Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label parken en pleinen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label parken en pleinen. Alle posts tonen

donderdag 14 oktober 2021

Isidoor Bauwens - Bauwensplein - Fabrieksplein - Botanikken Hof

Het Bauwensplein, op een steenworp van het station, is bij de Aalstenaars beter bekend als ‘den Bottanikken hof’.

Deze oude benaming dateert nog uit 1866 toen de stad hier een plantsoen aanlegde ter verfraaiing van de stationsomgeving. Het plein bleef, de benaming ook, hoewel er ondertussen al een Fabrieksplein was en een Bauwensplein is. Vergelijk een beetje met de fabrieken van Tereos die tot het einde der tijden 'den Amylum' zullen blijven genoemd worden. 


Isidoor Jozef Bauwens (°9/3/1855 - +9/10/1918) was op en top een geboren en getogen Aalstenaar en bovendien een erg veelzijdig man (zoals de meeste stadsgenoten zeker …)


Hij was de jongere broer van de Evarist (de ‘Vlaamse Jezuïet’) en van Gustaaf Bauwens en liep school aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Daarna ging hij aan de Katholieke Universiteit Leuven studeren. 
Tijdens zijn studententijd was hij secretaris van het Taal- en Letterlievend Studentengenootschap ‘Met Tijd en Vlijt’. 

Na schitterende studies en zijn promotie tot ‘doctor in de geneeskunde’ (Leuven, 1880) vestigde hij zich als arts in Aalst en kreeg al heel snel heel wat naambekendheid. 
Al heel snel stond hij heel hoog aangeschreven en had hij een uitgebreide praktijk.  De dokter bezocht zijn patiënten met paard en koets, steeds piekfijn uitgedost, en stond bekend om zijn uitstekende kennis. 

Hij werkte mee aan wetenschappelijke congressen en schreef verschillende erkende studies. Daar schreef hij bijvoorbeeld werken met de ronkende titels ‘Beschrijving van rouwplechtigheden bij de meeste volkeren’ (1888), ‘De lijkbehandeling bij de Christene volken’ (1892) en ‘Het alcoholisme’ (1900)

Hij was voorzitter of lid van praktisch alle verenigingen in het Aalsterse die begaan waren met kunst, toneel of om het even welke andere vorm van ‘cultuur’. 
In 1902 werd hij de eerste voorzitter van de 'Oost-Vlaamse oud-hoogstudentenbond' én de eerste van de 'katholieke Vlaamse oud-hoogstudentenbonden' die later in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging nog een belangrijke rol zouden spelen. 

Isidoor huwde met Maria De Cock.  

Hij werd ook politiek actief en was gedurende een aantal jaren gemeenteraadslid en schepen van onderwijs in Aalst. Uit die periode onthouden we vooral een opmerkelijke redevoering van hem waarin hij pleitte voor "gezonde en gemakkelijke straten, onderaardse goten, het kasseien der straten en voetpaden…" … iets wat tegenwoordig nog steeds brandend actueel is eigenlijk …

Tevens was hij literator en schreef voornamelijk toneelstukken, waaronder ‘Hertog Filips’ (een blijspel uit 1894), ‘Twee tijgerinnen’ (een treurspel uit 1897) en zijn meest gekende ‘Iwein van Aalst’ (historisch toneelstuk uit 1906).

Alsof dat nog niet genoeg was, was hij ook nog eens erevoorzitter van toneelgezelschap ‘Het Land van Riem’, luitenant-geneesheer van de brandweer van Aalst, lid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde en dus ook nog voorzitter van het 'Oost-Vlaamse Katholiek Vlaamsch Oud-Hoogstudentenverbond'.

Hij schreef ook een "Nederlandsch Woordenboek en kunstwoordentolk der geneeskunde, heelkunde, artsenijibereidkunde en hulpwetenschappen, Meestal afleidend en vertalend, veelal verklarend en beschrijvend".
Althans, hij was er aan begonnen vol goede moed. 
Vijftigduizend (50 000 !) artikels werden voorzien en bij het begin van de oorlog in 1914 waren reeds 18 afleveringen verschenen. Dat stond gelijk met 864 pagina’s. 

De oorlog, ziekte en dood van Bauwens in 1918 maakten een einde aan dit groots opgezette project. Het haalde dus ‘maar’ de letter ‘D’ tot het woord ‘Didesmus’.

Hierbij een artikeltje naar aanleiding van zijn overlijden zoals het verscheen in het Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde. 


In Aalst werd het vroegere Fabrieksplaats naar hem vernoemd. 
De namen 'Fabriekstraat' en ‘Fabrieksplaats’ waren trouwens ontstaan door de toenmalige aanwezigheid van een tabaksfabriekje. 


De Fabrieksplaats lag, samen met de Vooruitgangstraat, op een vroeger eigendom van de familie Cumont-Declercq die in 1839 startte met een garentwijnderij in Aalst. De straat behoorde toe tot de aanleg van de stationswijk als verbinding van de vroegere Koophandelstraat en het vroegere Fabrieksplein.

Deze plaats werd door de stad aangekocht om er een openbaar plein en straat aan te leggen die zou uitlopen op het Stationsplein. 
Een eerste groenvoorziening werd voorzien in 1866, het plein werd geplaveid in 1870.

In 1914 werd een aanvraag gedaan tot het inrichten van een cinema in de gebouwen van de oude tabaksfabriek. 

In ‘Verscheurd Jeugdportret’ beschrijft onze Aalsterse schrijver L.P. Boon een hevige brand in de 'Cinema Botanique'. 
Hijzelf zou zich in de zaal bevonden hebben op het ogenblik van de brand. Echter, blijkbaar heeft zijn fantasie hier ook weer eventjes meegespeeld (zoals wel vaker gebeurde bij Louis) want er zijn geen duidelijke aanduidingen of getuigen te vinden van een mogelijke brand. 
Waarschijnlijk heeft het ergens anders wel degelijk gebrand, en heeft Louis dit geprojecteerd / geromantiseerd naar de bewuste cinema en zijn eigen leefwereld.

Het was op de Gemeenteraadszitting van 6 juni 1922 dat het voorstel geopperd werd om de Fabrieksplaats te herdopen naar de Isidoor Bauwensplaats. Tegelijkertijd werd ook voorgesteld om de Vooruitgangstraat in het vervolg de Gustaaf Papestraat te noemen.  De Vooruitgangstraat bleef de Vooruitgangstraat maar het was in 1927 dat de Fabrieksplaats wél officieel veranderd werd in het Bauwensplein. 

Het was in 1974 dat Oud schepen Gustaaf De Stobbeleer de aandacht vestigde op het bordje ‘Bauwensplein’. 

'Bauwens' ?
Eigenlijk een nietszeggende aanduiding omtrent de figuur naar wie het plein werd vernoemd. 
Terwijl andere straten en pleinen een volledige naam kregen (Dr. André Goffaertstraat, Dr. Karel De Moorstraat,…) moest deze dokter het doen met enkel de familienaam. 
De man verdiende beter, hoewel zijn naam enkel vrijwel nog de oudere Aalstenaars aansprak. 


In 2016 werd het pleintje volledig heraangelegd

Zowel het plein zelf als de rioleringen eronder waren meer dan dringend aan vernieuwing toe. 
Ook de Fabriekstraat en de Vooruitgangstraat werden toen volledig heraangelegd. 


In samenspraak met de buurt tekende de stad een ontwerp uit voor de heraanleg. Het ontwerp baseerde zich op de 19e -eeuwse visie van architect Jean-Pierre Cluysenaar, de man die trouwens ook instond voor de plannen van ons station. 

Het Bauwensplein lag eigenlijk op het snijpunt van 2 diagonaal lopende assen en dat bleef zo, ook na de werken. 
Het snijpunt werd opnieuw het midden van het plein, het bloemenperkje dat zich er bevond verdween, en ditmaal werd het plein verfraaid met een fontein als blikvanger. 

Symmetrie werd dus het sleutelwoord van het ontwerp. 

Rekening houdend met de bijnaam 'den botanikken hof' werd er een ietwat aparte groenaanleg uitgevoerd met een prairietuin.
Rond het middengedeelte met fontein kwamen 4 groenzones. 
Deze liggen iets hoger dan het plein zelf zodat men ook kan zitten op de keermuur of op de zitbanken.

Een prairietuin is een verzameling van vaste planten, bloembollen en grassen zoals deze voorkomen in Noord-Amerika. 
Daarbij werd ook in elk van de vier groenvakken één Magnoliaboom aangeplant met rondom hagen.


Magnolia’s dragen officieel de Nederlandse naam ‘beverboom’. Dit komt omdat vroeger gedacht werd dat de magnolia het lievelingsvoedsel was van de bever. Soms wordt de Magnolia ook ‘tulpenboom’ genoemd omdat de bloemen van een aantal magnolia’s wel wat weg hebben van het bekende bolgewas.

Enkele kenmerken van een prairietuin zijn dat hij het hele jaar door kleurrijk blijft, en waarbij de kleuren variëren met de seizoenen. Een dergelijke tuin is een ideale verblijfplaats voor bijen, vlinders en andere insecten en is bovendien onderhoudsarm. 
Enkel in maart dient er één maal gemaaid te worden, voor het overige is er nauwelijks onderhoud nodig.

“De aanleg van een prairietuin vergt héél specifieke groenkennis” zei toenmalig schepen Ann Van de Steen . “Daarom schakelen we een gespecialiseerde firma in voor het ontwerp en de aanleg van deze prairietuin. De vermoedelijke kostprijs wordt geraamd op 10.200 euro, exclusief hagen en bomen. Dit is duurder dan een klassieke groenzone met lage beplanting, maar deze meerkost wordt grotendeels gecompenseerd door het beperkte onderhoud dat de tuin vraagt.”


Ook voor de minder mobielen en voor kinderwagens werd het plein vlot toegankelijk. Om het plein meer ruimte te geven werd de verkeerslus errond doorgeknipt. 
De Cumontstraat, de Fabriekstraat en de Veldstraat werden éénrichtingsstraten waardoor er minder doorgaand verkeer en 'parkeerzoekverkeer' kwam in de buurt. Het aantal parkeerplaatsen bleef wel behouden, maar ze werden anders ingeplant.

Het plein zag er in elk geval na deze opfrisbeurt heel wat gezelliger uit. 

Jammer genoeg is de liefde voor de eigen stad niet bij iedereen even groot en laat men toch zomaar afval achter.
In april 2021 bijvoorbeeld - in het midden van de coronacrisis - deden het Statieplein en het Bauwensplein dienst als openbaar terras, en werd heel wat vuil achtergelaten. Het ging hier niet over één achtergelaten blikje, maar wel over zakken vol. 
Op het Esplanadeplein werd in diezelfde periode trouwens een hele zetel (!) achtergelaten (misschien omdat dat in dat jaar met carnaval niet kon).

In elk geval, als jullie nog eens aan 'den Botanikken Hof' voorbijkomen, denk dan eens aan Dokter Isidoor Bauwens, een groot man die het moet stellen met het naamplaatje 'Bauwens' ...



Bronnen

Nederlands tijdschrift voor Geneeskunde, 18/01/1919
Aalst Nieuws 03/04/2016
HLN 03/03/2016
persregiodender.be 07/03/2016 – 09/12/2013
De Volksstem 08/06/1922
De Gazet van Aalst 16/11/1974
De Voorpost 15/11/1974
Foto 1975 Vlaamse Gemeenschap file 245798
Foto 2016 Goeiedag 30/03/2016
Postkaart Fabrieksplaats via MadeInAalst

woensdag 4 december 2019

De Grote Markt

Onze Grote Markt (Groeite Mert) was reeds in de Romeinse tijd het middelpunt van verschillende straten. Toen de oude Vismarkt te klein werd als handelsplaats, verhuisden de marktaktiviteiten in de 12e-13e eeuw naar hier. 
Aanvankelijk werd de Grote Markt gewoon benoemd als ‘de markt’ ('de Merckt') 
Het woord 'Grote' (toen nog met twee o's) werd pas later toegevoegd om een onderscheid te kunnen maken met andere markten, zoals bijvoorbeeld de Oude Vismarkt, de Houtmarkt, de Graanmarkt en nog later de Hopmarkt, de Vee (vie) markt, enz. 


De Grote Markt is gekend als het hart van de stad en bestaat uit een middenplein (met een kleine uitbreiding tot het Rozemarijnstraatje ‘het gat van de mert’), het belfort (‘den tettentoeren’) met beiaard en het schepenhuis (‘’t landhois). Ook het standbeeld van Dirk Martens (‘de zwerte maan’), de Graaf van Egmont (‘de koont’) en de Beurs van Amsterdam (‘de bezze’) zijn trekpleisters en worden heel vaak gefotografeerd. Door op de betrokken namen te klikken worden jullie doorverwezen naar pagina's met meer details hierover.

Het was ook de bedoeling dat hier een standbeeld zou komen van Jan de Lichte, de beroemde (beruchte) rover zou komen (op de plaats waar nu het beeld van Dirk Martens staat trouwens), maar dat zag de gemeenteraad niet zitten omwille van het ‘moeilijke verleden’. Zottegem wees om dezelfde reden het beeld af, en uiteindelijk is het terechtgekomen aan het Antwerpse gerechtsgebouw.
Jan de Lichte is in die zin ‘belangrijk’ om hier te vermelden omwille van het feit dat hij hier op de Grote Markt gevangengezeten heeft (in het belfort), en later ook hier aan zijn einde kwam op het schavot.

Meer hierover is te lezen HIER

Het is op deze plaats dat reeds sinds de Middeleeuwen markt gehouden wordt.

Het ‘gat van de mert’ waarvan hierboven al even sprake is trouwens ook een van oorsprong middeleeuwse benaming, en omvat eigenlijk het bovengedeelte van de Molenstraat (omtrent Juwelier Zwitserland) en gaande tot aan het Rozemarijnstraatje.

De 'grand chic' van Aalst bouwde in de loop der eeuwen heen enorm grote huizen rond de Grote Markt. Archeologen die hun beerputten uitgroeven, ontdekten echter dat ze niet zo rijkelijk leefden als wij wel zouden denken als we naar de status van de huizen kijken.

In het voorjaar van 1999 (van 12 april tot eind mei) werd archeologisch onderzoek uitgevoerd op de binnenkoer van het voormalige stadhuis (landhuis). Het voorste deel van de rechtervleugel van dit gebouw zou volledig worden herbouwd om er de dienst ‘Burgerlijke stand’ in onder te brengen. Twee sleuven, één aan de zijde van de binnenkoer en één in de kelder van het bestaand gebouw werden uitgegraven, en bij dit onderzoek kwamen verschillende putten aan het licht.

De oudste putten waren kuilen die als beerput dienst deden. Aan de hand van de keramiek die in de omgeving gevonden werd, konden ze gedateerd worden in de 2de helft van de 12de eeuw, ten laatste in de vroege 13de eeuw.

Naast de keramiek bevatte ze ook dierlijk bot, zaden en vruchten, hout en leer. De bekomen informatie is belangrijk want daarmee zijn ze ook meteen de oudste aanwijzingen van bewoning aan de Grote Markt die toen net buiten de oudste stadswal lag.

De recentste beerput die werd aangetroffen, was een bakstenen exemplaar van bijna 5 m lang en 1,5 m breed. Hierin werd veel glas en aardewerk teruggevonden, onder andere 3 volledige kamerpotten. Er kwam ook een volledige schoen in leder uit. In totaal een vulling van 250 stuks, die gedateerd worden tussen de 2e helft van de 15e eeuw en 1ste helft van de 16de eeuw.

Het onderzoek van de vondsten leverde heel wat boeiende informatie op over de leefcultuur van de bewoners van deze huizen op de Grote Markt. De diversiteit aan vondsten was zoals al vermeld groot: gebroken kookpotten, volledige kamerpotten die bij het ledigen per toeval in de put gesukkeld waren, glazen drinkbekers, een ijzeren braadpan, munten van Karel V, lederen schoenen en een ,,stillegang’’, een soort pantoffel voor binnenshuis, glas in lood, houten duigen van een kuip enz.

Ook werd er een enorme hoeveelheid voedselafval teruggevonden, zowel van dierlijke als van plantaardige oorsprong, en het is aan de hand van de zaden en vruchten dat kon vastgesteld worden dat zich in het afval geen uitzonderlijk dure fruit- en groentesoorten bevonden. Ook de resten van kruiden (wat prijzige producten waren in die tijd) waren eerder schaars.

Het microscopisch onderzoek van de stuifmeelkorrels in deze beerput gaven een gelijkaardig beeld. Wel werden pollen teruggevonden van de Cistus ladanifer, een plant uit het Middelandse Zeegebied waarmee men in de Middeleeuwen reukappels, reukbollen en welriekende paternosters maakte. 
Er kon ook worden vastgesteld dat de Aalsterse families langs de Grote Markt voornamelijk zoetwatervis aten. Dure soorten karpers, snoek of steur ontbraken en de gegeten zoetwatervis was meestel van eerder kleine visjes. Zeevis diende in die tijd aangevoerd te worden en was dus duurder door de transportkosten, en ook dit product kwam dus slechts in bescheiden mate voor.

Eén van de vragen die de archeologen, waaronder Jan Moens, bezig hield, was wie deze beerput gebruikt had. In het stedelijk archief werden de 'Wettelijke Passeringen' of 'Schepenboeken' doorplozen om te kijken wie er rond 1500 op deze plaats op de Grote Markt woonde. Adellijke families zoals De Lannoy, de heren van Fresnoy en de hoge geestelijken zoals de abt van Affligem hadden er bezittingen en ook Dieric Martens, grootvader van de drukker Dirk Martens, woonde er.

Eveneens kon achterhaald worden dat zich op de plaats van het huidige stadhuis oorspronkelijk een drietal huizen bevonden: ,,De Borse, De Valcke en De Slotele’’. Deze werden door een poort gescheiden van een ander huis ,,De Lelye’’ die zich in ,,de kele’’ of ,,het gat’’ van de markt bevond. 
In de oude archiefteksten kon worden gelezen dat er zich een ,,messinck’’ bevond op ’’tplaetsken’’ die gemeenschappelijk gebruikt werd door de bewoners van De Slotele, De Valcke en de Lelye. 
Naast het eigenlijke archeologische onderzoek op de binnenkoer van het stadhuis, werden ook de kelders van het voormalige stadhuis onder de loep genomen.

Tot verbazing van de archeologen kon worden vastgesteld dat de kelders van de hierboven opgesomde laatmiddeleeuwse huizen, nog vrijwel intact bewaard zijn en zo gezamenlijk de huidge kelderruimte van het stadhuis vormden!

De economische groei en commerciële ontwikkeling, zowel in de landbouw als in de handel, gingen vanaf de 11de eeuw gepaard met een bevolkingsgroei, zowel op het platteland als in de steden. De ligging aan de Dender, de aanwezigheid van de belangrijke handelsweg Brugge-Keulen en de bescherming van de Burcht zijn enkele redenen waarom zich rond het Zelhof en de Sint-Martinuskerk een omwalde nederzetting gevormd heeft. 
De oudste markt van Aalst, met name de vismarkt, de aanwezigheid van een haven (de Werf) en de ontluikende scheepvaart op de Dender, ... het zijn slechts enkele facetten die het toelaten Aalst als een handelsstad in wording te kunnen definiëren. 
In 1174 kreeg Aalst overigens stadsrechten, waardoor de stad voorgoed stedelijke autonomie verwierf.

In de loop van de 12de eeuw leidde deze evolutie tot de stichting van een nieuw handelscentrum ter hoogte van de huidige Grote Markt, net buiten de toenmalige stadsgrens. Rond de markt verrezen de belangrijkste burgerlijke gebouwen van Aalst. De Burcht verloor haar centrale positie ten voordele van het stadhuis, en de inrichting van het nieuwe marktplein en de aanleg van een derde omwalling (na het Zelhof en de Burcht) bewijzen de groei van de stedelijke nederzetting in de late Middeleeuwen. 
Het Aalsterse stratenpatroon is tot op de dag van vandaag trouwens nog steeds gekend als 'de Wallen'. 
Aalst dankte overigens een groot deel van zijn economische bloei sedert het einde van de 12de eeuw aan de lakennijverheid. Tegen het eind van de 15de eeuw werd de bouw van een grote stevige vestingsmuur voltooid en tegen het eind van de volgende eeuw was de stadsomwalling volledig in steen opgetrokken. Aalst kreeg voorgoed haar statuut van besloten stad (een omwalde stad) en zo evolueerde de stad van een landbouwnederzetting naar een bloeiende keizerlijke stad.

We doen ‘een toerke’ op de Grote Markt 

Een eerste gebouw is ‘De Graaf van Egmont’, bij de Aalstenaars beter gekend als ‘De Conte’of 'De Koont''.
Op dit hoekpand van Grote Markt en Kattestraat lag het eerste zogenaamde "Gravensteen" of "Grauwensteen", het eerste Landhuis van Aalst.
Dit gebouw werd verlaten begin 16de eeuw toen het 'nieuwe' landhuis werd ingericht in de zogenaamde "Rooze" op de hoek Grote Markt-Lange Zoutstraat.
Over de Graaf van Egmont is HIER meer te lezen.

We draaien even rond en komen uit bij de ‘Borse van Amsterdam’, ver den Oilsjteneer ‘de Bezze’.
De naam “Borse van Amsterdam” verwijst naar de stopplaats van de postkoetsen tussen Rijsel – Amsterdam.
Over De Borse van Amsterdam is HIER meer te lezen. 

De grootste hap op de Grote markt vinden we in de combinatie Belfort – schepenhuis – gebiedshuisje. Hoewel de meeste mensen het hele gebouw aanschouwen als ‘belfort’ is eigenlijk slechts enkel de toren die naam waardig.
Over dit complex is HIER meer te lezen.

Voor het gebouw vinden we het beroemde standbeeld van Dirk Martens terug.
Over het beeld en de persoon is HIER meer te lezen.

Het volgende indrukwekkende gebouw dan. Het landhuis, dat we eigenlijk allemaal beter kennen als het oud stadhuis

Toen het landhuis 'De Rooze' te klein werd, kochten de wethouders de gronden op om er een nieuw gebouw op te zetten. De bouw hiervan werd afgerond in 1646.
Naast vergaderzalen waren hier ook slaapkamers voorzien voor de baljuws, de burgemeester, de griffier en de ontvanger van Geraardsbergen.

Er werd een nieuw gebouw opgetrokken langs de kant van de Grote Markt, want sedert 4 november 1803 werd de bestemming van het gebouw veranderd van Landhuis naar Stadhuis.
De nieuwe voorbouw van het stadhuis verving de oude in 1830.

De prachtige voorgevel langs de marktzijde werd opgetrokken rond 1830 onder leiding van de Gentse architect Louis Roelandt.
Achter de gevel, versierd met stadswapen, bevindt zich over de twee verdiepingen de stadsfeestzaal. (niet toegankelijk voor publiek).
Rond de binnenplaats bevinden zich nog steeds de gebouwen in rococostijl van het voormalige landhuis en daarachter bevindt zich de Hof van het stadhuis. Deze kreeg door de loop der jaren verschillende functies. De mooie tuin (tegenwoordig grotendeels parking) was ooit een proeftuin voor landbouwers, een openluchttheater. In 1969 werd het een parking voor het stadspersoneel.

Sedert de centralisatie van de stadsdiensten in het Administratief Centrum in 2016 kwam het gebouw gedeeltelijk leeg te staan. Delen ervan (bijvoorbeeld de trouw- en feestzaal) worden nog steeds gebruikt voor ceremonies.

Uiteraard ontsnapt het Huis Liénart ook niet aan ons oog als we dit mooie gebouw overschouwen. 
Hier bevond zich vroeger een 18e -eeuws herenhuis, dat de naam Liénart verkreeg door de familie die er tussen 1870 en 1937 woonde. De Aalstenaar kent het gebouw vooral van de Kredietbank die er lange tijd gevestigd was. 
Tijdens de oorlog werd de bank ingenomen door de Ortskommandant Lidner die later zou verhuizen naar het gebouw van het SMI aan het Esplanadeplein. 
Na de Kredietbank vonden 'Schoenenreus' en 'Blokker' er hun onderdak.

Huis De Rooze dan. Het werd hierboven al even aangehaald als vorig landhuis. In 1489 werd het gebouw opgekocht door de stad en in het begin van de 16e eeuw werd het verbouwd en kreeg het zijn nieuwe naam 'De Nieuwe Rooze'. 
De belangrijke personen die op doortocht waren in de stad, vonden er logies.
In de 16e eeuw werden er ook banketten gehouden door het stadsbestuur. 
Van zodra het huis te klein werd, werd het verkocht (1598).

Nog een bekend gebouw is het 'Huis De Draeck'.
Het hoekhuis dat sedert 1409 de markt siert was oorspronkelijk met het schepenhuis verbonden door een onderaardse gang. Het zou ook de schuilplaats geweest zijn van Loekenbeer.

In 1974 kwam de toenmalige schepen van Openbare Werken, Jan De Neve, met het idee op de proppen om de Grote Markt autovrij te maken, iets wat uiteindelijk pas in 1978 gerealiseerd werd. 

Op 1 oktober 1978 begon men er dan eindelijk aan, en men begon met de volledige vernieuwing van de rioleringen. De rest van de beplantingen en het aanleggen van een volledig vernieuwd wegdek met mozaïekstenen gebeurde al vrij snel en de beslissing dat het plein op de markt niet meer zou mogen gebruikt worden als staanplaats voor de marktkramers ging reeds in op 1 januari 1978. 
Daardoor weken de bloemisten met hun kramen uit naar de Nieuwstraat (nadat ze eerder al wegmoesten op het Keizerlijk plein). De problemen van de uitbreiding, het herverdelen van staanplaatsen, brandweerproblemen, … het werd een grote boterham waar men de tanden moest in zetten ... maar het is uiteindelijk toch allemaal goedgekomen.

De officiële opening van deze vernieuwde Grote Markt gebeurde door burgemeester Louis D'Haeseleer, en dit in de aanwezigheid van minister Marc Galle.

Er kwamen wel nog heel wat protesten binnen van handelaars die vreesden dat de mensen niet meer tot hun zaak zouden komen, maar uiteindelijk bleef de markt wel autovrij omdat er toch meer voor- dan tegenstanders werden gevonden van dit initiatief.
Bij dit autovrij maken verloor de stad 66 parkeerplaatsen.

Op 12 maart 1980 werden 14 linden geplaatst op de Grote Markt, maar deze waren jammer genoeg geen lang leven beschoren, en werden door vandalisme en een slechte ondergrond al vrij snel afgevoerd.

Het was ooit de bedoeling dat de historische gebouwen richting centrum een soort van buffer zouden vormen tegen de toen nog vijf bestaande fabrieken op het eiland Chipka (gaande van de SASA Schuermans tot en met de Brouwerij Zeeberg met in het midden de vroegere Glucoseries Réunies, later Amylum en Syral, thans Tereos).

Dit schitterend idee werd echter door de toenmalige ACW-vleugel van de plaatselijke CVP de kop ingedrukt door de afbraak van één van de oudste en mooiste Begijnhoven van het land, namelijk dat van Aalst. De gebouwen moesten er aan geloven om er “goedkope woningen” van haar eigen huisvestingsmaatschappij (van de familie Moyersoen) neer te kunnen poten.

Alleen de kerk, een kapel, het huis van de Grootbegijn en enkele huisjes werden behouden en dat dan nog enkel en alleen voor eigen gebruik. In diezelfde periode werden ook de historische kiosk op de markt, de unieke ijzeren stadsschouwburg op de Hopmarkt, representatieve herenhuizen op de markt, sanitair gebouw Houtmarkt en nog zoveel andere waardevolle gebouwen afgebroken. Allemaal dus dank zij wijlen schepen van Openbare Werken Gilbert Claus en wijlen minister van staat Ludovic Moyersoen, die daarmee het afbreken van het Aalsterse patrimonium in de hand werkten en een (slecht) voorbeeld gaven voor de toekomst. 
Over het begijnhof is HIER meer te lezen.

Nu is het zo dat er op de Grote Markt zelf ogenschijnlijk weinig veranderd is in de loop der jaren. Enkel wat 'details' verdwenen uit het oog, waaronder het middenplein dat in de loop der jaren al heel wat veranderingen heeft ondergaan.

Vroeger stond er een kiosk, waar menige fanfare zijn deuntjes heeft gespeeld.


Het woord ‘kiosk’ komt oorspronkelijk uit het Perzisch ‘kushk’, dat via het Turkse ‘köşk’ en het Franse ‘kiosque’ een algemeen bekend fenomeen was sinds de 13e eeuw in Perzie, India en het Ottomaanse rijk. Oorspronkelijk waren het tuinpaviljoens die aan alle zijden open waren. In de 18e eeuw werd de kiosk door de Turkse invloed ook bekend in Europa.

Hier een beeldje van de Grote markt begin vorige eeuw  


Hierbij een foto van uit de jaren 20-30 van een muziek- en zangvoorstelling. Bemerk zeker de grote interesse en het grootschalig opgekomen publiek hiervoor.


En hier nog eentje uit 1930 (17 augustus) toen er de Rubenscantate ‘Vlaanderens Kunstroem’ plaatsvond.


De kiosk werd een paar keer verplaatst, bijvoorbeeld in 1953 toen ‘de Aalsterse meerderheid zich naar links verplaatste, de kiosk op de Grote Markt juist voor het liberaal huis’,  tot ze uiteindelijk verdween.
Er kwam een rotonde waar menig carnavalsganger goeie herinneringen zal aan hebben ongetwijfeld. 

Het is immers de gewoonte om ‘op de mert’ te vieren, soms in de modder en heel soms in de sneeuw te rollen …
Hierbij een beeldje van de markt met kiosk en met rotonde, vanuit identiek dezelfde gezichtshoek. Bemerk dat de huizen eigenlijk niets veranderd zijn, maar het plein des te meer.



In april 1999 maakte men één grote voetgangerszone van de Grote Markt, de Kattestraat, het bovenste deel van de Molenstraat ('t zogenaamde 'Gat van de Mert'), de Kerkstraat, de Stoofstraat, de Oude Vismarkt en de Lange Zoutstraat (met verlenging in de Korte Zoutstraat). 

In 2009 werd de rotonde ‘verfraaid’ met de aanleg van een picknickpleintje. Er kwamen vijf bankjes, in de vorm van een soort ‘ajuinring’ (of donut), die op heel wat hilarische reacties van de bevolking mochten rekenen.


Ook in 2011 werd er gedacht aan de ‘zittende mens’ en werden een soort cubusvormige zitelementen aangebracht in verschillende kleuren.


In 2012 kwamen er grasmatten met zes zitbanken. De banken veranderen ieder jaar van eigenaar en voor de Grote Markt werden elk jaar nieuwe zitelementen aangekocht door de dienst Openbare Werken.


In 2015 werden er een ander soort zitelementen gelegd, op een bodempje van zeezand, een knipoog naar ‘Aalst aan zee’ dat toen een bekende slogan was om de stijging van het waterpeil omwille van de klimaatveranderingen aan te kaarten.


In April 2018 werden er op de rotonde zware granieten blokken van miljoenen jaren oud gelegd. Deze kwamen uit Zweden en waren het resultaat van het smelten van de ijskappen waardoor ze daar bovengronds kwamen te liggen. De stenen wogen zo’n 3 ton per stuk en zijn enkele miljoenen jaren oud..


Begin december 2019. In de pers verschijnt een communiqué met de mededeling dat Aalst tegen 2024 een volledig vernieuwde Grote Markt zal hebben. De rotonde, die eigenlijk dateert uit de tijd dat de auto’s er nog mochten rijden, is volledig achterhaald en zal dan ook verdwijnen uit het straatbeeld.


Er was echter nog een probleempje omtrent de goedkeuring van het meerjarenplan, waardoor het even wachten was op een definitieve bevestiging. Het meerjarenplan 2020-2025 werd uiteindelijk goedgekeurd waardoor meer dan waarschijnlijk de rotonde zal verdwijnen en de kasseien zullen heraangelegd worden.

De heraanleg van het plein zal de horeca en handelszaken zeker ten goede komen, zonder daarbij het historische karakter uit het oog te verliezen.


Losliggende kasseien en diepe voegen tussen de stenen belemmeren momenteel de doorgang voor de minder beweeglijken (mensen met een rollator, vrouwen met stiletto’s, …).
Het is echter wel zo dat de kasseien wel zouden behouden worden. Men zou echter kiezen voor grotere exemplaren, van hetzelfde graniet zoals bijvoorbeeld gebruikt werd in de Kattestraat, en er moet op toegekeken worden dat alles netjes gelijk ligt.
Er zouden vier tinten grijs en beige gebruikt worden, en dit zou worden doorgetrokken naar de omliggende straten : Molenstraat, Kerkstraat, Sluierstraat, Rozemarijnstraat een Sint Jorisstraat.

Op de vraag wat er dan in de plaats van een rotonde zou moeten komen, wordt gemeld dat het zeker iets ‘gelijkberms’ zou moeten worden, bijvoorbeeld een fontein (zoals bv aan het Stationsplein, aan het ‘oud politiebureel’, enz).

De grote vraag vanuit het carnavalsmilieu is dan natuurlijk wat te doen met het ‘oever de mert goon' aan het einde van de stoet. Kan dit nog als er zich daar een waterpartij bevindt ? Of iets anders ? Dit niet meer laten doorgaan zou een breking zijn met een jarenlange traditie. 'Oever de mert goon' is immers niet zomaar een werkwoord in Aalst, neen, het is een waar begrip ...

Allemaal vragen en nog onduidelijkheden dus waar we binnenkort wel meer over zullen te weten komen.


Begin September 2023 ...  de zware granieten blokken worden weggehaald. Zij zullen een plaats krijgen in de Stedelijke Werkhuizen. Het blijft onduidelijk waarom deze moesten verdwijnen. Zouden ze plaats maken voor iets nieuws? Of moesten ze vervroegd weg om plaats te maken voor de prinsenverkiezingen die - sedert vorig jaar - plaatsvinden op de Grote Markt? 


Wat er ook van zij. Onze Grote Markt is veel meer dan een hoop stenen. 

Tegenwoordig is er elke zaterdag nog steeds markt, zowel op de Grote Markt als in de omringende straten en pleinen.

De markt doet echter ook dienst voor grote evenementen zoals de sportmarkt, het criterium, de doorgang van de ronde van Vlaanderen, vieringen … Ook staat er elk jaar een reuzekerstboom, is er een kerstmarkt en vinden er regelmatig beiaardconcerten plaats in het belfort.

En natuurlijk – het is al even aangehaald – is dit gebied ook met carnaval ‘the place to be’.

De eerste vermeldingen van vastenavond in Aalst dateren reeds uit de vijftiende eeuw. De oudst gekende viering in Aalst had plaats in 1432. Toen werd op vastenavond op de Grote Markt een steekspel georganiseerd. Het gebeuren werd 'in vele stede gepublieert ende uutgheroupen'. Zo'n middeleeuws steekspel kwam in de vastenavondperiode wel meer voor en beeldde een gevecht tussen de winter en de zomer uit bij het begin van de lente of, in de kerkelijke versie, de strijd tussen de vasten en vastenavond.
Aan de steekspelen kwam een einde, maar niet aan het carnavalvieren natuurlijk.

Aan het einde van het huidige stoettraject ‘goon ze de mert oever’, waarbij de groepen hun wagen en kostuum kunnen tonen aan de tribune's die gevuld zijn met politici en andere ere-genodigden.
Op carnavalszondag is de Grote Markt dan ook hét hoogtepunt van de stoet.

's Avonds maken de tribunes dan plaats voor 1000-en feestvierders en de uitgangswagens van de groepen die hiervoor een vergunning kregen.

Op maandag is de Grote Markt het decor van de bezemdans van de Gilles. Deze doen hun traditionele bezemdans rond ‘het gat van de mert’. Na de bezemdans volgt de Ajuinenworp, waarbij er vanaf het Stadhuis en de omliggende gebouwen snoepajuinen naar het publiek geworpen worden. Vanaf het stadhuis wordt ook steeds achtergrondmuziek gespeeld, tot de uitgangswagens van de groepen 's avonds opnieuw de Grote Markt oprijden om het over te nemen.

Op dinsdag verzamelen de Voil Jeannetten op de Grote Markt voor hun Voil Jeanettenstoet.

's Avonds vindt de traditionele popverbranding plaats in 't gat van de mert. Feestvierders verzamelen zich rond de pop, die door Prins Carnaval in brand gestoken wordt. Hiermee wordt het einde van carnaval aangekondigd. 
De muziek blijft echter nog de ganse nacht op de Grote Markt weergalmen, tot de burgemeester 's morgens de deuren van het Oud-Stadhuis opent om koffiekoeken uit te delen aan de laatste carnavalisten. 
Over deze traditie kunnen jullie HIER meer over lezen.

Als afsluiter nog een filmpje over 'onze' Grote Markt dat werd gemaakt door de Vlaamse Overheid ter promotie van 'thuisindestad' ...



Bronnen :

inventaris.onroerenderfgoed.be
ethesis.net/aalst_mobiliteit/aalst_mobiliteit_hfst_1.htm
geschiedenis der straten van Aalst, Jos Ghysens
hetlandvanaalst.be
Lirias.kuleuven.be : archeologie en geschiedenis van een middeleeuwse woonwijk …
muziek en zangvoorstelling in 20-30 via MadeinAalst
Kiosk 1930 Rubenscantate 'Vlaanderens Kunstroem via MadeinAalst
'fotoboek Marleen Stallaerts
Gazet van Aalst 7 mei 1953
Radio Goeiedag en lokale pers voor de veranderingen aan de rotonde
TV Oost 3/12/2019

vrijdag 25 oktober 2019

Stadspark - Groot Park - Park Schepen De Wolf

Het Stadspark, bij de Aalstenaars ook gekend als ’t groeit park, of Park Schepen De Wolf, is eigenlijk een kunstmatig natuurdomein (het gaat niet om natuurlijke vijvers) met een recreatieve-educatieve functie. Het park beslaat een oppervlakte van circa 15 ha.


Het ligt ten zuiden van het stadscentrum, en wordt begrensd door de Parklaan, De Wolfstraat en Erembodegemstraat. Het park ligt vervat tussen de stedelijke sportterreinen en de industriezone aan de Dender. In het zuiden loopt het park over in het natuurreservaat het Osbroek.


Het stadspark van Aalst werd aangelegd tussen 1915 en 1916 onder impuls van schepen Désiré De Wolf. Het park is opgevat als een ruim recreatieoord met wandelpaden en speelterreinen rond twee visvijvers: de Ballonvijver en de Spiegelvijver. 
De oorspronkelijke constructies in het park (een melkhuis, een kaarthuisje, een tuinhuisje en een brug) ademen nog steeds de typische sfeer van begin 20e eeuw uit. Het park kan deels ook opgevat worden als een arboretum (met een inventaris van meer dan 100 diverse boomsoorten).

Het idee om van een gedeelte van het Osbroek een park te maken ontstond in de kringen van vooraanstaande welstellende burgers bij het begin van de Eerste Wereldoorlog.

Dit gebeurde in navolging van het idee voor de aanleg van een groots opgezet park dat reeds in de tweede helft van de 19de eeuw tot stand kwam. De toenmalige schepen van openbare werken Désiré De Wolf zette dat idee om in werkelijkheid, nadat schepen van financiën Moyersoen het Osbroek in 1910-1911 had aangekocht voor openbaar nut.

Hierbij het herdenkingsbeeld voor schepen Désiré De Wolf, dat in het park terug te vinden is.


De gronden maakten deel uit van het Osbroek, dat al in de 13de eeuw als moerasbos en hooiland werd omschreven. Dat de gronden nooit als akker zijn bewerkt, hebben ze te danken aan hun slechte afwatering en de lage ligging. In de 18de eeuw werd er turf gewonnen, waarna op de ontgonnen gebieden elzen werden aangeplant voor brandhout.


Onder beleid van de schepen werd in 1915-1916 naar ontwerp van tuinarchitect Louis-Julien Breydel (1868-1941) een deel van het Osbroek omgetoverd in een landschappelijk park van 15 hectare, waarvan 1 hectare uit wateroppervlakte bestond.

Hier een foto uit 1915, die laat zien hoe de vijvers manueel uitgegraven werden.


De aanleg van het stadspark was trouwens een tewerkstellingsproject


Het hele project had niet enkel een esthetisch doel. Omwille van de oorlog lag de Aalsterse industrie zo goed als stil, en de aanleg van dit park kon talloze werklozen toch werk én inkomen verschaffen.
Dat de werken enkel en alleen zouden dienen om te verhinderen dat Aalsterse mannen door de Duitsers zouden worden gedeporteerd naar werkkampen, klopt niet. Deze deportaties begonnen pas in oktober 1916, terwijl de aanleg van het park reeds afgewerkt was op 29 maart 1916.

De uitvoering van de werken startte op 24 juli 1915 met 36 werklieden, een aantal dat snel tot 650 arbeiders en 15 toezichters steeg. De laatste boom werd geplant op 29 maart 1916.
In totaal werden 5650 (ongeveer 200 soorten) en 34000 struiken geplant.

Hierbij een beeldje van het park in 1917 : 


Vele planten werden bezorgd door de toenmalige Duitse stadscommandant, een kasteelheer, die speciale bomen uit zijn domein of elders uit Duitsland liet aanvoeren. In de vijvers werden ongeveer 21000 vissen uitgezet. In de verschillende vijvers werden in totaal zo'n 15.000 blieken, 4.500 grondelingen, 200 goudkarpers, 500 spiegelkarpers, 500 gewone karpers en talloze andere soorten uitgezet.
Al vlug merkte men echter dat vele vissen uit de vijvers 'zomaar' verdwenen, en op het menu van de hongerlijdende stadsbewoners terecht kwamen

Het park werd openbaar geopend op 1 juli 1916.

Vroeger stond er ook nog een Duits kanon, dat ondertussen verdwenen is.


Het ging over een zustertje van de 'Dicke Bertha' dat door het Belgische leger werd buitgemaakt en na de eerste wereldoorlog in het stadspark werd opgesteld.Tijdens de oorlog verscheen een Duits soldatenblad 'De Sturm'. De opsteller ervan, de Duitse soldaat-journalist Neuhaus, een zeer humoristisch man, liet op zekere dag doorschemeren dat Kaiser Wilhelm zijn vrouw Augusta, ontrouw was geworden. De Kaiser zou zijn hart verpand hebben aan 'Dicke Bertha'. 

Neuhaus werd op het matje geroepen, maar kon zijn vel redden met de verklaring dat hij door dergelijke humor het moreel van de soldaten hoog trachtte te houden, en zo een voorbeeld wou stellen. Alle Duitsers zouden hun hart moeten verpanden aan het beruchte kanon 'Dicke Bertha'.  Het kanon werd natuurlijk een grote attractie in het park, maar is intussen verdwenen .

Ook drie enorme beelden die opgesteld stonden aan de spiegelvijver, behoren tegenwoordig jammer genoeg reeds tot het verleden.


Deze beelden kwamen eigenlijk van de Markizaatruïne / domein 'Mesen' in Lede. Eén van de eerste grote verbouwingen van het gebouw, leidde tot het verwijderen van de 3 weinig zedig uitziende vrouwenbeelden die zich bevonden op en naast het fronton op de voorgevel. 

Het was 'Markies Johannes Franciscus Nicolaas de Bete' die aan de zijde van Frankrijk vocht tegen de coalitie van Groot Brittannië en de noordelijke Nederlanden. Meer bepaald in de veldslag van Ekeren en Ramillies. Uiteindelijk, door de vrede, zou de hertog van Anjou de nieuwe Spaanse koning worden. 
De Leedse markies werd als dank gouverneur van Palma en bovendien ook onderkoning van Mallorca. Hij veroverde ook de huidige Spaanse enclave Ceuta (Marokko), waar overigens ook nog een straatnaam aan herinnert. Hij kreeg slechts op latere leeftijd een zoon, Emmanuel. Deze bouwde het markiezenkasteel, met een voorgevel waarop drie beelden van 'éénborstige dames' prijkten. 
Die werden er in 1897 door de zusters Kanunnikessen afgehaald, om jaren later opnieuw op te duiken aan de spiegelvijver in Aalst. Ook daar zijn de beelden intussen verdwenen, ik heb jammer genoeg nergens kunnen terugvinden waar deze momenteel zouden zijn.

Reeds in de zomer van 1916 lokte het Aalsterse stadspark een enorme hoeveelheid geïnteresseerde wandelaars. Een Zwitsers journalist die een reportage maakte in het bezette Belgische gebied, was zo fel onder de indruk van deze Aalsterse 'oorlogsprestatie' dat hij eer een aparte column aan wijdde in zijn krant en het een voorbeeld noemde van de werkkracht en de moed van de Belgische bevolking.
Op Hemelvaartsdag van datzelfde jaar bereikte het aantal bezoekers een recordhoogte van 5626.
Het stadsbestuur had blijkbaar grootse plannen met het park. Hier een afbeelding waaruit dit duidelijk blijkt. Het opschrift 'camping' laat zeker vermoeden dat men grondig dacht aan de toeristische uitbouw van de stad.

Oorspronkelijk deed het originele melkhuisje meteen ook dienst als kaartershuisje. Op zaterdag 14 februari 1948 werd aanvang genomen voor een nieuw- en groter - kaartershuisje. 
Erevoorzitter, Laurent De Wolf (schepen van openbare werken) legde de eerste steen van het zaaltje dat in de toekomst als clublokaal voor 'De lustige kaarters' zou gebruikt worden. In hetzelfde artikel (Gazet van Aalst 19/2/1948) stond trouwens nog meer goed nieuws. Kortelings zouden ook immers de vijvers uitgediept worden ten einde de gepensioneerde vissers toe te laten hun geliefkoosde sport te kunnen uitoefenen. 
Hierbij een foto van het toen nieuw aangelegde kaartershuisje : 


Het melkhuisje dan. Dit gebouw dankt zijn naam niet aan de - toen zelfs nog onbekende - kabouter Plop, maar wel aan de verplichte en onbeperkte verkoop van melkproducten vanaf 1916.
Tot op de dag van vandaag kan je in het melkhuisje, met gezellig terras, steeds terecht voor een hapje en een drankje, en een prachtig uitzicht op het park.
Het huidige melkhuisje werd op 22 mei 1955 in gebruik genomen. Het verving het oorspronkelijke melkhuisje uit 1916.
Hieronder een foto uit de jaren '50


In 1960 werd beslist om het miniatuur golfterrein dat toen aanwezig was in het park, te veranderen naar een hertenpark. Het reglement van de concessie van het Melkhuisje wordt aangepast en er wordt een akkoord afgesloten inzake het inrichten, het onderhoud, en vooral omtrent de verantoordelijkheid van dergelijk hertenpark, zonder dat er een vergoeding zou gevraagd worden van de stad.

In mei 1976 werd het Melkhuisje getroffen door een uitslaande brand. Enkel de buitenmuren stonden nog recht, voor het overige werd praktisch alles vernield.


Op vrijdag 17 maart 1978 werden verschillende Aalsterse vooraanstaanden verwelkomd door de heer Petit en zijn echtgenote 'Maria (Matthijs) van 't Melkhoizeken'. De gelegenheid was de officiële heropening van de zaak. Burgemeester D'Haeseleer meende dat de heropening een belangrijk evenement was voor de stad, en dit omdat daarmee een toestand werd hersteld, die als voorbeeld geldt voor het perfect samengaan van natuur en steen. 

Op de schouders van de uitbaters van het Melkhuisje zou, volgens de burgemeester, een zware verantwoordelijkheid rusten, want zij moeten erover waken dat het er altijd heel milieuvriendelijk aan toe zou gaan. De burgemeester zei 'Moge dit melkhuizeken en dit park een toevlucht zijn voor velen, die al eens nood voelen om te herademen en te genieten van de pure natuur'.
Schepen De Neve wees er op dat het melkhuisje, hoewel in 1955 pas plechtig geopend, reeds in 1953 te zien was op een karnavalswagen in Aalst. Net op zijn 21ste verjaardag brandde het uit. Gezien de belangrijke functie van het gebouw, werd zeer snel gestart om alles terug op te bouwen en in orde te brengen . 

In 2022 was er wat commotie omtrent het 'Melkhuisje'. 
Dat wordt door de stad verhuurd via een concessie.  De huidige concessionarissen Maggy Carael (55) en Albert Verpeten (69) hebben besloten hun uitbating na 31 augustus niet verder te zetten omdat de huurprijs ( 3.293,87 euro per maand!) voor hen te hoog is.
De stad moet dus op zoek naar nieuwe uitbaters, maar niet vooraleer het Melkhuisje wordt opgeknapt. De zaak is immers in slechte staat en niet meer in orde volgens verschillende richtlijnen en reglementen.
De nieuwe uitbater van Het Melkhuisje krijgt van de stad 118.000 euro steun voor renovatiewerken, maar dat bedrag zou de enorme kosten nooit kunnen dekken.

De nieuwe concessie zal minimum 15 en maximaal 24 jaar lopen. De stad rekent op een jaarlijkse vergoeding van minimum €12.000, wat lager is dan de huidige concessievergoeding. “Gelet op de investeringen die de nieuwe concessionaris zal doen, voorzien we een lagere vergoeding dan nu het geval is en tevens een korting gedurende de eerste 2 jaren om de opstart te vergemakkelijken,” zegt schepen De Ridder hierover.

Uiteindelijk hoopt de stad met de nieuwe concessie extra beleving in het Stadspark te creëren. “Het Stadspark blijft een toplocatie, zeker met de speeltuin voor het Melkhuisje. Met de ontwikkeling van Zuidkaai en de toekomstige uitbreiding van het park zal dat alleen nog verbeteren. Ik hoop op een nieuwe trekpleister voor onze stad, zoals dat ook het geval is in andere steden. Daar wordt iedereen beter van,” sluit de schepen af.

De toelage van de stad bleek echter niet voldoende, begin 2023 was er nog steeds geen nieuwe concessiehouder gevonden, en wordt daarom opgetrokken. “Die toelage bedraagt nu 250.000 euro in plaats van 118.000 euro”, zegt schepen De Ridder. 

“Dat is geld dat de kandidaat niet meer bij de bank moet lenen. Het geld zal ingezet worden om de verbouwingswerken tot een goed einde te brengen. Tijdens de rondleidingen is er onder meer een loden buis aan het licht gekomen, voor de watertoevoer. Dat kan niet meer. De stad zal die kosten dragen”, zegt de schepen. 
De minimale concessievergoeding is nu wel verhoogd van 12.000 euro per jaar naar 15.000 euro per jaar, exclusief BTW. 1.235 euro per maand dus, voor 24 jaar.

Op 3 en 10 maart 2023 zijn er plaatsbezoeken, en ten laatste tegen 18 april moeten de kandidaturen binnen zijn. In juni 2023 wil de stad de concessie toewijzen en kunnen de verbouwingen starten. Het Melkhuisje zal ten vroegste in april 2024 terug opengaan. “Tijdens de zomer kan de concessionaris wel een pop-up voorzien”, zegt de stad.

Op 9 maart 1977 werd het stadspark beschermd als landschap. Dit leidde tot een doordachter beheer, en nog later ook tot een verjonging van het struiken- en bomenbestand.

Bij de restauratie van het park - die in 2003 ook genomineerd werd voor de Vlaamse Monumentenprijs - werd het oorspronkelijke ontwerp tot in de kleinste details gerespecteerd, wat soms leidde tot heel ingrijpende herstelmaatregelen, zoals bijvoorbeeld de heraanleg van de inkomdreef met dertig lindes.
Bij het oorspronkelijke ontwerp werd trouwens reeds veel aandacht besteed aan de belevingswaarde van de wandelaars. De zichten werden telkens zodanig opgebouwd dat men bijna altijd een gedeelte van de vijver, een bomengroep, een brugje of een heerstergroep ziet. Er werd ook veel gebruik gemaakt van wintergroene bomen en heersters om het park ook tijdens de winter toch nog kleurrijk te houden. 
Sinds 5 oktober 2009 mag daar ook nog de vaststelling als 'bouwkundig erfgoed' aan toegevoegd worden. 

In juli 2015, naar aanleiding van het 100- jarig bestaan van het park, werd ook een herinneringsboom geplant. 

Het Stadspark bestaat uit verschillende waterpartijen omgeven door grasperken met groepen opgaande bomen doorkruist door slingerende wandelpaden. In het park zijn nog duidelijk de elementen van de landschappelijke aanleg, namelijk in het noordelijk gedeelte met de ballonvijvers, herkenbaar. 


De strakke, rechthoekige spiegelvijver in het zuidwesten wijst op een meer geometrische aanleg en wordt omgeven door bospercelen aansluitend bij het Osbroek. 
De 'bogengevel' die aan de kop van de spiegelvijver behoorde trouwens toe aan het koetshuis 'Van der Haegen'  in de Nieuwstraat.


De voorgevel van de stallingen werd gedemonteerd en in 1966 netjes heropgebouwd in het stadspark. Het gebouw werd afgebroken om er de 'Bon Marché' op te bouwen. In 1974 veranderde het warenhuis van naam en werd het 'Innovation' (ofte 'INNO').

Enkele van de oorspronkelijke constructies in het park, zoals het tuin-, kaart- en melkhuisje en een sierbrug, zijn bewaard gebleven. Bij het oorspronkelijke ontwerp van het park is veel aandacht besteed aan de zichtassen. Het park is zo aangelegd dat de wandelaar telkens een deel van een vijver, een brugje, een bomen- en een heestergroep ziet. Om tijdens de winter dezelfde zichten te behouden werden veel wintergroene bomen en struiken geplant. 

Het park omvat ook meer dan 100 boomsoorten. Helemaal onderaan het artikel volgt een kleine opsomming. 

Een hele speciale boom is, en dit sedert 2013, de eerste 'Tuttenboom' van Belgie … 
"De watte … ?"
De eerste tuttenboom. 
Stel, je bent het stilletjes aan beu aan het geraken om de dag aan te vatten tussen huilende, aan tuttenzuigende leeftijdsgenoten. Dan is dit 'the place', en 'the moment' om je tut aan de boom te hangen. Je kan dit 'gewoon' effe snel doen, je kan er ook een ceremonie aan hangen, en je tut achterlaten met een persoonlijke boodschap.


Het gebruik komt uit Denemarken, wat volgens ' de boekskes' 'het gelukkigste land ter wereld' zou zijn.  De boodschappen die op de achtergelaten briefjes gekriebeld zijn,, toveren een glimlach op je gezicht en confronteren je met het grote verdriet bij relatief kleine stappen in het leven.

Het is een meer dan 100 jaar oude treurhazelaar .. Er staan ondertussen nog tuttenbomen in Geel, Hasselt en Tongeren. 

In juni 2022 kreeg Aalst jammer genoeg te lijden onder een hevige storm ... en de treurhazelaar is tijdens dat noodweer gesneuveld. “Een echte perte totale. De boom is niet meer te redden”, zei parkbeheerder Bart Backaert. 


“Gelukkig hebben we al een opvolger gepland, zo’n 10 meter verderop. 
Het gaat om een Hongaarse meerstammige eik, met veel lage takken zodat de kinderen hun tutje er makkelijk aan kunnen hangen”

Al dit moois moet natuurlijk ook bewaakt worden … en daar hebben we natuurlijk een parkwachter voor. Vroeger met kepi, maar dat behoort intussen tot het verleden.
Vroeger was de parkwachter uitgedost als een politieagent. Alleen een reuze 'P' op de revers maakten het onderscheid. Toen hadden de parkwachters veel gezag. Nadien kregen zij een grijs plunje met een frisse groene streep, iets wat mooier was voor het oog, maar natuurlijk ook minder angstwekkend voor de bezoekers. Tegenwoordig loopt de parkwachter rond in een groen-zwarte jas, en een pet.  Parkwachter Alain Van Langenhove heeft trouwens zijn bijnaam niet gestolen. Zijn imposante verschijning leverde hem de heel toepasselijke naam 'den boeim' op … Zijn collega's en hij klagen in 2019 het steeds maar groeiende sluikstorten aan. Wat er zoal in het park gegooid wordt ? Eigenlijk ongelooflijk, maar stoelen, pampers en een kapotte tv zijn geen uitzonderingen … 


Dat het park vele duizenden bezoekers per jaar trekt, is niet verwonderlijk. Het is er heerlijk vertoeven, zowel voor de natuur- en de sportliefhebber als voor de occasionele wandelaar. Een verslagje van zo’n bezoek kan terug gevonden worden op de (overigens schitterende) blog van Catherine Boone (auteur – dichteres – fotografe – performer). 

Catherine beschrijft – naast het park van Aalst – nog verschillende bezienswaardige parken en andere idylische plekjes. Zeker een bezoekje waard !
Deze kunnen jullie bewonderen door op de foto met het vogeltje te klikken : 


Het park is normaal toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang, in de praktijk worden er echter uren gehanteerd die afhankelijk zijn van maand tot maand.

Kadaster : Aalst, sektie B, perceelnummers 556d3, 556, 557, 558, 559 en 560
Bescherming : Als landschap beschermd bij K.B.: 9.3.1977; B.S.: 14.4.1977. Dossier R.M.L.Z.: L 1231; P.C.M.L.: 7062.

In 2018 (augustus) werd Aalst even opgeschrikt door een geopperd idee om van de spiegelvijver een zwemvijver te maken. Firma De Nul onderzocht de haalbaarheid en deed ook een voorstel bij het stadsbestuur. Er zou eigenlijk weinig moeten aangepast worden om van deze vijver een zwemvijver te maken. De waterkwaliteit zou snel in orde kunnen zijn, mits het plaatsen van enkele filters.
Een dergelijk zwembad zou moeten tegemoetkomen aan de vraag van vele Aalstenaars om een buitenzwembad. De originele plannen - aan het huidige zwembad - werden opgeborgen na enkele klachten van omwonenden, die het geroep en getier in hun 'achtertuin' niet zagen zitten. Schepen Verdoodt (NVA) echter is enerzijds wel enthousiast over het idee, maar wil zeker geen ondoordachte beslissingen nemen. Het park is officieel immers geen recreatiezone … wordt vervolgd. 


'Du Parc' dan … 
De merknaam Du Parc van de voormalige kousenfabriek (oorspronkelijk enkel dameskousen), verwijst volledig naar de ligging van het bedrijf nabij het stadspark van Aalst. Deze gebouwen zijn momenteel in afbraak om er een nieuw project op neer te poten. Du Parc stond reeds sedert 2001 leeg, maar de voormalige kousenfabriek zal in de toekomst bezocht worden door sportievelingen. Er komen namelijk een klim- en bolderzaal, een zaal voor crossfit, een trampolinepark, een judozaal, een binnenspeeltuin, een zaal voor socioculturele evenementen en een restaurant. De vooruitgang van de werken kan HIER gevolgd worden. De huizen vooraan die vaak de locatie waren voor (aangestoken) brandjes, verdwijnen wel volledig.

En hier dan zoals beloofd, een opsomming van het bomenbestand :
De Belgische Dendrologische Inventaris vermeldt de aanwezigheid van volgende merkwaardige bomen in het Stadspark:

een Amerikaanse eik (Quercus rubra) met een stamomtrek van 3,75 meter,
een gele treurwilg (Salix sepulchalis ‘Chrysocoma’) met een stamomtrek van 3,93 meter,
een zwarte walnoot (Juglans nigra) met een stamomtrek van 2,56 meter,
een rode beuk (Fagus sylvatica ‘Atropunicea’) met een stamomtrek van 2,40 meter,
een Amerikaanse es (Fraxinus americana) met een stamomtrek van 2,36 meter,
een moerascipres (Taxodium distichum) met een stamomtrek van 2,82 meter,
een esdoorn (Acer pseudoplatanus ‘Variegata’) met een stamomtrek van 1,19 meter,
een Amerikaanse amberboom (Liquidambar styraciflua) met een stamomtrek van 2,03 meter,
een meelbes (Sorbus aria) met een stamomtrek van 2,01 meter,
een Japanse notenboom (Ginkgo biloba) met een stamomtrek van 2,11 meter,
een Noorse esdoorn (Acer platanoides) met een stamomtrek van 2,93 meter,
een moseik (Quercus cerris) met een stamomtrek van 3,08 meter,
een Noorse esdoorn met bruinrood blad (Acer platanoides ‘Schwedleri’) met een stamomtrek van 2,99 meter,
een sequioa (Sequioa sempervirens) met een stamomtrek van 1,83 meter,
een treurvorm van gewone hazelaar (Corylus avellana ‘Pendula’) met een stamomtrek van 1,88 meter,
een gewone es (Fraxinus exelsior) met een stamomtrek van 3,27 meter,
een schietwilg (Salix alba) met een stamomtrek van 4,41 meter,
een gewone haagbeuk (Carpinus betulus) met een stamomtrek van 2,81 meter,
een gewone robinia (Robinia pseudoacacia) met een stamomtrek van 3,18 meter

enzovoort enzoverder ...
(opname in 2005/2009).

Bronnen

Onroerend Erfgoed Oost Vlaanderen, beschermingsdossier DO000448
Website Aalst
Belgische dendrologische inventaris 2009 : dendrologie.be/nl/content/96
Goeiedag.be/aalst/2015/07/stadspark-aalst-viert-100ste-verjaardag/
Blog Catherine Boone - auteur – dichteres – fotografe – performer (met toestemming van Catherine persoonlijk)
Vooruitgang van de werken van 'Du Parc' : https://www.duparc.be/
1000 jaar Aalst (foto van de gevel aan de Spiegelvijver)
De Gazet van Aalst 27 januari 1966
Melkhuisje 1955 : De Ridder G019 bruikleen, MadeInAalst
De Gazet van Aalst 23 juni 1964
Hubert Topke, voorzitter Culturele Raad te Lede
hapspots.org (tuttenboom)