Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

dinsdag 23 maart 2021

De Pieter van Aelst gaanderij - Pieter van Edingen / van Aelst

De Passage Pieter van Aelst … iedereen kent wel de doorsteek Kattestraat – Nieuwstraat waar men tegenwoordig vele winkels kan terugvinden …


Het was in 1989 dat beslist werd dat het terrein dat grensde aan de Kattestraat en aan de Ridderstraat, verbonden zou worden met de Nieuwstraat.   
Er werden grootse plannen gesmeed … 
Er zou een parkeertoren komen, alsook een winkelstraat met een totale winkellengte van 250 à 300 lopende meter. 
Men zei in eerste instantie wel dat het zeker geen gaanderij zou worden, daar had Aalst immers al minder prettige ervaringen door meegemaakt.  

Op dit voorstel werd heel positief gereageerd vanuit de middenstand, want onder andere een dichtbijgelegen parking zou een ideale kans zijn om het ondertussen gedeeltelijk verkeersarm en verkeersvrij gemaakte centrum gemakkelijk te kunnen bereiken.  
Ook de ondertussen geplande bouw van een ondergrondse parking op de Hopmarkt zou een ideale oplossing zijn voor het dichtslibbende verkeer in onze stad.

Positieve klanken dus, maar daar waar positieve reacties zijn, zijn er ook negatieve natuurlijk, en die ontsproten vooral uit de gedachte dat dit op verkeerstechnisch gebied allemaal niet okay zou zijn. 
Er waren in de Ridderstraat nog maar pas nieuwe woonblokken gecreëerd en de nabijheid van de Kattestraat werd ook al als een doorn in het oog gezien voor het Parkingverkeer.

In 1992 lag het zogenoemde ‘REWA’-project zelfs even stil omdat de werkgroep Stadsherwaardering een proces had aangespannen bij de Raad van State.  
Zij verzetten zich hevig tegen de plannen voor de bouw van een parkeertoren. 

De Kattestraat werd in 1993 verkeersarm gemaakt en werd een winkelstraat … heel leuk idee en plezant voor de mensen … ware het niet de de Ridderstraat nog steeds de winkelstraat kruist en er dus toch nog altijd moet gelet worden op voorbijrazende auto’s. 
Daarom werd de rijrichting omgedraaid om de drukte wat te vermijden. Vanaf dan werd er dus richting Vredeplein gereden en niet omgekeerd. Ook werden er verkeersdrempels geplaatst om de snelheden wat te laten zakken.
In 1998 werd de rijrichting in de Ridderstraat dan opnieuw omgedraaid. De kruising bleef en blijft echter wel voortbestaan.

Het plan van de parkeertoren op de hoek met de Kattestraat werd afgeblazen maar er kwam wel een parking in de Ridderstraat. Deze 'Parking Indigo' telt 77 parkeerplaatsen en is 24/24 – 7/7 geopend.

Ah ja, en … het ging zeker geen gaanderij worden, maar vanuit de Nieuwstraat kan je dus zo de ‘Passage Pieter van Aelst’ inwandelen, een … euh … winkelgaanderij die deze straat rechtstreeks verbindt met de Ridderstraat / Kattestraat.


Maar die Pieter van Aelst … wie was dat nu eigenlijk ?

Eigenlijk moet ik beginnen met te vertellen dat er meerdere mensen waren die de naam ‘Pieter van Aelst’ kregen. 
Zo was er ‘Pieter Coecke van Aelst’, architect, beeldhouwer en schilder die leefde tussen 1502 en 1550. 
En er was ook Pieter van Edingen, een tapijtwever die leefde tussen 1450 en 1522 … en over deze Pieter gaat het hier. 
Ook zijn zoon Pieter van Edingen II (1509-1555) kreeg trouwens de naam ‘Pieter van Aelst’ met zich mee. 

Pieter van Aelst dus, ook wel Pieter van Edingen genoemd, werd in 1450 geboren te Waterlos (een wijk in Lede) en overleed in Brussel in 1522. 

Hoewel dus niet van Aalst zelf, was hij wel afkomstig uit ‘het Land van Aalst’ en zijn opleiding tot wever, zijn huwelijk met Barbele Boenin en de geboorte van zijn zonen Pieter en Joannes gebeurden wel allemaal in Aalst zelf. 
Dochter Catherine is daarna geboren in Brussel.

Hij verhuisde en vanaf 1492 vinden we hem terug op de lijst van de Brusselse poorters
Als poorter had je in de Middeleeuwen het recht om binnen de muren van een stad te wonen. In die tijd moest je daar trouwens nog speciale rechten voor krijgen. 

In Brussel bouwde hij langzamerhand naam en faam op als tapijtwever en in 1501 kocht hij een huis, ‘de poirte van Axele’, in de Stoute Craenstraete (tegenwoordig de Kolenmarkt), een groot gebouw met aanpalende panden en tuinen waar hij zijn steeds maar groter wordende atelier inrichtte.

Na de plotse dood van Pierre de Warenghien werd hij op 8 juli 1502 in Toledo benoemd tot ‘Valet de chambre et tappisier du roy’ van Filips de Schone en later van keizer Karel V. 

Het valt trouwens op dat bij bezoekjes aan een kleine dorpjes in het Spaanse hoogland, vaak één of meerdere Vlaamse kunstwerken terug te vinden zijn in de plaatselijke parochiekerken. 
Het gaat dan vaak over een voorstelling van Maria met het kindje Jezus of een kruisiging. 

Het is inderdaad niet weg te steken dat Belgische kunstenaars ‘hot’ waren in Spanje. 
Werken van de Brugse Primitieven, albasten uit het Mechelse, houtsnijwerk uit Antwerpen, … het is er allemaal terug te vinden en ook onze beroemde wandtapijten waren ons exportproduct bij uitstek. 

De monumentale 'Catálogo de tapices del Patrimonio' (Madrid, 1986) telt voor de zestiende en zeventiende eeuw bijna 550 stuks wandtapijten waarvan meer dan 500 van Vlaamse makelij. 

Bij een bezoek aan één of ander Spaans kasteel, bijvoorbeeld de koninklijke verblijven in Madrid-centrum, Aranjuez, La Granja en el Escorial, lijken wel honderden meters muur met dergelijk 'behang' bekleed. 
Vooral Brusselse legwerkers leverden deze wandtapijten in grote getale, maar ook uit andere centra van de Zuidelijke Nederlanden lieten de Spanjaarden tijdens de 16e en 17e eeuw karrenvrachten van die mobiele fresco’s overbrengen.

Zo vinden we er bijvoorbeeld een devotietapijt (336 × 404 cm) van circa 1502 terug dat ‘De H. Mis van de H. Gregorius’ voorstelt en werd uitgevoerd door het Brusselse atelier Pieter van Edingen of Pieter van Aelst. Het werk werd aangekocht op 23 juli 1504 in Medina del Campo door koningin Isabella van Castilië. 
Tegenwoordig terug te vinden in Madrid, Koninklijke Verzameling

Ook ‘Het eiland van Fortuin’ behorende tot de serie ‘Los Honores’, werd geweven in het atelier van Pieter van Aelst tussen 1520 en 1525.
Dit bevindt zich nu in La Granja de S. Ildefonso, Tapijtenmuseum

Uiteraard waren wandtapijten bij uitstek als mobiele kunst vervaardigd en gemakkelijker te transporteren dan beschilderde panelen of gepolychromeerde retabels. 
In het Frans wordt een grote (open) verhuiswagen of goederenwagon trouwens een ‘tapissière’ genoemd.

De vorsten namen ze mee op militaire expedities zodat ze hun tenten wat konden verfraaien, edelen lieten ze van kasteel naar kasteel overbrengen om de koele muren van de kamers rondom gezelliger mee te maken en de bevolking haalde ze te voorschijn om de gevels te versieren bij één of andere blijde intrede. 
De straatwanden leken tijdens die intochten wel gemaakt te zijn uit bont gekleurde zijde en wol. 
Zo uitte 'onze'  Pieter in 1502 zijn verwondering over de ononderbroken rijen tapijten die langs de straten van Burgos waren opgehangen ter gelegenheid van de Blijde Intrede van Filips de Schone en Johanna van Castilië. 

Gezien hij 'Valet de chambre et tappisier du roy' was, en dus steeds ten dienste moest staan van de koning, verbleef hij dan ook lange tijd in Spanje. Tijdens zijn verblijf echter stierf koning Filips en werd koningin Johanna waanzinnig.

De testamentuitvoerder van de koning vroeg aan van Aelst om de koninklijke tapijten in veiligheid te brengen naar de Nederlanden (1506). 
Zonder medeweten van de koningin bracht hij de in Burgos verspreide werken bij mekaar en zorgde ervoor dat ze naar Valladolid vervoerd werden, van waaruit men ze dan verder zou verschepen. 
Toen dit echter aan het licht kwam, mocht hij eventjes gaan brommen in de gevangenis. Het zou nog twee jaar duren voor hij terug in Brussel opdook.

De Aalstenaar had het dus al van Aalst naar Brussel en Spanje geschopt, maar zijn bekendheid zou nog veel verder gaan. 

Zo verwierf hij ook bekendheid door een opdracht van paus Leo X in 1515.
Deze bestelde voor de Sixtijnse kapel de serie tapijten 'Handelingen der Apostelen' bij hem.

De tien werktekeningen voor deze tapijtreeks werden gemaakt door Rafaël, een Italiaans kunstschilder en architect uit de hoog renaissance die naast fresco’s en altaarstukken ook portretten maakte voor kerken, palazzo ’s en wandtapijten. 

Hier een detail uit dit werk ...


Een dergelijke werktekening, die gemaakt werd op ware grootte en eigenlijk diende als model voor het kunstwerk zelf, wordt in het vakjargon ook wel ‘karton’ genoemd. 
De naam ‘karton’ is afgeleid van het Italiaanse cartone (een grote carta). 
In het Middelnederlands sprak men ook wel van patroen en patroonwerckere (patroon - een schilderij dus eigenlijk dat diende als basis voor het latere weefwerk)

De kartons werden op ware grootte - meestal in kleur - onder het weefraam gelegd. 
Door de kettingdraden tijdens het werk iets op te lichten kon de wever het ontwerp zien.
Vlaamse wevers weefden bij voorkeur basse lisse (lage schering) ofwel op een horizontaal weefgetouw.

De techniek van het weven is oeroud en berust op een samenspel van ketting - en inslagdraden. De even en oneven reeksen van kettingdraden kunnen door middel van een voetpedaal omhoog en omlaag worden bewogen, waarbij de gekleurde inslagdraden met een bobijntje of flûte van links naar rechts worden ingeweven. Het zijn de gekleurde inslagdraden van wol, zijde, goud - of zilverdraad die de voorstelling opbouwen.


De ontwerpers leverden hun kartons altijd in spiegelbeeld, de wevers werken immers altijd aan de achterzijde van het wandtapijt, wat tijdens het werk natuurlijk een rommeltje was van afhangende gekleurde draden. 
Pas als het wandtapijt helemaal voltooid was, werd het van de weefstoel genomen en kon men de voorzijde zien.

Voor het spinnen van de wollen draden was alleen de fijnste schapenwol met zijn zijdeachtige glans goed genoeg. 
Het verven gebeurde met natuurlijke verfstoffen, die uit een groot aantal plantaardige en dierlijke stoffen werden geselecteerd. 
De namen van de verversdistel, ververseik, ververskamille en saffraankrokus bijvoorbeeld herinneren daar nog aan.

Miljoenen op moerbeibomen gekweekte rupsen leverden de zijde. Om glanzende metaaldraad te maken, moest een zijden draad omwonden worden met slechts 2 mm dun goud- of zilverlamellen. 
De edelmetalen geven een tapijt zijn gewicht en bepalen de prijs. 
Alleen al om de materialen was een wandtapijt dus veruit het kostbaarste bezit van het Vlaamse kunstpatrimonium.

Zeven van deze ‘kartons’ van Rafael zijn bewaard gebleven en bevinden zich nu in het Victoria and Albert Museum in Londen. 

De eigenlijke tapijten van de hand van Pieter van Aelst bevinden zich nog steeds in het Vaticaan en worden bij feestelijke gelegenheden in de Sixtijnse kapel opgehangen. 

Kopieën van deze tapijten vindt men ook nog terug in het Spaanse koninklijk paleis te Madrid en in musea in Parijs, Berlijn, Dresden en Wenen.

In 1520 bestelde Leo X nog een serie ‘Kinderspelen’ (Giuocchi di putti, 20 stuks) en 'Grotesken' (8 stuks). 't Moet dus wel zijn dat hij tevreden was met het werk van onze streekgenoot.

Pieter maakte ook nog een reeks ‘Taferelen uit het leven van Christus’, besteld door paus Clemens VII, die zich eveneens nog steeds in het Vaticaan bevinden (de zogenaamde Scuola Nuova).

Behalve pausen bestelden ook de grote vorsten uit zijn tijd werken bij hem.
Zo onder andere keizer Karel V, Frans I van Frankrijk en Hendrik VIII van Engeland.

Ook de zoon van Pieter van Edingen/Pieter van Aelst, werd ‘Pieter van Aelst’ genoemd.
Hij was actief in de periode 1509-1555, was dus eveneens tapijtmaker en werkte in het atelier van zijn vader. Geen van deze beide Pieters mag worden verward met hun tijdgenoot Pieter Coecke van Aelst.

De volgende tapijtreeksen zijn met zekerheid geweven onder toezicht van Pieter van Edingen (meestal volledig in zijn eigen atelier, maar soms ook gedeeltelijk in dat van Brusselse "onderaannemers"):

- De voetwassing - Passie van Christus
- Devotie van Onze-Lieve-Vrouw (6 stuks, geleverd in 1502)
- Handelingen van de apostelen (10 stuks)
- Leven van Christus (12 stuks)
- Grotesken of Triomfen van de Goden (8 stuks)
- Het Laatste Avondmaal (naar Leonardo da Vinci in opdracht van Frans I van Frankrijk)
- Legende van Onze-Lieve-Vrouw ter Zavel (4 stuks in opdracht van Frans van Tassis, ca. 1516)
- Geschiedenis van David en Bethsabe

- Kinderspelen (20 stuks)

De tapijten brengen activiteiten in beeld van naakte jongetjes met allerlei dieren. Deze zogenaamde 'kinderspelen' werden in de wandtapijtkunst van de Renaissance herhaaldelijk voorgesteld.
Deze serie werd in 1521 door de paus besteld, de ontwerpen waren van Tommaso Vincidor da Bologna, een leerling van Rafael. De hele achtergrond van de serie was geweven in gouddraad, zodat 80% van de prijs voor de aanmaak al gereserveerd was voor het gebruikte goud. 
Dit verklaart ook waarom de serie aan het einde van de 18e eeuw uit het Vaticaan verdween en wellicht verbrand werd om het goud te kunnen recupereren. 
Hoe de tapijten er uit zagen is nog gekend dank zij enkele bewaarde modeltekeningen van Vincidor, gravures en enkele heredities.
De naakte jongens ('puttini') speelden er met allerlei attributen die verwezen naar de heraldiek van de paus, met een doorlopende guirlande van bloemen en vruchten op de achtergrond. 
Hier een detail : 


- Los Honores (9 stuks)

Met haar monumentale oppervlakte van 420m² is 'Los Honores' een van de grootste en belangrijkste reeksen wandtapijten ter wereld. Ze werd in het Brusselse atelier van Pieter Van Aelst geweven ter gelegenheid van de keizerskroning van Karel V in 1520. Negen wandtapijten beelden de zonden uit die de jonge vorst moet vermijden en de deugden die hij moet nastreven om de hoogste beloning te ontvangen, onder andere 'Eerbaarheid', 'Roem', 'Adel', …. 
Hieronder een detail uit dit werk, genaamd 'fortuna' ...


Keizer Karel was zeer gehecht aan deze wandtapijten. Ze vergezelden hem op al zijn reizen. Tegenwoordig behoort 'Los Honores' trouwens nog steeds tot het Spaanse erfgoed. De reeks werd nog nooit eerder buiten Spanje in haar geheel tentoongesteld.

Het atelier voerde ook talrijke herstellingen uit aan bestaande tapijten uit de koninklijke collecties. In 1509 werd Pieter van Aelst de Jongere zelfs benoemd tot 'Restoupeur de la tapisserie du Roi' (= Koninklijk tapijtenrestaurateur).

Pieter Van Aelst stierf als een rijk man op 23 juli 1522 en werd begraven op het kerkhof van Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavel. 

Dankzij zijn artistiek en organisatorisch talent was Brussel uitgegroeid tot het toonaangevende centrum van het Europese wandtapijt, een positie die de stad nog drie eeuwen lang zou behouden ... en dat allemaal door een streekgenoot uit ‘het land van Aalst’

Dat deze streekgenoot het dus ver geschopt heeft, mag zeker niet vergeten worden en men zocht dus een manier om deze naam ook in onze stad in ere te kunnen houden.
Het werd de 'Passage Pieter van Aelst'.

Na de beschadigingen van de gebouwen en de brand in de kapel grenzend aan de Kattestraat eind jaren '70 was de vraag om vernieuwing groot. 
Er kwam nog eventjes een parking, maar die maakte plaats voor de aangekondigde vernieuwing. 

De kapel mocht blijven en veranderde in een kledingwinkel, de vrijgekomen plaats, die eerst nog even fungeerde als parking, werd de ingang van de nieuwe gaanderij en ‘’t Maegelynpleintje’ werd zo als het ware de ‘inkomstpoort’ … 

Over de perikelen van dit bouwakkoord, de geschiedenis van de kapel, de ouderlingen- en de weeshuizen is HIER meer te lezen. 

Het Aalsterse stadsbestuur kende in april 2016 een bouwvergunning toe voor een grondige facelift van de Pieter Van Aelst gaanderij. 
Aalst kreeg daardoor een nieuwe gerenoveerde, moderne winkelgaanderij. 
Na twintig jaar werd er dus grondig werk gemaakt van een renovatie die voltooid werd tegen het einde van 2016.
Men wou tijdens de werken de infrastructuur een grondige upgrade geven en de rest van de gaanderij renoveren. Daarnaast werd het overdekte gedeelte met 20 meter uitgebreid. 


Ook het plein aan de kant van de Kattestraat werd heraangelegd.
Deze vernieuwing van de Pieter Van Aelst passage moest er voor zorgen dat een heropleving van de Aalsterse binnenstad werd verder gezet.

Het is in elk geval zo dat de gaanderij elke maand volgens een ander thema gedecoreerd wordt en ook bij speciale gelegenheden (Kerstperiode, Valentijn, Pasen, …) de overdekte straat in een prachtig en kleurrijk jasje wordt gestoken. 


Het jammere is dat er toch wel verloop was en is. Het is er eigenlijk een beetje een komen en gaan van zaken wat een echte klantenbinding natuurlijk niet mogelijk maakt.  Toch doet men al het mogelijke om het shoppen er zo aangenaam mogelijk te maken ...

In 2017 sleepte de winkelgaanderij de belangrijkste marketingprijs van Europa voor shoppingcenter in de wacht. Het ging om de fel begeerde ‘Social Marketing Awards’ die werd uitgereikt in Wenen. 
Het shoppingcenter, eigendom van AXA REIM Belgium maar in beheer van Groep Hugo Ceusters-SCMS, de grootste onafhankelijke beheerder van shoppingcenter in ons land, viel er samen met een twintigtal winkelcentra in de prijzen. 
Er waren meer dan 230 inzendingen uit 30 verschillende Europese landen en Zuid Afrika, maar het werd onze ‘kleinere’ winkelgaanderij die de prijs kreeg voor ‘creatieve oplossing tegen leegstand’.
Mede door de vele 'pop-up' winkels die komen en gaan, is er eigenlijk weinig constante leegstand en zijn de gebouwen altijd wel bezet.

Tijdens de carnavalsweken bevindt zich in de gaanderij trouwens ook de mobiele studio van Radio Goeiedag, die vanuit één van de gebouwen de live uitzendingen verzorgt.

Op 24 augustus 2020 was er heel wat beroering in de gaanderij. 
Er was heel wat commotie, iemand werd afgevoerd met een ambulance en een hele filmcrew stond er op te kijken.


Geen paniek, geen drama’s … er waren die dag opnames voor het feuilleton ‘Thuis’ en zij hadden als locatie de gaanderij gekozen. 

Dat de gaanderij de verbinding is tussen de Nieuwstraat en de Kattestraat weten we ondertussen al, rest dus nog ‘het pleintje’ achter de kapel te benoemen. 

Vroeger bevonden zich naast de Heilige Geestkapel links het Meisjeswezenhuis, het zogenaamde "Maegelyn" of ‘Maegdenhuis’ (sinds 1718) en rechts, het voormalige Heilige Geesthuis, dat werd wederopgericht als Oudevrouwenhuis in 1841. 

Het pleintje werd dan ook het ‘Maegelyn’-pleintje en werd meteen ook de eigenlijke 'ingang' van de gaanderij vanuit de Ridderstraat-Kattestaat.


Bronnen

Rijksmuseum : Pieter van Edingen
Britannica.com
Italiawiki.com
bouwkroniek.be
made-in.be
dbnl.org – jaargang 55 (2006)
genealogieonline.nl
Het Vlaamse wandtapijt van de 15de tot de 18de eeuw - Guy Delmarcel
Chipka juni 2017
theracoppens.nl – Vlaamse wandtapijten
retaildetail.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten