zaterdag 18 mei 2019

Kasteel der kleine verdoemenis

Het 'Kasteel der Grote Verdoemenis' (ofte 'kasteel Terlinden') is HIER al ter sprake gekomen, maar er was in Aalst ook nog een tweede 'verdoemenis'. Dit was eigenlijk het andere stenen gebouw of hof in de "straete genoemt de twee Steentiens", wat verderop in de richting van de Etrimo buildings. Dit was, in tegenstelling tot ‘Terlinden’ geen echt kasteel, maar een landhuis.


De Steenstraat (toen ‘Straete genaemt de twee Steentiens....’) refereert trouwens nog steeds naar dit gebouw(tje).

Zoals op het plannetje te zien is, liep de Steenstraat vroeger waarschijnlijk door tot het huidige ‘Wateringen’, de plaats waar ‘de kleine verdoemenis’ gelokaliseerd was.
Het werd voor het eerst vermeld in 1562 als "Prachthoefken, "t goedt ter Linden". 

In 1646 was het eigendom van schepen Jan Coucke en stond het beschreven als volgt: "Het kasteelken geheeten 't hof ter Linden int geheel in bogaerden, motte, hoplochtinghe, meerschen ende landen ontrent twee en twintich dachwanden groote.

In de jaren ‘70 werd de compleet vervallen hoeve afgebroken door de eigenaar Jozef De Saedeleer. Het gebouw en de omgeving hebben plaats gemaakt voor de nieuwe wijk ‘Wateringen’. 
Toen we er als kind wouden gaan spelen in de buurt, werd ons heel gauw duidelijk gemaakt dat 'het daar niet pluis was', en 'dat we daar beter zouden wegblijven.

Andere bronnen  situeren het goed ook wel eens op de plaats waar sinds 1895 het kasteeltje Van Muylem opgericht werd, op de plaats waar voorheen de leprozerij van Aalst gelegen was. In het begin heette dit nieuw kasteelje "Hof te Siesegem". Maar het kasteeltje Van Muylem heeft dus voor alle duidelijkheid niets te maken met de verdoemenissen. 
Over het kasteel van Muylem is HIER meer te lezen. 


Volgens het volksverhaal zou de laatste eigenaar zijn vrouw vermoord hebben door haar met een grote nagel door haar voorhoofd aan de deur vast te nagelen. 
Na haar lichaam enkele jaren in de tuin begraven te hebben, ontgroef hij haar en ontvleesde de schedel. Die schedel werd binnen op de tafel gezet zodat hij haar dagelijks kon bekijken, en diende tevens als kaarsenhouder, … kwestie van ook een praktische kant te hebben natuurlijk.

Na zijn overlijden werd het goed te koop gesteld maar er waren geen kopers, waarschijnlijk door het nogal lugubere verleden. Het gebouw raakte in verval en had daardoor wel degelijk een angstaanjagend uitzicht. Het gerucht ging daarenboven dat het niet pluis was rond de ruïne en dat het er constant spookte.

Volgens andere volksverhalen zou ook de Bende van Jan De Lichte hier een tijdje onderdak hebben gehad. Over Jan De Lichte en zijn bende is HIER meer te lezen. 


Een ander luguber verhaal rond dit gebouwtje (mondelinge overdracht, neergeschreven door P.Henderickx, Leuven, 1959) : 

Toen K. zijn vriendin in Aalst ging opzoeken, moest hij voorbij het kasteel van Verdoemenis. Hoewel iedereen in de buurt van dat kasteel bang was, zei K. dapper: "Dat daar maar eens een toveres staat, ik zal ze wel pakken!" 
Om middernacht kwam K. terug van Aalst. Bij het kasteel stond een toveres. K. nam de hoed van de toveres af, nam hem mee naar huis en legde hem in een koffer. De volgende dag stelde K. echter vast dat de hoed in een doodshoofd was veranderd. Daarop ging K. naar de pastoor, die hem de volgende raad gaf: "Ga vannacht terug en zet dat doodshoofd weer op dat lichaam". Toen K. dat had gedaan, sprak het doodshoofd: "Geluk, man, dat je dat gedaan hebt of ik had u de nek gebroken!" Doodsbang liep K. naar huis. Twee dagen later stierf hij. Hij was toen achtentwintig jaar.

De beschikbare foto’s dateren van rond 1948

Een zekere ‘Jan Goffa’ heeft hierover volgend gedicht gemaakt : 

 Aalst : Kasteelke van Verdoemenis
verscholen in het wild struweel
langs de oude baan naar Gent
stond ooit een somber spookkasteel
in de omtrek wijd bekend

ooit sloeg de eigenaar van 't pand,
van zinnen zwaar beroofd,
zijn gemalin met zware hand
een spijker door het hoofd

in 't kille licht der vollemaan
had hij haar lijf ontknookt
zich in zijn tuin van 't vlees ontdaan
haar schedel afgekookt

het kaarsvet droop in 't duister
langsheen haar drogend been
des nachts weerklonk gefluister,
geknars en wars geween

't kasteel, gehaat, gehoond
stonk zwaar naar zuur en pis
nooit werd het nog bewoond
't kreeg de naam "Verdoemenis".


Bronnen

Rondleiding kasteel Terlinden in de jaren '90
Schoolopdracht SMI 1987

1 opmerking: