Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label kerk en geloof/gebruiken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kerk en geloof/gebruiken. Alle posts tonen

woensdag 4 oktober 2023

Sint Jozefkerk

De skyline van Aalst wordt nog steeds grotendeels gedomineerd door de 80 meter hoge kerktoren van de Sint Jozefkerk, die sinds 1997 als geheel een beschermd monument is. 


Deze kerk is vooral bekend om zijn orgel, dat door de gebroeders Vereecken en Remi Rooms werd gebouwd in 1990, maar tegenwoordig is de kerk ook berucht omwille van de discussies die er gevoerd werden omtrent de restauratiewerken.

De Sint Jozefkerk, tot 2022 eigendom van de kerkfabriek van St Martinus, is een zogenaamde niet-georiënteerde kruisboogkerk. 
De bouw ervan werd aangevraagd door de bevolking en het gebouw werd al snel "de nieuwe kerk" genoemd, in tegenstelling tot de Sint Martinuskerk die steevast "d’aa keirk - de oude kerk" genoemd werd (en wordt). 

Eeuwenlang was er in onze stad maar één parochie, met als godsdienstig centrum de monumentale Sint-Martinuskerk. 
Het ontstaan van de nieuwe parochie Sint-Jozef bleek een dringende noodzaak door de sterke aangroei van de bevolking.  
In 1801 telde de stad 10.927 inwoners en in 1871 was dit aantal al opgeklommen tot 21.305. 

Door deze bevolkingsexplosie bleek de parochie Sint-Martinus niet langer in staat te zijn om de zielzorg voor de ganse stad waar te nemen, er moest dus een tweede parochie tot stand komen.

Het was E.H. Veyt, onderpastoor op de Sint-Martinusparochie, die door de bisschop met deze taak belast werd.  


De eerste fondsen werden in 1862-63 ingezameld en op 23 augustus 1863 kocht hij de hofstede de Plavander voor het bouwen van een nieuwe kerk, die zou toegewijd worden aan de Heilige Jozef.  

Vier jaar later, op 3 augustus 1867, werd door Mgr. Bracq, bisschop van Gent, een commissie aangesteld die tot opdracht had te zorgen voor het plan, de gelden en de uitvoering van de bouwwerken van de nieuwe kerk.  Er was toen nog geen sprake van een echt kerkbestuur, en de commissie van notabelen (onder leiding van Kapelaan Veyt) werd verzocht het bouwplan uit te voeren en financiële hulp te vinden.

De graafwerken begonnen, zonder vergunning en zonder toelating echter voor een nieuwe parochie, op 2 maart 1868.  Het metselwerk en de fundering nam een aanvang op 4 juni 1868.  Op zondag 15 oktober van dat jaar plaatste Monseigneur Brack de hoeksteen en zegende de grondvesten.

De werken werden uitgevoerd tot een hoogte van 6,8 meter boven de grond, met uitzondering van de sacristieën en de bergplaats, maar dienden toen wegens geldgebrek stilgelegd te worden.  

Monseigneur Bracq vroeg en verkreeg uiteindelijk van de regering de toelating tot het stichten van een nieuwe parochie, die bij Koninklijk Besluit van 22 april 1873 aanvaard werd, zodat ze van dan af aan konden gebruik maken van overheidssteun en zonder problemen zouden kunnen verderbouwen. 

Onmiddellijk daarna werd een kerkraad samengesteld, met burgemeester Van Wambeke als voorzitter en E.H. Veyt als pastoor.

Na zijn aanstelling schonk de voormalige kapelaan van de St Martinuskerk de grond en het nog onafgewerkte gebouw aan de kerkfabriek. 
In 1878, de werken lagen nog steeds stil, werd het achterste gedeelte van de kerk volledig overdekt en afgesloten van het voorste gedeelte.  Dit gedeelte werd toen opengesteld voor de eredienst.  De nieuwe parochie telde toen 522 inwoners

In 1877, voordat begonnen werd met de volledige bouw van de kerk, werd bouwmeester Modest De Noyette van Ledeberg aangesteld om de plannen te wijzigen.  
De Koninklijke Commissie van Monumenten liet een wijziging aan het oorspronkelijk plan toe, waardoor nu staatstoelagen tot 75000 frank konden verkregen worden. 

De werken werden in 1879 onder leiding van deze architect weer hervat. Hij had de kosten intussen geraamd op 92038 frank. 

Het schip en de twee zijbeuken kwamen het eerst aan de beurt.  Het zou echter nog vijf jaar duren vooraleer de drie beuken en de toren tot aan het dak konden opgetrokken worden.  

1882 Was ook het jaar van de klokken en de kruisweg. Bovenop het platte dak van de half afgewerkte toren was een klokkenhuis gebouwd waarin de drie klokken meer dan 25 jaar hingen.  

Op 15 oktober 1882 werd het voorste gedeelte van de kerk ingewijd. 

In de namiddag werd stoetsgewijs de nieuwe kruisweg vanuit het gesticht van de Broeders van Maria in de Lange Ridderstraat naar de kerk overgebracht. Deze kruisweg (geschilderd door Jozef Meganck) was een geschenk van het echtpaar Desiré Brissard - Temmerman. 

In januari 1883 werd een kleine vierde klok bij gehangen.  

De vier klokken werden op 1 juli 1943 door de Duitsers weggehaald en konden niet meer teruggevonden worden.  

In 1952 werden drie nieuwe klokken gegoten die tijdens een plechtigheid door Mgr. Calewaert, op 21 december gewijd werden: 

- O.-L.-Vrouwklok (2.093 kg), 
- De Sint-Jozefklok (1.070 kg) en de 
- H. Antonis klok.

We keren echter eventjes terug naar 1883, waar op Pinksteren de eerste H. Mis opgedragen aan het nieuwe hoofdaltaar, het huidige altaar van St.-Antonius, werd opgedragen.  
In datzelfde jaar werden trouwens de twee zijaltaren, die van het H. Hart en van O.-L.-Vrouw, voor een spotprijsje, aangeschaft.  Ze waren origineel geplaatst in de kathedraal van St.-Baafs te Gent, maar werden daar door de Commissie van Monumenten afgekeurd.
‘Afdankertjes’ dus voor onze Sint-Jozefkerk.

Na pastoor Veyt werden onder zijn opvolger, E.H. Willems, de werken verdergezet.
De kruisvleugel, het drievoudig koor en de sacristie werden in 1890 voltooid en de plechtige inwijding door Mgr. Stillemans gebeurde op 21 september 1891. 

Hierna werd opnieuw een pauze ingelast, en het zou nog tien jaar duren vooraleer de bouw werd voortgezet. 

Op 15 april 1901 werden door drie Aalsterse ondernemers, J. De Somer, Frans Peynsaert en Leon De Vos, de werken opnieuw aangevat zodat ook de voorgevel en de toren, die er tot dan een beetje ‘verkapt’ en buiten proporties bijstond, in juni 1908 eindelijk konden worden afgewerkt. 


Die onafgewerkte toren had in 1904 in de Dendergalm reeds volgende commentaar gekregen : "Gotiek? Haute nouveautée? Een lompen hoop steenen met een toren gelijk een koffiebus".

De 'koffiebus' werd dus opgewaardeerd naar de toren zoals die er tegenwoordig nog steeds bijstaat.

Vanaf het eerste plan tot de uiteindelijke afwerking zijn er dus niet minder dan 45 jaar verlopen.
Nog niet te vergelijken met de bouw van de Sagrada Familia in Barcelona uiteraard, maar toch ook al een respectabele periode van bouwen en bouwstops.

Kwestie van meubilair staat er wel heel wat te bewonderen in deze kerk. 


Onze-Lieve-Vrouwaltaar (zijaltaar zuid) door de gebroeders Blanchard van Gent, geschilderd door het atelier Bressers en daterend van 1867. Uitgevoerd in marmer en eik. Er bevindt zich ook een beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind, daterend van 1867, eveneens van gebroeders Blanchard en geschilderd door het atelier Bressers.

 - Heilige Antonius van Padua-altaar (zijaltaar noord) door Mathias Zens daterend van 1883 en uitgevoerd in steen en eik.

-   Heilige Barbara-altaar (zijaltaar zuid) naar plannen van Remi Rooms uitgevoerd door Robert van Calenbergh, daterend van 1901 en uitgevoerd in steen en eik.


Hoofdaltaar, door Mathias Zens met geschilderde panelen op verguld koper door Verwilghe van Gent, retabel door Remi Rooms geschilderd door Janssens. 
De Altaartafel dateert van 1891, het retabel van 1904. 
Het gaat over een witte marmeren Altaartafel met de centrale voorstelling van de dood van Heilige Jozef, die op gouden achtergrond geflankeerd wordt door spitsboognissen waarin engelen te zien zijn. 

