Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

zaterdag 6 november 2021

Carnaval : Vieringen in de 2e helft van de 20ste eeuw

Jaar na jaar werd de stoet langer: in 1950 waren er al drieënnegentig groepen, waaronder slechts vier Aalsterse (de Jacquetten, de Exentrieken, Kunst en Vermaak en de Ware Gilles). De roep om maatregelen klonk steeds luider. Aalst besefte dat het gebrek aan eigen kwaliteitsvolle groepen de toekomst van carnaval ondermijnde

In 1952 scheef apotheker Marcel De Bisschop een originaliteitsprijs uit. De Aalsterse groep met de meest spitsvondige spot kreeg tweeduizend frank. Henri Van de Perre, penningmeester van het feestcomité, spoorde de Aalstenaars aan groepen te vormen en deel te nemen aan de stoet om carnaval een door en door Aalsters karakter te geven.

Het feestcomité dacht er al in 1951 aan in Aalst een prins carnaval aan te stellen: een feestleider aan wie voor de duur van de festiviteiten het symbolische burgemeesterschap zou worden verleend. 

Ter gelegenheid van de vijfentwintigste officiële stoet, stelde het feestcomité in 1953 de eerste prins aan. Dat was Robert Renoncourt, voorzitter van de Exentrieken. De man kreeg de titel Kakalaki I, omdat hij in zijn stoffenhandel kakistoffen steevast als kakalaki-stoffen bestempelde. 

Nog een belangrijke nieuwkomer in de stoet van 1953 was het Ros Balatum. Dit Aalsterse reuzenpaard werd gebouwd als een knipoog naar het Dendermondse Ros Beiaard, dat van onder het stof werd gehaald naar aanleiding van de vijfhonderdste verjaardag van het gemeentehuis.
Het Ros moest de oude rivaliteit tussen Aalstenaars en Dendermondenaren de nodige luister bijzetten. Balatum verwijst naar de onverslijtbare vloerbekleding waaruit het paard werd gemaakt. 
Het dier werd gebouwd door carnavalsgroep De Lustige Pombiers (Philippe Cammu, Gaston Cuvelier, Gustaaf De Bruecker, Frans De Donder, Georges De Schrijver, Felicien De Vulder, Maurice Lievens, Frans en Roger Van der Schueren, Gaston Van Miegem en Emiel Van Royen).
In 2005 werd het Ros Balatum voor zevenduizend euro gerenoveerd door Pieter Van der Maelen.

Nog in 1953 kreeg het Feestcomité meteen kritiek op de beslissing van een prins carnaval aan te stellen. 
De kritiek kwam vooral van gekende carnavalisten, zoals Pierre De Winter, net omdat deze prins werd aangesteld zonder enige inspraak van het Aalsterse volk. 
Het Feestcomité gaf toe, maar wou de Prinsenverkiezing niet zelf organiseren. De organisatie in 1954 werd daardoor in handen genomen door Gustaaf De Stobbeleir en de Verbond der Vaderlandslievende Verenigingen.
Het feestje was in zaal Madelon op de Grote Markt. 

Frans De Boitselier, die het opnam tegen ajuinboer Albert Verbestel, werd de eerste verkozen Aalsterse prins. Het Feestcomité zou de verkozen Prins wel erkennen als de officiële Prins Carnaval van Aalst.

In 1955 steeg het aantal Aalsterse groepen naar 17, maar de kwaliteit was niet hoogstaand. Hierdoor besliste het Feestcomité in 1957 om strenger te controleren en groepen die niet voldoen te weren uit de stoet.

Ondertussen hadden de Aalsterse groepen zich verenigd in de 'Vereniging der Aalsterse Komische Groepen'. Deze vereniging overhandigde meteen aan het Feestcomité hun 12-puntenprogramma voor meer inspraak en een betere samenwerking en een vlottere communicatie tussen de organisatoren en carnavalsgroepen. Het Feestcomité gaf niet veel gehoor aan de vereniging, die een stille dood stierf.

De Aalsterse groepen verenigden zich opnieuw in 1968. Ditmaal in het Aalsters Karnaval Verbond. De groep eiste van het Feestcomité om een stoet te organiseren die enkel uit Aalsterse groepen bestond. Het Feestcomité ging hier meteen op in, de stoet van 1969 telde 22 Aalsterse groepen en 12 fanfares. Voortaan zou de stoet exclusief Aalsters zijn.

In 1959 richtte voorzitter Gilbert Claus een speciale 'Werkgroep voor carnaval' op, om nieuwe initiatieven toe te voegen aan de traditie van carnaval. 

Onder zijn leiding besloot het feestcomité in 1960 het carnaval grondig te vernieuwen. In de kelder van het Schepenhuis werd als start van de feestperiode een driekoningenfeest georganiseerd. 
Een andere nieuwigheid was de ajuinworp, voor de aanvang van de maandagstoet die in 1957 voor de eerste keer werd ingericht. 
Tot slot werd op dinsdagavond een grootse slotapotheose georganiseerd: met de popverbranding werd carnaval symbolisch verbrand.

De eerste vastenavondpoppen werden van stro gemaakt door Pierre De Winter, handelaar in carnavalsartikelen. Vanaf de jaren zestig werd de pop gebouwd door onder andere Gustaaf D'Hondt en Hendrik De Neve, werklieden van de stad Aalst. Voor de aankleding van de pop gebruikten ze materiaal van 'Winterken', die daarvoor werd betaald met bakken bier.
Aan het einde van de jaren tachtig werd de pop gedurende een drietal jaren ontworpen door Jo Beeckman. Sinds de jaren negentig wordt er een wedstrijd uitgeschreven onder de carnavalsgroepen. De winnende groep maakt de pop en wordt hiervoor vergoed door het stadsbestuur.

In 1961 werd de organisatie van de prinsenverkiezing overgenomen door het feestcomité. De wedstrijd veranderde hierdoor van een kostuumwedstrijd naar een wedstrijd waarbij de spraakvaardigheid belangrijker werd. Karel De Naeyer werd in 1961 uitgeroepen tot prins en kreeg gezelschap van Anny Van der Poorten, de enige ooit verkozen textielprinses van Aalst. Tussen 1962 en 1979 werd zij opgevolgd door een bloemenfee.
Jean-Paul De Boitselier en Kamiel Sergant maakten van de prinsenverkiezing een typisch Aalsterse avond. Het spotten met de lokale politici en het zingen van carnavalsliedjes in het Aalsters dialect zijn sinds de jaren zestig vaste ingrediënten van een geslaagd optreden.

Het ongenoegen over het groot aantal niet-Aalsterse en buitenlandse groepen bleef groeien. Toch groeide ook het Aalsterse karakter van de stoet omdat jaar na jaar meer Aalsterse groepen, die plaatselijke mistoestanden hekelden, in de cavalcade meeliepen. In 1965 kwam al bijna de helft van de deelnemende groepen uit eigen stad.
De opmars van de Aalsterse groepen kreeg een flinke duw in de rug door de oprichting van het Aalsters Karnaval Verbond (AKV) in 1968. 
Eens te meer was Marcel De Bisschopde drijvende kracht. Het AKV verdedigde de belangen van de Aalsterse carnavalsgroepen en eiste dat het feestcomité ervoor zou kiezen een stoet te realiseren met enkel Aalsterse groepen.
Aan deze laatste eis werd vrijwel onmiddellijk tegemoet gekomen: de stoet van 1969 telde 22 Aalsterse groepen en 12 fanfares. De stad koos voor een unieke Aalsterse stoet, pittig en attractief, maar bovenal met een eigen karakter. 

Het concept bleek succesvol. In 1970 schreven acht nieuwe Aalsterse groepen zich in, vrijwel allemaal met een zelfgebouwde praalwagen.

Aan de vooravond van de 42ste stoet brak paniek uit in de werkhallen in de Schoolstraat. De wagen van de Kaloeterkabassen vatte vuur en werd voor een groot deel vernietigd. In een geest van solidariteit schoten de Aalsterse carnavalsgroepen hun onfortuinlijke collega's ter hulp. Met man en macht werd de wagen 's nachts heropgebouwd. De volgende dag waren de Kaloeterkabassen paraat. Met een draak als praalwagen trokken ze door de stad.

Toen Kamiel Sergant in 1970 voorzitter van het AKV werd, was het tekort aan werkplaatsen voor de groepen het belangrijkste probleem. Door de sluiting van de stadswerkhallen in de Schoolstraat dreigden de groepen op straat te staan. Na protestacties van de carnavalisten werden leegstaande fabriekshallen aan de Hertshage ter beschikking gesteld van de dakloze verenigingen. In 1979 namen ze hun intrek in de oude Couverturehallen in de Weggevoerdenstraat. 

Op 17 juni 1971 werd in Aalst een nieuwe gillesvereniging opgericht: "De Aalsterse Gilles". Bij hun eerste deelname in 1972 aan de stoet telt de groep 19 gilles en 13 muzikanten. Een jaar later liepen reeds 28 gilles, 18 muzikanten, 6 appelsiendragers en 1 ceremoniemeester mee. In 1974 dansen "De Aalsterse Gilles" hun eerste "bezemdans". 
Bij de organisatie van de vijftigste officiële carnavalstoet in 1978 werd van gerenommeerd carnavalist en voorzitter van "De Aalsterse Gilles" Gustaaf De Stobbeleir een reus meegedragen.

Frans Wauters, de voorzitter van het F.C. deelde eind jaren ’70 de mening van Kamiel Sergant, voorzitter van het AKV, die zei dat Aalsterse groepen eigenlijk niks te zoeken hadden in stoeten van andere steden omdat ze al meer dan genoeg subsidies kregen van de stad. In 1978 werd het de Aalsterse groepen zelfs volledig verboden om nog deel te nemen aan stoeten buiten Aalst.

Marcel De Bisschop, schepen van Feestelijkheden, was het echter niet eens met Kamiel Sergant en de nieuwe regel van het Feestcomité. Marcel zette het Feestcomité hierbij onder druk om deze regel opnieuw te schrappen, wat tot een conflict leidde met Kamiel Sergant. Het Feestcomité zwichtte voor de druk van Marcel De Bisschop, wat o.a. tot het ontslag leidde van Kamiel Sergant bij het AKV.

Marcel De Bisschop zei later in een dagblad dat dankzij de PVV de Aalsterse groepen hun vrijheid terug gekregen hadden. Frans Wauters voelde zich echter verraden door Marcel en zei later dat hij tijdens zijn voorzitterschap nooit op steun van Marcel had kunnen rekenen. Frans Wauters kreeg openlijk steun van zijn partijgenoten Gracienne Van Nieuwenborgh en Roger D'Hondt, maar hij voelde zich niet meer gesteund door de rest van het schepencollege.

De eerste die het klassieke stramien van de prinsenverkiezingen doorbrak was Robert 'Bob' Van den Berghe, die in 1975 prins werd. Om zeker te zijn van voldoende steun werkte hij een hele campagne uit en verzekerde hij zich op de verkiezingsavond van de stemmen van de carnavalisten uit omliggende steden en gemeenten. Ondanks zijn minder geslaagde playbackshow haalde hij de titel binnen, ten nadele van de favoriet François Van Oost. De verliezende partij ging niet akkoord met de uitslag. De vuisten werden gebald en een uur lang dreunde het boegeroep door de Keizershallen. Het weekblad De Voorpost kroonde de nieuwe prins carnaval tot prins Ambras I.

Een nieuw jammer feit stak de kop op, en dat reeds vanaf eind jaren ’60.
De voil Janet dreigde uit het straatbeeld te verdwijnen. In 1976 liepen er amper nog voil jeanetten rond tijdens de carnavalsdagen. Heel wat oudere carnavalisten betreurden dit en verweten de jonge generatie meer oog te hebben voor nieuwe mooie kostuums dan voor de traditie. "Iedereen wil liever mooi gekleed zijn, verwijten is er haast niet meer bij, het is allemaal zo vulgair zeggen ze. Ze nemen zichzelf te veel au sérieux, ze voelen zich ver boven het gewone volk verheven en halen de neus op voor het volkse feest dat carnaval is".

Toch slaagde het feestcomité er in de voil jeanet nieuw leven in te blazen. In de loop van de jaren tachtig steeg de populariteit van de Aalsterse carnavalsfiguur opnieuw. 

In 1985 voerde het Feestcomité in en rond Aalst een promotiecampagne met een autobus. Het Feestcomité schafte hiervoor een oude legerbus aan, wat goedkoper uitkwam dan 40 aanplakborden.
Het Feestcomité stond zelf in voor het vervoer en promootte zo de Aalsterse activiteiten in de deelgemeenten en verschillende andere gemeenten. Ook de verkoop van carnavalsattributen gebeurde in de promotiebus.
De bus kwam echter al meteen in het nieuws met een ongeval; een paar weken na de ingebruikname botste de bus op de gevel van een huis.

In 1986 stelden de Gilles nieuwe zelfgemaakte hoeden en nieuwe gouden maskers voor

De populariteit van de Voil Janet kreeg een serieuze deuk. Na exhibitionistische obsceniteiten en grove incidenten met slachtafval in de stoet van 1991 schreef Het Nieuwsblad verontwaardigd: "Een Aalsterse voil jeanet is haar hele geschiedenis lang steeds een wat stekelig, maar steeds goedaardig personage geweest en niet het prototype van platte vulgariteit".

Het stadsbestuur en het feestcomité beloofden maatregelen en zetten acties op het getouw ter promotie van de "proeper voil jeanet". De figuur werd het logo van Aalst Carnaval en de leuze "Me moi giënen ambras, want ik ben een voil jeanet mei klas" raakte snel ingeburgerd.
Tegen het midden van de jaren negentig was de figuur uitgegroeid tot het symbool van Aalst Carnaval. De gedroogde haring in een vogelkooi, de lampekappen, de vellen frakken, de kapotte netkousen en de nepborsten zijn de attributen bij uitstek voor de Aalsterse prinsessen-voor-één-dag.

Na nieuwe klachten over onveilige werkomstandigheden in de werkhallen aan de Couverture, loste het stadsbestuur in 1995 ook dat probleem definitief op. Aan de Hoge Vesten werden nieuwe en goed uitgeruste carnavalswerkhallen gebouwd.


Voor de hele geschiedenis : 


Voor andere carnavalsartikels :  Carnaval


Bronnen 
 
- 'van oeveraal een betjen' ...  gaande van persoonlijk archief (oude spreekbeurten, ...), tot artikeltjes in de lokale pers (veel te veel en te gedefragmenteerd om op te noemen).
- gesprekken met 'kenners'
- MadeInAalst

Geen opmerkingen:

Een reactie posten