Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Joshy !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19/Griep : Blijf aub voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -
Posts tonen met het label kerk en geloof/gebruiken. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kerk en geloof/gebruiken. Alle posts tonen

donderdag 24 april 2025

Zjennemiekeskeirkhof (Jennemiekeskerkhof) - Dendermondse steenweg (ca huisnummer 75)

Voor het volgende onderwerp, dienen we enkele eeuwen terug te keren in de tijd.

Terwijl in de Romeinse tijd de doden niet in de stad mochten begraven worden, werd dit vanaf de 5e eeuw steeds meer gedoogd. Dit kwam door het gevoel van onveiligheid dat veroorzaakt werd door invallen, en de gedachte dat het dicht liggen onder of bij de martelaren goed was voor de eigen zielezaligheid. 

Keizer Justinianus, het tweede Concilie van Braga (563) en ook latere concilies in de 7e en 8e eeuw handhaafden wel het verbod om te begraven in de kerken, maar er werden wel officiële toelatingen gegeven om te begraven tegen de buitenmuren, in de bijgebouwen, in het voorportaal of in het atrium (voorhof). 

In de 9e eeuw werden niet langer enkel bisschoppen in de kerk begraven, maar ook de abten en priesters, alsook vooraanstaande leken. De gewone gelovigen / leken dienden nog steeds buiten de kerk te worden begraven. 

In de 13e eeuw beschouwde men het begraven in en rond de kerken of kloosters als een 'oud' gebruik, maar er kwam wel een verbod om bovenop elkaar begraven te worden. 

Amper een eeuw later kwam een andere paus echter op de beslissing terug omwille van de traditie en tevens omwille van enkele nieuwe meningen in de Oosterse kerk. 
Zou men immers niet meer denken aan de doden en meer voor hen bidden op deze manier? En was een kerkgebouw niet dé aangewezen plaats om dichter bij God te zijn? 

Zonder hierover formele wetgeving uit te vaardigen liet de overheid / wetgevende macht haar afkeuring blijken over deze overwaardering van de kerk als begraafplaats en men spoorde de bevolking aan om toch de laatste rustplaatsen niet langer in de kerk te hebben. 

In Aalst echter, een heel katholieke regio, bleef de kerk 'the place to be'. 

In 'De Werkman' van 19 november 1875 lezen we over de vergroting, dan over een verkleining van het kerkhof : 
"Tot 1784 was het Kerkhof rond de kerk en door eenen muur afgesloten, aan welken de stad in 1432 eenen kostelijken waterput maakte, mits dat omtrent nieuwers water en was, daartoe alle de gheburen gaven, ele na zinen staat. 
De stad gaf 30 pond 6 schellingen parisis. Op het laatste der 15e eeuw, in 1496 kocht de kerk eene erve aan de Stoofstraat, om er 't Kerkhof langs die zijde mede te vergrooten. De begraafplaats werd in 1765, toen men den muur vernieuwde, een weinig verkleind, ten einde den steeneg, die aldaar te smal was, te verbreeden"
Deze situatie bleef zo tot in het midden van de 18e eeuw

De periode van de Franse revolutie was nogal sterk uit op het verbieden van het begraven van de doden in kerken, maar ditmaal werden hygiënische redenen aangehaald. 

In onze contreien had de Geheime Raad reeds in 1771, op verzoek van keizerin Maria-Theresia, een dossier samengesteld en na overleg en samenwerking met de verschillende gewestelijke gerechtshoven kwam er in 1776 een nieuwe wettekst. Het was echter pas onder keizer-koster Jozef II van Oostenrijk dat deze als edict verscheen op 26 juni 1784 (Edict angaende de begraffenissen).

Toendertijd begroeven de Aalstenaars hun doden nog steeds op het kerkhof rond kerken en kloosters, onder andere ook aan de Sint-Martinuskerk  in het centrum van de stad. 

Na het verschijnen van dit edict stopte dit. Het was nu immers ook formeel verboden om te begraven in kerken en binnen de stadsmuren, omwille van hygiëne en plaatsgebrek, en men kreeg een verplaatsing van een 'kerkhof' naar een 'begraafplaats'.

Kerken kregen een uitsluitend ceremoniële rol, en begraafplaatsen dienden dus vanaf nu buiten de stadsmuren te liggen. 
Dit leidde uiteraard tot protesten, want vele mensen wilden hun dierbaren in gewijde grond, dus dicht bij een kerk, begraven. 

Er werd echter toch ingegaan op de eisen van keizer-koster Jozef II, en daarom kocht de kerkfabriek dat jaar nog een terrein langs de Dendermondse Steenweg.
Wel buiten de stadsmuren dus, maar zeker geen onoverkomelijke afstand.

Op 2 november 1784 wordt de begraafplaats ingewijd. 

Het kreeg in de volksmond de naam Zjennemiekeskerkhof (Jennemiekeskerkhof), naar de bijnaam van Maria-Johanna Meert, die er als eerste begraven werd.

Tussen de 30 en 40000 Aalstenaars zouden haar volgen en werden hier begraven. 


Na de onafhankelijkheid van België in 1830 bleef de invloed van de Kerk groot, maar gemeenten kregen meer bevoegdheden. 
De gemeentelijke begraafplaatsen werden normaal en vanaf deze periode werd alles ook veel beter georganiseerd.

Een nieuwe wet van 1866 verplichtte dat alle begrafenissen eerst burgerlijk moesten worden aangegeven. Het kerkelijke deel verdween dus geleidelijk aan.

In 1867 werd dan ook de mogelijkheid van niet-religieuze (burgerlijke) begrafenissen wettelijk erkend, hoewel dit in Aalst (als katholieke stad) nog vrij zeldzaam gebeurde.

In 1867 houdt het Zjennemiekeskerkhof officieel op te bestaan. Dan wordt namelijk een nieuwe begraafplaats in gebruik genomen, langsheen de Leo de Béthunelaan, de huidige stedelijke begraafplaats. 

Opvallend is dat de oprichting van het nieuwe kerkhof door de stad gebeurde.
Een wet uitgevaardigd door Napoleon in 1804 liet namelijk toe dat ook gemeentelijke administraties begraafplaatsen oprichtten, en eerder in 1867 werd ook de mogelijkheid tot burgerlijke begrafenissen ingevoerd.

De kerkfabriek verpachtte het oude kerkhof, maar verbood de pachters om er putten te graven. 

In 1869 vinden we in de Denderbode een advertentie terug, waaruit mag blijken dat 'het oud kerkhof' voor de Aalstenaar een herkenningspunt werd. 
Zo een beetje als ''t aad poliesjebureau' waar men nu - zoveel jaar na de sluiting - nog altijd over spreekt. 


Eind 19e eeuw
, in de schaduw van de spoorlijn en het station, begint de opkomst van industrie en vestigen verschillende bedrijven zich langs deze weg, en dus ook boven het 'oude kerkhof'.

2024 : De Stad Aalst wenst op de terreinen van Dendermondsesteenweg 75 de bestaande bebouwing te slopen. Dit past in een omvangrijk en ingrijpend stadsvernieuwingsproject met ruimte voor stedelijk wonen, handel, bedrijvigheid, diensten, evenementen, e.d., ter hoogte van een verouderd industriegebied. Ook op de terreinen achter het station worden in de nabije toekomst stedelijke functies voorzien en wordt een transferium uitgebouwd. Om deze toekomstige ontwikkelingen te ontsluiten, wordt een nieuwe weg, een stadsboulevard, de zgn. ‘Nieuwe Tragelweg’ aangelegd tussen de Denderstraat en de rotonde die de N41 verbindt met de R41. Deze nieuwe weg zorgt eveneens voor de ontsluiting van de toekomstige Pendelparking achter het station. De sloopwerken hebben als doel het toekomstig tracé voor de Nieuwe Tragelweg voor te bereiden in functie van de uitvoering van de wegenwerken.

Zo klonk de aankondiging die de sloop van de leegstaande winkelpanden (vroeger Smatch - Buurtslagers / Blokker - MegaWorld / Leenbakker) inluidde eind 2024.

Sinds begin april 2025 is hier een uit de kluiten gewassen tent te bewonderen.


De Tragelsite, gelegen tussen de Denderstraat, Dendermondsesteenweg, Tragel en de R41-Heilig Hartlaan, is immers het gebied van ongeveer 14 hectare dat reeds sinds 2015 wordt ontwikkeld voor een gemengd stadsproject. 
De site omvatte vroeger onder andere de Intergemsite, waarvoor saneringswerken zijn uitgevoerd. Daarna werd het gebied gebruikt als handelszone, met verschillende winkels.

SOLVA Dienst Archeologie start er in april 2025 een onderzoek op de plaats waar zich vroeger dus Leenbakker, Smatch - Buurtslagers en Blokker  - MegaWorld bevonden.

De proefputten die werden geboord, bleken alvast een positief resultaat op te leveren, en men is dus zeker dat men de post middeleeuwse begraafplaats in goede staat zal kunnen terugvinden. 

Reeds vanop een diepte van 'amper' 75 centimeter vindt men een knekelput en verschillende grafkuilen. Men kan duidelijk drie fases van herinrichting van de begraafplaats herkennen, iets wat binnen de verwachtingen lag na het bestuderen van kaartmateriaal en andere historische bronnen. 

Een ploeg van 12 arbeiders en archeologen zijn dagelijks in de weer om de restanten van dit kerkhof bloot te leggen. 
Het gaat hier om een oppervlakte van ongeveer 4532 m2.
Men hoopt nog ongeveer 2000 skeletten te kunnen recupereren. 


In de omgeving, ter hoogte van locaties met gelijkaardige landschappelijke kenmerken, zijn archeologische resten bekend die teruggaan tot in de metaaltijden. Op basis van het proefputtenonderzoek kan men echter besluiten dat de kans op bewaring van dergelijke oudere sporen zeer gering is, en dit ten gevolge van de hoge intensiteit van begraving in de 18de en 19de eeuw. 

Na het afronden van de werken door SOLVA (vermoedelijk zomer '26), zouden de werken starten voor de aanleg van de nieuwe Tragelweg. 

Bij de opgravingen vonden archeologen van SOLVA mudden mei trouwens een houten doodskist met daarin een skelet waarvan alle lange botten zijn doorgezaagd. 

De rechterbovenarm, beide onderarmen en beide bovenbenen werden in het midden doorgezaagd. Bij de onderbenen gebeurde dat net onder de knieën. Mogelijk is ook de schedel doorgezaagd, maar die was te slecht bewaard om dit met zekerheid te kunnen zeggen.


De zaagsporen zijn gemaakt door ervaren chirurgen of dokters. Dit leidt fysisch antropoloog Liesbeth Massagé af uit de studie van de zaagsnedes. “Er zijn geen ‘hesitation marks’ (sporen van aarzeling die kunnen wijzen op een minder ervaren dokter of student) gevonden, wat wel het geval zou zijn als studenten hadden geoefend op het lijk. Wellicht gaat het hier om het maken van meerdere preparaten bestemd voor medisch onderwijs”, zegt ze. 

Dissectie was toendertijd heel belangrijk voor het medisch onderwijs. 

Ook de in Aalst geboren chirurg Jozef Kluyskens meldde in 1817 al het belang van dissectie als een goede methode om de menselijke anatomie aan te leren.

Na de dissectie is de overledene begraven in een houten kist waarbij is geprobeerd om de verschillende fragmenten weer op de juiste plaats te leggen. 
Hierbij werd echter een fout gemaakt. “De onderkant van het bovenbeen werd verwisseld met de bovenkant. Toch wijst dit erop dat er geprobeerd is om de persoon respectvol te begraven”, aldus Liesbeth Massagé. In de 18de en 19de eeuw werden dissecties meestal uitgevoerd op lichamen van veroordeelde criminelen en mensen die kort na hun dood niet door familie werden opgeëist of van wie de familie de begrafeniskosten niet kon betalen.

Het vinden van sporen van dissecties op menselijk botmateriaal is zeldzaam in onze regio. “De vondst in Aalst is des te opmerkelijker omdat Aalst in die tijd geen bekende medische opleidingsinstelling had. Dit roept vragen op over wie de dissectie uitvoerde en waar dit gebeurde. 
Mogelijk is er een link met het Onze-Lieve-Vrouwehospitaal, het huidige stedelijke museum. Deze vondst toont aan dat medische geschiedenis niet alleen in archieven, maar ook in de grond te vinden is. 

Verdere analyse en samenwerking met historici, archeologen en medische specialisten zal hopelijk nog meer onthullen over deze bijzondere vondst”, zegt de stad.


Of er in Aalst iets kan gebeuren zonder dat daar eerst een eindeloze discussie aan vooraf gaat? Het lijkt erop dat dit echt niet kan. 

Het stadsbestuur koos er in 2018 voor om de nieuwe straten op de Tragelsite Kunstzijdestraat, Arenalaan, Ketsersweg, Nieuwe Tragelweg en Jennemieke te noemen. 
Een beslissing die meteen op onbegrip kon rekenen van oppositiepartijen sp.a en Open Vld. 

"Eerst keurt het schepencollege de Viscosestraat, de FFR-laan en de Georgiesstraat goed, maar dan komen ze met andere namen naar de gemeenteraad", vertelde Vera Van Der Borght (Open Vld). 
"De namen verwezen nochtans naar de arbeidersstrijd ten tijde van priester Daens. Een gemiste kans om ons historisch industrieel erfgoed in de verf te zetten", zei ze. 

La Géorgie was een katoenspinnerij op de Tragel, FFR verwijst naar de Filteries Réunies en Viscose naar 'Société Générale de Soie Artificielle par le procédé de Viscose'.

Ook Sp.a-er Patrick De Smedt vond het onvoorstelbaar. "Uitgerekend op deze historische industriële site, waar een zware sociale arbeidersstrijd plaatsvond, worden de drie daarnaar verwijzende voorstellen geschrapt", zei hij. 

De bevoegde schepen Mia De Brouwer (N-VA) ontkende stellig dat de keuze werd beïnvloed door vastgoedontwikkelaars of dat Franstalige namen op een veto stootten van de N-VA. 

Ze vond het "Platte oppositiepraat", gezien "de nieuwe namen wel degelijk ook verwijzen naar ons erfgoed en bovendien makkelijker uit te spreken zijn".

Nu, what's in a name natuurlijk, en er zullen nog kansen genoeg komen om de aangehaalde namen ook ergens een plaats te kunnen geven.
Feit is dat men dus nog een tijdje naar een tent kan kijken, en het daarna alle hens aan dek wordt voor de aanleg van een nieuwe 'Tragelweg' met bijhorende faciliteiten ... 

Het prestigieuze project lokt heel wat reacties uit, zowel negatief als positief. 

Meer over 'kerk en geloof' in Aalst kan U HIER terugvinden.

De archeologen geven zaterdag en zondag 24 en 25 mei rondleidingen van 10 tot 12 uur en van 13 tot 16 uur. 
De toegang is gratis. 
Reservatie is niet nodig. 
Hou er wel rekening mee dat de archeologische site slechts beperkt toegankelijk is voor rolstoelgebruikers.


Bronnen:

loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/30950
aalst.n-va.be 02/02/2018
loket.onroerenderfgoed.be/archeologie/notas/notas/30950
histories.be : dood en begrafenis
HLN 21/05/2025
'Ons heem' , 12/1999
aalst.be
foto : Oilsjt een weireldstad@facebook

woensdag 4 oktober 2023

Sint Jozefkerk

De skyline van Aalst wordt nog steeds grotendeels gedomineerd door de 80 meter hoge kerktoren van de Sint Jozefkerk, die sinds 1997 als geheel een beschermd monument is. 


Deze kerk is vooral bekend om zijn orgel, dat door de gebroeders Vereecken en Remi Rooms werd gebouwd in 1990, maar tegenwoordig is de kerk ook berucht omwille van de discussies die er gevoerd werden omtrent de restauratiewerken.

De Sint Jozefkerk, tot 2022 eigendom van de kerkfabriek van St Martinus, is een zogenaamde niet-georiënteerde kruisboogkerk. 
De bouw ervan werd aangevraagd door de bevolking en het gebouw werd al snel "de nieuwe kerk" genoemd, in tegenstelling tot de Sint Martinuskerk die steevast "d’aa keirk - de oude kerk" genoemd werd (en wordt). 

Eeuwenlang was er in onze stad maar één parochie, met als godsdienstig centrum de monumentale Sint-Martinuskerk. 
Het ontstaan van de nieuwe parochie Sint-Jozef bleek een dringende noodzaak door de sterke aangroei van de bevolking.  
In 1801 telde de stad 10.927 inwoners en in 1871 was dit aantal al opgeklommen tot 21.305. 

Door deze bevolkingsexplosie bleek de parochie Sint-Martinus niet langer in staat te zijn om de zielzorg voor de ganse stad waar te nemen, er moest dus een tweede parochie tot stand komen.

