Geen
scheldwoord in de loop der tijden ooit aan de Aalstenaars gegeven, wist met
zulke kracht alle andere verwijten te overtreffen als dit van ‘Ajuinen’ en zijn
varianten. De spotnaam van de Aalstenaars is ondertussen over heel Vlaanderen
bekend. Eigenlijk kunnen we zelfs amper nog van een spotnaam spreken want het woord
ajuin is zowat uitgegroeid tot een alomtegenwoordige aanduiding voor een
inwoner van Aalst.
De
oorsprong van de spotnaam ajuinen ligt in de 19de eeuw, toen in Aalst en
omstreken de uienteelt enorm floreerde. Naast de grote hopmarkt bestond er
vroeger te Aalst ook een vermaarde uienmarkt. Hieraan herinnert nog de
voormalige "Ajuinstraat", nu Felix de Hertstraat, die leidde naar het
"Ajuinveld", nu de wijk van de Watertoren.
Varianten
op de huidige spotnaam die men vroeger gebruikte zijn onder andere ajuinpelders,
ajuinboeren, ajuinfretters…
Van de
naam ajuinpelders duiken het vroegst sporen op in een Oost-Vlaams volksliedje
uit Dendermonde, uit 1843.
Hiervan
luidt de zesde strofe:
Ik kwam
lestmael langs de Lombaertstraat gegaen
En ik
vond daer eenen Aelstenaer staen,
Pelt
ajuinen, pelt ajuinen, zei de Aalstenaer.
Van dit
soort spotliedjes tekende A. De Cock in 1898 ook een variante op te
Denderleeuw:
Ik kwam
laatstmaal in de Lombaardstraat gegaan,
En wat
zag ik daar al staan?
En ik
zag daar eenen Aalstenaar staan,
Pelt
ajuinen, pelt ajuinen, zei de Aalstenaar (bis)
Lustig
en tevreden
Kwam ik
daar getreden
Vive
l’amour et la victoire!
Sinds
jaar en dag heerst er een ludieke rivaliteit tussen de steden Aalst en
Dendermonde. Het Van Dale Handwoordenboek uit 1925 vermeldt hierover het
volgende :
De
variante ajuinen is één van de jongste maar zeker de meest gebruikte spotnaam
van de Aalstenaars. Hij dateert uit de 19e eeuw en overleeft alle ons bekende
Aalsterse schimpnamen. Hoewel de uienteelt thans heel wat geslonken is en door
een bloeiende moderne nijverheid verdrongen werd, toch kan deze naam samen met
ajuinboeren - die nochtans in geringere mate voorkomt- als "de" typische
scheldnaam voor die van Aalst gelden. De Dendermondenaars maken er dolgraag
gebruik van in hun uitlatingen, wijl zij onder deze benaming ook de beeldspraak
"domkop" verstaan.
Het
meest afdoende bewijs dat de Aalstenaars zich nooit veel stoorden aan de spot
van de Dendermondenaars is wel het feit dat zij aan zelfspot zijn gaan doen,
dat zij hun spotnaam als een plezierig sieraad zijn gaan beschouwen en er ook
fier op zijn. Dit bleek bijvoorbeeld reeds uit een optocht in 1890, waarin ze
de stad als een "ajuin" afbeeldden. Dit vond men dan gelijk ook de
uitstekende gelegenheid om zelf eens hun buren uit Ninove, de Ninovieters of
"wortels", een steekje te geven. Eén der figuren stelde een
reusachtige wortel voor die voortgestuwd werd door een niet minder ontzaglijke
"ajuin".
In het
alledaagse volksleven speelde de ui te Aalst natuurlijk ook zijn rol. Zo zei
men: "Hij heeft nen ajuin gehad" wat betekent: "Zij heeft hem
laten zitten". Niet lang nadien kon er dan wel eens een risje uien aan de
deurklink van de afgedankte hangen.
Maar
ook vandaag is de "ajuin" in Aalst nog niet vergeten. Tijdens Aalst
Carnaval en zijn carnavalsstoet krijg je nog vaak verwijzingen naar de
Aalsterse bijnaam. ’s Maandags met carnaval is er bijvoorbeeld steeds de
zogenaamde "ajuinworp". Met de ajuinworp worden vanop het stadhuis en
enkele horecazaken aan de Grote Markt honderden snoepjes het publiek ingeworpen
met als inzet het winnen van de "gouden ajuin".
Maar
meer dan een eeuw na het ontstaan van de spotnaam is er natuurlijk al heel wat
veranderd. De jongere generaties hebben nauwelijks weet van de ooit zo
bloeiende ajuinenteelt in Aalst en omgeving, de vele ajuinvelden zijn al
decennia lang verdwenen. Dit had tot gevolg dat de jongere generatie -binnen de
eigen leefwereld- zelf op zoek begon te gaan naar een mogelijke verklaring voor
de bijnaam. Op die manier is naast de etymologische verklaring van de bijnaam
een andere versie beginnen ontstaan die nog steeds vaak doorverteld wordt.
De
spotnaam ajuinen zou volgens deze jongste interpretatie niet door de
overvloedige uienteelt van vroeger te verklaren zijn, maar veeleer teruggaan op
een eigenaardigheid van het Aalsters dialect. Ajuin zou afkomstig zijn van het
bevestigend antwoord "ha, ja hij", wat hetzelfde klinkt als de dialectische
uitspraak van het zelfstandig naamwoord ajuin. Spreek uit als [a’join].
Wat er
ook van zij, de Ajuin is niet weg te denken uit het Aalsterse stadsbeeld.
Bronnen
:
-
http://www.figy.be
- Van
Hese H., De Rivaliteit tussen Aalst en Dendermonde, vroeger en nu, Gent,
Uitgave van de bond der Oostvlaamse volkskundigen, 1962, pp 29-32
- J.
Van de Velde in J.W. Wolfs Wodana. Gent, 1843, blz.189. Overdruk in Volkskunde,
V 51892), blz. 172
- A. De
Cock, Volkskunde, XI (1898), blz. 201-203
- Van
Dale, Handwoordenboek der Ned. Taal. Den Haag - Leiden, 1925, blz. 83 i.v.
ajuin: zuidned. domkop.
- A.
Gittée, Volkskunde V (1892), blz. 158
Geen opmerkingen:
Een reactie posten