Het tabernakel in uitgewerkt in verguld koper met de symbolen van de evangelisten, het Lam Gods en hostiedragende kelk. Het geheel wordt geflankeerd door nissen met afbeeldingen van de apostelen op een gouden achtergrond. 
Het retabel bestaat uit taferelen hoofdzakelijk uit het leven van Jezus. Een centraal houten gedeelte met calvarie uitgewerkt in hoogreliëf, gepolychromeerd en op een gouden achtergrond met geschilderde zijluiken.

- de veertien staties van de kruisweg waren het werk van Jozef Meganck.

Biechtstoelen door Van Pottelsberghe van Aalst daterend van 1894, en van Mathias Zens daterend van 1904.

Communiebank door Mathias Zens van 1903.

Doopvont door Remi Rooms van 1902.

Glasramen in het koor door Verhaegen, gift van 1890 van Brisard.

Koorgestoelte daterend van 1904 naar de plannen van Remi Rooms, uitgevoerd door De Somer met medewerking van Van de Sande en De Martelare.

Preekstoel door Remi Rooms daterend van 1903. Hier zien we trouwens de plannen voor het bouwen van deze preekstoel. 


Het meest in het oog springende is echter het prachtige orgel.

Dit prachtstuk, een romantisch ‘César Frankorgel’,  werd in 1900 gebouwd door de gebroeders Vereecken, orgelbouwers uit Gijzegem. 


Met de bouw van het orgel van de Sint-Jozefkerk te Aalst bereikten de gebroeders Vereecken in 1900 een echt hoogtepunt. Het instrument telde 31 registers verdeeld over een hoofdwerk, een reciet en een zelfstandig pedaal, daarmee was dit het grootste instrument dat ooit hun ateliers verliet. 
De kostprijs toen was 20.000 Belgische franken, omgerekend 500 Euro. 

Het orgel verenigde zowat alle eigenschappen die de Vereecken orgelbouw zich tot dan toe had eigen gemaakt: romantische dispositie en accessoires, degelijke constructie en een neogotisch orgelfront ontworpen door architect Modeste de Noyette. 
De bekendste orgelisten waren Alfons Teurrekens, Jozef De Ketelaere, Jozef D’Hollander en Jozef De Cock.

De orgelkast, uitgevoerd in eik in Engelse gotiekstijl, is van de hand van sculpteur Remi Rooms uit Gent. In de loop der jaren bleef het instrument ongewijzigd. 

Sinds 1974 is het orgel beschermd, omwille van zijn romantische klank en de technisch heel vakkundige afwerking. De pneumatische tractuur, met membraan-windladen, zal echter steeds het gevoelige punt van het instrument blijven. Net daarom dat het met de grootste voorzichtigheid dient aangepakt te worden.
 
Een grondige opknapbeurt, geen echte restauratie, drong zich op in de jaren 1982-85.
Het was toen voor het eerst dat in Vlaanderen een orgel met pneumatische tractuur opgeknapt werd.

De windvoorziening, windladen, pijpwerk en tractuur waren eerst aan de beurt.  In 1999 volgde nog een volledige ontmanteling van de speeltafel, waarbij ook de vitale onderdelen (leder, vilt, conducten, ...) gecontroleerd en waar nodig vernieuwd werden.  
De origine van het instrument bleef echter onaangeroerd tijdens deze werken.

In de inspelingsbrochure dd. 16 oktober lezen we: “Het speeltuig is afgewerkt volgens het laatste nieuw verbeterd tubulaire stelsel, met de 31 volledige spelen, zonder transmissie of dédoublement”.


Eén van de meest gekende personen in de jaren '50-'60 was "klein Rieken".
Hij was gekend als de ophaler van stoelgeld en rondganger met de schaal. Hij was 'gene groten', hoop en al 1,50-1,55 m, maar was wel door de hele parochie gekend. 
De meesten vonden dat hij steeds boos was, en dat zou ergens wel kunnen kloppen. 
Sommige van die 'brave' parochianen kuisten immers letterlijk hun schoenen af aan zijn broek wanneer hij door de rijen moest om het geld op te halen.

Of de eerste misgangers die in de winter gingen klagen bij de pastoor dat het rond de stoof nog niet warm was, terwijl Rieken ze wel degelijk al uren geleden had aangestoken. 
Of het feit dat hij een groot deel van zijn loon uitbetaald kreeg in kwartjes en halve franken zodat hij met moeite thuis geraakte.
Dat laatste kon natuurlijk ook ergens verklaard worden, gezien hij ook wel graag een pintje dronk en het dan van de kerk naar de Arbeidstraat, waar hij woonde, wel een eindje stappen was. 

Zijn voorkeur ging naar een 33cl Anker-ale van de Zeeberg maar dat kan onmogelijk de oorzaak geweest zijn van zijn 'lange weg' naar huis.  Zelfs op de dagen dat hij niet met zijn loon moest zeulen, werd hij toch 'belemmerd in zijn snelheid' door het gewicht van de 25cm lange sleutel van de kerk, die hij steeds in zijn binnenzak van zijn jas droeg. 

Een ander graag gezien persoon in en rond de kerk was wel de meest geliefde onderpastoor in de jaren '50, namelijk Dhr Bieseman, die later ook aangesteld werd als de eerste pastoor van St. Annaparochie. 

Hij was gekend om zijn enorme geestdrift over alles wat met de koers te maken had. 
Zo vertelde hij in het Kapelleken-Beek in de Dirk Martensstraat altijd met heel veel enthousiasme over de coureurs, de "Ronde van Vlaanderen" en "den Toer".
Een dorpsgenoot, de pastoor kwam uit Deinze, een zekere Marcel Buysse reed dan mee, en deze renner was meer dan ooit het onderwerp van de Zondagse preek. 

Ooit is 'meneer pastoor' zich zelfs eens moeten gaan verantwoorden bij de bisschop omdat hij in zijn geboortedorp door de micro en het open venster van de volgwagen aan het roepen was dat Buysse op kop reed, en hoe spannend de strijd wel was.
 
Ook tijdens de kaatswedstrijden op het Esplanadeplein was hij gegarandeerd van de partij.
Tijdens deze wedstrijden, 'ontsnapte' hij vaak eventjes uit zijn kerk, en zette hij vlug zijn hoed op een toeschouwer zijn hoofd. Zijn rok trok hij vanachter van tussen zijn benen naar voor in zijn brede band. 

En maar commentaar geven op de wedstrijd ... Echt een man van het volk. 

Doordat hij zo geliefd was door iedereen in de parochie, en zo dicht stond bij het volk, is hij verkozen geweest tot eerste pastoor van St Anna. Natuurlijk betekende hij ook daar tijdens de St Annafeesten (jaarlijks in augustus) een enorme 'steun' voor zijn parochianen.


Kwestie van misvieringen, was het een beetje zoals overal. 

De mis van 11.00 uur werd vaak, een beetje onrespektvol, de ‘showmis’ genoemd. 
Het leek een beetje op de toestanden in de winkelstraten van Knokke: "Place m'as tu vu? " 

Hoe geloviger de mensen waren, hoe meer achteraan ze gingen plaatsnemen. 
Vooraan zaten dan vooral de mensen die er belang bij hadden om gezien te worden.  Die kwamen zelfs steevast een paar minuten te laat om dan al kuchend een plaats op te gaan zoeken in de eerste helft van de kerk. Natuurlijk liefst de kant van de preekstoel, volgens hun om de pastoor beter te kunnen verstaan tijdens zijn preek, volgens anderen om zeker door hem gezien te worden. 

Een beetje zoals Rob De Nijs al zong in zijn hit ‘Malle Babbe’ : 

En zondags in de kerk                
Dan zit daar zo'n meneer ...
Stijf als een houten plank            
met spijkers in zijn kop
te kijken in zijn bank.
       
Een zwart lakens pak
Om zijn zondige lijf
Bang voor de duivel
En bang voor zijn wijf
En zuinig een cent
In het zakje doen
Zo koopt hij zijn ziel weer terug
En zijn fatsoen

En jij moet achteraan
In het donker ergens staan
Zoals het hoort ...

Voorts waren er ook vooraan, kant preekstoel de privé kerkstoelen. Dat waren stoelen met fluwelen zitting en armsteun en met mooie gedraaide poten. Deze stoelen waren voorzien van de initialen van de eigenaar, vergelijk het een beetje met de 'Stammtisch' in de Oostenrijkse cafés of Weinstuben. 
Met de opkomst van kerkantiek werden dit geliefkoosde objecten om thuis in de hall te zetten. 

De St. Jozefparochie was ook een deel van de stad waar in sommige straten een gedeelte bestond uit huizen van de burgerij en huisjes van de arbeiders.  De parochie strekte zich uit tot aan Schaerbeek, de latere St-Annaparochie.

Een mooi voorbeeld hiervan was de Wellekensstraat.
Van de Dirk Martensstraat tot de Kluyskensstraat vonden we er allemaal burgerwoningen.
Het tweede gedeelte tot De Schrijverstraat iets minder maar toch nog met een eerste verdiep en verder "de witte rij" met allemaal kleine arbeiderswoningen.

Het kruis is er enkele jaren geleden afgehaald na een hevige storm. Op 20 augustus 2008 immers werd bij werken om de bliksemafleider van de kerk te vervangen, ontdekt dat de torenspits van de kerk zich in heel slechte staat bevond. 
"Roestvorming" was het verdict en er werd beslist om de torenspits en de windhaan te verwijderen.


Er werd daarenboven ook een stelling voorzien omdat er aan de voorkant van het gebouw een reëel gevaar bestond voor vallende brokstukken. De stellingen met afdak voor de vallende stenen werden eventjes verwijderd, maar staan er nu opnieuw.  Het gebrek aan geld zorgde immers voor de verdere afbrokkeling van deze mooie kerk. 
Ook voor de naastgelegen woning staan stellingen om eventueel vallende stenen tegen te houden ... 

In de kerk diende een ruimtesteiger opgezet te worden die toelaat om herstellingswerkers op 7 hoogteniveau ‘s te kunnen uitvoeren. Daarenboven dienden ook extra stutten en schoringen geplaatst te worden om het dak en gebinte te ondersteunen.


Het kruis bevindt zich nog steeds aan de linkerzijde van de kerk in het Eenegemwegsken. Dit weggetje, tussen de kerk en bloemenwinkel ‘Bloemenweelde’, ‘buurtweg nr 56’ werd definitief afgeschaft in 1969. 
Langs de deur tussen de bloemenwinkel en de kerk kon men tijdens de dag wel de ateliers van André Van Schuylenberg bezoeken, maar dat kan nu eventjes niet meer omwille van de werken.

Wie denkt dat de restauratieperikelen heel recent zijn, slaat de bal mis. 

Reeds op 20 augustus 2010  stelde de kerkfabriek architect Ellen Vertommen aan voor de restauratie van de kerk. Er werden toen 5 restauratiefases vastgelegd : 

1. Voorgevel en toren
2. Dakwerken (exclusief voorgevel en toren)
3. Gevelwerken (exclusief voorgevel en toren)
4. Glasramen
5. Interieur

Het dossier voor de eerste fase was klaar in oktober 2013 en werd aangemeld voor subsidies bij het Agentschap Onroerend Erfgoed in november 2014. Het is ook sedert dat jaar dat de kerk niet meer actief gebruikt wordt voor vieringen.

In 2016 heeft de werkgroep SintJozef125 de 125e verjaardag van de kerkwijding van de Sint-Jozefkerk herdacht met tal van activiteiten en uitgaven. Zo kwam het bekende koor Scala  drie keer een december-concert geven, zijn er twee orgelconcerten geweest met video-projectie en werd ook de kerkwijding zelf herdacht in een plechtige en feestelijke viering.


Het opzetten van een tentoonstelling en de uitgave van een boek over de geschiedenis van kerk en parochie waren de kers op de taart. Na dit boek werden nog twee extra addenda uitgegeven: eentje naar aanleiding van erfgoeddag over "Zorg op de parochie" en eentje naar aanleiding van het tweede orgelconcert over het geklasseerde Vereeckenorgel.

Tevens werd een cd uitgegeven met opnames op het Vereeckenorgel door organist Peter Thomas.

Feestje dus … al had het allemaal een beetje een wrange nasmaak. Het opgestarte dossier in verband met de broodnodige restauratiewerken, is heel lang blijven liggen bij de dienst subsidies van het Agentschap Onroerend Erfgoed. Hoewel ingediend in 2014 werd pas in de zomer van 2022 de subsidie toegekend en kon er eindelijk een aannemer gezocht worden die de werken zou uitvoeren. 
Op 10 oktober stelde de kerkfabriek de aannemer aan, en er werd werk gemaakt van fase 1.

Tijdens de voorbereidende werken echter bracht een drone de staat van het exterieur in kaart, en die was niet meteen schitterend te noemen. Een grote hoeveelheid ornamenten bleek los te liggen, en het risico dat deze bij een storm zouden kunnen vallen, bleek te groot. Temeer dat er een drukke straat en een school in de onmiddellijke nabijheid liggen.

Verder onderzoek van de aannemer bracht ook nog aan het licht dat ook de zolders en de dakstructuren van het schip zich in heel slechte staat bevonden. 
De volledige houten draagconstructie van het dak werd kapot gemaakt door de aanwezigheid van vele lekkages. Het vocht heeft het hout geen goed gedaan, en doen rotten. 
Daarenboven bleek er ook nog eens de aanwezigheid van de klopkever, die het hout eveneens zwaar aangepakt heeft. 

En alsof dat nog niet erg genoeg was, bleek ook nog eens dat de dakstructuur uit minderwaardig grenenhout werd vervaardigd. 

De stadsdiensten en de veiligheidscel werden ingeschakeld en er werden maatregelen genomen. 

Langs de buitenkant werd de volledige toren en het dak ingepakt in veiligheidsnetten. 
Binnen werd het volledige schip van de kerk gestut om instortingsgevaar te kunnen vermijden. 


De kerk werd volledig leeg gehaald zodat deze noodstellingen snel konden geplaatst worden. Alle losse meubelstukken werden opgelijst, veilig ingepakt en naar een stockageplaats gebracht door een gespecialiseerde firma. Wat niet kon verhuisd worden, zoals biechtstoelen en preekstoel, werden ter plaatse ingepakt.

Omdat de kerk er na onderzoek nog slechter aan toe was dan eerst werd aangenomen, besliste de gemeenteraad dat de geplande eigendomsoverdracht van de kerk naar de stad niet zou doorgaan. Een volledige restauratie op kosten van de stad zou financieel niet haalbaar zijn. 
Er weren vier pistes onderzocht. Volledige restauratie, behoud van de toren, volledige sloop of geen interventie van de stad. Op sociale media werd een heuse oorlog uitgevochten. 

Volgens de enen moest de bescherming maar opgeheven worden, en zou de boel afgebroken moeten worden. Volgens de anderen diende het gebouw zeker te worden beschermd, er is nog zo weinig overgebleven van het verleden in Aalst…

Een heel moeilijke discussie dus …  Afbreken zou al bijna zoveel geld kosten als renoveren, want het is niet zo simpel om zo’n gebouw in het midden van de stad neer te halen zonder heel strenge veiligheidsmaatregelen en torenhoge kosten. 

Het VVAK (Erfgoedvereniging voor Aalsters Kultuurschoon) was (uiteraard) voorstander voor een totaalrestauratie van de kerk. 
Er bevindt zich immers een beschermd orgel dat bij afbraak ook verloren zou gaan samen met de kerk. Het werd immers op maat van de kerk gemaakt, en kan onmogelijk verplaatst worden. 

Het VVAK is daarenboven de mening toegedaan dat de stad aan de kerk een andere invulling kan geven, naar het voorbeeld van Sint-Niklaas. 

Ook natuurverenigingen zien het gebouw liever niet verdwijnen. In de toren zijn immers steeds vaker nestjes terug te vinden van de slechtvalk. 
De voorbije tien jaar werden er zo meer dan 50 nieuwe slechtvalken geboren op de Sint-Jozefskerk en op de gebouwen van Tereos.
Dat is een opmerkelijke terugkeer van deze vogelsoort want zo’n 20 jaar geleden was de slechtvalk bijna volledig uitgestorven in onze contreien. 
De slechtvalk heeft zich snel aangepast aan de verbeterde situatie: minder gebruik van giftige pesticiden, veiligere nestgelegenheid en voldoende voedsel (verwilderde duiven) in stedelijke omgeving. 

Ze leven vooral van andere vogels die ze grijpen in duikvluchten die soms tot 300 km per uur kunnen gaan. De prachtige slechtvalk wordt daardoor bij de snelste diersoorten ter wereld gerekend.

Dat deze roofvogel belangrijk is voor onder andere Natuurpunt, mag blijken uit het feit dat de stad in 2006 reeds enkele nestkastjes plaatste in de toren van de kerk. 


De Dienst Leefmilieu van de stad en de kerkfabriek stonden volledig achter het initiatief en de vraag van Natuurpunt. Voor de bouw van de nestkast werd het Fonds voor de Instandhouding van Roofvogels (FIR) aangesproken, en ook de dienst Leefmilieu hield een budget klaar voor de bouw. Het ruime verblijf kostte 1.750 euro, plaatsingskosten inbegrepen. Natuurpunt onderhoudt, controleert of de vogels kweken en ringt de jongen.

Soortgelijke nestkasten werden al met succes geplaatst op de kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele in Brussel, de Sint-Rombouts kathedraal in Mechelen, Sint-Baafs in Gent, de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Brugge en de basiliek van Tongeren. Alle nestkasten worden momenteel bewoond door slechtvalken.

De nestkasten van het FIR zijn duurzame en veilige constructies. De kast en het draagstel worden vervaardigd uit roestvrij staal. De eigenlijke bak meet ongeveer 75 bij 45 cm en is 70 cm hoog. Voor de eigenlijke bak bevindt zich dan nog een balkon van ongeveer 30 cm breed. 
De hele constructie weegt ongeveer 50 kg. 
Ze is volledig vervaardigd uit inox met een binnenwand uit hout. 

In de Sint- Jozefkerk werd de kast gemonteerd op een hoogte van 60 meter tegen een steunpilaar van de bovenste galerij. Aangezien de kast dus ongeveer twee meter naar achteren staat en visueel afgeschermd wordt door de balustrade, is ze vanop de begane grond niet te zien. De nestkast werd eigendom van de stad Aalst.

Hoewel het stadsbestuur dus in de kerk een eigen nestkast ter beschikking had, had men toch de intentie om de kerk af te laten breken, te laten declasseren of te laten declasseren met behoud van de toren, maar een volledige restauratie zou te duur zijn. 

Er werd heel wat gepalaverd, maar op 28 maart 2023 zette de gemeenteraad – na vele discussies - eindelijk het licht op groen voor de restauratie van de Sint-Jozefskerk. 

De week ervoor besliste de stad al om de kerk te behouden en te renoveren, en nu heeft de gemeenteraad dat plan dan ook goedgekeurd. Amper vijf gemeenteraadsleden van de 43 stemden tegen. 

Er werd beslist om de kerk te restaureren in zo’n tempo dat de stadskas het kan dragen. 
Intussen zijn alle benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen. De straat werd afgesloten voor verkeer en ook de speelplaats van het SMI werd gedeeltelijk een ‘no go-zone’.

Ondertussen heeft de kerkfabriek de eigendom van de kerk ook definitief aan de stad overgedragen. 

Half augustus 2023 werd van start gegaan met de eerste van de vijf geplande restauratiefases, het herstel van de gevel en de toren. Vermoedelijk zal deze fase ongeveer een jaar in beslag nemen. 

Alles samen wordt die restauratie op zo'n 40 miljoen euro geraamd. De stad betaalt zelf maar een klein deel daarvan. 
Ze wil de uitgaven tot 1,5 miljoen per jaar beperken, en rekent dus grotendeels ook op subsidies van de Vlaamse Overheid en samenwerkingen met partners. 

En ... het hoeft zo lang niet te duren natuurlijk ... maar ooit zullen we opnieuw de kerk kunnen bewonderen zoals ze voorheen was. Niet meer als kerk, maar met een andere invulling ... maar dat is ondertussen ook weer voer voor heel wat meningen en discussies ...


28 oktober 2024... De eerste 'tastbare' resultaten van de restauratie worden zichtbaar.  

Op de 80-meter hoge  top van de kerk staat nu een nieuwe windhaan te pronken. 

Het was een spannende dag voor schepen van Erfgoed, Karim Van Overmeire. Hij droeg de haan immers persoonlijk naar boven, ondanks zijn hoogtevrees. 

Onder de haan bevindt zich een loden koker met een boodschap van Jan Louis, gericht aan de Aalstenaars. 
De tekst herinnert aan de vorige haan die in 1907 geplaatst werd, en vertelt over de rijke geschiedenis van het Esplanadeplein, dat ooit dienst deed als marktplaats en zelfs een oefenplein was voor soldaten. 
De kerk zelf heeft in de oorlogsjaren nog als Duitse uitkijkpost gefungeerd. 

Met de woorden ‘Salie en de windj vanachter’ werd het beestje ingehuldigd.

De restauratie van de Sint-Jozefkerk is in handen van architect Ellen Vertommen van Pluspunt Architectuur, en wordt uitgevoerd door firma Renotec. 
De werken worden nauwgezet opgevolgd door stadstechnicus Hans Goubert. 

In 2025 begint de tweede fase, waarbij het schip van de kerk een nieuw dak krijgt. Dit proces zal nog jaren duren, maar ondertussen is de veiligheid voor omwonenden en bezoekers in elk geval  gewaarborgd.

Het stadsbestuur heeft dus nog wel wat tijd om te beslissen wat de toekomstige bestemming van de kerk zal worden. Ook de heraanleg van het Esplanadeplein zal dzzrbij niet vergeten worden. 
Voor nu kunnen de inwoners van Aalst in elk geval gerust ademhalen, en genieten van hun iconische nieuwe aanwinst die hen vanuit de toren toe zal kijken.


Bronnen

Kerknet.be
Issuu.com
Tvoost.be
Gemeenteraad 28/03/2023
VRT nws 24/03/2023
Nieuwsblad 17/08/2023
Sintjozef125.be
De Dendergalm 24/01/1904
Delcampe.net
Valkenvooriedereen.be
Foto Bvaerrts via Flickr (skyscrapercity.com)
Afixgroup.com
Pluspuntarchitectuur.be
Foto slechtvalkjes Tereos : Katrien Buysse
Plannen preekstoel via beeldbank.onroerenderfgoed.be
Inventaris.onroerenderfgoed.be, digitaal beschermingsdossier DO001045, Aalst: Oude Binnenstad.
HLN 29/10/2024

maandag 30 december 2019

Nieuwjaarsbrieven

Vorige week waren het de kerstkaartjes  (zie HIER) … 
nu gaan we onze nieuwjaarsbrief eens lezen ...

Terwijl we bij Denemarken denken aan lego, bij Griekenland aan witte huizen met blauwe daken. En bij Spanje aan Sint Maarten en appelsienen … zijn wij gekend voor onze chocolade, ons bier, manneken pis en het Atomium

Terwijl ze zich in Duitsland amuseren met hun schlagers, ze in Nederland rondlopen op klompen, in Frankrijk aan het petanquen zijn, en in Engeland tea-time houden …. hebben wij in ons kleine landje (buiten frieten eten) blijkbaar geen uniek gebruik dat het land typeert …

Neen ? …
Toch wel !   

In ons Vlaamse vlakke land bestaat namelijk wel degelijk een traditie die de eer moet redden.

Een traditie die zo uniek is dat ze enkel in Vlaanderen gekend is.

Een traditie die bovendien al eeuwenlang meedraait.

Vlaanderen heeft iets dat geen enkel land noch streek in de wereld heeft.

Vlaanderen heeft… de nieuwjaarsbrief.


In tegenstelling tot het kerstkaartje is de nieuwjaarsbrief dus wel een Vlaamse aangelegenheid.


Bij de overgang van oud naar nieuw is het traditie dat kinderen hun nieuwjaarbrief opzeggen aan ouders, meter en peter in het bijzijn van de hele familie. Ze uiten hun dankbaarheid en liefde voor de ouders en beloven om het komende jaar (uiteraard) opnieuw braaf te zijn. Uiteraard verwachten ze voor deze inspanningen ook ‘een enveloppeke’ of iets anders in de plaats.

Het opzeggen van een nieuwjaarsbrief is een Vlaamse traditie die zijn oorsprong kent in de 16e eeuw toen de Franse koning Karel IX in 1563 besliste dat 1 januari voortaan nieuwjaarsdag zou zijn.

Na de invoering van de Gregoriaanse kalender in 1582 werd 1 januari vanaf dat ogenblik aanvaard als nieuwjaarsdag in steeds meer landen in Europa en daarna ook in de wereld. De brieven van toen waren  enkel voor de elite, want enkel zij gingen naar school en konden lezen en schrijven.

Er is zelfs nog een exemplaar teruggevonden van de Antwerpse drukker Jan Moretus (1543-1610), de schoonzoon van Christoffel Plantijn (1520-1589).

Deze eerste brieven waren in het Latijn geschreven en waren daarenboven opgesteld in dichtvorm.
We moesten er vooral uit leren dat vrede het kostbaarste is op aarde en dat geschenken deze boodschap van vrede bevestigen en versterken. 
De leerlingen konden de op school geleerde kennis en vaardigheden in de huiskamer en voor de familieleden in de praktijk brengen. Het ging daarbij zowel over de manier waarop de tekst werd gebracht, als over hoe de brief geschreven was ... Even konden de leerlingen dus de rol spelen van redenaar, van spreker voor een publiek … een kort 'moment de gloire' als het ware. 
Wanneer de kinderen de brieven op school schreven, was er uiteraard uiterste concentratie vereist en moesten de handen extra proper zijn. Slordigheid en vlekken werden immers niet getolereerd!

De nieuwjaarsbrief is tijdenlang een privilege van de betere klassen gebleven. Zoals vermeld kwamen de nieuwjaarsbrieven alleen voor bij de bourgeoisie, na het Latijn voornamelijk in het Frans.

Pas na de Eerste Wereldoorlog, toen de leerplicht werd ingevoerd, vond de nieuwjaarsbrief ook zijn weg naar de gewone man. 
Voortaan voor 'iedereen' dus, maar zelfs toen het Vlaams zijn opwachting maakte in het onderwijs, was het nog steeds zo dat daar waar de kinderen van de gewone werkmens het hielden op ‘Lieve ouders,’ uit de kinderkeeltjes van betere komaf het chiquere ‘Mes chers Parents' klonk.

Op de nieuwjaarsbrieven-schrijfdag moesten de kindjes altijd met schone handjes naar school komen. Vlekken op het goudomrande en blinkende papier waren immers volledig uit den boze. Maandenlang al was men bezig met de voorbereiding in de les kalligrafie (of 'schoonschrift' zoals dat toen noemde) zodat de kinderen op het moment suprême in sierlijke krulletters hun wensen konden neerschrijven.

Die bedachten ze overigens niet zelf. Aan spontaniteit werd nog weinig belang gehecht. De tekst werd door de meester voorgeschreven op bord. Het was aan de kinderen om die foutloos te kopiëren. Nieuwe pen, inktpot en vloeipapiertje waren die dag dus zeker nooit ver buiten handbereik.

De taal was in die tijd ook nog erg vormelijk. Voor grappige rijmpjes en dito wensen was er toen helemaal geen plaats. Respect en vroomheid waren de norm. Dat getuigt deze brief die in 1929 werd geschreven :

“Best Meter, 

Wat ben ik blijde
Dat de eerste januari
weer is aangebroken.
Het is immers op dezen
dag het mij zoo aangenaam
is U mijne hartelijkste wenschen
te toesturen Op den eerste
dag van het jaar 1929 heb ik den
Goeden God den ook vurig gebeden
opdat Hij u nog menig jaar in
volle gezondheid zou laten leven
en opdat Hij alle uwe
ondernemingen met zegen zou
beloonen. Wat mij betreft ik beloof u
welgemeend braaf te zullen
zijn en goed te leeren in de school

Uw doopkind
T.
Aalst den 1sten januari 1929”

Of deze uit 1933 :

“Dierbare Ouders

Met opgeruimden geest begroet ik den
eersten dag van het jaar, dan
immers mag ik U de ware
gevoelens van mijn hart te kennen geven.
Zij bestaan in de
beste gelukwenschen zoo voor
uw geestelijk als tijdelijk
welzijn.
Gods milde (hand)
zegen kome dagelijk op U
neder. Zijn machtige hand
bescherme U voor ziekte en
tegenspoed, steune U in de
beproevingen, doe U in de
gezondheid en moedig uw
levensbaan bewandelen,
begunstige uw arbeid.
In een woord, de Heer
Schenke U het jaar 1933
zalig en gelukkig.
Met dit tijdstipt
vooral, Lieve Ouders, zal een
vurige bede, tot vervulling
dezer wenschen opstijgen, uit het hart
van

Uw toegenegen zoon
T.
Aalst den 1sten januari 1933”

Na de Tweede Wereldoorlog werden de nieuwjaarsbrieven meer afgestemd op de leefwereld van het kind. Het besef groeide dat kinderen de moeilijke woordenschat en de lange volzinnen niet altijd even goed begrepen, laat staan herhalen. De wensen werden korter en makkelijker van taal. Ook werd er meer gebruik gemaakt van rijmpjes, zeker bij de jongste kinderen

Hoewel er dus al vroeger nieuwjaarsbrieven geschreven werden, is deze traditie pas écht doorgebroken tot het grote publiek in de jaren 60.

Ook de vorm van de brieven veranderde grondig in die periode. Nieuwjaarsbrieven werden steeds vaker commercieel geproduceerd, waardoor de afbeeldingen kinderlijker werden. De katholieke symbolen zoals een afbeelding van het Heilig Hart, Jezus, Maria of de Heilige Antonius ruimden vanaf de jaren 1960 steeds vaker plaats voor wintertaferelen.
Uitgever Ben Roggeman uit Schellebelle speelde daarbij bij een belangrijke rol.
In 1960 bracht hij immers het boek ‘De honderd nieuwjaarsbrieven voor kinderen van de lagere school’ uit waarin hij meer dan één lans brak voor de vernieuwing van de nieuwjaarsbrief. De hedendaagse brieven worden voornamelijk uitgegeven bij Abimo Uitgeverij en Bvba Beuselinck.

DE BRIEF :

Een nieuwjaarsbrief is traditioneel een eenvoudig dubbel gevouwen en versierd kaftje, binnenin kan dan de tekst geschreven worden.  Er zijn tegenwoordig echter ook vaak modernere varianten met zelfgemaakte foto's of heuse kunstwerkjes. 

De tekst opent meestal wel nog traditioneel met : "Liefste ouders", "Liefste meter", "Liefste peter" of "Liefste oma en opa" (of andere benamingen voor de grootouders).
In nieuw samengestelde gezinnen en bij overlijdens wordt hier uiteraard van afgeweken. 

De nieuwjaarswensen zelf worden meestal in rijm of versvorm geschreven. 

De brief eindigt ook nog traditioneel met: "Uw kapoen" (Vroeger, in strenger katholieke tijden bij meter en peter, "Uw doopkind"), (Plaats) , 1 januari, (Jaar)".

Toen art nouveau en art deco in de jaren twintig opgang maakten, namen de nieuwjaarsbrieven die stijl over. De jaren dertig en veertig werden dan weer gekenmerkt door devote religieuze plaatjes, wat op zich niet zo verwonderlijk is gezien de nieuwjaarsbrief is gegroeid vanuit een katholieke traditie.'

Ook de oorlog drukte – uiteraard - zijn stempel. De kwaliteit van het papier ging achteruit en de teksten verwezen vaak op aangrijpende wijze naar het oorlogsleed. Kinderen wensten dat er eindelijk vrede zou komen of dat hun pappie snel van het front zou mogen terugkeren.
In die periode kon je ook merken dat de ouders in de vrije ruimte op de nieuwjaarsbrief vaak ook nog snel hun eigen wensen toevoegden. Soms zijn die boodschappen erg praktisch, in de trant van ‘We hadden kunnen komen, maar de auto stond in panne.' of emotioneel bij het verlies van een familielid bijvoorbeeld.

Gelukkig waren er ook vrolijker invloeden. Toen in de vrije en blije jaren zestig en zeventig de rokken korter werden, doken ook figuren in minirokjes op. 
Een decennium daarna waren dan weer de stripfiguren erg in trek. In die tijd kon je als peter of meter de beste wensen ontvangen met een afbeelding van Jommeke, Suske en Wiske of de Smurfen.
Nog later maakten ook Dora, Spongebob en Maya de bij hun opwachting.

Het opzeggen van nieuwjaarsbrieven begint bij de leeftijd van ongeveer 3-4 jaar, de leeftijd waarop kinderen naar de kleuterschool gaan. 
In de kleuterschool zal de tekst voorgedrukt staan op de nieuwjaarsbrief en wordt de tekst in de klas doorgenomen en geoefend samen met de leerkracht in een klassikaal verband. 'Van buiten blokken en aframmelen' dus eigenlijk ...
Vanaf het eerste jaar, wanneer de kinderen leren lezen en schrijven, tot en met het laatste jaar van de basisschool, respectievelijk van 6 tot 12 jaar, schrijven de kinderen op school de nieuwjaarsbrief eigenhandig. Het gaat dan om een tekst, al dan niet een eigen of reeds bestaande tekst, waarin de wensen voor het nieuwe jaar staan. Na het voorlezen van de nieuwjaarsbrief krijgt het kind speelgoed of een ander geschenk, maar vaak ook contant geld om op te sparen voor later.

Het krijgen van geschenken met Nieuwjaar is in België even belangrijk of zelfs belangrijker dan geschenken met Sinterklaas / Sint Maarten of Kerstmis.

De nieuwjaarsbrief is als het ware een soort van dienst die een kind moet leveren opdat het cadeautjes krijgt. Hierdoor zouden ze moeten leren beseffen dat geld en cadeaus niet altijd zomaar vanzelf komen. 
Vaak houdt deze traditie op tijdens het 12de-13de jaar, wanneer het kind de overstap maakt van de basisschool naar secundair onderwijs. Meestal krijgt de tiener met Nieuwjaar, wel nog wat geld toegestopt door de ouders, meter, peter of grootouders maar een brief voorlezen ... wordt wat belachelijk geacht op die leeftijd.

De parodie op de nieuwjaarswens van "liefste peter, hoe meer ge geeft hoe beter" klopt niet helemaal, of zou in elk geval eigenlijk helemaal niet mogen kloppen. 

Een nieuwjaarsbrief is in de eerste plaats immers namelijk bedoeld om elkaar het beste toe te wensen of om te bedanken voor goede zorgen, en niet om te bedanken voor 'luxe'. 
Dat laatste was wel het geval voor brieven die begonnen met 'geachte weldoener' en geschreven waren door weeskinderen
Over het meisjesweeshuis in Aalst is HIER meer te lezen, over het jongensweeshuis HIER ...

Natuurlijk hoort dat centje er vaak wel bij, maar dat heeft eigenlijk meer te maken met de speciale gelegenheid dan met de nieuwjaarsbrief zelf ... 

