Aan
het kasteel vertrekken er twee wandelingen : het droge voetenpad enerzijds, en
het natte voetenpad anderzijds. Beide wandelingen zijn ongeveer 10km lang.
Het
natte voetenpad : Als het een paar dagen geregend heeft, zijn laarzen of
waterdicht schoeisel voor dit tochtje zeker aan te raden.
In
het begin en op het einde moet je wel een paar stukjes over de straat, maar het
overgrote deel zit je in veldwegels, met een heel mooi en gevarieerd landschap als beloning.
De
wandeling is duidelijk aangegeven met rode vierkantjes.
Over
het algemeen is het een heel rustige wandeling.
Wel moet je rekening houden met de smalle paadjes, waardoor de wandeling
jammer genoeg niet toegankelijk is voor mensen met een buggy of een rolstoel.
Het
droge voetenpad : Dit pad is in tegenstelling tot de ‘natte’ tegenhanger, wel
goed toegankelijk voor kinderwagens en rolstoelen. Deze wandeling is aangeduid
met blauwe pijlen.
Honden
zijn toegelaten in Honegem, maar moeten wel altijd aan de leiband blijven ... Vergeten jullie trouwens de 'kakzakjes' niet ? Het is wel de vrije natuur waar jullie inlopen, maar de mensen die na jullie komen zouden ook graag genieten van de tocht ....
Volledige
omschrijving van de wandelingen :
Het kasteel Terlinden was oorspronkelijk een herenboerderij aan de Paddenhoek.
In de 18de eeuw werd het U-vormig kasteel gebouwd op een rechthoekig eiland te
midden van de eveneens rechthoekig aangelegde vijver, en dit in opdracht van Jaak Agnelus
Dierickx.
Het kasteel wordt in de volksmond ook wel ‘het kasteel van
verdoemenis’ genoemd.
In het begin van de 18de eeuw verbleef Pater Quesnel
hier.
Hij schreef er als aanhanger van het Jansenisme het ketterboek ‘Motif de
droit du père Quesnel’. In de inkomzaal hangt (of hing) boven de haard trouwens een schilderij van
père Quesnel.
Door de jaren heen werd het kasteel verhuurd aan Fréderic Van der
Noot, burgemeester van Aalst gedurende de periode 1833 tot 1848. In 1968 werd
de stad de nieuwe eigenaar van het kasteel en het bijhorende 2 hectaren grote
kasteelpark.
Ondertussen is het kasteel in privéhanden terechtgekomen, en is het park zelf jammer genoeg niet meer te bezoeken. Voor de volledige uitleg over 'het kasteel van verdoemenis', klik HIER.
Het huidige kasteelpark is ontstaan rond de vroegere
herenboerderij met talrijke hofgrachten en een boomgaard. Het park moet
toentertijd een veel grotere oppervlakte beslaan hebben en heeft in de loop der
tijden meerdere veranderingen ondergaan.
Hoewel het oorspronkelijke park de
laatste decennia vooral te lijden had onder ruimtelijke druk vanuit de omgeving (uitbreiding en bouw tunnel aan de Siesegemlaan en de Boudewijnlaan) is het toch nog steeds een oase van rust, gelegen aan de rand van de stad.
De inrijlaan (met monument van De Draeckenieren, kan je wel nog ingaan, maar een beetje verder wordt het park 'privé'.
Langsheen de oever van de kasteelvijver kan je van aan de ingang wel de reuzenberenklauw ontwaren. De
reuzenberenklauw is een exoot die oorspronkelijk afkomstig is uit zuidwest
Azië. In de 19de eeuw werd hij als tuinplant in Europa geïntroduceerd.
De
reuzenberenklauw sterft elk jaar in de herfst tot de grond toe af en groeit in
de lente in een paar maanden tijd tot wel vier meter hoog.
Hij bloeit met een
scherm vol witte bloemetjes van juli tot september.
De enorme hoogte en
bladoppervlakte van de invasieve berenklauwen, ongewoon voor een kruidachtige
plant bij ons, laat hen toe de meeste inheemse planten te overkappen en zo het
licht te ontnemen en de groei te belemmeren. Het sap van de plant bevat een stof die de huid
supergevoelig maakt voor zonlicht. Na aanraking van deze plant en daaropvolgende blootstelling aan zonlicht kan de huid rood verkleuren en hevig gaan jeuken. Na
verloop van tijd kunnen blaren ontstaan, net zoals bij een brandwonde. Wanneer de
ogen getroffen zijn, bijvoorbeeld door met besmette handen in de ogen te
wrijven, kan dit tot tijdelijke of zelfs blijvende blindheid leiden. Een plantje dat vraagt om enige voorzichtigheid dus ...
We
verlaten het park Terlinden via de hoofduitgang en gaan de Sylvain
Van Der Guchtlaan in. Aan het eind van de straat draaien we linksaf de
Kreupelveldstraat in. We volgen hier het tegelpad. Aan het einde van het
tegelpad slaan we rechtsaf Paddenhoek in.