Het was E.H. Veyt, onderpastoor op de Sint-Martinusparochie, die door de bisschop met deze taak belast werd.  


De eerste fondsen werden in 1862-63 ingezameld en op 23 augustus 1863 kocht hij de hofstede de Plavander voor het bouwen van een nieuwe kerk, die zou toegewijd worden aan de Heilige Jozef.  

Vier jaar later, op 3 augustus 1867, werd door Mgr. Bracq, bisschop van Gent, een commissie aangesteld die tot opdracht had te zorgen voor het plan, de gelden en de uitvoering van de bouwwerken van de nieuwe kerk.  Er was toen nog geen sprake van een echt kerkbestuur, en de commissie van notabelen (onder leiding van Kapelaan Veyt) werd verzocht het bouwplan uit te voeren en financiële hulp te vinden.

De graafwerken begonnen, zonder vergunning en zonder toelating echter voor een nieuwe parochie, op 2 maart 1868.  Het metselwerk en de fundering nam een aanvang op 4 juni 1868.  Op zondag 15 oktober van dat jaar plaatste Monseigneur Brack de hoeksteen en zegende de grondvesten.

De werken werden uitgevoerd tot een hoogte van 6,8 meter boven de grond, met uitzondering van de sacristieën en de bergplaats, maar dienden toen wegens geldgebrek stilgelegd te worden.  

Monseigneur Bracq vroeg en verkreeg uiteindelijk van de regering de toelating tot het stichten van een nieuwe parochie, die bij Koninklijk Besluit van 22 april 1873 aanvaard werd, zodat ze van dan af aan konden gebruik maken van overheidssteun en zonder problemen zouden kunnen verderbouwen. 

Onmiddellijk daarna werd een kerkraad samengesteld, met burgemeester Van Wambeke als voorzitter en E.H. Veyt als pastoor.

Na zijn aanstelling schonk de voormalige kapelaan van de St Martinuskerk de grond en het nog onafgewerkte gebouw aan de kerkfabriek. 
In 1878, de werken lagen nog steeds stil, werd het achterste gedeelte van de kerk volledig overdekt en afgesloten van het voorste gedeelte.  Dit gedeelte werd toen opengesteld voor de eredienst.  De nieuwe parochie telde toen 522 inwoners

In 1877, voordat begonnen werd met de volledige bouw van de kerk, werd bouwmeester Modest De Noyette van Ledeberg aangesteld om de plannen te wijzigen.  
De Koninklijke Commissie van Monumenten liet een wijziging aan het oorspronkelijk plan toe, waardoor nu staatstoelagen tot 75000 frank konden verkregen worden. 

De werken werden in 1879 onder leiding van deze architect weer hervat. Hij had de kosten intussen geraamd op 92038 frank. 

Het schip en de twee zijbeuken kwamen het eerst aan de beurt.  Het zou echter nog vijf jaar duren vooraleer de drie beuken en de toren tot aan het dak konden opgetrokken worden.  

1882 Was ook het jaar van de klokken en de kruisweg. Bovenop het platte dak van de half afgewerkte toren was een klokkenhuis gebouwd waarin de drie klokken meer dan 25 jaar hingen.  

Op 15 oktober 1882 werd het voorste gedeelte van de kerk ingewijd. 

In de namiddag werd stoetsgewijs de nieuwe kruisweg vanuit het gesticht van de Broeders van Maria in de Lange Ridderstraat naar de kerk overgebracht. Deze kruisweg (geschilderd door Jozef Meganck) was een geschenk van het echtpaar Desiré Brissard - Temmerman. 

In januari 1883 werd een kleine vierde klok bij gehangen.  

De vier klokken werden op 1 juli 1943 door de Duitsers weggehaald en konden niet meer teruggevonden worden.  

In 1952 werden drie nieuwe klokken gegoten die tijdens een plechtigheid door Mgr. Calewaert, op 21 december gewijd werden: 

- O.-L.-Vrouwklok (2.093 kg), 
- De Sint-Jozefklok (1.070 kg) en de 
- H. Antonis klok.

We keren echter eventjes terug naar 1883, waar op Pinksteren de eerste H. Mis opgedragen aan het nieuwe hoofdaltaar, het huidige altaar van St.-Antonius, werd opgedragen.  
In datzelfde jaar werden trouwens de twee zijaltaren, die van het H. Hart en van O.-L.-Vrouw, voor een spotprijsje, aangeschaft.  Ze waren origineel geplaatst in de kathedraal van St.-Baafs te Gent, maar werden daar door de Commissie van Monumenten afgekeurd.
‘Afdankertjes’ dus voor onze Sint-Jozefkerk.

Na pastoor Veyt werden onder zijn opvolger, E.H. Willems, de werken verdergezet.
De kruisvleugel, het drievoudig koor en de sacristie werden in 1890 voltooid en de plechtige inwijding door Mgr. Stillemans gebeurde op 21 september 1891. 

Hierna werd opnieuw een pauze ingelast, en het zou nog tien jaar duren vooraleer de bouw werd voortgezet. 

Op 15 april 1901 werden door drie Aalsterse ondernemers, J. De Somer, Frans Peynsaert en Leon De Vos, de werken opnieuw aangevat zodat ook de voorgevel en de toren, die er tot dan een beetje ‘verkapt’ en buiten proporties bijstond, in juni 1908 eindelijk konden worden afgewerkt. 


Die onafgewerkte toren had in 1904 in de Dendergalm reeds volgende commentaar gekregen : "Gotiek? Haute nouveautée? Een lompen hoop steenen met een toren gelijk een koffiebus".

De 'koffiebus' werd dus opgewaardeerd naar de toren zoals die er tegenwoordig nog steeds bijstaat.

Vanaf het eerste plan tot de uiteindelijke afwerking zijn er dus niet minder dan 45 jaar verlopen.
Nog niet te vergelijken met de bouw van de Sagrada Familia in Barcelona uiteraard, maar toch ook al een respectabele periode van bouwen en bouwstops.

Kwestie van meubilair staat er wel heel wat te bewonderen in deze kerk. 


Onze-Lieve-Vrouwaltaar (zijaltaar zuid) door de gebroeders Blanchard van Gent, geschilderd door het atelier Bressers en daterend van 1867. Uitgevoerd in marmer en eik. Er bevindt zich ook een beeld van Onze-Lieve-Vrouw met kind, daterend van 1867, eveneens van gebroeders Blanchard en geschilderd door het atelier Bressers.

 - Heilige Antonius van Padua-altaar (zijaltaar noord) door Mathias Zens daterend van 1883 en uitgevoerd in steen en eik.

-   Heilige Barbara-altaar (zijaltaar zuid) naar plannen van Remi Rooms uitgevoerd door Robert van Calenbergh, daterend van 1901 en uitgevoerd in steen en eik.


Hoofdaltaar, door Mathias Zens met geschilderde panelen op verguld koper door Verwilghe van Gent, retabel door Remi Rooms geschilderd door Janssens. 
De Altaartafel dateert van 1891, het retabel van 1904. 
Het gaat over een witte marmeren Altaartafel met de centrale voorstelling van de dood van Heilige Jozef, die op gouden achtergrond geflankeerd wordt door spitsboognissen waarin engelen te zien zijn. 

Het tabernakel in uitgewerkt in verguld koper met de symbolen van de evangelisten, het Lam Gods en hostiedragende kelk. Het geheel wordt geflankeerd door nissen met afbeeldingen van de apostelen op een gouden achtergrond. 
Het retabel bestaat uit taferelen hoofdzakelijk uit het leven van Jezus. Een centraal houten gedeelte met calvarie uitgewerkt in hoogreliëf, gepolychromeerd en op een gouden achtergrond met geschilderde zijluiken.

- de veertien staties van de kruisweg waren het werk van Jozef Meganck.

Biechtstoelen door Van Pottelsberghe van Aalst daterend van 1894, en van Mathias Zens daterend van 1904.

Communiebank door Mathias Zens van 1903.

Doopvont door Remi Rooms van 1902.

Glasramen in het koor door Verhaegen, gift van 1890 van Brisard.

Koorgestoelte daterend van 1904 naar de plannen van Remi Rooms, uitgevoerd door De Somer met medewerking van Van de Sande en De Martelare.

Preekstoel door Remi Rooms daterend van 1903. Hier zien we trouwens de plannen voor het bouwen van deze preekstoel. 


Het meest in het oog springende is echter het prachtige orgel.

Dit prachtstuk, een romantisch ‘César Frankorgel’,  werd in 1900 gebouwd door de gebroeders Vereecken, orgelbouwers uit Gijzegem. 


Met de bouw van het orgel van de Sint-Jozefkerk te Aalst bereikten de gebroeders Vereecken in 1900 een echt hoogtepunt. Het instrument telde 31 registers verdeeld over een hoofdwerk, een reciet en een zelfstandig pedaal, daarmee was dit het grootste instrument dat ooit hun ateliers verliet. 
De kostprijs toen was 20.000 Belgische franken, omgerekend 500 Euro. 

Het orgel verenigde zowat alle eigenschappen die de Vereecken orgelbouw zich tot dan toe had eigen gemaakt: romantische dispositie en accessoires, degelijke constructie en een neogotisch orgelfront ontworpen door architect Modeste de Noyette. 
De bekendste orgelisten waren Alfons Teurrekens, Jozef De Ketelaere, Jozef D’Hollander en Jozef De Cock.

De orgelkast, uitgevoerd in eik in Engelse gotiekstijl, is van de hand van sculpteur Remi Rooms uit Gent. In de loop der jaren bleef het instrument ongewijzigd. 

Sinds 1974 is het orgel beschermd, omwille van zijn romantische klank en de technisch heel vakkundige afwerking. De pneumatische tractuur, met membraan-windladen, zal echter steeds het gevoelige punt van het instrument blijven. Net daarom dat het met de grootste voorzichtigheid dient aangepakt te worden.
 
Een grondige opknapbeurt, geen echte restauratie, drong zich op in de jaren 1982-85.
Het was toen voor het eerst dat in Vlaanderen een orgel met pneumatische tractuur opgeknapt werd.

De windvoorziening, windladen, pijpwerk en tractuur waren eerst aan de beurt.  In 1999 volgde nog een volledige ontmanteling van de speeltafel, waarbij ook de vitale onderdelen (leder, vilt, conducten, ...) gecontroleerd en waar nodig vernieuwd werden.  
De origine van het instrument bleef echter onaangeroerd tijdens deze werken.

In de inspelingsbrochure dd. 16 oktober lezen we: “Het speeltuig is afgewerkt volgens het laatste nieuw verbeterd tubulaire stelsel, met de 31 volledige spelen, zonder transmissie of dédoublement”.


Eén van de meest gekende personen in de jaren '50-'60 was "klein Rieken".

Hij was gekend als de ophaler van stoelgeld en rondganger met de schaal. Hij was 'gene groten', hoop en al 1,50-1,55 m, maar was wel door de hele parochie gekend. 
De meesten vonden dat hij steeds boos was, en dat zou ergens wel kunnen kloppen. 
Sommige van die 'brave' parochianen kuisten immers letterlijk hun schoenen af aan zijn broek wanneer hij door de rijen moest om het geld op te halen.

Of de eerste misgangers die in de winter gingen klagen bij de pastoor dat het rond de stoof nog niet warm was, terwijl Rieken ze wel degelijk al uren geleden had aangestoken. 
Of het feit dat hij een groot deel van zijn loon uitbetaald kreeg in kwartjes en halve franken zodat hij met moeite thuis geraakte.

Dat laatste kon natuurlijk ook ergens verklaard worden, gezien hij ook wel graag een pintje dronk en het dan van de kerk naar de Arbeidstraat, waar hij woonde, wel een eindje stappen was. 

Zijn voorkeur ging naar een 33cl Anker-ale van de Zeeberg maar dat kan onmogelijk de oorzaak geweest zijn van zijn 'lange weg' naar huis.  Zelfs op de dagen dat hij niet met zijn loon moest zeulen, werd hij toch 'belemmerd in zijn snelheid' door het gewicht van de 25cm lange sleutel van de kerk, die hij steeds in zijn binnenzak van zijn jas droeg. 

Een ander graag gezien persoon in en rond de kerk was wel de meest geliefde onderpastoor in de jaren '50, namelijk Dhr Bieseman, die later ook aangesteld werd als de eerste pastoor van St. Annaparochie. 

Hij was gekend om zijn enorme geestdrift over alles wat met de koers te maken had. 
Zo vertelde hij in het Kapelleken-Beek in de Dirk Martensstraat altijd met heel veel enthousiasme over de coureurs, de "Ronde van Vlaanderen" en "den Toer".
Een dorpsgenoot, de pastoor kwam uit Deinze, een zekere Marcel Buysse reed dan mee, en deze renner was meer dan ooit het onderwerp van de Zondagse preek. 

Ooit is 'meneer pastoor' zich zelfs eens moeten gaan verantwoorden bij de bisschop omdat hij in zijn geboortedorp door de micro en het open venster van de volgwagen aan het roepen was dat Buysse op kop reed, en hoe spannend de strijd wel was.
 
Ook tijdens de kaatswedstrijden op het Esplanadeplein was hij gegarandeerd van de partij.
Tijdens deze wedstrijden, 'ontsnapte' hij vaak eventjes uit zijn kerk, en zette hij vlug zijn hoed op een toeschouwer zijn hoofd. Zijn rok trok hij vanachter van tussen zijn benen naar voor in zijn brede band. 

En maar commentaar geven op de wedstrijd ... Echt een man van het volk. 

Doordat hij zo geliefd was door iedereen in de parochie, en zo dicht stond bij het volk, is hij verkozen geweest tot eerste pastoor van St Anna. Natuurlijk betekende hij ook daar tijdens de St Annafeesten (jaarlijks in augustus) een enorme 'steun' voor zijn parochianen.


Kwestie van misvieringen, was het een beetje zoals overal. 

De mis van 11.00 uur werd vaak, een beetje onrespektvol, de ‘showmis’ genoemd. 
Het leek een beetje op de toestanden in de winkelstraten van Knokke: "Place m'as tu vu? " 

Hoe geloviger de mensen waren, hoe meer achteraan ze gingen plaatsnemen. 
Vooraan zaten dan vooral de mensen die er belang bij hadden om gezien te worden.  Die kwamen zelfs steevast een paar minuten te laat om dan al kuchend een plaats op te gaan zoeken in de eerste helft van de kerk. Natuurlijk liefst de kant van de preekstoel, volgens hun om de pastoor beter te kunnen verstaan tijdens zijn preek, volgens anderen om zeker door hem gezien te worden. 

Een beetje zoals Rob De Nijs al zong in zijn hit ‘Malle Babbe’ : 

En zondags in de kerk                
Dan zit daar zo'n meneer ...
Stijf als een houten plank            
met spijkers in zijn kop
te kijken in zijn bank.
       
Een zwart lakens pak
Om zijn zondige lijf
Bang voor de duivel
En bang voor zijn wijf
En zuinig een cent
In het zakje doen
Zo koopt hij zijn ziel weer terug
En zijn fatsoen

En jij moet achteraan
In het donker ergens staan
Zoals het hoort ...

Voorts waren er ook vooraan, kant preekstoel de privé kerkstoelen. Dat waren stoelen met fluwelen zitting en armsteun en met mooie gedraaide poten. Deze stoelen waren voorzien van de initialen van de eigenaar, vergelijk het een beetje met de 'Stammtisch' in de Oostenrijkse cafés of Weinstuben. 
Met de opkomst van kerkantiek werden dit geliefkoosde objecten om thuis in de hall te zetten. 

De St. Jozefparochie was ook een deel van de stad waar in sommige straten een gedeelte bestond uit huizen van de burgerij en huisjes van de arbeiders.  De parochie strekte zich uit tot aan Schaerbeek, de latere St-Annaparochie.

Een mooi voorbeeld hiervan was de Wellekensstraat.
Van de Dirk Martensstraat tot de Kluyskensstraat vonden we er allemaal burgerwoningen.
Het tweede gedeelte tot De Schrijverstraat iets minder maar toch nog met een eerste verdiep en verder "de witte rij" met allemaal kleine arbeiderswoningen.

Het kruis is er enkele jaren geleden afgehaald na een hevige storm. Op 20 augustus 2008 immers werd bij werken om de bliksemafleider van de kerk te vervangen, ontdekt dat de torenspits van de kerk zich in heel slechte staat bevond. 
"Roestvorming" was het verdict en er werd beslist om de torenspits en de windhaan te verwijderen.


Er werd daarenboven ook een stelling voorzien omdat er aan de voorkant van het gebouw een reëel gevaar bestond voor vallende brokstukken. De stellingen met afdak voor de vallende stenen werden eventjes verwijderd, maar staan er nu opnieuw.  Het gebrek aan geld zorgde immers voor de verdere afbrokkeling van deze mooie kerk. 
Ook voor de naastgelegen woning staan stellingen om eventueel vallende stenen tegen te houden ... 

In de kerk diende een ruimtesteiger opgezet te worden die toelaat om herstellingswerkers op 7 hoogteniveau ‘s te kunnen uitvoeren. Daarenboven dienden ook extra stutten en schoringen geplaatst te worden om het dak en gebinte te ondersteunen.


Het kruis bevindt zich nog steeds aan de linkerzijde van de kerk in het Eenegemwegsken. Dit weggetje, tussen de kerk en bloemenwinkel ‘Bloemenweelde’, ‘buurtweg nr 56’ werd definitief afgeschaft in 1969. 
Langs de deur tussen de bloemenwinkel en de kerk kon men tijdens de dag wel de ateliers van André Van Schuylenberg bezoeken, maar dat kon nu eventjes niet meer omwille van de werken.

Wie denkt dat de restauratieperikelen heel recent waren, slaat de bal mis. 

Reeds op 20 augustus 2010  stelde de kerkfabriek architect Ellen Vertommen aan voor de restauratie van de kerk. Er werden toen 5 restauratiefases vastgelegd : 

1. Voorgevel en toren
2. Dakwerken (exclusief voorgevel en toren)
3. Gevelwerken (exclusief voorgevel en toren)
4. Glasramen
5. Interieur

Het dossier voor de eerste fase was klaar in oktober 2013 en werd aangemeld voor subsidies bij het Agentschap Onroerend Erfgoed in november 2014. Het is ook sedert dat jaar dat de kerk niet meer actief gebruikt wordt voor vieringen.

In 2016 heeft de werkgroep SintJozef125 de 125e verjaardag van de kerkwijding van de Sint-Jozefkerk herdacht met tal van activiteiten en uitgaven. Zo kwam het bekende koor Scala  drie keer een december-concert geven, zijn er twee orgelconcerten geweest met video-projectie en werd ook de kerkwijding zelf herdacht in een plechtige en feestelijke viering.


Het opzetten van een tentoonstelling en de uitgave van een boek over de geschiedenis van kerk en parochie waren de kers op de taart. Na dit boek werden nog twee extra addenda uitgegeven: eentje naar aanleiding van erfgoeddag over "Zorg op de parochie" en eentje naar aanleiding van het tweede orgelconcert over het geklasseerde Vereeckenorgel.

Tevens werd een cd uitgegeven met opnames op het Vereeckenorgel door organist Peter Thomas.

Feestje dus … al had het allemaal een beetje een wrange nasmaak. Het opgestarte dossier in verband met de broodnodige restauratiewerken, is heel lang blijven liggen bij de dienst subsidies van het Agentschap Onroerend Erfgoed. 

Hoewel ingediend in 2014 werd pas in de zomer van 2022 de subsidie toegekend en kon er eindelijk een aannemer gezocht worden die de werken zou uitvoeren. 
Op 10 oktober stelde de kerkfabriek de aannemer aan, en er werd werk gemaakt van fase 1.

Tijdens de voorbereidende werken echter bracht een drone de staat van het exterieur in kaart, en die was niet meteen schitterend te noemen. Een grote hoeveelheid ornamenten bleek los te liggen, en het risico dat deze bij een storm zouden kunnen vallen, bleek te groot. Temeer dat er een drukke straat en een school in de onmiddellijke nabijheid liggen.

Verder onderzoek van de aannemer bracht ook nog aan het licht dat ook de zolders en de dakstructuren van het schip zich in heel slechte staat bevonden. 
De volledige houten draagconstructie van het dak werd kapot gemaakt door de aanwezigheid van vele lekkages. Het vocht heeft het hout geen goed gedaan, en doen rotten. 
Daarenboven bleek er ook nog eens de aanwezigheid van de klopkever, die het hout eveneens zwaar aangepakt heeft. 

En alsof dat nog niet erg genoeg was, bleek ook nog eens dat de dakstructuur uit minderwaardig grenenhout werd vervaardigd. 

De stadsdiensten en de veiligheidscel werden ingeschakeld en er werden maatregelen genomen. 

Langs de buitenkant werd de volledige toren en het dak ingepakt in veiligheidsnetten. 
Binnen werd het volledige schip van de kerk gestut om instortingsgevaar te kunnen vermijden. 


De kerk werd volledig leeg gehaald zodat deze noodstellingen snel konden geplaatst worden. Alle losse meubelstukken werden opgelijst, veilig ingepakt en naar een stockageplaats gebracht door een gespecialiseerde firma. Wat niet kon verhuisd worden, zoals biechtstoelen en preekstoel, werden ter plaatse ingepakt.

Omdat de kerk er na onderzoek nog slechter aan toe was dan eerst werd aangenomen, besliste de gemeenteraad dat de geplande eigendomsoverdracht van de kerk naar de stad niet zou doorgaan. Een volledige restauratie op kosten van de stad zou financieel niet haalbaar zijn. 
Er weren vier pistes onderzocht. Volledige restauratie, behoud van de toren, volledige sloop of geen interventie van de stad. Op sociale media werd een heuse oorlog uitgevochten. 

Volgens de enen moest de bescherming maar opgeheven worden, en zou de boel afgebroken moeten worden. Volgens de anderen diende het gebouw zeker te worden beschermd, er is nog zo weinig overgebleven van het verleden in Aalst…

Een heel moeilijke discussie dus …  Afbreken zou al bijna zoveel geld kosten als renoveren, want het is niet zo simpel om zo’n gebouw in het midden van de stad neer te halen zonder heel strenge veiligheidsmaatregelen en torenhoge kosten. 

Het VVAK (Erfgoedvereniging voor Aalsters Kultuurschoon) was (uiteraard) voorstander voor een totaalrestauratie van de kerk. 
Er bevindt zich immers een beschermd orgel dat bij afbraak ook verloren zou gaan samen met de kerk. Het werd immers op maat van de kerk gemaakt, en kan onmogelijk verplaatst worden. 

Het VVAK is daarenboven de mening toegedaan dat de stad aan de kerk een andere invulling kan geven, naar het voorbeeld van Sint-Niklaas. 

Ook natuurverenigingen zien het gebouw liever niet verdwijnen. In de toren zijn immers steeds vaker nestjes terug te vinden van de slechtvalk. 
De voorbije tien jaar werden er zo meer dan 50 nieuwe slechtvalken geboren op de Sint-Jozefskerk en op de gebouwen van Tereos.
Dat is een opmerkelijke terugkeer van deze vogelsoort want zo’n 20 jaar geleden was de slechtvalk bijna volledig uitgestorven in onze contreien. 
De slechtvalk heeft zich snel aangepast aan de verbeterde situatie: minder gebruik van giftige pesticiden, veiligere nestgelegenheid en voldoende voedsel (verwilderde duiven) in stedelijke omgeving. 

Ze leven vooral van andere vogels die ze grijpen in duikvluchten die soms tot 300 km per uur kunnen gaan. De prachtige slechtvalk wordt daardoor bij de snelste diersoorten ter wereld gerekend.

Dat deze roofvogel belangrijk is voor onder andere Natuurpunt, mag blijken uit het feit dat de stad in 2006 reeds enkele nestkastjes plaatste in de toren van de kerk. 


De Dienst Leefmilieu van de stad en de kerkfabriek stonden volledig achter het initiatief en de vraag van Natuurpunt. Voor de bouw van de nestkast werd het Fonds voor de Instandhouding van Roofvogels (FIR) aangesproken, en ook de dienst Leefmilieu hield een budget klaar voor de bouw. Het ruime verblijf kostte 1.750 euro, plaatsingskosten inbegrepen. Natuurpunt onderhoudt, controleert of de vogels kweken en ringt de jongen.

Soortgelijke nestkasten werden al met succes geplaatst op de kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele in Brussel, de Sint-Rombouts kathedraal in Mechelen, Sint-Baafs in Gent, de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Brugge en de basiliek van Tongeren. Alle nestkasten worden momenteel bewoond door slechtvalken.

De nestkasten van het FIR zijn duurzame en veilige constructies. De kast en het draagstel worden vervaardigd uit roestvrij staal. De eigenlijke bak meet ongeveer 75 bij 45 cm en is 70 cm hoog. Voor de eigenlijke bak bevindt zich dan nog een balkon van ongeveer 30 cm breed. 
De hele constructie weegt ongeveer 50 kg. 
Ze is volledig vervaardigd uit inox met een binnenwand uit hout. 

In de Sint- Jozefkerk werd de kast gemonteerd op een hoogte van 60 meter tegen een steunpilaar van de bovenste galerij. Aangezien de kast dus ongeveer twee meter naar achteren staat en visueel afgeschermd wordt door de balustrade, is ze vanop de begane grond niet te zien. De nestkast werd eigendom van de stad Aalst.

Hoewel het stadsbestuur dus in de kerk een eigen nestkast ter beschikking had, had men toch de intentie om de kerk af te laten breken, te laten declasseren of te laten declasseren met behoud van de toren, maar een volledige restauratie zou te duur zijn. 

Er werd heel wat gepalaverd, maar op 28 maart 2023 zette de gemeenteraad – na vele discussies - eindelijk het licht op groen voor de restauratie van de Sint-Jozefskerk. 

De week ervoor besliste de stad al om de kerk te behouden en te renoveren, en nu heeft de gemeenteraad dat plan dan ook goedgekeurd. Amper vijf gemeenteraadsleden van de 43 stemden tegen. 

Er werd beslist om de kerk te restaureren in zo’n tempo dat de stadskas het kan dragen. 
Intussen zijn alle benodigde veiligheidsmaatregelen getroffen. De straat werd afgesloten voor verkeer en ook de speelplaats van het SMI werd gedeeltelijk een ‘no go-zone’.

Ondertussen heeft de kerkfabriek de eigendom van de kerk ook definitief aan de stad overgedragen. 

Half augustus 2023 werd van start gegaan met de eerste van de vijf geplande restauratiefases, het herstel van de gevel en de toren. Vermoedelijk zal deze fase ongeveer een jaar in beslag nemen. 

Alles samen wordt die restauratie op zo'n 40 miljoen euro geraamd. De stad betaalt zelf maar een klein deel daarvan. 
Ze wil de uitgaven tot 1,5 miljoen per jaar beperken, en rekent dus grotendeels ook op subsidies van de Vlaamse Overheid en samenwerkingen met partners. 

En ... het hoeft zo lang niet te duren natuurlijk ... maar ooit zullen we opnieuw de kerk kunnen bewonderen zoals ze voorheen was. Niet meer als kerk, maar met een andere invulling ... maar dat is ondertussen ook weer voer voor heel wat meningen en discussies ...


28 oktober 2024... De eerste 'tastbare' resultaten van de restauratie worden zichtbaar.  

Op de 80-meter hoge  top van de kerk staat nu een nieuwe windhaan te pronken. 

Het was een spannende dag voor schepen van Erfgoed, Karim Van Overmeire. Hij droeg de haan immers persoonlijk naar boven, ondanks zijn hoogtevrees. 

Onder de haan bevindt zich een loden koker met een boodschap van Jan Louis, gericht aan de Aalstenaars. 
De tekst herinnert aan de vorige haan die in 1907 geplaatst werd, en vertelt over de rijke geschiedenis van het Esplanadeplein, dat ooit dienst deed als marktplaats en zelfs een oefenplein was voor soldaten. 
De kerk zelf heeft in de oorlogsjaren nog als Duitse uitkijkpost gefungeerd. 

Met de woorden ‘Salie en de windj vanachter’ werd het beestje ingehuldigd.

De restauratie van de Sint-Jozefkerk was in handen van architect Ellen Vertommen van Pluspunt Architectuur, en werd uitgevoerd door firma Renotec. 
De werken werden nauwgezet opgevolgd door stadstechnicus Hans Goubert. 

In 2025 begon ook de tweede fase, waarbij het schip van de kerk een nieuw dak kreeg. Door dit proced werd in elk geval ook de veiligheid voor omwonenden en bezoekers gewaarborgd.

1 september 2025 ... De Sint-Jozefkerk schittert opnieuw.

De restauratiewerken aan de gevel en toren van het gebouw zijn succesvol afgerond. De stellingen zijn verdwenen en het historische gebouw toont opnieuw zijn oorspronkelijke pracht en schoonheid

Het stadsbestuur heeft nog wel wat tijd nodig om te beslissen wat de toekomstige bestemming van de kerk zal worden. 
Ook de heraanleg van het Esplanadeplein zal daarbij niet vergeten worden. 

Voor nu kunnen de inwoners van Aalst in elk geval gerust ademhalen, en genieten van hun iconische vernieuwde aanwinst die hen vanuit de toren toe zal kijken.

21 december 2025 ...  De hoogste toren van de stad is al gerestaureerd, maar in een volgende fase volgen het dak, de gewelven en de andere gevels. 
Het verkeer (en dus ook de carnavalsstoet) zullen voor de kerk door een tunnel moeten rijden, want de werfzone zal veel plaats innemen. 
De stad trekt hiervoor de komende jaren 12 miljoen euro uit. 
Een bestemming is er nog niet gekozen voor de kerk

Bronnen

Kerknet.be
Issuu.com
Tvoost.be
Gemeenteraad 28/03/2023
VRT nws 24/03/2023
Nieuwsblad 17/08/2023
Sintjozef125.be
De Dendergalm 24/01/1904
OilsjtEenWeireldstad 01/09/2025
Delcampe.net
Valkenvooriedereen.be
Foto Bvaerrts via Flickr (skyscrapercity.com)
Afixgroup.com
Pluspuntarchitectuur.be
Foto slechtvalkjes Tereos : Katrien Buysse
Plannen preekstoel via beeldbank.onroerenderfgoed.be
Inventaris.onroerenderfgoed.be, digitaal beschermingsdossier DO001045, Aalst: Oude Binnenstad.
HLN 29/10/2024

maandag 30 december 2019

Nieuwjaarsbrieven - Bob

Vorige week waren het de kerstkaartjes  (zie HIER) … 
nu gaan we onze nieuwjaarsbrief eens lezen ...

Terwijl we bij Denemarken denken aan Lego, bij Griekenland aan witte huizen met blauwe daken. En bij Spanje aan Sint Maarten en appelsienen … zijn wij gekend voor onze chocolade, ons bier, manneken pis en het Atomium

Terwijl ze zich in Duitsland amuseren met hun schlagers, ze in Nederland rondlopen op klompen, in Frankrijk aan het petanquen zijn, en in Engeland tea-time houden …. hebben wij in ons kleine landje (buiten frieten eten) een uniek gebruik dat het land typeert …

Uniek ? …
Yep !   

In ons Vlaamse vlakke land bestaat namelijk wel degelijk een traditie die nergens anders te vinden is.

Een traditie die zo uniek is dat ze enkel in Vlaanderen gekend is.

Een traditie die bovendien al eeuwenlang meedraait.

Vlaanderen heeft iets dat geen enkel land noch streek in de wereld heeft.

Vlaanderen heeft… de nieuwjaarsbrief.


In tegenstelling tot het kerstkaartje is de nieuwjaarsbrief dus wel een op-en-top Vlaamse aangelegenheid.


Bij de overgang van oud naar nieuw is het traditie dat kinderen hun nieuwjaarbrief opzeggen aan ouders, meter en peter in het bijzijn van de hele familie. Ze uiten hun dankbaarheid en liefde voor de ouders en beloven om het komende jaar (uiteraard) opnieuw braaf te zijn. Uiteraard verwachten ze voor deze inspanningen ook ‘een envelopke’ of iets anders in de plaats.

Het opzeggen van een nieuwjaarsbrief is dus een Vlaamse traditie die zijn oorsprong kent in de 16e eeuw toen de Franse koning Karel IX in 1563 besliste dat 1 januari voortaan nieuwjaarsdag zou zijn.

Na de invoering van de Gregoriaanse kalender in 1582 werd 1 januari vanaf dat ogenblik aanvaard als nieuwjaarsdag in steeds meer landen in Europa en daarna ook in de wereld. De brieven van toen waren  enkel voor de elite, want enkel zij gingen naar school en konden lezen en schrijven.

Er is zelfs nog een exemplaar teruggevonden van de Antwerpse drukker Jan Moretus (1543-1610), de schoonzoon van Christoffel Plantijn (1520-1589).

Deze eerste brieven waren in het Latijn geschreven en waren daarenboven opgesteld in dichtvorm.
We moesten er vooral uit leren dat vrede het kostbaarste is op aarde en dat geschenken deze boodschap van vrede bevestigen en versterken. 

De leerlingen konden de op school geleerde kennis en vaardigheden in de huiskamer en voor de familieleden in de praktijk brengen. Het ging daarbij zowel over de manier waarop de tekst werd gebracht, als over hoe de brief geschreven was ... 
Even konden de leerlingen dus de rol spelen van redenaar, van spreker voor een publiek … een kort 'moment de gloire' als het ware. 

Wanneer de kinderen de brieven op school schreven, was er uiteraard uiterste concentratie vereist en moesten de handen extra proper zijn. Slordigheid en vlekken werden immers niet getolereerd!

De nieuwjaarsbrief is tijdenlang een privilege van de betere klassen gebleven. Zoals vermeld kwamen de nieuwjaarsbrieven alleen voor bij de bourgeoisie, na het Latijn voornamelijk in het Frans.

Pas na de Eerste Wereldoorlog, toen de leerplicht werd ingevoerd, vond de nieuwjaarsbrief ook zijn weg naar de gewone man. 
Voortaan voor 'iedereen' dus, maar zelfs toen het Vlaams zijn opwachting maakte in het onderwijs, was het nog steeds zo dat daar waar de kinderen van de gewone werkmens het hielden op ‘Lieve ouders,’ uit de kinderkeeltjes van betere komaf het chiquere ‘Mes chers Parents' klonk.

Op de nieuwjaarsbrieven-schrijfdag moesten de kindjes altijd met schone handjes naar school komen. Vlekken op het goudomrande en blinkende papier waren immers volledig uit den boze. 

Maandenlang al was men bezig met de voorbereiding in de les kalligrafie (of 'schoonschrift' zoals dat toen noemde) zodat de kinderen op het moment suprême in sierlijke krulletters hun wensen konden neerschrijven.

Die bedachten ze overigens niet zelf. Aan spontaniteit werd nog weinig belang gehecht. De tekst werd door de meester voorgeschreven op bord. Het was aan de kinderen om die foutloos te kopiëren. Nieuwe pen, inktpot en vloeipapiertje waren die dag dus zeker nooit ver buiten handbereik.

De taal was in die tijd ook nog erg vormelijk. Voor grappige rijmpjes en dito wensen was er toen helemaal geen plaats. Respect en vroomheid waren de norm. Dat getuigt deze brief die in 1929 werd geschreven :

“Best Meter, 

Wat ben ik blijde
Dat de eerste januari
weer is aangebroken.
Het is immers op dezen
dag het mij zoo aangenaam
is U mijne hartelijkste wenschen
te toesturen Op den eerste
dag van het jaar 1929 heb ik den
Goeden God den ook vurig gebeden
opdat Hij u nog menig jaar in
volle gezondheid zou laten leven
en opdat Hij alle uwe
ondernemingen met zegen zou
beloonen. Wat mij betreft ik beloof u
welgemeend braaf te zullen
zijn en goed te leeren in de school

Uw doopkind
T.
Aalst den 1sten januari 1929”

Of deze uit 1933 :

“Dierbare Ouders

Met opgeruimden geest begroet ik den
eersten dag van het jaar, dan
immers mag ik U de ware
gevoelens van mijn hart te kennen geven.
Zij bestaan in de
beste gelukwenschen zoo voor
uw geestelijk als tijdelijk
welzijn.
Gods milde (hand)
zegen kome dagelijk op U
neder. Zijn machtige hand
bescherme U voor ziekte en
tegenspoed, steune U in de
beproevingen, doe U in de
gezondheid en moedig uw
levensbaan bewandelen,
begunstige uw arbeid.
In een woord, de Heer
Schenke U het jaar 1933
zalig en gelukkig.
Met dit tijdstipt
vooral, Lieve Ouders, zal een
vurige bede, tot vervulling
dezer wenschen opstijgen, uit het hart
van

Uw toegenegen zoon
T.
Aalst den 1sten januari 1933”

Na de Tweede Wereldoorlog werden de nieuwjaarsbrieven meer afgestemd op de leefwereld van het kind. Het besef groeide dat kinderen de moeilijke woordenschat en de lange volzinnen niet altijd even goed begrepen, laat staan herhalen. De wensen werden korter en makkelijker van taal. Ook werd er meer gebruik gemaakt van rijmpjes, zeker bij de jongste kinderen

Hoewel er dus al vroeger nieuwjaarsbrieven geschreven werden, is deze traditie pas écht doorgebroken tot het grote publiek in de jaren 60.

Ook de vorm van de brieven veranderde grondig in die periode. Nieuwjaarsbrieven werden steeds vaker commercieel geproduceerd, waardoor de afbeeldingen kinderlijker werden. De katholieke symbolen zoals een afbeelding van het Heilig Hart, Jezus, Maria of de Heilige Antonius ruimden vanaf de jaren 1960 steeds vaker plaats voor wintertaferelen.

Uitgever Ben Roggeman uit Schellebelle speelde daarbij bij een belangrijke rol.
In 1960 bracht hij immers het boek ‘De honderd nieuwjaarsbrieven voor kinderen van de lagere school’ uit waarin hij meer dan één lans brak voor de vernieuwing van de nieuwjaarsbrief. De hedendaagse brieven worden voornamelijk uitgegeven bij Abimo Uitgeverij en Bvba Beuselinck.

DE BRIEF :

Een nieuwjaarsbrief is traditioneel een eenvoudig dubbel gevouwen en versierd kaftje, binnenin kan dan de tekst geschreven worden.  Er zijn tegenwoordig echter ook vaak modernere varianten met zelfgemaakte foto's of heuse kunstwerkjes. 

De tekst opent meestal wel nog traditioneel met : "Liefste ouders", "Liefste meter", "Liefste peter" of "Liefste oma en opa" (of andere benamingen voor de grootouders).
In nieuw samengestelde gezinnen en bij overlijdens wordt hier uiteraard van afgeweken. 

De nieuwjaarswensen zelf worden meestal in rijm of versvorm geschreven. 

De brief eindigt ook nog traditioneel met: "Uw kapoen" (Vroeger, in strenger katholieke tijden bij meter en peter, "Uw doopkind"), (Plaats) , 1 januari, (Jaar)".

Toen art nouveau en art deco in de jaren twintig opgang maakten, namen de nieuwjaarsbrieven die stijl over. De jaren dertig en veertig werden dan weer gekenmerkt door devote religieuze plaatjes, wat op zich niet zo verwonderlijk is gezien de nieuwjaarsbrief is gegroeid vanuit een katholieke traditie.'

Ook de oorlog drukte – uiteraard - zijn stempel. De kwaliteit van het papier ging achteruit en de teksten verwezen vaak op aangrijpende wijze naar het oorlogsleed. Kinderen wensten dat er eindelijk vrede zou komen of dat hun pappie snel van het front zou mogen terugkeren.
In die periode kon je ook merken dat de ouders in de vrije ruimte op de nieuwjaarsbrief vaak ook nog snel hun eigen wensen toevoegden. Soms zijn die boodschappen erg praktisch, in de trant van ‘We hadden kunnen komen, maar de auto stond in panne.' of emotioneel bij het verlies van een familielid bijvoorbeeld.

Gelukkig waren er ook vrolijker invloeden. Toen in de vrije en blije jaren zestig en zeventig de rokken korter werden, doken ook figuren in minirokjes op. 
Een decennium daarna waren dan weer de stripfiguren erg in trek. In die tijd kon je als peter of meter de beste wensen ontvangen met een afbeelding van Jommeke, Suske en Wiske of de Smurfen.
Nog later maakten ook Dora, Spongebob en Maya de bij hun opwachting.

Het opzeggen van nieuwjaarsbrieven begint bij de leeftijd van ongeveer 3-4 jaar, de leeftijd waarop kinderen naar de kleuterschool gaan. 
In de kleuterschool zal de tekst voorgedrukt staan op de nieuwjaarsbrief en wordt de tekst in de klas doorgenomen en geoefend samen met de leerkracht in een klassikaal verband. 'Van buiten blokken en aframmelen' dus eigenlijk ...

Vanaf het eerste jaar, wanneer de kinderen leren lezen en schrijven, tot en met het laatste jaar van de basisschool, respectievelijk van 6 tot 12 jaar, schrijven de kinderen op school de nieuwjaarsbrief eigenhandig. Het gaat dan om een tekst, al dan niet een eigen of reeds bestaande tekst, waarin de wensen voor het nieuwe jaar staan. Na het voorlezen van de nieuwjaarsbrief krijgt het kind speelgoed of een ander geschenk, maar vaak ook 'een centje', contant geld dus, om op te sparen voor later.

Het krijgen van geschenken met Nieuwjaar is in België even belangrijk of zelfs belangrijker dan geschenken met Sinterklaas / Sint Maarten of Kerstmis.

De nieuwjaarsbrief is als het ware een soort van dienst die een kind moet leveren opdat het cadeautjes krijgt. Hierdoor zouden ze moeten leren beseffen dat geld en cadeaus niet altijd zomaar vanzelf komen. 
Vaak houdt deze traditie op tijdens het 12de-13de jaar, wanneer het kind de overstap maakt van de basisschool naar secundair onderwijs. Meestal krijgt de tiener met Nieuwjaar, wel nog wat geld toegestopt door de ouders, meter, peter of grootouders maar een brief voorlezen ... wordt wat belachelijk geacht op die leeftijd.

De parodie op de nieuwjaarswens van "liefste peter, hoe meer ge geeft hoe beter" klopt niet helemaal, of zou in elk geval eigenlijk helemaal niet mogen kloppen. 

Een nieuwjaarsbrief is in de eerste plaats immers namelijk bedoeld om elkaar het beste toe te wensen of om te bedanken voor goede zorgen, en niet om te bedanken voor 'luxe'. 

Dat laatste was wel het geval voor brieven die begonnen met 'geachte weldoener' en geschreven waren door weeskinderen

Over het meisjesweeshuis in Aalst is HIER meer te lezen, over het jongensweeshuis HIER ...

Natuurlijk hoort dat centje er vaak wel bij, maar dat heeft eigenlijk meer te maken met de speciale gelegenheid dan met de nieuwjaarsbrief zelf ... 

Alhoewel meter- en peterschap een christelijk-katholiek gebruik is, is deze traditie ook door vrijzinnigen in gebruik. 
Dit is minder het geval bij de andere geloofsovertuigingen, omdat het een gebruik is uit de Belgische christelijk-katholiek cultuur.
 
Toch maken ook moslimkinderen samen met katholieke en vrijzinnige kinderen op school nieuwjaarsbrieven voor hun ouders en grootouders, niettegenstaande deze traditie bij hen eigenlijk niet wordt gebruikt. Het schrijven ervan wordt dan ook gezien als een initiatief van de school, en niet vanuit religie of traditie.

Hier een voorbeeldje 'old style' uit de jaren '50 met nog 'tierlantijntjes' en 'krulletjes'.


En een hedendaags voorbeeld waar het thema 'winter' voorop staat. Het ontwerp is van de Aalsterse auteur en illustrator Kathleen Amant.


Tot slot een nieuwjaarsbrief zoals deze heden ten dage zou kunnen klinken :

Hey allemaal,

Ik ga jullie niet whappen.
Sms is cringe oud.
Mail, Skype, tweets… nope.
Past totaal niet bij dit momentje.
Ook geen random FB-berichtje, boeie
IRL is gewoon veel echter, dan zie je tenminste m’n face.

Ik zweer, dit gaat je blij maken, bro.
Het is feest vanavond,
we gaan samen iets vieren.
Geef me nog effe.
Het jaar is gewoon wéér om,
en nieuwjaar maakt me echt happy vibes. 😊

En ja, ik heb ff aan jou ged8.
Ik wens je een knettergoed jaar,
vol liefde, goeie dingen en power.
Gezondheid, suc6,
en hopelijk zo min mogelijk stress.

En voilà, einde van m’n kleine update.
Ik moet afronden, want 2026 komt er gewoon al aan.

2U — met love.


Vergeet trouwens niet dat ook dit jaar het voorlezen van de nieuwjaarsbrief in het Aalsterse niet gepaard mag gaan met vrolijke vuurwerkknallen. 

Vuurwerk afsteken en stockeren is immers verboden voor iedereen binnen Aalst. Het vuurwerkverbod geldt trouwens een heel jaar in onze stad, maar in december en januari is daar bovenop ook het zichtbaar bezit van vuurwerk verboden.

Concreet gaat het om vuurwerk, voetzoekers, thunderflashes, carbuurkanonnen, knal- en rookbussen en andere ontploffende voorwerpen. Ook wensballonnen oplaten valt onder dit verbod.

Controles vinden ook via drones plaats.

Ondanks dit verbod : maak er een 'knallende' avond van (met champagnekurken bijvoorbeeld), maar hou dan rekening met Bob, want ook dat is natuurlijk 'een dingetje' tijdens de feesten!

'Bob' bestaat dit jaar (2025-2026) trouwens al 30 jaar. 

In december 1995 ging de allereerste BOB-campagne van start. 

Een jaar eerder was de wettelijke alcohollimiet in ons land verlaagd van 0,8‰ naar 0,5 ‰. 

BIVV, de voorganger van Vias institute, had tot die tijd wel al campagnes gevoerd over alcohol achter het stuur, maar die waren vrij hard van toon. Door de wijzigende tijdsgeest werd beslist om het geweer van schouder te veranderen, en in partnership met de Belgische Brouwers werd een nieuwe campagne ontwikkeld.

De nieuwe campagne wilde de bestuurder in de kijker zetten die niet drinkt, maar wel feestelijk en positief is en dankzij wie het feest kan plaatsvinden. 
BOB stond en staat nog steeds voor een coole, aardige, verantwoorde bestuurder. Iedereen kan zich ermee identificeren.

BOB bestaat trouwens echt. Zijn naam is voluit Robert Madrenas, Bob voor de vrienden. Hij was in 1995 werkzaam bij het reclamebureau Magnésium, dat de BOB-campagne bedacht.

Bij een nieuwe campagne hoort natuurlijk ook een naam. Als voorlopige werktitel kozen de creatievelingen dus voor ‘Bob’één van de oprichters van het reclamebureau. 

"We realiseerden ons dat Bob een relatief bekende naam was voor de generatie die we wilden bereiken, namelijk de 18- tot 30-jarigen. En we vonden niets beters", herinnert één van de collega's zich. 

Omdat niet meteen een betere naam werd gevonden, bleef BOB ook de definitieve naam van de campagne. Een gouden zet, zo bleek.


BOB werd “een coole, aardige, vrijgevige man of vrouw”, zonder specifieke leeftijd of sociale klasse, iemand met wie iedereen zich makkelijk kon identificeren. Zijn naam was gemakkelijk te onthouden, zowel in het noorden als in het zuiden van het land. 

De BOB-campagne werd, al dan niet met een andere naam, nadien ook internationaal overgenomen zoals in Frankrijk, Spanje, Griekenland, Luxemburg en het Verenigd Koninkrijk. "In Nederland is men er jarenlang van overtuigd geweest dat BOB een afkorting was van ‘Bewust Onbeschonken Bestuurder', iets wat trouwens ook overgewaaid kwam naar België, en waar het misverstand dus ook wel levendig werd gehouden. 

Bij de eerste BOB-campagne werden in totaal iets meer dan 100 000 bestuurders gecontroleerd door de politie en blies 6,4% positief. 
Begin jaren 2000 steeg het aantal positieve bestuurders naar het hoogste peil ooit: 9,9% van de bestuurders was positief. 
Sinds 2004 (en met de steun van de voltallige geïntegreerde politie) nam het aantal controles gestaag toe en onder meer door het gebruik van de samplingtoestellen is het aantal controles fors gestegen.

Vorige wintercampagne (2024-2025) werden maar liefst 605 759 bestuurders onderworpen aan een blaastest. 6x zoveel als bij de allereerste BOB-campagnes dus. 

Het aantal positieve bestuurders zit op het laagste peil: 1,2% van de bestuurders was positief, ofwel 5 keer minder dan bij de start van de campagne 30 jaar geleden. Toch is de strijd niet gestreden. Vorig jaar waren er in ons land nog 3770 letselongevallen met een bestuurder onder invloed van alcohol.

Bestuurders die te veel gedronken hebben, hebben vaak veel te veel gedronken. Gemiddeld hadden bestuurders onder invloed betrokken in een letselongeval een alcoholgehalte van 1,6 ‰.
De politie controleert tijdens de campagne uiteraard ook op drugs. 

Ook de pakkans voor drugs is de laatste jaren flink toegenomen. In 2016 liepen 6933 bestuurders tegen de lamp tijdens een drugscontrole, in 2024 waren er dat 13 189, bijna dubbel zo veel.

Zelf ben ik - na een 80-90-tal controles - trotse eigenaar van zo'n 7-tal sleutelhangers ...  Maar ze mogen mij altijd nog eens doen stoppen om me een gouden exemplaar (speciaal gemaakt voor de 30ste verjaardag) te overhandigen hoor ...


Bronnen :

Etienne Scheerlinck/geschiedenis.htm
Nieuwsblad 11/12/2008
afbeelding 1950 huisvanalijn.be
afbeelding hedendaags eenfijnedag.be/njb-kathleen_amant.php
hebban.nl Renate Kerkhofs
Vlaanderen.be (Bobcampagne)
Inventief met de nieuwjaarsbrief, Renate Kerkhofs, ISBN 9789402168198
lecavzw.be/tradities