tekening van Arthur Thybaert |
De Heilige Geestkapel is van oorsprong het oudste kerkelijk gebouw in Aalst.
Het is zelfs
nog tien jaar ouder dan de monumentale Sint Martinuskerk.
Verwaarlozing, plunderingen en uiteindelijk ook nog eens een hevige brand deden het mooie gebouw bijna helemaal wegkwijnen.
Verwaarlozing, plunderingen en uiteindelijk ook nog eens een hevige brand deden het mooie gebouw bijna helemaal wegkwijnen.
Het was al jarenlang een doorn
in het oog en de commerciële aantrekkelijkheid van de Kattestraat zou er onder
te lijden hebben. In 1980 werden het ernaast gelegen meisjesweeshuis en
oudevrouwentehuis al gesloopt en ook het jongensweeshuis en het oudemannentehuis werden
definitief naar de geschiedenis verbannen.
Plannen voor een nieuw
winkelproject botsten jarenlang onverzoenbaar met het gebouwtje tot men toch
tot een akkoord kwam.
In de kapel bevindt zich nu een kledingwinkel.
In de kapel bevindt zich nu een kledingwinkel.
In de Kattestraat als 'zorgstraat' bevonden zich onder
andere :
- de Heilige Geestkapel
- links het Meisjesweeshuis, het zogenaamde "Maegelyn" (sinds 1718) en
- rechts het voormalige Heilige Geesthuis, later Oudevrouwenhuis
- tegenover het Jongensweeshuis en
- het voormalige oudemannenhuis
- de Heilige Geestkapel
- links het Meisjesweeshuis, het zogenaamde "Maegelyn" (sinds 1718) en
- rechts het voormalige Heilige Geesthuis, later Oudevrouwenhuis
- tegenover het Jongensweeshuis en
- het voormalige oudemannenhuis
HIER : meer info over de vrouwen : het meisjesweeshuis en het oudevrouwenhuis
HIER : meer info over de mannen : armenwerkhuis > jongensweeshuis en het oudemannenhuis
Bij
de bespreking over de Zorgstraat begin ik met de Kapel zelf.
De Heilige Geestkapel
In 1913 kreeg ‘het kapelleken’ een enorm compliment van
De Volksstem.
“Het Heilig Geestkapelleken! Hoe velen zullen
verwonderd opkijken! Men had wel een vaag vermoeden dat zoo iets bestond, doch
’t was er al mee.
Welnu, wij nodigen alle kunstminnaars uit (en ze zijn
talrijk in Aalst) het overoud gebouw met een klein bezoek te vereren. Eene
prachtige herstelling heeft eer een waar pronkjuweel van gemaakt, een wonder
van bouwtrant, en schildering”
De H. Geesttafel, als instelling voor armenzorg te Aalst,
bestond waarschijnlijk reeds op het einde van de 13de eeuw en maakte deel uit van het voormalige Godshuis 'Tafel van de Heilige Geest'.
Het oudst bewaarde renteboek van de H. Geest dateert uit
1351.
Pas in het renteboek van 1380 wordt voor het eerst ook melding gemaakt van
een 'Heilech gfheesthuus' een in het renteboek van 1408 spreekt men van ''s heylichs Gheesthof'.
De oprichting van een eerste kapel wordt in 1368
geplaatst omwille van de passage in het 'Bouc van der Jaerghctiden van den
Heyleghe Gheest' \x\X. 1477, waarin staat dat 'Lieven Godevaerts ende Jan zijn
zone' in voornoemd jaar een stuk grond schonken waarop 't heilig
Gheesthof ende capelle ghefondeert ende geedifficeert' werd en waarvoor zij
honderd jaar later nog steeds een jaargetijdemis kregen.
Dank zij opgravingen in april 1989 werd het bestaan van
de kapel ook bewezen.
Ook werd er dankzij grondafstand van de buren (Jan Van Eggermonde en zijn vrouw Katheline van den Bruele), een tweede, ruimere kapel opgericht.
Hierdoor zou het eerste gebouw met circa 28 m2 vergroot zijn.
Uit diezelfde opgravingen
bleek dat er een as wijziging gebeurde tussen de funderingen van de eerste kapel en
deze van de huidige. Daaruit kan men afleiden dat de reeds bestaande bestaande kapel vanaf de grond volledig nieuw
werd opgebouwd. Dit zou gebeurd zijn in 1470.
Deze aswijziging is ook te verklaren door een wijziging
van het straattracé.
De gotische H. Geestkapel bleef onaangeroerd tot in 1582,
wanneer ze door gereformeerden tijdens de godsdiensttroebelen werd verwoest. De graad van vernieling is bij
gebrek aan bronnen niet meer te achterhalen maar zeker is wel dat zij toch redelijk snel kon
hersteld worden. Het opnieuw inwijden van de kapel vond plaats in 1584, dat blijkt uit de vondst van een altaarsteentje met dat jaartal erop vermeld.
In de beide zijgevels van de bestaande kapel bevond zich telkens een fel verweerd, gotisch, zandstenen tweelicht. Deze beide raamzones
vormden samen met de blinde gevelgedeelten de kern van de middeleeuwse kapel van
1470.
In de blinde gevelgedeelten is ondertussen geen spoor meer terug te vinden van dichtgemetselde tweelichten, hoewel de toen
vrijstaande kapel dit toeliet.
Een tweelicht, of bifora is een bepaald type venster dat is onderverdeeld in twee openingen die van elkaar worden afgescheiden door een kolom of zuil. Deze 'bifora' zijn kenmerken voor de romaanse en gotische periode, waar ze veelvuldig werden toegepast in sierlijke gaten van kerktorens of -gebouwen. Hier een voorbeeldje van zo'n tweelicht, met de melding dat dit geen afbeelding is van 'onze' kapel.
Langsheen de ene zijgevel bevond zich lange tijd
een 'ganc of poortwegch' van welgeteld 0,83 m breed, die afgesloten werd met een poortje.
Langs de andere zijgevel bevond zich dan de oudste toegang tot de kapel.
De
deuropening met restanten van een accoladeboogvormig deurportaal in zandsteen
bestond eind jaren '80 nog steeds, maar het deurgat werd wel dichtgemetseld met baksteen en opeengestapelde
fragmenten van hetzelfde deurportaal .
Terwijl in de 17e eeuw de benaming van
'instelling voor armenzorg van H. Geesttafel', in 'Armenkamer' en vervolgens in
'Bureel van Weldadigheid' veranderd werd, bleef het uitzicht van en de situatie
rondom de H. Geestkapel ongewijzigd tot in 1841, toen de godshuisjes naast de
kapel werden gesloopt.
In 1807 werd wel het beeld van OLV ter Nood overgebracht
van de Karmelietenkerk naar de kapel. Daar ontving men het beeld van de
ondertussen afgeschafte kloostergemeenschap met open armen. Men plaatste het
boven het tabernakel en weldra ontstond een bloeiende aanbidding van de OLV ter
Nood.
Volgens de aanbestedingsakte werd men verplicht om sommige
materialen te recupereren voor de bouw van het nieuw vrouwenhuis.
Het 'Huys des
Heylige Gheest' met een schilderachtig binnenhofje tussen de Ridderstraat en de
Kattestraat en aanleunend tegen de kapel, werd opgetrokken in
neoclassicistische stijl.
Er ontstond een stijlverschil tussen de kapel in
bak- en zandsteen en het witgepleisterde verzorgingstehuis en het straatbeeld
liet voortaan een volledig ingebouwde kapel zien.
Aan de straatzijde heeft de kapel een puntgevel met een
centraal, spitsboogvormig drielicht en een laatgotisch getinte korfboogpoort.
Rechts bevindt zich een laatgotisch wandkapelletje met St.-Annabeeld. De sobere,
éénbeukige ruimte van de kapel heeft een houten spitstongewelf.
Aan de voorgevel was een stadspomp voorzien, waarvan
de resten trouwens nu nog steeds te zien zijn. Het jaartal 1767 is trouwens nu nog steeds duidelijk leesbaar.
Ook de naam van de Aalsterse kunstschilder Jozef Meganck blijft onafscheidelijk met het gesticht van de Broeders van Maria verbonden, zij het dan op een heel andere manier.
Petrus Van Nuffel verklaarde in zijn gelijknamig werk over deze figuur het hoe en waarom.
"Omtrent dit tijdstip (1859-1860) verbleef hij geruimen tijd te Aalst, in het gesticht der Broeders van Maria. Hij woonde daar, in de Lange Ridderstraat, als een lid der gemeenzaamheid, want zoo hartlijk en gulhartig hij er ontvangen werd, zoo ongaarn zag men hem naar Brussel weerkeeren.
'Hier zal ik nog komen wonen', zei de schilder dan lachend tot Vader-Overste De Pauw, eene begeerte, die later ernstig gemeend was, doch, door een samenloop van omstandigheden, onbewerkstelligd bleef".
Meganck kreeg bij de broeders, telkens hij kwam en hoelang hij er ook verbleef, kosteloos inwoon en voeding. Ten einde de brave kloosterlingen hun gastvrijheid te vergoeden, en zijn erkentelijkheid te tonen, heeft hij in 1859 zijn penselen en verfjes meegebracht naar Aalst.
In het gesticht van de Broeders schilderde hij het groot altaarstuk "De H. Familie", hetwelk op 'het hoogauter der kapel' kwam te staan.
Tijdens de uitvoering van dit werk, ontving hij er regelmatig het bezoek van M.F. Brisard-Temmerrnan, een rijke inwoner van de stad die kloostergemeenten en kapellen koninklijke giften schonk.
Al heel snel ontstond tussen hen een broederband die enkel door de dood verbreekbaar zou zijn.
Al heel snel ontstond tussen hen een broederband die enkel door de dood verbreekbaar zou zijn.
Men moet weten dat De Broeders van Maria toen geen Kruisweg bezaten, wat wel een gemis was voor de gemeenschap.
M. Brisard deed onmiddellijk dit werk maken, wat hem 1.200 franken kostte.
In hetzelfde gesticht, waar jarenlang ook de borduurkunst beoefend werd, schilderde Meganck ook nog verschillende medaillons voor processievanen, enz.
In 1860 werd de kapel ook verrijkt met een orgel, door de gekende orgelbouwer Petrus Joannes Vereecken uit Gijzegem vervaardigd.
In 1893 worden herstellingswerken uitgevoerd aan de voorgevel van de kapel van het Oude Vrouwenhuis volgens de plannen van Julius Goethals, bouwkundige te Aalst.
Er kwam een nieuwe eikenhouten
poort, men verving de stijlen en het hoogveld van een raam, het gebouw kreeg een nieuwe
deuromlijsting, glas-in-lood en ijzerwerk.
Deze werken waren waarschijnlijk bedoeld
als aanzet tot omvangrijkere uitbreidingswerken, die een paar jaar later
plaats vonden onder leiding van dezelfde bouwmeester, die bekend was om zijn
uitgesproken voorkeur voor de neogotiek.
Tussen 1901 en 1909 vond de vergroting van de H.
Geestkapel plaats.
De bestaande
kapel werd onder regent De Pratere met een derde uitgebreid. Het koor werd achteruit geplaatst en de
oude zijmuren van de kapel werden verlengd. Aan beide zijden werden telkens twee
tweelichten aangebracht naar het gotische model van 1470.
De sacristie tenslotte werd volledig herbouwd en verdubbelde op die manier in oppervlakte.
In 1904 telde de confrérie van de OLV ter nood nog slechts
een paar leden en het beeld werd van het tabernakel weggenomen en naast het
altaar geplaatst.
In 1909 werd het nog verder naar achter geplaatst. De kledij van OLV en het Kindeken werden voor reparatie weggebracht.
Nog enkele jaren later verdween het beeld volledig uit de kapel.
In 1909 werd het nog verder naar achter geplaatst. De kledij van OLV en het Kindeken werden voor reparatie weggebracht.
Nog enkele jaren later verdween het beeld volledig uit de kapel.
In 1941 werd het beeld op een stoffige zolder opnieuw ontdekt.
