Nieuws uit Aalst

--------- Profiesjat Prinsj Karel 'Sjalen' Van de Winkel !!! ------- 't Principoilsjte vandaug es da ge ni te veil complementen mokt en genietj van 't leiven ! - - - - - - - Covid-19 : Blijf aub toch voorzichtig en denk aan uw medemens !! - - - - - - - Deel enkel berichten van officiële bronnen om fake news te vermijden !!! - - - - - - - -

maandag 2 december 2019

Philemon Colinet - Kanunik Colinet

Philemon Colinet is geboren op 02-03-1853 in Aalst, zoon van Felix Joannes Colinet en Maria Theresia Jolie.
Hij is overleden op 03-11-1917 in Sleidinge, 64 jaar oud. 
Philemon was van gewone, bescheiden afkomst. Zijn vader was smid en winkelier, zijn moeder was breister.
Hij onderbrak zijn basisopleiding al vrij snel maar studeerde allerhande wetenschappen zonder leermeester en begon zijn loopbaan als leraar in het lager en middelbaar onderwijs.

Zijn begaafdheid was enkele personen opgevallen en dank zij hen kon hij naar het Groot Seminarie in Gent waar hij in 1882 tot priester werd gewijd.

De bisschop van Gent waardeerde de begaafdheid van zijn leerling zodanig dat hij hem naar de Leuvense universiteit stuurde om er oosterse talen te gaan studeren.
Philemon werd daar één van de geliefdste leerlingen van Monseigneur Charles Joseph de Harlez, een Belgisch oriëntalist en rooms-katholiek priester. 
De Harlez was ook één van de ondersteuners van priester Adolf Daens in zijn strijd voor de christendemocratie. Hij werd huisprelaat van de paus, erekanunnik van de Luikse kathedraal en werd lid van de 'Académie royale de Belgique'.

Op aanraden van de Harlez bezocht Philemon de grootste buitenlandse universiteiten en keerde later naar Leuven terug als docent in het Sanskriet. Het Sanskriet (of Oudindiaas) is een Indo-Arische taal en tevens de heilige en literaire taal van het brahmanisme, het boedhisme, het jaïnisme en het hindoeïsme. Het is de taal van de grote klassieke literatuur van het Indiase subcontinent, waar zij nog steeds door een aantal brahmanenfamilies en bepaalde hindoeïstische sekten wordt gebruikt. Het is niet zozeer een volkstaal, maar wel een cultuurtaal die altijd gehoord heeft bij een zekere sociale elite.. 

Philemon promoveerde er in 1884 tot Doctor in de Oosterse Talen. 

Na verdere studies In Berlijn en Parijs werd hij de assistent van de Harlez. 

Ondertussen had de Harlez samen met Colinet en enkele leerlingen het tijdschrift “Le Muséon” opgericht. Na het overlijden van le Harlez kwam zijn leerstoel aan Philemon toe evenals het bestuur over het tijdschrift.
Hij kreeg zijn benoeming tot geaggregeerd professor (1887), buitengewoon professor (1889), professor ordinarius (1892).
Hij begon zich toe te leggen op de taalwetenschap en kreeg de leergang in de Vergelijkende Spraakkunst toegewezen.
Over deze studie verscheen in 1892 een essay van zijn hand “Essai sur la formation de quelques racines Indo-Européennes”. 

Na zijn kennis van het Sanskriet bestudeerde hij ook nog de oud Germaanse dialecten zoals Gotisch, oud hoog Duits, oud Saksisch en Noors.
Na enkele bezoeken aan Parijs waar hij het Laboratorium van Rousselot bezocht stichtte hij in Leuven eveneens een Laboratorium voor de Fonetiek.

Na het overlijden van Monseigneur de Groutars nam Philemon zijn leerstoel Grieks over.
Naast het eerder genoemde tijdschrift “Le Muséon” stichtte hij in 1896 een tweede tijdschrift “De Leuvensche Bijdragen” dit zou het tijdschrift worden van de Nederlandse Filologie.


Colinet was een bezig man, hij gaf colleges in het Pâli, Sanskriet, Grieks, Oud Germaans, Oud Nederlands, Oud Slavisch, vergelijkende taalwetenschap, fonetiek, vergelijkende letterkunde en Vlaamse dialectkunde, was uitgever van twee tijdschriften, leverde bijdragen voor andere tijdschriften en congressen, daarenboven hield hij nog debatten over de Geschiedenis der godsdiensten en de Hervorming der Humaniora. 

Colinet heeft eveneens een groot aandeel gehad in de oprichting van de afdeling Germaanse Filologie aan de universiteit van Leuven.

Steeds geïnteresseerd in taal maakte hij een fonetische en historische ontleding van “Het dialect van Aalst” dat een standaardwerk is geworden voor alle Nederlandse dialectologen. 

Het is een zeer uitgebreid werk geworden en handelt over vormleer, klankleer, woordenschat en tekst.
Veel dialectsprekers vinden hun eigen dialect 'speciaal' en 'totaal anders' dan dat van de buurgemeenten, maar Aalstenaars mogen terecht zeggen dat hun eigen taal wel degelijk opmerkelijk is. Hoewel Aalst de tweede belangrijkste stad in Oost-Vlaanderen is, is het dialect volbloed Brabants. Het markantste verschijnsel in de Denderstreek is de zogenaamde mouillering ('natmaking') van medeklinkers (zoals bijvoorbeeld in 'madja of a badje'). De mouillering klinkt alsof er na de medeklinker nog een 'j' wordt toegevoegd (kindj, geldj, ...)

Enkel van zijn bekende werken zijn o.a: 

'De quantiteit der vocaal a in het Aelsters dialect'
'Les doctrines philosophiques et religieuses de la Bhagavadgita'
'La nature du monde supérieur dans le Rig Veda'
'La magie moderne et les théories religionnistes'
'Philosophie ou histoires des religions' 


Als onderscheiding kreeg hij de titel van Ridder in de Leopoldsorde en op 13 december 1947 werd door de gemeenteraad besloten de doorsteek “Meiboom, verbindende de Korte Zoutstraat met de Kalfstraat” de benaming te geven van Kanunnik Colinetstraat.

Bronnen

biografischportaal.nl/persoon/14845315
alu.kuleuven.be
knack.be 1053461

Geen opmerkingen:

Een reactie posten