Alhoewel meter- en peterschap een christelijk-katholiek gebruik is, is deze traditie ook door vrijzinnigen in gebruik. 
Dit is minder het geval bij de andere geloofsovertuigingen, omdat het een gebruik is uit de Belgische christelijk-katholiek cultuur. Toch maken ook moslimkinderen samen met katholieke en vrijzinnige kinderen op school nieuwjaarsbrieven voor hun ouders en grootouders, niettegenstaande deze traditie bij hen eigenlijk niet wordt gebruikt. Het schrijven ervan wordt dan ook gezien als een initiatief van de school, en niet vanuit religie of traditie.

Hier een voorbeeldje 'old style' uit de jaren '50 met nog 'tierlantijntjes' en 'krulletjes'.


En een hedendaags voorbeeld waar het thema 'winter' voorop staat. Het ontwerp is van de Aalsterse auteur en illustrator Kathleen Amant.


Tot slot een nieuwjaarsbrief zoals deze heden ten dage zou kunnen klinken :


Hi ieder1

Whappe wil ik niet.
SMS is uit de tijd.
Mail, geen skype noch tweet.
Dat past niet bij deze gelegenheid.
Ook niet via fb een bericht.
Maar wel IRL dan zie je mijn gezicht. 

Dit zal je zeker plzren.
Het is feest VAN8,
we hebben iets te 4en.
Als je nog ff w8.
Het is echt, er is een jaar voorbij.
De komst van nieuwjaar maakt me :-)

Ik heb wat wensen voor jou klaar.
Ja, ik heb aan jou ged8.
Ik wens je een vetfijn jaar
met veel LUV, voorspoed en kr8.
Een goede gezondheid en veel suc6.
Een jaar zonder al te veel stress.

We zijn gekomen aan het einde van mijn pb.
Ik moet dringend stoppen want 2024 is in zicht.

2 U from me.




Bronnen :

Etienne Scheerlinck/geschiedenis.htm
Nieuwsblad 11/12/2008
afbeelding 1950 huisvanalijn.be
afbeelding hedendaags eenfijnedag.be/njb-kathleen_amant.php
hebban.nl Renate Kerkhofs
Inventief met de nieuwjaarsbrief, Renate Kerkhofs, ISBN 9789402168198
lecavzw.be/tradities

zondag 22 december 2019

Kerstmis - Kerstboom - Kerstballen - Kerstkaarten

De hele geschiedenis van kersmis ga ik hier nu niet herhalen, die is meer dan gekend. 
Maar hieronder toch wat meer over het gebruik van de kerstboom en de kerstkaartjes : 

Kestboeim … Kestballen ...


Het Zijn de Germaanse tradities die aan de oorsprong van de kerstboom zouden liggen, maar ook van de Romeinen is bekend dat ze hun huis versierden met groene takken en verlichting. 

Bij de beide volkeren waren de groene bomen en takken het symbool voor vruchtbaarheid en goddelijkheid. 

Er was één boomsoort was die altijd groen bleef en dat was de dennenboom
Andere bomen verloren hun bladeren of werden bruin, maar de dennenboom niet, dus de keuze was snel gemaakt. 

Uit de keuze voor de versieringen, zoals sterren (tegenwoordig de lichtjes), planeten en manen (de kerstballen), blijkt wel dat men de boom enige hemelse goddelijkheid toedichtte.

De origineel sober gekleurde kerstballen, die de planeten voorstelden, werden in de loop der jaren ook vaak vervangen door meer kleurrijke exemplaren, met motiefjes, figuren enz.
De ballen zijn trouwens ook onderworpen aan modetrends en populariteit van bepaalde figuren (Mickey en Minnie, K3, ...)


De boom bij de Germanen kondigde tijdens ‘het Joelfeest’ de nieuwe lente aan en daarom zette men tijdens de midwinternacht, de kortste dag van het jaar, een groene boom neer. Er werd dan een groot vuur aangestoken, er werd gedronken en er werd lawaai gemaakt om de boze geesten te verdrijven. 

Ook de Romeinen hadden zo hun feestje. Zij verwelkomden de terugkeer van de zon op 25 december met hun ‘Sol Invictus’ (de onoverwinnelijke zon) feest. 

Tegenwoordig wacht men zo lang niet meer, en zeker in 2020 waren er zelfs eind oktober al versierde kerstbomen te zien in de huizen. 
Vaak zet men ook een exemplaar in het midden van het dorp of de stad. Deze wordt dan versierd met appeltjes en andere attributen, die het begin van een nieuw seizoen aanduidden.

Ook Aalst kent natuurlijk zijn kerstboomtraditie, de ene keer met meer succes dan de andere. 

Het was Gustaaf De Stobeleir die in 1953 voor de eerste keer een verlichte kerstboom liet plaatsen op de Grote Markt. 
Hij deed toen ook een voorstel om het standbeeld van Dirk Martens te verhuizen naar het Stationsplein, wat op heel wat tegenkanting stuitte. Uiteindelijk bleef Dirk Martens op zijn plekje staan, … maar ook de kerstboom werd een traditie. 

Men sprak van een ‘monsterkerstboom’ … met verlichting, maar ook vergezeld van honderden affiches om het evenement aan te kondigen. De tegenstanders vroegen zich smalend af wat het nut was van zo’n boom en bijhorende kosten, en of er onder de boom ook een kribbeken zou staan ‘voor de katholieken’ …
De boom kwam te staan voor ‘de Comte’, het liberale hoofdkwartier, en dus … geen kribbeken. 

Dat werd later wel aangepast en er kwamen in de loop der jaren ook een heuse kerstmarkt, een ijspiste en kleurrijke versieringen bij.  Ook de shoppers werden niet vergeten en men lokte heel wat volk naar de stad tijdens ‘Aalst twinkelt’.


De kerstmarkt verplaatste zich stilletjesaan naar het Statieplein en het Vredeplein, de ijspiste verhuisde naar de Werf.  Het werd allemaal wat uit mekaar getrokken maar de kerstmarkt heeft eigenlijk nooit de écht grote uitstraling gehad van de grote kerstmarkten in Duitsland bijvoorbeeld. 

In 2017 veranderde men de naam even naar ‘Wintermarkt’ maar dat had een hevig protest tot gevolg.
De verhuis van de ijspiste naar het Werfplein dat jaar had trouwens ook verlies voor de handelaars op de Grote Markt tot gevolg, want door het verdwijnen van die trekpleister en de hoge huurprijzen voor een standplaats leden zij tot maar liefst 70¨% verlies. 

De stad heeft getracht de kerstmarkt in een nieuwe stijl te creëren”, reageerde schepen van Economie Katrien Beulens toen. “De eerste editie was positief, maar er zijn wel punten die aangepakt moeten worden. Aalst Twinkelt was een schot in de roos en die sfeer willen we nog meer doortrekken. Ook het Vredeplein wordt onder de loep genomen, we zien wat daar beter kan. Wat de prijzen betreft: E.M.O. (de verhuurder van de chalets) bepaalt die. Alles zal afhangen van het evaluatiegesprek.”

Discussies dus, maar het is wat het is, … de kerstboom bleef !

Op de Grote Markt was in 2017 zelfs een dubbel exemplaar te zien … Een unicum in Belgie. De origineel geleverde boom was immers zo lelijk dat de Groendienst noodgedwongen op zoek ging naar een tweede boom om de kale plekken van de eerste weg te stoppen. Het stadsbestuur weigerde de 3.800 euro voor de eerste boom te betalen.
Omdat de takken aan één zijde van de boom afgebroken waren, zag die er niet uit, en kwam al gauw in het nieuws als ‘de lelijkste kerstboom van het land'. 
De oplossing vond men in deelgemeente Nieuwerkerken. Een twaalf meter hoge boom die daar later zou geplaatst worden, werd ‘in beslag genomen’ en naar de Grote Markt gesleept. Daar zette men deze tegen de andere boom zodat het gat wat weggestopt werd.
En zo kwam het dat Aalst de primeur van ‘dubbele kerstboom’ op zijn naam mocht schrijven. 
Geen nood, voor de buren uit Nieuwerkerken werd ook een oplossing gevonden. 

In 2020 werd er dan wel weer een prachtig exemplaar uit de kast getoverd. De stad bestelde in plaats van een traditionele fijnspar dit jaar een Kaukasische zilverspar 
De boom is oorspronkelijk uit de Kaukasus maar overleeft ook heel goed in ons klimaat. Hij heeft een bijzonder knap volume, is mooi en breed. 
Hieronder een filmpje van het opzetten van de boom (filmpje van Oilsjteenweireldstad)


Dit soort kerstbomen werd trouwens al in de late middeleeuwen, vanaf de vijftiende eeuw, gebruikt tijdens christelijke winterfeesten in Oost-Europa, de Duitse gebieden en Scandinavië. Vooral in de Duitse landen was het gebruik van kerstbomen behoorlijk wijdverspreid. De bomen die men gebruikte werden toen ook al feestelijk versierd.

In de zestiende en zeventiende eeuw begonnen de rijkere Duitsers ook zelf een boom in hun huis te plaatsen. Ze hingen hierbij appeltjes in de boom, een verwijzing naar de zogenoemde “Adam en Eva’s dag” op 24 december. 

Het gebruik van kerstbomen versierd met appels werd al gauw overgenomen door de Britse adel en tijdens de 19e eeuw verspreidde het gebruik van de kerstbomen zich ook over de rest van Europa.
De katholieke kerk, die eerst de feestelijke boom wou verbannen omdat hij de aandacht van de geboorte van Christus zou afleiden, aanvaardde uiteindelijk toch de boom en gaf hem de symboliek van het licht. 
Daarenboven zagen ze in de driehoekige vorm de heilige drievuldigheid (Vader, Zoon en Heilige Geest). 

Omstreeks 1800 zorgden Duitse emigranten ervoor dat de traditie van de kerstboom de oceaan overstak en ook in de Verenigde Staten ingeburgerd geraakte. Het duurde amper vijftig jaar voordat de kerstboom in de Verenigde Staten ook gecommercialiseerd werd. De bomen werden steeds groter en telkens uitbundiger versierd.
In 1853 zorgde Franklin Pierce ervoor dat er voor het eerst een kerstboom verscheen in het Witte Huis in Washington. Ook de Amerikaanse presidenten gingen dus overstag. Tegenwoordig is het nog steeds de gewoonte dat de First Lady de boom mooi versierd vooralleer hij aan de rest van de wereld wordt voorgesteld.

In de late negentiende eeuw werd ook de kunstkerstboom op de markt gebracht. 
Verschillende winkelketens begonnen in 1883 met het verkopen van deze 'nep'kerstbomen. De eerste exemplaren bestonden uit vijfentwintig losse takjes die opgetuigd werden met roodkleurige bessen. In de jaren ‘30 werd de kunststofboom pas echt populair, ook al door de voorgaande jaren van crisis.
Het jaarlijks hergebruiken van nepbomen was immers veel voordeliger dan elk jaar een nieuwe boom te gaan kopen.
Uiteraard gaan er stemmen op dat ‘de echte’ nooit kan vervangen worden, maar er valt natuurlijk ook wel iets te zeggen voor recyclage en kunststof, temeer omdat het niet bij de kap van die ene boom blijft. Tel maar eens als iedereen zo’n echte boom zou zetten … De ontbossing zou imens zijn.

Tegenwoordig bestaan ze trouwens in alle maten, gewichten en kleuren. Sommigen met geïntegreerde lichtjes, anderen met blauwe of rode takken, en ook de kerstbomen zijn intussen een echte modetrend geworden. 


Kestkortjes ...

Kortjes van Oilsjtersen boedem ver malkanderen 't beste te wensjen (of malkander te verwensjen) ...
Ge kentj missching iemand da deis daugen verjoort ? Stiert hem of heer dan een kestmeskoort !!!
En heb je genoeg van Corona? Geen probleem : maak je wensen duidelijk via een kaartje !


Andere varianten : 

- 't Nief joor stoot veer de deer, me ewa possensje kommen der wel deer
- Weirme wensjen
- Hoera, vandaug es nen dag ver aa
- ... 

Ikzelf ben een kerstkindje, ja hoor, geboren op 25/12 ...  en eens een écht verjaardagskaartje krijgen doet deugd tussen al die kerstkaartjes, 'Vrolijke feesten, prettig kerstmis, gelukkig nieuwjaar' met eronder gekriebeld '... en ne gelukkige verjaardag'. 

Maar van waar komt nu het gebruik van deze speciale kerstpost? 

De papieren post lijkt misschien wel een beetje op z’n retour te zijn met de komst van social media en electronische boodschappen, maar kom daar bij de posterijen niet mee af in de maand december. In die periode sturen we immers nog steeds massaal kerstkaarten om elkaar fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar te wensen en lopen de sorteercentra dan ook over van de gezelligheid (mja, ...).
Traditiegetrouw kunnen we onze kerstkaartjes vinden op een kerstmarkt, maar - hoewel er beduidend meer kaartjes zullen verstuurd worden - zal dit in 2020 toch iets anders liggen. 
Geen kerstmarkt, geen ijspistes, geen glühwein, geen warme choco ... maar dus ook geen kaartjes in de gezellige 'kerstkotjes' ... Die dienen we dit jaar te zoeken in de grotere winkels of ... we maken ze zelf. 
Eender hoe je het ook doet ... dit jaar zal er opvallend meer een 'goeie gezondheid' gewenst worden. 
Maar waar komt die traditie van kerstkaarten eigenlijk vandaan?

Elkaar kleine attenties geven was in de decembertijd al gebruikelijk in de Oudheid. Zo gaven de Germanen en ook de Romeinen elkaar maretakjes en groene takken in deze periode.
Maar kaarten werden er toen nog niet verstuurd.

In de Middeleeuwen gaf de Europese adel houtsnijwerken met religieuze kersttaferelen aan geliefden of aan goede relaties uit hogere kringen.

In de vijftiende eeuw bestond de gewoonte om een geliefde een kaart met goede wensen te sturen. Deze gewoonte van kaarten sturen groeide in de zestiende en zeventiende eeuw, maar het gebruik was zeker niet algemeen vespreid, het waren voornamelijk de rijken die kaarten stuurden, en dan nog niet specifiek met kerst, … Het waren meer ‘algemenere’ kaarten met daarop liefdesbetuigingen en groeten.

Net zoals met veel tradities het geval is, is ook de eigenlijke herkomst van het gebruik van kerstkaarten dus niet helemaal duidelijk.

De eerste ‘echte’ kerstkaart die onder historici bekend is, is een kaart uit 1611.

Het was de Duitse arts Michael Maierus, ook bekend als Michael Maier, die toen een kerstkaart stuurde naar de Engelse koning James I van Engeland en zijn zoon.
Hij deed hiervoor veel moeite want hij ontwierp en schreef de kaart zo dat de tekst een roos vormde, geheel in de stijl van de rosenkruisers.
De boodschap luidde : “met een gebaar van vreugdevolle viering van de geboortedag van de Heer, met vreugde en voorspoed gaan we het voorspoedige jaar 1612 binnen” ...

De eerste commerciële kerstkaart werd in 1843 verzonden.

Het was in Engeland al traditie om rondom kerst lange geschreven brieven te sturen aan vrienden en familie die niet bezocht konden worden met kerst. Zo’n brief moest dan ook volgens de geldende beleefdheidsvormen van die tijd opgesteld worden, en diende ook steeds netjes beantwoord te worden.

Die regel zorgde er in combinatie met de snelgroeiende populariteit van de posterijen voor dat de hoeveelheden post die iemand ontving –en moest beantwoorden- soms enorm konden zijn. Zeker als het ging om prominente personen, zoals Henry Cole.

Of Henry Cole op zoek was naar een makkelijke manier om de bergen kerstpost op zijn bureau te beantwoorden, of naar een manier om het grote publiek snel kennis te laten maken met het nieuwe postsysteem is niet helemaal duidelijk. In ieder geval schakelde hij kunstenaar John Horsley in om een wenskaart met een kerstboodschap te ontwerpen.

Wat de twee bewoog om de eerste kerstkaart te bedenken is niet helemaal duidelijk, maar de invoering van de ‘Uniform Penny Post’ in Engeland, heeft in ieder geval in grote mate bijgedragen aan hun idee. Door dat postsysteem kon een brief voor slechts een penny worden verstuurd en daardoor werd het versturen van post uiteraard opeens betaalbaar voor de grote massa, die dan ook enthousiast aan het brievenschrijven sloeg.

Deze eerste kaart toonde een kerstviering van een gezin met aan de ene kant armen die voedsel kregen en aan de andere kant armen die kleren kregen.


De moraal moest dan ook zijn dat de kerstdagen ook een moment zijn om aan de armen te denken en deze ook te helpen.

Opmerkelijk was dat Charles Dickens in dat zelfde jaar het bekende "A Christmas Carol" schreef waarin deze zelfde moraal ook werd aangemoedigd. Waarschijnlijk zou dit dan ook wel eens de inspiratiebron kunnen geweest zijn voor de kaarten.

Cole liet 1000 lithografisch afdrukken maken van de kaarten. Heden ten dage zijn er nog maar 50 van deze afdrukken over. Het jaar erop werden er zelfs 25.000 kaarten verzonden ondanks enkele kritische opmerkingen. Deze commentaren gingen erover dat op de kerstkaarten toastende mensen elkaar gelukkig kerstfeest wensten.

Op de kaart waren drie tafereeltjes te zien: twee van hulp aan minder bedeelden, maar het meest prominent was een tafereeltje van een vrolijk gezelschap aan het kerstdiner.

Alcohol en een christelijk feest als kerstmis konden immers niet samen gaan. Ook een afbeelding op van een vrouw die een jong meisje een slokje rode wijn gaf werd in het Victoriaanse Engeland op heel wat afbrekende commentaren onthaald.


Ondanks deze controverse omdat er wijn drinkende kinderen op de kaart stonden, was de kerstkaart zo’n succes dat er snel een tweede oplage van nog eens duizend exemplaren verscheen. Het succes was zo groot, dat ook officiële instanties de gewoonte overnamen.


Deze – beruchte - tekening was dus gemaakt door John Callcott Horsley en de kaart werd voorzien van de nog steeds veelgebruikte tekst… “…A Merry Christmas and a Happy New Year to You ...”

Op de kaart was na een korte aanhef ook nog ruimte om de naam van de ontvanger op te schrijven, zodat de kaart wel een klein beetje persoonlijk was.

De Industriële Revolutie, met name de uitvinding van de stoommachine, zorgden ervoor dat kerstkaarten razendsnel gedrukt konden worden en natuurlijk ook met de stoomtrein snel over het land verspreid konden worden

De productie van de moderne kerstkaart startte op de in 1893 gehouden World's Columbian Exposition — ook bekend als The Chicago World's Fair. Dit was een wereldtentoonstelling, die in 1893 werd gehouden in Chicago ter viering van het feit dat 400 jaar eerder Christoffel Columbus Amerika ontdekte. De US Post Office verleende Charles Goldsmith een licentie om geïllustreerde souvenir kaarten van de beurs af te drukken op de Amerikaanse postals. 

De moderne wenskaart industrie begon kort hierna. In het begin van de 20ste eeuw werden bedrijven, zoals Hall Brothers, Inc (later omgedoopt tot Hallmark Cards), American Greetings, Rust Craft en Buzza opgericht.

Rust Craft (Toronto, Canada) werd opgericht door Fred Rust, het was een kleine boekwinkel die zijn eerste kaart drukte in Kansas City, MO in 1906. Van deze kaart wordt aangenomen dat dit de eerste kaart was die ontworpen was om in een enveloppe verzonden te worden.

In 1910 stortte Joyce C. Hall zich in de kaartverkoop. In kansas city richte hij de Hall Bros op Hij begon met 2 schoenendozen aan kaarten en al snel ontdekte hij dat er een markt was voor kerstkaarten in een enveloppe. In 1915 bracht hij zijn eerste kaarten uit.
Inmiddels is Hallmark een begrip geworden en worden er miljoenen kaarten dagelijks geproduceerd.

Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog ging de productie van de kerstkaarten weliswaar door, maar was op de kaarten een duidelijke verwijzing met de oorlog zichtbaar.


In 1930 kreeg de tekenaar Haddon Sundblom de opdracht van The Coca-Cola Company een serie advertenties te ontwerpen voor de aanstaande kerstperiode.
Dat was niet helemaal vreemd te noemen, omdat in die jaren Coca-Cola bekend stond als dé ideale dorstlesser.
De opdracht was een menselijke, gezellige dikkerd met een mooie baard te ontwerpen in de bedrijfskleuren rood en wit.

Nu had Sundblom een gepensioneerde buurman, ene meneer Prentice die zeer goed aan de vereisten voldeed. Tevens was hij een zeer vrolijk type die een zeer aparte lach had die klonk als Yo-ho-ho. Vanaf de eerste dag was deze Santa Claus een hit. Nog steeds is het beeld dat door Sundblom is geschapen hét gezicht van de kerstman. 

Ondanks het feit dat dit beeld eigenlijk exclusief voor Coca-Cola bedoeld was, werd het door de jaren heen zo'n gemeengoed dat The Coca-Cola Company besloot dat Santa Claus voor iedereen in de wereld was en er vrij gebruik van mocht worden gemaakt.

De tweede wereldoorlog had een duidelijke impact op de kerstkaarten. De kerstman ondersteunde de soldaten, de amerikaanse vlag kwam vaak terug op de kaarten.
Ook werden er persoonlijke groeten als "missing you" gezet op de kaarten. Maar er waren ook kaarten gemaakt door krijgsgevangenen die zo hun geliefden thuis wilden laten weten dat ze nog leefden en aan hun dachten.

De kerstkaart werd ook ingezet als propaganda materiaal om de vijand te demotiveren. Veel verzamelaars van oude kerstkaarten hebben dan ook veel interesse in deze periode.

Na de 2e wereldoorlog stond de wereld in het teken van de wederopbouw. Ook in de kerstkaarten was er een verandering waarneembaar. De kaarten werden vrolijker en de kleuren werden feller, terwijl de kaarten ook meer humor bevatten. Ook persoonlijke kerstkaarten werden populairder waarbij hele families op de foto werden gezet.

In de jaren 60 kwamen thema's als vrede en liefde terug in de kerstkaarten.Peace en flowerpower bepaalde in die periode ook sterk het leven en dat was ook terug te vinden in de kerstkaarten. Ook gebeurtenissen als de maanlanding kwamen terug in de kerstkaarten. Bij de productie van de kaarten werd gebruik gemaakt van goudkleurige folie, relief en embossing. De kaarten kregen wel steeds meer vormen, oa langgerekte vormen.

In 1967 tekende de illustratrice Denise Holly Hobbie-Ulinskas voor het eerst een fictief meisjesfiguur met de naam Holly Hobbie die in korte tijd zeer populair werd in de Verenigde Staten, maar ook in Europa.

Ook dit stripfiguur kwam veelvuldig terug in de kerstkaarten.

Gedurende de Vietnamoorlog was de kerstkaart dan weer een propagandamiddel. De Vietnamese troepen (vietcong) maakte veel kerstkaarten die van een goede kwaliteit waren. de kaarten waren smal en moesten gevouwen worden zodat ze in een portemonnee bewaard konden worden.

Naar mate de druktechniek verbeterde, werd de kerstkaart steeds populairder. Zo populair dat in de jaren 70 ook in Amerika kerstkaarten verschenen van kaartenmaker Louis Prang. Waar de Engelse kerstkaarten vaak plaatjes van religieuze taferelen hadden, waren de Amerikaanse kerstkaarten iets minder stichtelijk, en bevatten voornamelijk bloemen en winterse taferelen.
Het versturen van de kerstkaart werd ook in de Verenigde Staten een groot succes. Veel drukkers namen het voorbeeld van Prang over en binnen enkele jaren werden in de VS al miljoenen kerstkaarten verstuurd.

Daarmee had de kerstkaart zich definitief gevestigd als een echte kersttraditie.

Terwijl in de oorlogsperiodes de kerstkaarten een grote morele opsteker waren voor de troepen die de kerst aan het front doorbrachten, ontdekten daarna ook liefdadigheidsinstellingen de handel in kerstkaarten als een manier om geld in te zamelen.

Zo is het tegenwoordig een hype om kerstkaarten te maken en te verkopen voor bv ‘De Warmste Week’, ‘Rode neuzendag’ en andere goede doelen.

In de eerste decennia van de twintigste eeuw ontstond ook de traditie om zelf kerstkaarten te maken. In de 21ste eeuw zette de automatisering zich snel voort. De consument heeft een ruime keuze aan websites waar men een eigen kerstkaart kan laten maken ... met afbeeldingen van de kindjes, de huisdieren, eigengemaakte tekeningen, en ga zo maar verder.

Ook fotodiensten bieden allerlei mogelijkheden aan om kerstkaarten te maken.

Populair zijn ook de programma's waarin men foto's kan importeren in zowel kaarten als filmpjes, of waar men effecten zoals flikkerende lichtjes of vallende sneeuw kan verwerken ...


Gelukkig blijft de traditionele kerstkaart een voorname plek innemen als de traditionele kerstgroet die iedereen elkaar toestuurt.

Dat daarmee de traditie van kerstkaarten zo’n belangrijk onderdeel van de feestdagen zou worden, hadden Horsley en Cole waarschijnlijk niet kunnen bedenken.

Wie trouwens een kaartje wil versturen met een speciale kerststempel kan dat doen door het gefrankeerde kaartje in een afzonderlijke enveloppe te versturen naar 

Postamt Christkindl
Christkindlweg 6
A-4411 Christkindl

De postbedienden in Oostenrijk doen de enveloppe dan open, en sturen je eigen kaartje door met hun eigen ‘kerststempel’ 

Ah … en als je naar een Aalstenaar een kerst-/nieuwjaarskaartje stuurt, vergeet hem/haar dan ook niet, naast een zalige kerst en een gelukkig nieuwjaar, ‘ne goeie karnaval’ te wensen !

dus ...

ZALIG KERSTFEEST

PRETTIG EN GEZOND 2021
...
EN NE GOEIE KARNAVAL
(VAN IN EIR KOT) 
!!!

Lees ook het artikeltje over de nieuwjaarsbrieven : HIER

Bronnen

Historiek.net/geschiedenis-kerstkaart
Wikipedia
kortjesintoilsjters@gmail.com (Shana De Neve tel 0498 72 35 86)
isgeschiedenis.nl
het nieuwsblad 7/12/2011 – 28/11/2020
filmpje opzetten kerstboom : Facebook Oilsjteenweireldstad
De Gazet van Aalst 17/12/1953 – 24/12/1953historianet.nl
vanclever.be
hobby4fun.eu