Hoe het beeld er dan uitzag?
Een fijn besneden Madonnagelaat, met moederliefde
neerblikkend op een mollig wicht dat ze in de armen hield.
Het aangezicht leek wel dat van
een zuiders type, wat nog versterkt werd door de nonchalante hoofddoek die een deel van het golvend haar vrij liet.
De zwierige plooien van de tuniek en de rok wezen op een mooi product uit de barok-periode, ontstaan onder Italiaanse invloeden.
De zwierige plooien van de tuniek en de rok wezen op een mooi product uit de barok-periode, ontstaan onder Italiaanse invloeden.
Het - men moet daar eerlijk in zijn - iets minder geslaagde beeld van de kleine 'bambino' was geschonden. Zowel de linkerarm als een deel
van de rechterarm ontbraken. Wellicht ging het zelfs over een opzettelijke verminking om het beeld
gemakkelijker te kunnen aankleden.
Later heeft men het beeld gerestaureerd.
Niet alleen kreeg het kindje opnieuw twee armpjes, maar de restaurateur was van mening dat hij Moeder en Kind ieder een gipsen kroon op het hoofd moest zetten.
Niet alleen kreeg het kindje opnieuw twee armpjes, maar de restaurateur was van mening dat hij Moeder en Kind ieder een gipsen kroon op het hoofd moest zetten.
Ook heeft hij toen het beeld op schreeuwerige manier in de verf gezet.
Het kunstwerk werd op die manier zo vervormd en verknoeid dat men ging twijfelen aan de authenticiteit.
Door die herstelling werd het kunstwerk eigenlijk een tweede maal verminkt.
Door die herstelling werd het kunstwerk eigenlijk een tweede maal verminkt.
Gelukkig was de aangebrachte schade niet onherstelbaar.
Was de vergroting in de kapel duidelijk zichtbaar door
drie vloerhoogten van telkens een trede verschil, langs de buitenzijde werd steeds hetzelfde
baksteenformaat aangewend en zodanig in elkaar verweven dat zich geen bouwnaad
aftekende in het metselwerk.
De kapel werd
volledig neogotisch ingericht met onder meer een houten tongewelf. Op de muren werden
onderaan stofimitaties geschilderd.
Frans Coppejans zorgde voor een triptiek
rond het glasraam in het nieuwe koor.
Vanaf 1958 komen alle gebouwen van de Kommissie van
Openbare Onderstand in de Kattestraat leeg door verhuis naar andere locaties.
Toen in 1965 de laatste bewoners van het
'oudevrouwenhuis' naar Sint Job trokken, begon de saga van de Heilige
Geestkapel. In 1966 werd een aanvraag tot klassering van de kapel ingediend.
In 1969 werd de H. Geestkapel gesloten zonder opname van
de inboedel.
Toenmalig voorzitter van de COO (voorganger van het OCMW) Piet Rousseau regelde in maart 1973 het ontwerp van verkoop van het bijna 25 ha groot perceel aan de Brusselse Federale Immobilienmaatschappij voor goed 14 miljoen Belgische Frankskes. Het spel zat nu natuurlijk op de wagen. De gebouwen verloederden, maar na heel wat discussies werd besloten dat de omliggende gebouwen zouden gesloopt worden, maar dat de kapel zelf in 1973 beschermd wordt als monument.
Rasecht karnavalist Pierre De Winter heeft toen in een gestencild mini-brochure zijn originele plannen uiteengezet om een Karnavalsmuseum in te richten in de voormalige H. Geestkapel.
Bij K.B. van 12/11/1975 werd de H. Geestkapel als
monument beschermd.
De discussies over de andere - ondertussen ook vervallen - gebouwen bleven echter bestaan.
Ook de kapel kwam kwam ondertussen zwaar in verval en een brand
aan het dak in augustus 1979 bespoedigde de verkrotting zo erg dat de
bescherming werd opgeheven.
De kapel was zwaar gehavend door de brand (vooral het sporendakgebinte
uit de middeleeuwen ging volledig verloren) en dat kwam volgens sommigen
eigenlijk wel goed uit.
