust en stilte in de kerk en bij de
geldinzamelingen ging hij voor om een weg te banen.
Ook in de Aalsterse deelgemeenten bevinden zich natuurlijk kerkhoven. Hierbij de adressen :
Aalst (Begraafplaats + Natuurbegraafplaats) : Kerkhoflaan (Leo de Béthunelaan), Aalst
Baardegem : Houwelgat, Baardegem
Erembodegem (Deels parkbegraafplaats) : Melkweg, Erembodegem
Gijzegem : Meerstraat, Gijzegem
Herdersem (Deels parkbegraafplaats) : Kouterbaan, Herdersem
Hofstade (Deels parkbegraafplaats) : Bergweg, Hofstade
Meldert : Langeweg, Meldert
Meldert rond kerk (geen nieuwe graven meer) : Kerk, Meldert
Moorsel (Deels parkbegraafplaats) : Beugemstraat, Moorsel
Nieuwerkerken : Patrick Lanckmanstraat, Nieuwerkerken
Bronnen
Grafzerkje.Be
aalst.be>infofiche
Geneanet.org
Grafzerkje.Be
aalst.be>infofiche
Geneanet.org
foto graf Kamiel Sergant : DRA Facebookpagina
ethymologisch woordenboek.
ethymologisch woordenboek.
--- Via Facebook --- Zeer interessant. Terug iets bijgeleerd 👌--- Koen De Vogelaere
BeantwoordenVerwijderen