Op zaterdag 29 maart 1947 rond 16u10 brak brand uit op het dak aan de Westkant, boven de lijkdeur of hoofdingang.
Het was één van de medewerkers van apotheker Van Neck, die rook zag opstijgen uit het dak van de kerk. Na vruchteloos getracht te hebben de brandweer telefonisch te bereiken, is hij zelf naar het stadhuis gelopen om de overheden te kunnen verwittigen.
De vlammen joegen met een verschrikkelijke snelheid over het dak en na amper enkele minuten stond het heel het dak boven de beuken reeds in brand. Elkaar vertwijfeld aanstarende mensen, een paar personen die ’t stadhuis binnenlopen, en daarna al wat benen had en kon lopen, repte zich gehaast naar de kerk om ‘het spektakel’ te aanschouwen en om te trachten te redden wat er nog te redden zou vallen.
Door de nauwe straatjes was het een echte wedloop, en zonder aarzelen stormde
men de kerk binnen, beklom men de hoge altaren en begon men met de redding van
wat men nog kon redden…
Er waren geen bevelen, er was helemaal geen sprake van een ‘strak plan’, maar nog nooit ging iets sneller te werk dan dit. Als 'Oilsjteneers oon 't zelfste zjiel trekken' kan er heel wat bereikt worden, en dat was hier niet anders.
Het vuur viel
door de hoge gewelven naar beneden en toch deinsde men niet terug. Mensen liepen met een of ander manteltje of beeldje in de arm snel de kerk uit. Schilderijen zag
men de kerk uitgedragen worden.
Zowel de simpele
werkman als de deftig uitgedoste meneer, oud en jong … iedereen hielp mee.
Die dag kende Aalst rang noch kleur. Op de foto is te zien dat ook hier (we krijgen eigenlijk een identiek beeld te zien bij de brand in de Notre Dame te Parijs) het kruisbeeld de brand lijkt te overwinnen. Een teken van hierboven ? Of puur toeval ?
Nu wachtte men trappelend van ongeduld naar 'professionele' hulp. Minuten leken wel uren
te duren. Onmiddellijk na
het alarm belde de burgemeester van Aalst ook de pompiers van Molenbeek op, alsook het
Nationaal korps dat toen gekazerneerd was in de Eeuwfeestpaleizen in Brussel. Ook de brandweer van Dendermonde kwam ter versterking naar Aalst. Met welk vertrouwen en met welke verwondering de bevolking ook opkeek naar de ter hulp gesnelde brandweerkorpsen van andere steden, toch zal de vrije brandweer van Aalst een speciale vermelding bij de Aalstenaars krijgen.
Het waren allen vrijwilligers die van de eerste minuten
van de brand ter plaatse waren en met het ontoereikend materiaal waarover ze
beschikten, het onheil zochten te beperken.
Met honderden stonden ze voor de politiekordons, allen met verbeten gezichten en angstig turende ogen, turend naar de brandende toren.
Het vuur had er bijna volledig vrij spel, en het gewelf werd binnen de kortste keren gloeiend heet. Onder de enorme druk van zowel het vuur als het bluswater begon het klokkengat het te begeven.
De klok die haar vaste vorm begon te verliezen, zakte lager en
lager tot ze, gelukkig, door het klokkengat geraakte en met een oorverdovend
geraas door de marmeren vloer sloeg en in de grond verdween. De vloer was
kapot, maar het gewelf werd hierdoor wel gered !
Toen ook nog de
gevel langs de Pontstraat instortte, ontsnapte de groep die aldaar onder de
leiding van brandweerofficier De Paepe werkte, ternauwernood aan een gewisse
dood!
Over de oorzaak van deze ramp tast men nog steeds in het duister. Wel hebben
sommigen opgemerkt dat er enkele tijd voor het uitbreken van de brand, nog loodgieters
aan het werk waren op de plaats waar de eerste vlammen opsloegen.
Het parket
heeft dan ook een onderzoek geopend en de loodgieters die op het dak werkten werden
aan een verhoor onderworpen.
Het zou echter
vrijwel zeker zijn dat de brand eigenlijk te wijten was aan de erbarmelijke
toestand van de elektrische leidingen. Dit feit was reeds enkele maanden voorheen
door de kerkfabriek aan de bevoegde instanties te Brussel medegedeeld, zonder
dat een toelating kon losgekregen worden om tot herstelling over te gaan.
De vergelijking met de brand in de Notre Dame te Parijs gaat dus zeker ook hier op gezien ook daar gewag wordt gemaakt van brand als gevolgschade van werken.
Volgens de schatting van de stadsarchitect bedroeg de schade aan het gebouw en inboedel vijfentwintig à dertig miljoen Belgische frank. Een enorm bedrag.
Voor de oorlog kostte
het herstellen van de leibedekking alleen al reeds een klein miljoen, zodat men
voor de dakbedekking in zijn totaliteit zeker drie à vier miljoen Belgische
frank mag rekenen.
Toen de toren viel en de eeuwenoude eiken balken in de reuzenvlammen opgingen, was men reeds aan het spreken van heropbouwplannen.
Reeds op palmzondag van datzelfde jaar 47 namen die plannen vaste vormen aan en reeds op maandag begon men met het ruimen van het puin.
Stalen
reuzengebinten glijden de topgevel de volgende dagen tegemoet en de werklieden
op de afbrokkelende relingen, trotseerden alle gevaar.
Aalst zag ministers in zijn oude kerk, de heren Behogne en P.Struye, hoge
kerkelijke waardigheidsbekleders als kardinaal Van Roey en Mgr. Coppieters.
Allen zagen ze hoe de Aalstenaars ijverig werk aan het maken waren van de heropbouw van hun 'aa keirk'.
Een ploeg van ongeveer zestig man ruimde binnen het puin op.
Men ging de nog rechtstaande topgevel trachten te redden en indien dit niet
meer zou blijken te lukken, zou men deze slopen alvorens hij de benedenstaande
huisjes aan de Rozemarijnstraat zou kunnen verpletteren.
Het ging erom om zo snel mogelijk een nooddak te plaatsen boven de reeds zwaar beproefde gewelven, zodat het (regen-) water het werk van het vuur niet zou kunnen voltooien.
Men hoopte daarmee klaar te zijn voor de herfstregens en de winter.
Eens die
periode voorbij, zou men dan broksgewijs de definitieve daken plaatsen.
Door de brand werd de aanloop naar het hoogfeest van Pasen uiteraard sterk verstoord. Ter vervanging werd de kerk van het Begijnhof ingesteld als voorlopige parochiekerk en de kerk van de Paters Jezuïeten diende als hulpkerk.
Rond Pasen van het jaar 1948 (amper een jaar later dus!) was het dak reeds gedeeltelijk klaar en werd de kerk weer toegankelijk voor het publiek. Toch werd er nog druk doorgewerkt om de kerk opnieuw tot het mooie gebouw van vroeger te kunnen herstellen.
Er werd heel veel gedaan om deze kerk in zijn oorspronkelijke staat te brengen. De bouwvalligste delen werden gerestaureerd. Nieuwe klokken werden door de kerkfabriek besteld.
Anekdote :De meubelmakerij Leonard Van Herreweghe (gevestigd was in de Lange zoutstraat naast de huidige kippenwinkel V. D. Steen) had de eiken en deels verbrandde balken van de Sint Martinus kerk opgekocht, om er meubels van te maken. Op het moment dat deze balken in planken werden gezaagd, daverde menige vloek door de zagerij, want een vaak opkomend snerpend geluid liet verstaan dat er opnieuw een nagel werd doorgezaagd. Met alle gevolgen vandien voor de lintzaag ... en voor de oren van de arbeiders natuurlijk …
Na elf jaar en elf dagen, op zondag 16 maart 1958 zou de Sint Martinuskerk, voor het eerst na de brand, opnieuw feest vieren.
Deze 16 maart zal eveneens lang in het geheugen gegrift blijven, want die dag
werden drie splinternieuwe klokken gewijd, en dit door Mgr. Calewaert, Bisschop
van Gent.
De vierde klok
in de kerk, “Maria” genaamd, heeft de klank ‘sol’, en heeft een gewicht van 750
kilogram. Deze klok bestond reeds voor de drie vorige. Ze was gegoten uit de
oude “Martinus” klok, de klok die door de brand jammer genoeg vernield werd. Deze “Maria” klok werd gewijd op 10 november 1948 en luidde in een primitief torentje,
gelegen langs de kant van de Pontstraat.
De Aalsterse brandweer
gaf in 1997 een kalender uit met foto's van de brand (’t was eens iets anders
dan de naaktkalenders die tegenwoordig vaak door de spuitgasten verdeeld
worden) en ondertussen zijn ook nieuwe restauratiewerken volop aan de gang.
Nog enkele foto's van deze ramp :
Instorting toren : toen was 'm er nog ... |
Instorting toren : … en toen niet meer ... |
Bronnen :
- Heel deskundige uitleg van de stadsgids tijdens een rondleiding op werelderfgoeddag.
- Foto's : madeinaalst.be … voor meer foto's over deze ramp, ga gerust een kijkje nemen : madeinaalst.be / sint Martinus / brand
Geen opmerkingen:
Een reactie posten