‘Telkens er aan een of ander historisch dak geprutst
wordt, gebeurt er iets. Zo brandde het vorige eeuw in het Belfort, en na de
tweede wereldoorlog in de Sint Martinuskerk. En nu dus de H. Geestkapel. Een
ongelukje tijdens het werk, noemt men zoiets. Sommige omstaanders maakten de
nogal cynische opmerking dat het merkwaardig goed op tijd kwam, dit brandje…”
“Rechtover de kapel bevonden zich toen de diensten van
de heer Roels, schepen van onder andere Cultuur. Het zou logisch geweest zijn
dat hetgeen wat uit de brand gered werd, naar daar zou gedragen worden. Dat was
niet ver en daar stond alles, voorlopig toch, veilig.
In plaats daarvan echter trok men met het Mariabeeld uit de nis aan de voorgevel naar het politiebureau. Daar zou het beeld zeker in alle veiligheid staan. Merkwaardig genoeg ‘verloor’ men onderweg twee bijhorende vaasjes. Waarschijnlijk een Aalstenaar die een nog veiliger plaats kende”.
In plaats daarvan echter trok men met het Mariabeeld uit de nis aan de voorgevel naar het politiebureau. Daar zou het beeld zeker in alle veiligheid staan. Merkwaardig genoeg ‘verloor’ men onderweg twee bijhorende vaasjes. Waarschijnlijk een Aalstenaar die een nog veiliger plaats kende”.
Wat er ook van zij, de kapel was heel zwaar gehavend.
In December van dat jaar vlogen daarenboven de ruiten en brokstukken
door een hevige storm op straat en de resterende muren dreigden in te storten.
Finaal werd met een gedeeltelijke sloping aangevangen
(op een zondag !).
De voormalige gebouwen van het meisjesweeshuis en het
oudevrouwenhuis aan weerszijden van de kapel werden in 1980 reeds volledig met
de grond gelijk gemaakt.
De brandschade aan de kapel werd daardoor nog
zichtbaarder.
Men sprak al gauw van ‘de schande van de stad’.
De handelaars uit de Kattestraat, die jarenlang
opgezadeld geweest waren met de vervallen ex-bejaardentehuizen, hadden nu zicht
op de woesternij rondom de H. Geestkapel. Een procedureslag verhinderde echter
een nieuwbouw en het stadsbestuur nam het braakliggend terrein in huur om het
als parkeergelegenheid in te richten. Er kwam plaats voor 114 voertuigen
en de parking werd opengesteld tegen de feestdagen van 1981.
Het dak werd voorlopig wel hersteld maar de zielige blik op de ruïnes van de kapel bleef.
Die – tijdelijke - parkeerruimte zette schepen De Neve
aan het denken.
Hij zag een ondergronds parkeergebouw (toen al), dat
toegankelijk zou zijn via de Ridderstraat, met een doorsteek onder de
Nieuwstraat door, om zo een ondergrondse parkeergarage onder de Hopmarkt te
bereiken, met een uitrit naar het Keizersplein toe.
Dit plan werd al vrij snel aan de kant geschoven, en
plannen voor een nieuw winkelproject botsten jarenlang onverzoenbaar met het
gebouwtje dat doodgemoedereerd midden op een bouwterrein stond te verkommeren.
Een eerste projectontwikkelaar had plannen voor een
commercieel centrum op de site. De Heilige Geestkapel zou moeten wijken en aan
de Ridderstraat zou een parkeertoren verrijzen. Deze laatste optie deed de hele
zaak nog wat escaleren. In het nieuwe verkeersarme centrum paste namelijk geen
grootschalige parkeergelegenheid. Men opteerde ervoor om de kapel af te breken,
en even verderop op een binnenpleintje (Maegdelijkpleintje) weer op te bouwen.
Verschillende actiegroepen eisten daarop het behoud van de kapel en kregen
uiteindelijk gelijk.
Het was nu wachten op een nieuwe projectontwikkelaar die
de terreinen verwierf, en verrassende plannen op tafel kon leggen : maar liefst
32 winkelunits, 18 appartementen en een gerestaureerde Heilige Geestkapel. De
nieuwbouw werd genoemd naar tapijtwever Pieter Van Aelst. De Pieter Van
Aelstgallerij was geboren.
Pieter Van Aelst, alias van Eedingen, was een
vooraanstaand tapijtwever, koopman en makelaar uit het begin van de 16e eeuw.
Hij was zelfs hoftapijtwever van Filips De Schone en Keizer Karel én lid van de
prestigieuze Sint Jorisgilde. Later vestigde hij zich in Brussel. Hij voerde
onder andere in opdracht van Paus Leo X een reeks wandtapijten uit naar een
ontwerp van Rafaël.
In 1991 werd de kapel gedeclasseerd op aanvraag van een nieuwe eigenaar en de sloping ervan werd in het vooruitzicht geplaatst.
Uit religieuze middens werd protest aangetekend want de
H. Geestkapel was ondanks zijn ruïneuze toestand op dat ogenblik immers nog
steeds het symbool van 50 jaar armoedezorg te Aalst.
Na veel gepalaver werd de kapel dan toch behouden, en
kreeg ze een herbestemming als handelszaak.
In 1997 werd de kapel dan opnieuw beschermd, en dit is ze
nog steeds tot op vandaag.
Het tabernakel van de kapel, net als het Madonnabeeld en
de communiebank (18e eeuw) worden nog steeds bewaard in het stedelijk
museum.
De toen aanpalende gebouwen zijn helemaal verdwenen.
Achter de kapel bevindt zich nog steeds het Maegelijnpleintje.
HIER : de vrouwen : het meisjesweeshuis en het oudvrouwenhuis
HIER : de mannen : armenwerkhuis > jongensweeshuis en het oudmannenhuis
Bronnen :
inventaris.onroerenderfgoed.be
Onroerend Erfgoed
Oost-Vlaanderen, DO002061,
Aalst: Heilige Geestkapel (VAN
DEN BOSSCHE H., 1994).
Kultureel Jaarboek van
Oost-Vlaanderen, Gent 1975, 154-155.
Onroerend Erfgoed
Oost-Vlaanderen, DO002061,
zwysen.be
het land van Aalst ‘de broeders
van Maria’ 1993/4
Gewezen wezen, weesskinderen in
het laatmiddeleeuwse Aalst, 2007, E.Herwege
foto 1978 via beeldbank
foto oudemannenhuis via MadeInAalst
foto 2 oudemannenhuis via MadeInAalst
binnenzicht oudmannenhuis met H Geestkapel via MadeInAalst
gerardimontium.be
De Denderbode 4/10/1874 – 15/11/1908
Het Land Van Aelst 30/12/1883
Vies Oilsjt 1/9/1979 – 1/9/1979
De Gazet van Aalst 13/10/1949 – 13/4/1961 – 4/4/1970
De Volksstem 19/7/1923 – 2/6/1931 – 11/11/1932 –
15/10/1920 – 13/11/1913 – 7/6/1941
De Dendergalm 21/11/1897 – 1/7/1888 – 6/5/1900
Recht en vrijheid 14/3/1909
Archeonet Vlaanderen
Voor allen 8/1/1966
Flickr.com/photos/erfgoed/2370159878
Foto Tijl Vereenooghe
realo.be
Agentschap Onroerend Erfgoed 2016: Godshuis Tafel van
de Heilige Geest [online], id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/84
Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen Prov. Oost-Vlaanderen
Arr. Aalst 5N deel 1( A-G), Kultureel laarboek van O.-Vlaanderen, Gent 1975,
154-155.
O. Broeckaert, 1970: Cultuur-Historische facetten van
Oost-Vlaanderen 1, Wettercn.
F.Courteaux. 1970: De kapel van de H.Geest en de
Armenzorg te Aalst, Het Land van Aalst
XXII-6, 49-78.
foto nieuwe parking Voor Allen 4/12/1981 (W.Marckx)
F.De Potter. & J.Broeckaert. 1873-1876:
Geschiedenis der stad Aalst en het voormalig Land van Aalst, I-IV, Gent.
Jos Ghysens. 1986: Geschiedenis der straten van Aalst,
Aalst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten