Afbakening: Gentse Steenweg, Siesegem, Boudewijnlaan, Sint Annalaan, Ledebaan, Kerrebroek, Honegem,
Pieter Benoitstraat
De wijk Schaerbeek situeert zich tegenwoordig rond het
kasteel Terlinden, dus zowat tussen Gentsesteenweg, Welvaartstraat,
Honegem en Kerrebroek.
Over het kasteel Terlinden is HIER meer te lezen, dat
werd trouwens ook het kasteel der Grote verdoemenis genoemd.
Wie ‘grote’ zegt, zegt natuurlijk ook kleine, en dus kan de uitleg over het
Kasteel der Kleine Verdoemenis HIER gevonden worden.
Op administratief gebried echter strekte de praterij
Schaarbeek zich vroeger uit over zowat de gehele linkeroever van de Dender
buiten de stadswallen, dus zowel den Haring en Osbroek als Sint-Job, Sint-Anna
en Stationswijk.
Het ontstaan van de buurt rond de Volksplaats, waar ik
het hier over heb, voert ons helemaal terug naar de middeleeuwen toen dit
gebied dus slechts een onderdeel was van de praterij Schaarbeek, dat
samen met de andere praterijen Mijlbeek en Nieuwerkerken en de stad Aalst zelf het
schependom van Aalst uitmaakten.
Een prater was in het ancien regime in Vlaanderen een
beamte in dienst van een lands- of dorpsheer. In Brabant werd dit ambt 'preter'
genoemd. De eigenaar van een 'heerlijkheid' mocht een prater aanstellen .
Enkele van zijn taken waren het 'te weddeboden liggen' en het schutten van de
dieren van deze heerlijkheid. Het ambt kon ook een leen zijn, dan was het een
erfelijk ambt. Het woord prater komt van het Latijn 'praetoriani
Militaris' ofte 'sterke arm van de wet'. Na het oude regime werd het ambt
omgedoopt tot 'veldwachter'.
In 1802 was landmeter Petrus Martinus Marianus
Rymbaut klaar met zijn land- en kaartboek van Schaerbeke, opgesteld in opdracht
van de stad. Hij verdeelde toen ‘Schaarbeek’ in drie wijken: ‘den Dender, de
Nieuwbeke en de Vaerd’.
De buurt rondom het latere Volksplein (Ezelsplein) lag
in de laatste wijk, meer bepaald in de gehuchten Schaubrouk en Groot
Beekveld.
De buurt bestond bijna uitsluitend uit landbouwgrond.
Enkel op de Gentse Steenweg stonden enkele huizen
waaronder de zeventiende-eeuwse afspanning ‘Sinte-Anna’, de
achttiende-eeuwse hoeve en latere herberg ’’t Quaet Rocklijf’ en verder
nog enkele hoeven langs de Lindenstraat, aan de Puiteput en de Ledebaan.
In 1841 werd iedere gemeente verplicht om een inventaris
aan te maken van alle officiële buurtwegen.
In de Atlas der Buurtwegen uit 1845 is er zo sprake
van de Sint-Annalos, de Schaubroeklos, het Eenegemwegsken en het Beekveldwegsken.
Een los is een niet-openbare weg die toegang geeft tot
een stuk land.
Het zou tot het midden van de negentiende eeuw duren
vooraleer er in Aalst voor het eerst een hele wijk werd gepland en aangelegd en
dit dan ook nog eens buiten de stadswallen en vesten.
De naam Koolstraat komt van de groenten (Koeilstoot),
terwijl de benaming Koolmarkt of Kolenmarkt (Koelemert = Esplanadeplein) van
houtskool afkomstig is.
De Koolstraat telde in het begin (1856) slechts 8
huizen.Na de verbreding van de straat in 1866 en de aanleg
van de Dirk Martensstraat eind negentiende eeuw trok men begin twintigste eeuw
een tramspoor tot aan de Gentse Steenweg.
De buurtwegen tussen de Koolstraat en de Sint-Annaweg
kregen in 1901 een heuse straatnaam (Klottestraat en Steenstraat), en
net voor de Eerste Wereldoorlog ontstonden er ook straten tussen de
Meuleschettestraat, Dirk Martensstraat en Ledebaan met als doel extra
woongelegenheid te creëren. Ze werden genoemd naar beroemde Aalstenaars
zoals Pieter Coecke, Jan-Baptist Wellekens, Joseph François Kluyskens,
Cornelius De Schrijver, Romaan De Visschere, Guilielmus Caudron, Jozef Meganck,
Vilain XIIII en Valerius De Saedeleer.
Reeds in 1910 dacht de toenmalige schepen van
financiën, Romain Moyersoen aan een ring rond Aalst. In zijn concept had
hij een stad voor ogen van 50.000 inwoners, een aantal dat klein-Aalst
overigens nooit zou halen.
Het eerste gedeelte zou de Brusselsesteenweg verbinden
met de Gentse Steenweg, en dit via de nieuwe wijk rond het Burgemeestersplein.
De uitvoering van het geplande stadspark en de Parklaan kwam in een stroomversnelling
door de Eerste Wereldoorlog waar men de voor de aanleg tewerkgestelde arbeiders
wou behoeden van tewerkstelling in Duitsland.
Over het stadspark is HIER meer te lezen
De daarbij aansluitende lanen, de Leo de
Béthunelaan en de Capucienenlaan, ‘die de grote baan van Brussel en
Oostende’ zouden verbinden werden eveneens reeds voor de Eerste Wereldoorlog
gepland maar pas in 1931 gerealiseerd.
Ook voor de woonwijk tussen de Gentse Steenweg en de
Ledebaan werd reeds in 1912 een eerste ontwerp van rechtlijnigingen
goedgekeurd door de gemeenteraad.
De Eerste Wereldoorlog betekende een eerste
vertraging. Pas in oktober 1923 werd het definitief plan goedgekeurd.
In september 1927 was men klaar met het algemeen
rooiingsplan voor de buurt: de noodzakelijke onteigeningen en de verwezenlijking
van de plannen konden een aanvang nemen. Na de eerste onteigeningen in de
Volksverheffingstraat bleef echter elke beslissing voor tien jaar achterwege,
grotendeels te wijten aan de crisis van de jaren ’30. Het onteigeningsproces
zou zelfs nog tot het midden van de jaren ‘40 aanslepen.
Burgemeester Frans Blanckaert kon op 12 april 1959
het eerste gedeelte van de Boudewijnlaan inhuldigen samen met de Sinte-Annakring
en een handbalplein gelegen aan de noodkerk.
De openstelling van het tweede deel met de
overbrugging van de Dender en het rangeerstation Kerrebroek zou pas in 1977
volgen.
Op de gemeenteraadszitting van 3 januari 1927
kregen vele straten een naam, ook het middenplein en alle omringende straten.
Er werd onder andere gekozen voor Sinte-Annalaan, Asserendries en
Volksplaats.
Daaromheen de straten die de bewoners elke dag zouden
doen herinneren aan deugden zoals de Naarstigheidstraat,
Spaarzaamheidstraat, Vooruitzichtstraat en Volksverheffingsstraat.
In 1930 kwamen daar nog de Welvaartstraat en de
Bedrijvigheidstraat bij.
De namen Roklijf en Korte Lindenstraat (gekend
als Lindenstraat-Blok of in de volksmond Krokkellijf) werden toegekend in
1931.
In 1938 besliste het stadsbestuur om de Verlengde
Volksverheffingstraat en Verlengde Vooruitzichtstraat af te schaffen en op te
nemen in de bestaande Vooruitzichtsstraat en Volksverheffingstraat.
Naast 'Schaarbeek' waren er vroeger ook nog andere
gekende namen voor deze wijk. Zo sprak men , alluderend op het grote aantal
Duitsgezinden in de buurt, tijdens de jaren '40 over de Hitlerwijk. En na de
bevrijding van Aalst over de Stalinlaan (er is zelfs een kortstondige officiële
hernoeming van de laan geweest). Op vraag van sommige inwoners werd medio 1949
weer de oorspronkelijke benaming ingevoerd.
De Boudewijnlaan kreeg haar naam eind 1951,
toen nog enkel voor het gedeelte van de Terlindendreef tot de Ledebaan. Het was
een eerbetoon aan koning Boudewijn die dat jaar de troon besteeg.
De woningnood in Aalst was na de Eerste
Wereldoorlog zo mogelijk nog groter dan voordien. Het tekort aan huizen
verdubbelde tot bijna 2.000. Eén van de oorzaken was dat er tijdens de
bezetting nauwelijks nog huizen gebouwd waren. Dé belangrijkste reden echter,
was de enorme bevolkings- en gezinstoename tussen 1920 en 1930.
Het Koning Albertfonds (KAF) was aan het einde van de
Eerste Wereldoorlog begonnen met het fabriceren van houten barakken om de
hoogste woningnood in de verwoeste delen van West-Vlaanderen te lenigen.Vanaf de jaren ‘20 werden die overgeplaatst naar
fabriekssteden zoals Aalst. Op advies van het KAF kwamen ze vooral terecht aan
ringlanen.
Eind 1923 kwamen er een vijftal van die barakken op de
Sint-Annaweg (vanaf 1927 Sinte-Annalaan) in de buurt van de latere Arme Klaren
en 22 in de Vooruitzichtstraat tussen de Volksverheffingstraat en de
Bedrijvigheidstraat. Het 'Houten Dorp' was geboren.
Deze barakken hadden geen vloer en stonden dus gewoon op
de aarde. De pleinen waar deze werden opgetrokken waren namelijk nog niet
geplaveid. Je kan je dus levendig voorstellen wat een toestanden men daar
aantrof bij hevige regenval.
Dat was onder andere ook de plaats waar August De
Man woonde. August is de stichter van De Ware Gilles. Hij was
voorzitter van De Ware Gilles van 1922 tot 1971 en werd in 1948 verkozen tot
lid van het Feestcomité. August was afkomstig uit de Volksverheffingstraat.
Naast zijn inzet voor het Aalsterse carnaval, stond August ook bekend als
verdediger van de arbeidsbelangen. August De Man heeft in zijn leven
verschillende beroepen uitgevoerd; zo werkte hij o.a. in brouwerij De Geest en
een schoenenfabriek in de August Marcelstraat. August was naast stichter van de
Ware Gilles ook ongeveer 20 jaar lid van het Feestcomité, als afgevaardigde van
de partij BSP. August was steeds in de weer en hielp o.a. mee op de
Handelsbeurs.
Na het opdoeken van zijn carnavalsgroep De Ware
Gilles, werd 'Gust' De Man ere-voorzitter van de nieuwe Gilles-groep De Aalsterse
Gilles.
Eind 1928 werden alle barakken samen met hun inwoners
verplaatst naar de Bergemeersen, en 'De Samenwerkende Maatschappij voor
Goedkope Woningen gewest Aalst' kon er 'deftige huizen' beginnen bouwen.
Deze maatschappij, opgericht eind 1920, had de bouw,
de verkoop en de verhuur van goedkope woningen en woonvertrekken tot doel.
Voorzitter Romain Moyersoen verzamelde in de beheerraad naast burgemeester
Felix De Hert ook enkele belangrijke industriëlen uit die tijd zoals daar zijn
:Leon Geerinckx en Eugeen Moens de Hase.
Reeds in 1921 bouwde de maatschappij 88 woningen op
rechteroever. Vier jaar later richtten ze 102 woningen op in de Sinte-Annalaan
en de Naarstigheidstraat.
Meteen werd een onderscheid gemaakt: aan de laan zelf kwamen
de burgerswoningen, de werkmanswoningen zou men terugvinden in de straat.
Aan de andere zijde van de Sinte-Annalaan verschenen
er in 1927 tussen de Vakschoolstraat en de Steenstraat 38 kleine huisjes. Twee
jaar later waren de Volksverheffingstraat en de Spaarzaamheidstraat aan de
beurt met 39 werkmanswoningen, in 1930 gevolgd door een tweede reeks
burgerswoningen aan de Sinte-Annalaan en werkmanswoningen in de
Vooruitzichtstraat. Verderop verrezen 82 werkmanswoningen in de Welvaartstraat,
de Oude Gentbaan en Roklijf. Laatste in de reeks van werkmanswoningen
opgetrokken voor de Tweede Wereldoorlog waren de Korte Lindenstraat en de Welvaartstraat.
Hier en daar werden de monotone rijen werkmanshuizen doorbroken door er enkele
te voorzien van dakkapellen die de mogelijkheid boden om op de verdieping een
derde kamer te maken.
In de nieuwe buurt waar voorheen zo goed als geen
huizen stonden, verschenen op amper zes jaar tijd maar liefst 375 ‘goedkope’
woningen tegenover amper enkele tientallen gebouwd door particulieren.
Zoals altijd en overal het geval is geweest, werden
ook in de buurt rond de Volksplaats allerhande plaatsen van welluidende volkse
plaatsbenamingen voorzien. Van sommige van die namen kon de herkomst vlug
achterhaald worden, bij andere was dit iets moeilijker.
De Boelvaar Poef, gekend uit de boeken van
Louis Paul Boon, is zo’n voorbeeld van een volkse plaatsbenaming waar niet echt
een eensluidende verklaring voor kon teruggevonden worden.
Uit de omschrijvingen van de schrijver geraakt men er
niet echt veel wijzer uit : men heeft dus de keuze uit: de Boudewijnlaan, de Gentsestraat,
het einde van de Oude Gentbaan (één van de eerste sociale woonstraten), de
Gentse Steenweg richting Vijf Huizen, de Erpestraat, de omgeving van de kapel
van Sint-Apolonia en de Sinte-Annalaan. Ook de Capcienenlaan is een goede
kanshebber.
De Twiehaug is een plaatsbenaming voor de
Sinte-Annalaan ter hoogte van de Vakschoolstraat, genoemd naar de twee hagen
die er oorspronkelijk stonden. Reeds in 1911 was daar het speelplein van de
Katholieke Turn- en Sportkring ‘Steun Geeft Moed’ gevestigd.
En terwijl we toch bezig zijn met oude
plaatsbenamingen … Wie kent er de ‘Puiteput’ niet ?
Waar wij nu de Bert Van Hoorinck- en de
Meuleschettestraat kennen, liep ooit een voetweg, net breed genoeg om te dienen
als ‘leewech voor eene coe met een zeele’. (een ‘leidweg’ om een koe met
een touw langs te leiden)
Deze voetweg ging van de Gentsestraat tot aan de
Puytenput, waar ook de Leedsche Heirbaan, de Klottestraat (nu gedeeltelijk
Sinte Annalaan en Vakschool-straat) en de “Kwade straat” (V. De Saedeleerstraat)
samenkwamen.
Op enkele hoeven en de afspanning ‘In ‘t Puytenlaweit’
(begin Ledebaan) na, viel er nagenoeg geen bebouwing te bespeuren.
Enkel een met eendenkroos bedekte vijver, die dienst
deed als drinkput voor het vee op de meersen van de Asscherendries, langs beide
zijden van de Leedsche Heirbaan.
Veel puitenlawijt of kikkergebrul dus, dat wel …
Toen in het begin van de 20ste eeuw het huidige
stratenplan gevormd werd, werd de kikkerpoel Puytenput gedicht met allerlei afval.
Het geheel werd ook bedekt met een aslaag en bij de heraanleg van de Ledebaan
in 1947 kwamen daar nog kasseistenen bovenop.
De Puytenput bleef echter voortbestaan, en de sompige,
modderige ondergrond weerhield de jeugd niet om er een voetbalterrein aan te
leggen.
De Puytenput bleef als toponiem bewaard en blijft voortbestaan
in, onder andere, het clublied van Eendracht Aalst, dat overigens zijn
eerste speelveld had op de plek waar zich nu de VTI-sporthal bevindt.
“Van oon de Poitepit tot oon de groeite Mert,
roepen aal d’ajoinen ‘viva wit en zwert”
Die plek in het VTI noemt men trouwens nog altijd ‘de
Puiteput’.
Wie van op de Gentse Steenweg de Sinte-Annalaan in
rijdt, merkt rechts vooraan een reeks huizen op die vroeger bekend stonden
onder de naam ‘de roet van Anneikes’.
In 1905 liet Edmond Anné er 17 huizen bouwen en hoewel
er reeds verschillende verbouwd werden en een andere gevel of een ander dak
kregen, is die ‘roet’ in essentie nog steeds dezelfde als pakweg 100 jaar geleden.
En daarmee zijn we uiteindelijk aanbeland op het Ezelsplein,
of moeten we zeggen de Ezelspleinen?
Er zou namelijk gesproken kunnen worden van het ‘oude’
en het ‘nieuwe’ Ezelsplein.
Het ‘oude’ Ezelsplein zou te situeren zijn op de
huidige Sinte-Annalaan, vóór de aanleg van de buurt einde jaren ’20.
Rechtover café Den Appel (aan het begin van de laan)
zou vanaf 1908 de nieuw opgerichte voetbalafdeling van ‘Steun Geeft Moed’ zijn
voetbalveld gehad hebben. Zich omkleden deden de spelers in … café Den
Appel.
Over ‘den Appel’ en de legendarische cafébaas is HIERmeer te lezen.
Na de uitbreiding van de buurt en de verbreding van de
Sinte-Annalaan werd de naam Ezelsplein van toepassing op de Volksplaats. Nog
steeds spreken de buurtbewoners daar over hun Ezelsplein, maar wanneer de vraag
gesteld wordt waar die naam precies vandaan komt, volgt er meestal geen antwoord.
Sommigen verwijzen naar de in 1930 gebouwde kloosterschool en het
zogezegde lagere niveau van onderwijs dat er gegeven werd, maar deze verklaring
is verre van historisch bewezen. Minder vergezocht – maar daarom niet juister –
is de veronderstelling dat de naam Ezelsplein verwijst naar de verkoop van
ezels.
Een derde mogelijke verklaring werd ooit beschreven
door Karel Baert, directeur 3de departement van de stad Aalst. Volgens hem
zouden de Aalstenaars net die naam - Ezelsplein - gekozen hebben als tegenreactie
op de van hogerhand opgelegde ‘verheven’ straatnamen als Naarstigheid-, Welvaart-,
Spaarzaamheid-, Volksverheffing- en Vooruitzichtstraat. Het tegendraadse
karakter van de Aalstenaar zorgde ervoor dat pal in het midden van die nieuwe
buurt met al die ‘deugdelijke’ namen geen Volksplaats maar een Ezelsplein
ontstond. Ook Jan Louies wijst in die zin op bepaalde ironische karaktertrekken
van de Aalsterse volksmens.
Over het Ezelspleintje is HIER meer te lezen.
Over de Kloosterschool (‘t ‘schoolke van Sint Anna’) is
HIER meer te lezen.
In de Vooruitzichtstraat, bijna op de hoek met de
Volksverheffingstraat, stond jarenlang een boom waarvan vermoed wordt dat het
de Doornboom of het Doornboompje betreft.
In een advertentie voor de Houten Dorp-kermis van 1949
werden grote feesten aangekondigd ter gelegenheid van de 300-ste verjaardag van
de legende van het Doornboompje.
Behalve dat er een kapelletje in die boom hing en dat
de bliksem er ooit eens was ingeslagen, kon geen bijkomende informatie omtrent
een legende rond die boom achterhaald worden.
Bij wegenwerken in de Vooruitzichtstraat zou de
aannemer de uitgeholde, in twee gesplitste boom per ongeluk verwijderd hebben.
Zoals alle uitgeholde bomen in de streek stond ook deze gekend als ‘den boom
van Jan de Lichte’, de beroemde en beruchte achttiende-eeuwse rover.
Over Jan de Lichte is HIER meer terug te vinden. l
Op Roklijf, tussen de Boudewijnlaan en de Welvaartstraat,
waar lange tijd een kaartershuisje heeft gestaan, sprak men tijdens de jaren
’30 van de Luien Hoek. Het was immers daar dat de werklozen – die tweemaal
daags dienden te stempelen – na hun namiddagcontrole samenkwamen en wat
rondhingen. Ook op deze plaats was een wielerpiste. De helling van die
piste is trouwens nog steeds terug te vinden in het landschap.
Meer info over de wielerpistes (‘velodromen’ genoemd) HIER. Meer info over de kaartershuisjes HIER.
Onder andere in Aalst werden er na de tweede wereldoorlog heel wat
inspanningen gedaan om de sportbeoefening te democratiseren en voor iedereen
toegankelijk te maken. Het belangrijkste middel dat hiertoe werd aangewend was zonder
twijfel de realisatie van een eenvoudige maar uitgebreide openluchtinfrastructuur.
Op tal van plaatsen in de stad werden er met
eenvoudige middelen kaatsterreinen, basketbalterreinen, handbal- en
voetbalterreinen aangelegd.
Zo ook op 'onze' Volksplaats.
Deze politiek luidde voor Aalst tijdens de zestiger en
begin zeventiger jaren een enorme bloei op sportgebied in. In vrijwel elke
sporttak die hiervoor werd opgenoemd, had de stad wel één of twee clubs in
eerste klasse spelen.
Elke club kon natuurlijk op de buitenterreintjes
jongeren rekruteren en ze opleiden tot waardevolle elementen voor hun team. Op
sommige van die terreinen ontstonden nieuwe sportclubs, die zich soms
ontwikkelden tot clubs met nationale faam. Sport werd
als het ware aan huis besteld, en iedereen wou van de partij zijn.
Vele van deze sportploegjes, die er hun ontstaan en
grote doorbraak gekend hebben, verhuisden nadien naar een betere (?) sportaccommodatie,
maar stierven na enkele jaren een stille dood. Enkele voorbeelden hiervan
zijn de Aalsterse basketbalvereniging Black Boys,, die aan het Ezelspleintje
een steile opgang maakten, en dan noodgedwongen verhuisden naar een zaal
aan de Pierre Corneliskaai. Daar kon zelfs een heuse eerste klasse derby Okapi
Aalst - Black Boys gespeeld worden. Kort nadien echter ging het niet goed meer,
en dienden ze er mee op te houden.
Op 7 december 1984 lezen we in de Nieuwe Gazet Van
Aalst dat door het wegvallen van het kaatsterrein aan het Astridpark, een
nieuw, geschikter, plein zou worden aangelegd op het Volksplein. Kostenplaatje
: 200 000 Belgische Frankskes.
De kaatsers waren trouwens een waar fenomeen.. Men
ging massaal supporteren en zelfs de allerkleinsten kenden de regels van binnen
en van buiten.
Maar er was ook plaats voor ander amusement. De
hondenclub kwam er vaak oefenen, en ook vond er regelmatig wel eens een
openluchtconcert plaats. Ook op nationale feestdagen was het plein 'the place
to be'. Zo werd er een vuurwerk afgestoken, en werden de bewoners verzocht de
vlaggen buiten te hangen.
Dat het er in de buurt van het Volksplein echter niet
altijd even gemoedelijk aan toe ging, vinden we terug in een artikel uit de Gazette
van Aelst van 19 januari 1974 (p 9)
>> Het Volksplein, daar in de oude voorstad van
Louis Paul Boon, is altijd een proper plein geweest. De huizen errond
netjes en verzorgd. Een goede buurtgemeenschap. Maar iemand die al dan
niet de woordvoerster is van de publieke opinie van de bewoners aan het Volksplein
is zich komen beklagen
Altijd bereid tot dienstvaardigheid - dat is geen
monopolie van de politiekers - hebben wij de klacht aangehoord, ten gerieve van
degenen die er kunnen aan verhelpen. Hallo wijkagent ...
De klacht : Ja mijnheer en al die madammekens van die
appartementen uit de omgeving, al die madammekens die een hondje hebben, komen
's avonds eens een wandeling maken langsheen ons Volksplein. Wat ze thuis niet
mogen doen, daarvoor is 't plein goed. Ge kunt u voorstellen hoe plezierig dat
is, als ge eens over 't plein stapt. En 't is of er den duivel mee gemoeid is.
Al dat poeder van de drogist, het helpt niet. Ze denken zeer dat ons volksplein
een publieke honden-WC is; Wilde dat ne keer in de Gazet zetten. Stel
u voor dat die madammekens met hun honden naar de koer van 't Landhuis gaan ...
<<
Erger nog is natuurlijk de criminaliteit. Zo
werd er in oktober 1975 een inbraak gepleegd in de Sint Annaschool aan het
Volksplein, 'mijn' schoolke, waar ik mijn peuterjaren heb doorgebracht nota
bene. De dieven drongen de lokalen binnen, en doorsnuffelden alle klassen,
lessenaars en burelen werden opengebroken. De Voorpost van 17 oktober bericht
dat talrijke voorwerpen en geld werden gestolen. Ik zelf ben me van niets meer
bewust, maar ik kan me wel voorstellen dat dit een traumatische belevenis moet
geweest zijn je klas zo aan te treffen na het weekend (hoewel de juffen en de
nonnekes het wel goed zullen verborgen hebben voor de kleintjes).
Het gaat echter van kwaad naar erger. In de
omliggende straten zijn er de jongste jaren al enkele razzia's geweest, en in
sommige garageboxen gebeuren vaak rare dingen die het daglicht beter niet
zouden zien.
Dit zou trouwens ook een verklaring kunnen zijn van
de schoenen die bij het binnenkomen in de wijk aan de electriciteitsdraden
hangen.
Over dit misterie is HIER meer te lezen.
Er valt natuurlijk heel wat meer te vertellen over
deze wijk, en dus wordt deze inleidingstekst op regelmatige basis aangepast met
links naar andere artikels.
Alle straten van deze regio alfabetisch gerangschikt
Abbeelstraat - Asserendries - Bedrijvigheidstraat
- Biekorfstraat - Boudewijnlaan - Cesar Haeltermanstraat - Eegdeken
- Erpestraat - Expostraat - Gentse steenweg - Irisstraat - Kerrebroekstraat - Korte
Lindenstraat - Korte Vooruitzichtstraat - Kreupelveldstraat - Kriekenlaan - Ledebaan -
Lindenstraat - Merestraat - Naarstigheidstraat – Oliemolen - Onegem -
Oude Gentbaan - Oude Heerbaan – Paddenhoek - Park en kasteel Terlinden - Paternosterstraat -
Peter Benoitstraat - Raffelgemstraat -
Reinaertdreef - Roklijf - Siesegemlaan - Sinte
Annalaan - Sinte Apoloniastraat - Spaarzaamheidstraat - Square Jacques
Geerinckx - Sylvain Van Der Guchtlaan - Terlindendreef - Terlindenstraat -
Varenlaan - Vilainstraat - Volksplaats - Volksverheffingstraat - Vooruitzichtstraat - Wateringen -
Welvaartstraat - Zeeldraaierstraat
Bronnen :
- Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, Dienst
Onroerende Transacties, registratiefiches, SHM 4010, Aalst, Lindestraat,
Gentsesteenweg, Naarstigheidstraat, Schaarbeek .
- Delporte R.. 1993: Architectuur in de provincie.
Realisaties in Oost-Vlaanderen 1963-1993, Gent, 101.
- D'Huyvetter C., de Longie B. & Eeman M. met medewerking van Linters A.
1978: Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie
Oost-Vlaanderen, Arrondissement Aalst, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen
5N1 (A-G), Brussel - Gent.
- Van Der Veken B. 2007: Triphon De Smet interbellumstadsbouwmeester van Aalst,
onuitgegeven verhandeling Universiteit Gent, Vakgroep Kunstwetenschappen.
- aalst.courant.nu : Gazette van Aelst van 19 januari 1974 (p 9) / De Voorpost
van 3 april 1992 (p 3)
- Archief van het Land van Aalst nr 12986 uit het jaar 1649; de pastoor van
Erpe Cornelius Huysmans verheft de praterij van Mijlbeek na aankoop van Louis
de Vremde.
- Van Twembeke, J. De Heerlijkheden van het Land van Aalst ;
Uitgegeven door het geschiedkundig tijdschrift "Het Land van Aalst".
- Andere bronvermeldingen zoals vermeld in de artikels
waarvan sprake
Geen opmerkingen:
Een reactie posten