In de bocht, ter hoogte van woning
nr. 38, nemen we het tegelpad dat loopt langsheen een beukenhaag.
Hagen ogen
niet alleen mooier dan een afsluiting uit beton of steen, maar ze hebben
bovendien een bijzondere ecologische waarde.
Ze geven broedgelegenheid aan
vogels, terwijl in hun schaduw eventueel bosplanten kunnen overleven en
zoogdieren een schuilplaats vinden.
Bloeiende struiken in een haag lokken op
hun beurt talrijke insecten. Kies bij voorkeur voor hagen met streekeigen
planten zoals haagbeuk, beuk, veldesdoorn en meidoorn.
Bij een beukenhaag
blijft het verdorde blad de ganse winter aan de takken zitten, wat extra
beschutting, kleur en privacy geeft.
Vóór het verdorren ontstaat een mooie
herfstkleur, van geel naar warm rood. Wil je een groenblijvende haag, dan kan
je gebruikmaken van liguster, gewone hulst of Taxus.
Uitheemse naaldbomen onder
de vorm van siersparren worden het best vermeden. Hun naalden vormen een dik
tapijt op de bodem en veroorzaken verzuring. Ze horen zeker niet thuis in een
natuurlijke haag.
Net voorbij de jonge knotwilgen draait het pad naar rechts.
Aan onze linkerkant
liggen een aantal natte weiden van samen ongeveer 4 hectaren die enkele jaren
geleden door Natuurpunt werden aangekocht met ondersteuning van de stad Aalst.
De natuurwaarde van de natte weiden is groot.
We vinden er onder andere de grote ratelaar,
echte koekoeksbloem, brede orchis, zwarte zegge en nog meer typische soorten
van dotterbloemgraslanden.
Er bestaan ondertussen concrete plannen om het gebied te
gebruiken voor educatieve doeleinden.
In de aanwezige veedrinkpoelen komen tot 3
soorten salamanders voor, en in de knotwilgen eromheen broedt de steenuil.
De
steenuil is de kleinste uil van ons land. Het is een klein gedrongen uiltje van
ongeveer 20 centimeter met een platte kop, felle gele ogen en bruine veren met
lichte vlekken.
De steenuil heeft het liefst een landschap met weilanden,
knotwilgen, fruitbomen en oude schuurtjes. Bloemrijke weilanden zijn een echt
muizen- en regenwormparadijs en bieden dus een eetfestijn aan de steenuil.
Knotwilgen, fruitbomen en schuurtjes hebben dikwijls holletjes waarin de
steenuil zijn jongen kan grootbrengen.
Hagen en houtkanten zijn plaatsen waar
hij zich goed kan verschuilen. De steenuil is ook dikwijls overdag actief. Je kan
hem zien zitten op knotwilgen of weidepaaltjes, genietend van het zonnetje. De
meeste mensen zien hem echter niet, omdat hij zo klein is, en de hoofdvoorwaarde om dit beestje te kunnen spotten is natuurlijk dat het stil blijft. Het aantal
steenuilen is ondertussen natuurlijk sterk verminderd door het afnemen van nestelgelegenheden.
Knotwilgen, oude schuren, hagen en houtkanten zijn nu veel schaarser dan
vroeger, en de steenuilen worden ook relatief vaak slachtoffer van het steeds maar toenemende verkeer.
Op
het einde van het tegelpad slaan we rechtsaf in de Sinte-Apoloniastraat.
Rechts
van de baan, net voorbij de populierenrij, is duidelijk zichtbaar hoe dicht we
ons hier eigenlijk bij het stadscentrum bevinden, terwijl aan de linkerkant, op nog geen 500
meter afstand, het natuurreservaat en beschermd landschap
‘Honegem-Solegem-St.-Apollonia’ zich uitstrekt over 106 hectare.
De schoonheid van het Honegemgebied is te danken aan het vochtig karakter dat het gebied voor de moderne landbouw minder aantrekkelijk maakt.
De
Honegemmeers was tot het midden van de twintigste eeuw trouwens een zogenaamde 'gemene
weide'. De weide was eigendom van de gemeente en ieder jaar kwam de veldwachter
op 29 juni het hooi per opbod verkopen. Die dag was het feest op 'den Honegem', en de volgende dag (al dan niet in aanwezigheid van enkele katers) kon het maaien met de zeis beginnen. Deze traditionele manier
van maaien zorgde ervoor dat er heel wat kleurrijke plantensoorten voorkwamen.
Doordat Natuurpunt nu ook een dergelijk maaischema toepast, kunnen we opnieuw
genieten van de bloemenpracht van onder andere ratelaars, wilde orchideeën en
echte koekoeksbloemen.
Door zijn lage
ligging en de hiermee verbonden overstromingskans, bleef het gebied ook
gespaard van al te grootschalige woningbouw.
Het reservaat bestaat uit weiden
en meersen, enkele bosjes, oude turfputten en talrijke bomenrijen en andere
kleine landschapselementen. De holle wegen, hagen,
bomenrijen, houtkanten en lanen zijn onmisbaar voor veel planten en dieren. Ze bieden beschutting, warmte en voedsel aan
insecten, vogels en zoogdieren.
Behalve als leefgebied voor planten en dieren
kunnen de lijnvormige beplantingen ook perfect dienst doen als verbindingsweg. Voor
sommige dieren is een akker of weiland immers een heel vijandige omgeving die op
geen enkele manier te overbruggen is. Lijnvormige houtopstanden kunnen in dat
geval noodzakelijk zijn om nieuwe leef- en voedselgebieden te bereiken. De beplantingen 'leiden' als het ware de dieren naar deze gebieden, zonder dat ze gevaarlijke wegen moeten dwarsen.
Ter hoogte van de boerderij (nr. 150) slaan we linksaf.
We volgen de mooie meidoornhaag
en slaan opnieuw linksaf.
De meikevers zijn, na een lange afwezigheid, trouwens terug begonnen aan een opmars in het Vlaamse land. In de eerste decennia van de vorige eeuw werden de dieren als een bedreiging gezien omdat ze zo talrijk waren, en gekend waren omwille van het kaalvreten van hele gewassen. Verdelgen was toen de enige optie.
Het zijn vooral de larven van de meikever die schadelijk zijn. De beestjes leggen namelijk hun eitjes in de grond. Als die uitkomen, voeden de larven zich met graswortels, en kunnen ze op die manier uiteraard schade toebrengen aan de gewassen in de tuinen.
De meikever is vooral 's nachts actief, en hoewel de naamgeving anders laat vermoeden, krijgen we de meikever vaak al in april te zien.
De aantallen hebben zich nu hersteld, al zijn er nog steeds niet zoveel als vroeger.
Aan het begin van de onverharde weg bevindt zich aan
onze rechterkant het Sinte-Apolloniabos.
Dit is een vochtig gemengd loofbos van
ongeveer 5 hectaren. Het bestaat voornamelijk uit populieren, elzen, essen,
verwilderde niet-inheemse soorten en bosplanten. Er staan ook enkele zeldzaamheden,
zoals bijvoorbeeld het gevlekte longkruid en adderwortel.
Een eindje verderop komen we aan een
tegelpad waarbij de uitgegroeide meidoorns voor een tunneleffect zorgen. In de
‘tunnel’ langs het grachtje vinden we veel schaduwplanten terug zoals
robertskruid, mannetjesvaren en nagelkruid.
Vanaf hier
bevinden we ons op het grondgebied van de gemeente Erpe-Mere.
In de Wagenstraat
gaan we dan naar links. Net voorbij huisnummer 27 slaan we rechtsaf aan de witte
zijgevel en komen zo in de Meiboomweg terecht.
Enkele meters verderop kruisen
we de spoorweg mits enige voorzichtigheid natuurlijk .. Spoorlopers kunnen we missen, en mocht er al eens een trein passeren ... op die 5 minuutjes zal het echt niet aankomen.
We blijven het tegelpad volgen tot
we uitkomen in de Honegemstraat waar we rechtsaf slaan. Een dertigtal meters
verder houden we even halt aan een bruggetje over de Molenbeek.
Deze Molenbeek
ontspringt ten zuiden van Zottegem en stroomt verder via de gemeenten Herzele,
Erpe-Mere, Haaltert en Aalst.
Bij langdurige en hevige regenval kan het
gebeuren dat het water uit de Molenbeek een groot deel van het Honegemgebied
blank zet. Vooral vroeger hadden de mensen daar bijna elk jaar 'prijs'. Onze wandelingen werden vaak onderbroken door afgesloten wegen, maar dat weegt natuulijk niet op tegen de miserie van ondergelopen kelders ...
De plantenrijkdom van Honegem is trouwens (en dat zal dan wel het voordeel zijn zeker) deels te danken aan vroegere
overstromingen waardoor de zaden aangevoerd en verspreid werden via de toen nog
zuivere Molenbeek.
Nu is het echter nadelig wanneer het verontreinigd water uit
de Molenbeek via Honegem overslaat in de Torensbeek, waardoor deze op haar
beurt overstroomt. Dit kan leiden tot overstromingsproblemen verder
stroomafwaarts. Het zijn helaas vaak de mensen zelf die de oorzaak zijn van een overstroming.
Door het aanleggen van grote verharde oppervlakken kan het regenwater niet meer
insijpelen en infiltreren in de bodem en krijgen we een grotere afstroming naar
de beken.
Het rechttrekken en inbuizen van beken zorgt voor een snellere
afvoer, wat dan stroomafwaarts ook weer voor problemen kan zorgen. Door het rechttrekken en
indijken zijn waterlopen soms afgesneden van laaggelegen gebieden die als
natuurlijke overstromingsgebieden functioneerden en die nu vaak zijn ingepalmd
als woonzone. Om problemen als wateroverlast te vermijden moet zoveel mogelijk
regenwater ter plekke kunnen infiltreren in de bodem en hebben onze waterlopen
dringend meer ruimte nodig.
De Vlaamse Milieumaatschappij, Aquafin
en de gemeenten maken per gemeente een zoneringsplan op. Dit is een kaart die
voor elke nog niet aangesloten wijk, straat of woning vastlegt of het
afvalwater via het riool zal worden afgevoerd, dan wel behandeld wordt in een
afzonderlijke behandelingsinstallatie aan de woning zelf.
Op basis van het
zoneringsplan zal een uitvoeringsplan worden opgemaakt. Dit plan inventariseert
welke projecten nog moeten uitgevoerd worden om alle illegale lozingen van
afvalwater binnen de gemeente op te heffen. De waterkwaliteit in de beken moet
door deze inspanningen de komende jaren flink verbeteren.
Indien we eerst even rechtdoor
zouden gaan, zien we iets voorbij de hoek de prachtige eeuwenoude vierkantshoeve
het Gillekeshof, die ondertussen ook werd gerestaureerd.
‘Gillekes Hof’ ontleent zijn
naam aan één van zijn bewoners, namelijk Juliaan De Boeck (1803 – 1876), in de
volksmond genaamd ‘Gilleken’.
De hofstede is nog steeds
in familiebezit. Sedert 1997 wordt door de ‘Vrienden van de Honegem vzw’ alles
in het werk gesteld tot het behoud van deze merkwaardige site.
Onze
wandeling loopt vanaf hier gelijk met de bewegwijzerde wandelroute van
Natuurpunt.
Het reservaat is namelijk eigendom van de vereniging Natuurpunt vzw en wordt
beheerd door de werkgroep Honegem.
De werkgroep is opgebouwd uit vrijwilligers
van de vereniging Natuurpunt. Hun voornaamste taken zijn de realisatie van het
beheersplan in functie van het landschappelijk en ecologisch streefbeeld, de
studie van het beschermde landschap en omgeving en tot slot sensibilisatie en
educatie. Tijdens de zomerperiode zorgt Natuurpunt elke week voor een begeleide
avondwandeling.
Elk weekend worden klusjes of beheerswerken uitgevoerd.
We
volgen de loop van de Molenbeek stroomopwaarts. Langsheen de oevers van de beek
zien we een ononderbroken strook van beekbegeleidend groen. Langsheen deze
groene linten kunnen dieren en planten migreren naar nieuwe leefgebieden.
Op
sommige plaatsen is te zien dat de beek nog sterk meandert. Het meanderen van een
beek kan ervoor zorgen dat holle oevers ontstaan. Doordat in de buitenbochten
het water sneller stroomt, wordt de oever op deze plaatsen sterk uitgesleten en
ontstaan er holle oevers, en die zijn dan weer een geschikt vestigingsgebied voor onder andere oeverzwaluwen en ijsvogels, die er hun nestholtes graven.
De sterke waterstroming
in de buitenbochten zorgt er trouwens ook voor dat enkel het grofste materiaal bezinkt.
Hierdoor is het water aan de holle oever het diepst en sterkst in beweging, wat
maakt dat het daar koel en zuurstofrijk is. In de binnenbochten daarentegen stroomt het water
het traagst, waardoor fijne deeltjes er ook kunnen bezinken. Er ontstaat een
bolle oever die ondiep is met warmer water dat minder zuurstof bevat. De
afwisseling van diepe en ondiepe beddingen wordt het stroomkuilenpatroon
genoemd. In het zuurstofarme warme water kunnen andere organismen leven dan in
het koelere zuurstofrijke water. Het meanderen van een beek zorgt dus voor een
toename in diversiteit van levende organismen.
We
blijven de loop van de beek volgen.
Na een tijdje stopt de asfaltweg en gaan we
verder rechtdoor via een aarden wegje.
Een eindje verder zien we aan onze
rechterkant een boomkwekerij.
Ter hoogte van een fraaie oude woning komen we
aan een splitsing van het pad. Enkele meters naar links treffen we de
Cottemmolen aan.
Deze eeuwenoude molen is beschermd als industrieel erfgoed en
kan nog steeds graan malen. Het was lange tijd een dubbelmolen. Langs de
overkant van de gerestaureerde watermolen die graan maalde stond lang een
oliemolen. Deze laatste werd echter afgebroken rond 1930.
De graanmolen is grotendeels
18de -eeuws met een houten gevel langs de beekkant. In heel Vlaanderen is geen
enkel stroomgebied te vinden met een zo rijk patrimonium aan watermolens als
deze Molenbeek.
Van de negen watermolens zijn er maar liefst zeven wettelijk beschermd.
Watermolens en stuwen vormen vaak echter een probleem voor de migratie van vissen.
Tot
omstreeks 1950 kende de Dender nog een erg rijk visbestand. Het water was van
voldoende kwaliteit om een gevarieerde visstand toe te laten en de zijbeken
waren ideale paaiplaatsen. Vanaf 1960 ging het visbestand jammer genoeg erg achteruit en
vanaf 1975 was er nog amper leven mogelijk.
Door recente inspanningen de
laatste jaren inzake waterzuivering is de waterkwaliteit echter geleidelijk aan opnieuw gevoelig verbeterd, waardoor het visbestand stilletjesaan weer aan het opleven is.
Ter hoogte
van Herzele worden in de Molenbeek nog grote aantallen van het ‘bermpje’, een
beschermde vissoort, aangetroffen. Door de aanwezigheid van verschillende
stuwen en watermolens is er wel een gebrek aan migratiemogelijkheden.
De stuwen
hebben echter ook wel een positieve invloed op het visbestand, daar ze er
tijdens droge periodes voor zorgen dat de beek niet droogvalt.
De grote gele
kwikstaart is een vogel die zich graag nestelt onder een brug of aan een
watermolen. Oorspronkelijk is dit merkwaardige vogeltje afkomstig uit het
middelhooggebergte. Bij ons bewoont hij die delen van de beken waar het water
het snelst stroomt; dit betekent dus ook om en bij watermolens waar kunstmatige
watervalletjes de beek de allure van een bergbeek geven.
Deze molens mogen
verbouwd of vervallen zijn, toch bieden zij nog voldoende nestgelegenheid aan
de grote gele kwikstaart. Het diertje is echter zeer gevoelig voor de
waterkwaliteit van de beken. Is deze vrij slecht, dan kan dit leiden tot gebrek
aan voedsel voor de vogel. Hij leeft immers van insecten, larven,
schaaldiertjes en kleine visjes. De grote gele kwikstaart is heel gemakkelijk
herkenbaar aan zijn gele buik, grijze rug en lange zwarte staart met
opvallende, witte, buitenste pennen.
We
keren terug naar de splitsing en zien rechts een infobord van Natuurpunt.
Vanaf
hier volgen we het smallere pad langsheen de perceelsgrens van de boomkwekerij.
We doorkruisen nu de Molenmeersen.
Honderd meter verder vinden we aan onze
linkerzijde een bosje van populieren.
Door de heel rechtlijnige beplanting is duidelijk
te merken dat deze bomen werden aangeplant. Een groot gedeelte van de
Molenmeersen werd trouwens beplant met populieren voor houtopbrengst.
De Canadapopulier (ofte canadese populier) is
momenteel één van de meest aangeplante bomen in Vlaanderen. Deze soort hoort, zoals de naam eigenlijk al laat vermoeden, oorspronkelijk niet thuis in onze streken.
Ze worden vaak aangeplant voor hun
houtopbrengst omdat ze relatief snel groeien in vergelijking met andere bomen.
Het hout van de populier werd vroeger grotendeels voor klompen en lucifers
gebruikt. Tegenwoordig is het vaak de grondstof voor papier, hoewel er ook paletten,
kratten en kasten van worden gemaakt.
Inheemse soorten populier zijn de
ratelpopulier en de zwarte populier. Deze laatste is de meest zeldzame inheemse
boomsoort in België en behoort tot de meest bedreigde inheemse boomsoorten van
Europa. Voor de natuur is zo’n aanplanting van Canadapopulieren natuurlijk heel wat minder
aantrekkelijk dan een gelijkaardig bos met inheemse soorten.
De grote
voedselrijke bladeren van de populier verteren immers zeer snel. Hierdoor komen
grote hoeveelheden stikstof in de bovenste laag van de bodem terecht.
Van deze
extra hoeveelheid voedingsstoffen profiteren op termijn voornamelijk
ruigtekruiden zoals grote brandnetel, kleefkruid en braam.
Deze planten nemen dan ook sterk toe, en dit ten nadele van zeldzamere plantensoorten. Bovendien is zo’n bos landschappelijk heel wat minder fraai doordat het bestaat uit
eentonige, kaarsrechte en even oude stammen met een schrale onderbegroeiing.
Ook tref je er minder vogels en andere dieren aan want er is heel wat minder
voedsel en schuilgelegenheid te vinden. Aan de overzijde van deze aanplantingen vinden we wel een recentere bebossing met populier, es en els. Hier zien we duidelijk
dat er een grotere diversiteit aanwezig is in dit gemengd loofbosje. Er is een
goed ontwikkelde kruid- en struiklaag aanwezig.
Deze
meersen herbergen heel wat planten van vochtige verruigde graslanden zoals
zevenblad, valeriaan en moerasspirea.
De moerasspirea is een vaste grasachtige
plant uit de rozenfamilie.
Ze is rechtop groeiend met stijve dunne stengels,
vaak rood gestreept en tussen 50 centimeter en 1,50 meter hoog.
De roomwitte
bloemen, klein en talrijk, vormen trossen met een zachte amandelgeur. Door haar
trotse voorkomen en omdat zij overvloedig aanwezig is in weilanden, heggen en
langs waterlopen wordt zij ook de ‘koningin der weiden’ genoemd. Men zegt dat
het één der heilige kruiden van de druïden was.
Moerasspirea is urinedrijvend
en antireumatisch. De bloeiende toppen bevatten salicylzuur. Deze ware
‘plantaardige aspirine’, bekend om haar ontstekingsremmende eigenschappen,
heeft een kalmerende werking bij pijnlijke gewrichtsproblemen. Het salicylzuur
werd in 1838 ontdekt in moerasspirea en stond in 1853 aan de basis van
acetylsalicylzuur, sinds meer dan een eeuw één van de bekendste medicijnen in
de wereld onder de naam aspirine. De ‘spir’ in aspirine is dan ook afkomstig
van ‘spirea’.
We
wandelen de hele tijd rechtdoor langsheen de populierenaanplant en volgen het
pad tussen de twee ijzeren omheiningen.
Een eind verderop kruisen we een akker
en wandelen we langsheen een haagbeukhaag aan onze rechterkant. Aan het eind
van het pad komen we uit op de Keiberg.
We bevinden ons nu in de gemeente Lede.
We volgen de Keiberg naar links en enkele meters verder net voorbij huisnummer
46 slaan we rechts een aarden weg in.
Waar de aardeweg naar links draait gaan
we rechtdoor en wandelen via een smaller padje recht het Solegembos in. We
passeren voorbij een eerste infobord en blijven het padje steeds rechtdoor
volgen.
Oud kaartenmateriaal toont aan dat hier sedert eeuwen bos aanwezig is.
Het huidige Solegembos bestaat voornamelijk uit populierenaanplant die best kan
omgevormd worden naar een meer natuurlijk bos vanuit de struiklaag van els en
es.
Het bos is gelegen op de zuidhelling van de Keiberg, zodat er zich heel wat
kwelplekken bevinden waar mineraalrijk water aan de oppervlakte komt.
Naast de
typische bosplanten zoals bosanemoon, dotterbloem en speenkruid groeit hier ook
de eenbes.
De eenbes is een giftige, vaste plant met vier gelijke bladeren die
in een scherm staan, met middenin één bloem die uitgroeit tot een dikke giftige
zwarte bes.
De eenbes bloeit van eind april tot juni.
De hele plant is giftig
door de aanwezigheid van saponinen.
Saponinen zijn een speciale groep chemische
verbindingen die in planten voorkomen. De naam saponine verwijst naar het
Latijn en betekent zeep. Je herkent immers het Franse woord savon. Saponinen
geven in een verdunde oplossing in water een zeepachtig schuim. In de Tweede
Wereldoorlog werd het bij gebrek aan zeep door de mensen die er weet van hadden
als zodanig gebruikt. De saponinen worden gekenmerkt door een bittere of
scherpe smaak. De meeste zijn na inwendig gebruik giftig omdat ze de rode
bloedcellen vernietigen. Ze hebben een schimmelwerende werking waardoor ze de
plant waarin ze voorkomen beschermen tegen schimmelgroei.
Saponinen komen onder andere ook voor in de paardekastanje, de echte koekoeksbloem, lelies, agaven en natuurlijk in zeepkruid.
We
blijven het smalle pad volgen tot aan het derde infobord over de zwarte els.
Hier loopt een breder pad naar links en naar rechts.
Mensen die de kortere
route verkiezen, slaan nu rechtsaf. Blijf het onverharde pad volgen en na
enkele minuten bereik je de Honegemstraat, waar je linksaf draait. Na 500 meter
kom je terug aan het Gillekenshof en daar kruis je opnieuw het bruggetje over de
Molenbeek.
Ga naar (*) in deze tekst voor een verdere beschrijving van de
terugweg.
Zij
die kiezen voor het langere traject stappen moedig verder en slaan dan linksaf. Even voorbij
het populierenbosje slaan we opnieuw af naar links.
Uiteindelijk komen we in de
Speckaertstraat terecht. Ter hoogte van huisnummer 1 slaan we rechtsaf de
Hendrikstraat in. Aan de linkerkant bevindt zich een bosje met een kleine poel.
Vroeger kon je bij vrijwel iedere boerderij wel een poel vinden die voor heel verschillende doeleinden
gebruikt werd. In de eerste plaats deed hij dienst als drinkplaats voor het
vee. Maar hij werd ook gebruikt als waterreserve in geval van brand, voor het
besproeien van de moestuin, als kweekplaats voor waterkers of andere
kruiden,...
Ondertussen is er echter veel veranderd op de boerderij. De poelen werden overbodig en werden drooggelegd of volgestort.
Deze poelen zijn echter van
levensbelang voor tal van planten en dieren.
Amfibieën (kikkers, padden, watersalamanders) brengen heel hun leven door in een straal van 500 meter rond hun geboortepoel.
De kans dat ze een ander waterrijk plekje vinden binnen die omgeving is niet zo groot.
We moeten er dus voor zorgen dat er geen poelen meer verdwijnen of - beter nog - dat verwaarloosde of volgestorte poelen weer in hun oude staat hersteld worden. Poelen zijn niet alleen belangrijk als voortplantingswater voor amfibieën. Ze kunnen dienen als groeiplaats voor water- en moerasplanten, als leefgebied voor insecten en andere ongewervelden, als drinkplaats voor vogels en zoogdieren. Poelen brengen variatie in een terrein. Meer variatie betekent altijd meer planten- en diersoorten.
Honderd
meter voorbij de poel slaan we rechtsaf een aarden weg in. We draaien met het
pad mee naar links en slaan vervolgens rechtsaf. Dit baantje volgen we tot aan
het Dorelaarkapelleke.
Het staat op de noordgrens van het beschermde landschap. Het bouwwerk, in zijn huidige vorm, dateert van 1905, maar de oudste sporen van het Dorelaarkapelleke zijn terug te vinden in geschriften van 1823.
De kapel heeft door zijn geïsoleerde ligging steeds te lijden gehad van vandalisme.
In
1981 werd ze door de huidige eigenaars heropgeknapt en werd een nieuw beeld (anonieme
schenking) gewijd.
Het kapelleke is toegewijd aan O.L.Vrouw van Lede. De naam komt van de dorelaar, zijnde een doren of doornstruik als grenspaal van een eigendom. Nu ook bevindt er zich naast de kapel een mooie rode meidoorn.
Het kapelleke is toegewijd aan O.L.Vrouw van Lede. De naam komt van de dorelaar, zijnde een doren of doornstruik als grenspaal van een eigendom. Nu ook bevindt er zich naast de kapel een mooie rode meidoorn.
Even
voorbij het kapelletje slaan we rechtsaf. Na enkele meters draaien we naar
links en gaan we rechtdoor tot we uitkomen in de Sasstraat die we naar rechts
volgen.
Een eindje verderop gaat de Sasstraat over in Onegem. Net voorbij de
grens van Lede met Aalst leidt een aarden pad aan de rechterkant naar de
vogelkijkhut ’t Rot.
Als je wil, kan je er speuren naar eenden en steltlopers
in hun natuurlijke omgeving. Wanneer je weinig lawaai maakt en een tijdje wacht
kan je er heel wat soorten aantreffen.
Verscheidene dodaarskoppels hebben er
een broedplaats. Het dodaarsje is de kleinste fuut in Europa. Hij heeft geen
staart; vandaar de benaming dod-aars.
Voor zijn voedsel duikt hij helemaal
onder, voor tientallen seconden, op zoek naar waterslakken en ander voedsel.
Hij maakt een drijvend nest, zodat hij geen hinder ondervindt van wisselende
waterstanden. Verder vindt men er ook nog meerkoet, waterhoen, zomertaling,
blauwe reiger, waterral en tal van andere soorten.
Een eindje verderop, centraal in het Honegemgebied, liggen de turfputten. Je kan ze enkel maar bereiken onder leiding van een bevoegde gids.
Op de plaats waar ooit een
meander van de Molenbeek verveende, werd er tot het einde van de 19de eeuw turf
gestoken. In de middeleeuwen ontdekte men dat turf als brandstof gebruikt kan worden.
In moeras- en veengronden vormen de afstervende planten een soort grondstof die
men uitspitte en te drogen legde op een legakker. Het uitgebaggerde en
gedroogde veen gebruikte men als brandstof. Later deden de turfputten dienst
als vlasrootputten.
Het vlas werd in de putten gelegd en kreeg zwarte els en
zware stenen over zich. Na een week rusten kwamen de vlasvezels los en konden
ze gebruikt worden om te spinnen.
De vezel wordt al meer dan 6000 jaar gebruikt
voor linnen. Linnenweefsels hebben een groot vochtabsorberend vermogen, maar
kleding gemaakt van linnen kreukt vaak.
Farao’s werden voor het mummificeren al
in linnen doeken gewikkeld. Op afbeeldingen in graftomben en op tempelmuren in
Thebe komen bloeiende vlasplanten voor.
Nu heeft zich hier een schitterende
moerasvegetatie ontwikkeld met o.a. waterviolier, dotterbloem,
moerasvergeet-mij-nietje, grote egelskop, grote lisdodde, watermunt en tal van
zeggeveldjes.
De rijke onderwaterfauna is het voedsel voor salamanders,
watervogels en libellen.
De putten zijn in volle zomer ook dé plaats voor
waterjuffers en libellen, waaronder elk jaar tientallen paardenbijters. De
turfputten zijn zoals gezegd niet vrij toegankelijk voor het publiek wegens
wegzinkingsgevaar en grote verstoringskans voor de broedvogels.
We
zetten onze wandeling verder en keren terug naar de asfaltweg Onegem.
Waar de
straat een bocht maakt naar links, ter hoogte van huisnummer 62, gaan we
rechtdoor via een onverhard pad en komen we opnieuw in het Honegem
meersengebied.
Aan het eind van het pad gaan we naar rechts. Na enkele meters
wandelen we opnieuw de gemeente Erpe-Mere binnen.
Het padje loopt langsheen
graslanden.
Graslanden kan men op verschillende manieren beheren. Eén optie is
maaien met het afvoeren van het maaisel. Het maaien van de vegetatie gebeurt
meestal begin juli. Na het maaien wordt het maaisel afgevoerd. Op deze manier
krijgen we een verschraling van de bodem.
De planten nemen voedingsstoffen op
uit de bodem die ze nodig hebben voor hun groei. Na de bloei wordt de vegetatie
gemaaid en afgevoerd samen met alle voedingsstoffen die het maaisel op dat
moment bevat.
Wanneer een grond veel voedingsstoffen bevat zullen gulzige
planten zoals braam en brandnetel heel snel groeien. Hierbij overwoekeren ze de
andere planten waardoor deze geen licht meer krijgen. Zo krijgen we vegetaties
die gedomineerd worden door een beperkt aantal soorten.
Op voedselarme gronden
krijgen andere trager groeiende soorten ook een kans. Op deze manier ontstaan
hier bloemrijke graslanden met koekoeksbloem, ratelaar, wilde orchideeën en
diverse soorten grassen en zeggen. Maaien voorkomt tevens dat er bos kan
ontstaan. Zo wordt het historisch meersenkarakter van het gebied in stand
gehouden.
Grote grazers werken uiteraard anders dan een machine.
Bepaalde plantensoorten hebben allerlei afweermechanismen ontwikkeld om te
voorkomen dat ze opgegeten worden, zoals stekels, doornen, beharing en
gifstoffen. Een machine maait alle planten op dezelfde wijze af, ongeacht soort
of type.
Grazers mijden over het algemeen plantensoorten met afweermechanismen
en eten bij voorkeur de meer smakelijke soorten. Daarnaast worden de
voedingsstoffen door grazers niet uit het gebied verwijderd, maar over het
gebied herverdeeld. Veel grazers hebben vaste plekken waar ze rusten en
relatief veel uitwerpselen deponeren en andere plekken waar ze enkel maar eten.
Er ontstaat zodoende een mozaïek van plekken die meer of minder begraasd worden
en die voedselrijk of voedselarm zijn en dit mozaïek is aan een constante
verandering in de tijd onderhevig. Deze afwisseling van plekken met hoge en
lage vegetatie, bloeiende en niet bloeiende soorten en bosjes en graslanden is
landschappelijk bijzonder aantrekkelijk, niet alleen voor de natuurliefhebbers
maar ook voor diergroepen zoals insecten en vogels die leven in de vegetatie.
Door extensieve begrazing krijgen we meer variatie in planten- en diersoorten.
Er moet wel voor gezorgd worden dat de begrazingsdruk op de weide niet te groot
is. Want wanneer een te groot aantal dieren een bepaalde oppervlakte begrazen
zullen bijna alle planten worden weggevreten en zal er teveel mest op de bodem
gedeponeerd worden.
We
blijven het pad volgen tot we in de Honegemmeersweg terecht komen.
Na enkele
meters kruisen we opnieuw de brug over de Molenbeek.
(*) vanaf hier open beide paden opnieuw samen.
We wandelen rechtdoor de Honegemstraat in.
Waar de straat een bocht maakt naar rechts gaan we naar links en volgen het
meest rechts gelegen pad. Dit is de Meiboomweg. We volgen het pad tot aan de
asfalten Wagenstraat waar we naar links gaan.
Aan het eind van de Wagenstraat nemen
we het door meidoorns overdekte tegelpad naar rechts. Op het eind van het
graspad draaien we naar rechts tot aan de hoeve Sinte-Apoloniastraat nr. 150.
Hier slaan we de Sinte-Apoloniastraat niet af naar rechts maar gaan we
rechtdoor via het tegelpad. Aan het eind van het tegelpad slaan we rechtsaf de
doodlopende Wateringen in.
Voordat hier een wijk werd neergepoot, was hier ook een heel groot natuurgebied, waar we naar hartelust stekelbaarsjes en dikkopjes konden vangen.
Op het eind van de straat nemen we het
klinkerbaantje naar links ter hoogte van woning nr. 21. We komen uit op een
asfaltbaan en draaien mee naar links. Enkele meters verder draait de baan naar
rechts en zo komen we terecht in de Sylvain Van Der Guchtlaan. Daar slaan we
linksaf. Aan het eind van de straat draaien we naar links en zo staan we opnieuw aan het park Terlinden.
Bronnen :
wandeling : uitgepijlde wandeling
foto steenuil : Natuurpunt.be
foto meikever : Naturetoday.com
foto Cottemmolen : Routeyou.com
foto grote gele kwikstaart : vogelbescherming.nl
foto moeraspirea : dekruidenwereld.be
foto eenbes : wikipedia
info over de meikever : Radio 2 Antwerpen 8 mei 2018
voor de beschrijving van de planten : tuinadvies.be en plantenweelde.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten