Ik ga nu verder met de creatuurtjes 'in 't woter' ...
Dikkekop : is géén dier, maar wel een groot jeneverglas (dubbele portie 10 cl), het diertje is een ‘paupeloenjeken)
- nen eirpel es’t maaneken
- een goele es ’t vraaken
Erink : een haring, ook de naam van het rond punt bij het binnenrijden van Aalst
Gernot : een garnaal
Krabbe : krab. Ook in volgende uitdrukking :
- Zu dwees as een krabbe : dwarsliggend, tegendraads
Kreft : een zeur, een zaag
Krokelau : gepekelde/gedroogde en kortgerookte bakharing. Zie ook ‘Lammeken zoet’
Lammeken zoet : gepekelde/gedroogde en kortgerookte bakharing
Ool : een aal, paling
Padde : een pad
Paupeloenjeken : een dikkopje
Peramoiler : weidebeekjuffer, pareljuffer
Poit : een puit
- kaapoit : iemand die snel kou heeft
- benatepoit : iemand die rap schrik heeft
- door on de Poitepit (buurt van het VTI)
Poitegerek : kikkerdril
Scherregoss’n : zeeslakken, escargots
Slangartisj, slangelatousj, slangenatoesj : een salamander, een hagedis
Steikelbabbeken : een stekelbaarsje
Zjielie : een zeeleeuw
Zjiemeerminne : zeemeermin
Zjie’ond : een zeehond
Zjiepereken : een zeepaardje
Zwoon : zwaan
- In 't stadspark zitt'n e poor giel schoein zwonen
Meer beestjes? Voor die 'ter land', klik HIER
Geen opmerkingen:
Een reactie posten