maandag 6 mei 2019

De bende van Jan De Lichte

Jan De Lichte was een berucht leider van een roversbende die in het midden van de 18de eeuw het Land van Aalst onveilig maakte. Na een grote klopjacht werd hij uiteindelijk aangehouden en op 25 jarige leeftijd op de Grote Markt van Aalst in het openbaar terechtgesteld.

Jan De Lichte werd geboren op 7 april 1723 in Velzeke in de marginale familie Josephus (Judocus) De Lichte en Elisabeth De Schepper.

Hij is daar opgegroeid in armoede, met stelen en bedriegen, en bovendien maakte hij tijdens zijn korte leven de Oostenrijkse Successieoorlog (16-12-1740 tot 18-10-1748) ook nog mee. Hij nam zelfs dienst in het Oostenrijkse en Hollandse leger waar hij telkens na korte tijd deserteerde.

De oorlog werd grotendeels uitgevochten in de Lage Landen en een groot deel van de legers trok door of verbleef in het Land van Aalst. Alsof dat niet genoeg was, waren er ook nog eens zeer strenge winters en mislukten na 1740 de graanoogsten meerdere keren.

Vanaf 1744 kwamen er bovendien ook nog besmettelijke ziektes voor onder het vee. Onder andere de alom gevreesde runderpest veroorzaakte een zeer hoog sterftecijfer onder de dieren.

Vlaanderen ging in die periode niet alleen gebukt onder de daaruit voortvloeiende hongersnood en armoede maar had daarenboven ook nog eens te lijden van rondtrekkende plunderende soldaten. Ook Aalst kreeg het zwaar te verduren door de vele hongerige soldaten en een ware toevloed van landlopers, bedelaars en dieven die elders verdreven werden.

Gezien de omstandigheden was het dan ook niet verwonderlijk dat er hier en daar roversbenden ontstonden die het weinige dat de mensen nog bezaten zonder mededogen probeerden in te pikken voor hun eigen profijt.


Wat oorspronkelijk begon met eenvoudige diefstal escaleerde naarmate de tijd vorderde naar inbraak, inbraak met geweld, doodslag en uiteindelijk moord en roofmoord.

Het merendeel van de ‘Bende van Jan De Lichte’ bestond evenwel uit verwanten, kennissen en vriendinnen van de actieve misdadigers. Zo hadden de meeste van de jonge vrouwen die in Aalst op het schavot terecht kwamen, een relatie (gehad) met de zwaardere jongens. En het was, zeker naar de normen van die tijd, een zootje. Een bloemlezing spreekt hier boekdelen: - Jan De Lichte zelf had een kind bij Mie Van Dorpe - Isabelle Spruyte leeft met Francies Van Den Haute (Abeel) - haar zuster Josephine leefde met Lieven Faveel - Catharina Van Den Haute (zuster van Abeel) leefde met Gabriel Van Der Cruyssen, die al twee kinderen had verwekt    bij  twee andere vrouwen - Magaleine Moreels had een kind van Pieter De Wilde - Margareta Cobel had twee onwettige kinderen en woonde bij Pieter De Moor - de zuster van Mie Van Dorpe leefde met Pieter Van Cauwenberge - Anne Marie De Clercq en Jeanne Moreels waren zacht gezegd intieme vriendinnen van Simon Ysebaert.

Een curieus geval is - en dat wordt in de processen letterlijk opgetekend - dat de bendeleden een eigen ritueel hadden om dat samenleven in te zegenen.

Ze onderschreven (mondeling uiteraard) een soort samenlevingscontract, waarbij Livinne Sonneville, de ‘schoonmoeder’ van Jan De Lichte haar zegen gaf over een koppel. Eén van de weinige indicaties trouwens waarin - en dan nog onrechtstreeks - Jan De Lichte een prominente plaats in de bende inneemt.

In verscheidene publicaties wordt de ”Bende van Jan De Lichte” voorgesteld als een bende bandieten die talloze overvallen pleegde, massa’s geld en juwelen roofde en bij de rijken geld ging stelen om het onder de armen te verdelen.

De vonnissen van de bendeleden zoals ze werden opgetekend in het nog steeds bewaarde boek in het S.A.A. geven echter een heel ander beeld weer.


Vonnissen, Verleent binnen de Stadt Aelst, 
ten laste van menigvuldige Moordenaeren, Dieven, Vagebonden ende andere Quaetdoenders, op het vervolg vande Collegien der Casselryen ende Landen van CORTRYCK, AUDENAERDE, AELST ende DENDERMONDE, begonnen 7 October 1748 ende ge-eyndigt 14 December daer naer.


Hieruit blijkt dat er bijna nooit geld werd gestolen, slechts hier en daar ging het over kleine bedragen. Hun actieterrein lag hoofdzakelijk op het platteland, bij boeren, ambachtslieden, winkeliers, herbergiers en pastoors.

Het weinige dat bij deze arme mensen overbleef dat nog het stelen waard was bestond uit kleding en kledingstoffen (Calamander, Fylofelle en Flanelle), etenswaren (meel, boter en vlees), drank (goedkope wijn) en hier en daar nog een stuk zilverwerk (zoals een ‘H. Oliedoosken’) bij één of andere dorpspastoor.

Er is ook sprake van het stelen van vlas, een klein vercken, drie koeien, waaronder eene roode geblaerde Koye en zelfs enkele biekorven.

Stelen in de dichter bevolkte steden kwam minder voor, soms gingen ze zelfs op de loop zonder buit toen ze betrapt werden en de bewoners hen met stenen bekogelden. Ze opereerden steeds in kleine gespecialiseerde groepen.

De vrouwelijke bendeleden stonden meestal ‘sentinelle’ (= wachter) op de weg en de kinderen kropen langs zelfgemaakte kleine openingen in de woningen binnen om daarna de deur te openen, …
Ook de molenaars waren dikwijls het slachtoffer van deze bendes. 
Zo ook bijvoorbeeld de molenaar van O.L.V. Lombeek waar bendelid Pieter De Wilde: … te helpen vermoorden den Mulder van onse Lieve Vrouwe Lombeke met naeme N. Van Lierde, hem ten dien eynde toegebracht hebbende eene steke met uwen Degen … .
Deze windmolen bestaat nu nog en is ons beter bekend als de molen uit het jeugdfeuilleton Kapitein Zeppos.

Ze beroofden niet alleen de gewone burgers, ze beroofden ook elkaar wanneer ze de kans hadden. Onderlinge vechtpartijen kwamen regelmatig voor, ondermeer ruzies over vrouwen en verdeling van de buit vergden meer dan één slachtoffer. Zo kreeg bendelid Pieter Merckaert (‘Appelken’) twee doodelycke steken van een mes van Augustyn Hendricx.
Het grootste deel van de gestolen goederen was voor eigen gebruik en de overschot werd voor een schamel bedrag verkocht aan helers, meestal herbergiers, winkeliers en ambachtslieden uit de streek.

Enkele bekende bendeleden en helers waren o.a.:

Adriaen Vagenende, Simon Ysenbaert, Jan Balister (Spagnol), Francies Van Der Geenst (Tincke), Jan Savoye (Kleyn Janneken), Francies van den Haute (Abeel), Pieter van Cauwenberghe (Wanlapper), Jan Cottenier (de sot van Worteghem), Pieter De Cock (Knopmaecker ofte Cokernagre), Joannes De Schepper (Poullenier), Jacobus Plantyn (Coben uyt ’t Cruysken). Ook zigeuners of Egyptenaers maakten deel uit van de bende. Er waren ook twee Aalsterse bendeleden: Anne Marie De Mulder en Anthone Van Der Gucht (Tonen den Breteur).

Op derde Pinksterdag 1748 (2 juni) hielden Jan de Lichte en de andere kopstukken zich bezig met het spelen van krulbol in een herberg te Scheldewindeke. Er ontstond toen een hevige ruzie met Jan de Vrieze, die ontaardde in een heftig handgemeen. Jan de Lichte stak hierbij De Vrieze met een mes in de buik, hetwelk de dood van deze laatste tot gevolg had.
De Lichtes kompanen Vagenende en Meulenaere sleepten het lijk dan honderd passen verder en gooiden het in een poel, niet zonder het eerst te hebben ontkleed.
Bij zijn arrestatie droeg Meulenaere nog de kleren van het slachtoffer.

Op dat ogenblik lijkt zich een knop omgedraaid te hebben in het hoofd van Jan de Lichte en dreef hij het geweld tegen zijn voormalige kameraden op. Gillis van der Elst werd vermoord te Bavegem. Met pistoolschoten in de rug trachtte De Lichte zich van zijn rivalen Tincke en Pieter van de Putte te ontdoen. In de nacht van 30 op 31 juli bracht hij de onschuldige Jan Dossche, die hem bij het inbreken had betrapt, met een pistoolschot om het leven. In de nacht van 15 op 16 augustus werd te Grammene Marie-Anne de Smet door De Lichte en Vagenende vermoord met messteken en pistoolschoten.

Na de val van Maastricht (7 mei 1748) kwam er een wapenstilstand in de Oostenrijkse Successieoorlog, waardoor de Franse bezettingsmacht zijn aandacht nu beter kon richten op de brigands die het land onveilig maakten.

Op 28 september 1748 werd een klopjacht georganiseerd waarbij alle inwoners van de kasselrijen Kortrijk, Aalst, Dendermonde en Oudenaarde werden opgeroepen om iedereen zonder geldige papieren of vaste verblijfplaats op te pakken. Circa 130 personen werden opgepakt.

De respective Collegien der Casselryen ende Landen van Cortryck, Audenaerde, Aelst ende Dendermonde, op de menigvuldige klagten ende representatien aen hun gedaen by de Insetene der bovengemelde Casselryen ende Landen, van de Dieveryen, Moorden en andere enorme Faiten die daegelyckx binnen den Lande begaen worden, ende te vreesen zynde dat dit quaet meer ende meer soude aengroeyen, ten waere daer in op het spoedigste voorsien wierde, al het welcke in aendacht genomen zynde, en niet anders ter herten hebbende dan de ruste ende vryheyt van de Insetene soo van de Steden als platte Landt, hebben ten effecte voorschreven geresolveert geraedig gevonden ende noodtsaeckelyck geoordeelt, van te doen eene generaele jacht op alle de Prochien van de voorseyde Casselryen ende Landen, met order aen alle Inwoonderen van op den 28 September lestleden te ontsetten alle suspecte huysen, ende te apprehenderen alle Persoonen eenigsints suspect en onvoorsien van behoorelyckc Certificaet ofte Pasport, zynde ten desen opsigte versogt den Heere Provost Generael van het Leger, met verscheyde Officieren van de Connetablie ende Marechaussé, omme de voorseyde jacht op de Vagabonden, Dieven ende Moordenaeren met meerder succes te konnen doen, alswanneer binnen de Stadt van Aelst zyn opgebracht alle de Geapprehendeerde, ende aldaer hun Proces is gemaeckt voor den Heere Provost Generael met den Raedt van de Connetablie, ende gesententieert soo als blyckt by de volgende Vonnissen.

Tussen 7 oktober en 14 december 1748 sprak men in Aalst, door een Franse militaire rechtbank die zetelde in Het Landthuys, meer dan 200 straffen uit tegen maar liefst 96 personen (52 mannen en 44 vrouwen), allen vermoedelijke leden van deze bende.

Van alle aangehoudenen werden er een dertigtal vrijgesproken.
Vijf moordenaars werden geradbraakt en 19 inbrekers werden opgehangen.

Dieven kregen levenslange dwangarbeid op de galeien, helers kregen 5, 6 of 9 jaar.

Meer dan de helft van de veroordeelden kregen meer dan één straf en werden onder andere aan de halsband gezet, gegeseld, gebrandmerkt en verbannen. Er werd wel rekening gehouden met de lichamelijke toestand van de veroordeelden. Kinderen en vrouwen kregen in het algemeen een minder zware of minder vernederende straf, 5 zwangere vrouwen kregen op die manier geen lijfstraffen.

Sommige vrouwen werden ook veroordeeld tot het bijwonen van de terechtstelling van hun echtgenoot, ook enkele kinderen moesten toezien bij de terechtstelling van hun vader, …

De jongste veroordeelde was een meisje van amper 16 jaar en de oudste was 75 jaar.
De voortvluchtigen  werden bij verstek ter dood veroordeeld. In hun plaats werd een stropop met hun persoonsbeschrijving aan de galg gehangen.

Elf mannen werden alhier in Portraite geëxecuteerd met de koorde, welck Portrait ten dien eynde aen eene Galge sal worden gehangen.

Eén van deze voortvluchtigen was Aalstenaar Anthone Van Der Gucht wiens Portrait als volgt werd opgesteld :

Anthone Van Der Gucht, gebortig van Aelst, oudt in de 30 jaeren, lanck ontrent de 5 en half voeten, swartachtig sleepende hair, bolster van aensicht, wel te passe en wel op syn lenderen, dick gebeent, draegende een grys laecken kleedt ende somwylen een bruyn, eene geblomde Callamandere veste ende eene bruyne broeck.

Alle aangehoudenen werden naar Aalst overgebracht en gevangen gezet, sommigen werden opgesloten in het Belfort, maar omdat de gevangenissen te klein waren werd eveneens gebruik gemaakt van de Barbaracaemere ende Catharinacaemere.

Verblijf in de gevangenis werd niet beschouwd als straf, het was een verblijfplaats waar men wachtte op het komende onderzoek, de ondervraging, de uitspraak van het eventuele proces en uitvoering van de opgelegde straf.
Ijzeren deur van de gevangenis in het Belfort

Na een vooronderzoek werden de verdachten in het algemeen doorverwezen naar het zogenaamde Scherp-examen.
Dit Scherp-examen gebeurde met behulp van foltering in de kelders van het Belfort. Gebruikte middelen waren onder andere duimschroeven (die het duimgewricht verbrijzelden) en Spaanse laarzen (die het scheenbeen verbrijzelden).

Bekentenissen die afgelegd werden in de folterkamer waren echter niet rechtsgeldig.
Om die reden moest de verdachte dan ook zijn bekentenis opnieuw afleggen buiten de folterkamer, in de rechtbank, nadat door de rechters eerst gevraagd werd of de bekentenis niet werd afgelegd onder druk van de folteringen.

Slechts weinigen durfden het echter aan om het tegendeel te beweren.
Immers, als de bekentenis ingetrokken of gewijzigd werd begon de hele procedure opnieuw, van voren af aan.

De straffen die werden uitgesproken, staan HIER gedetailleerder beschreven.

De rechtbank bestond hoofdzakelijk uit Franse officieren, bijgestaan door meerdere tolken.
Vooraleer de definitieve straf werd uitgevoerd werden sommigen nogmaals naar de folterkamer gebracht om prealabelyck geappliqueert te worden tot de Torture ordinair ende extraordinair, omme te hebben revelatie van uwe voordere Crimen ende Complicen.

Op die manier hoopte men nog vroegere misdaden en mededaders op het spoor te komen.
Alle veroordeelden moesten eveneens de proceskosten en schadevergoeding betalen: … verklaerende alle uwe Goederen, Meubele ende Immeubele, de Leenen daer onder begrepen geconfisqueert, ten profyte van die het behoort, de kosten van den Processe ende Misen van Justitie naer taxatie alvoren gededuceert. Aangezien ze allemaal straatarm waren zal er hier niet al te veel van in huis gekomen zijn.

De straffen werden bijna altijd voltrokken op dezelfde dag als de uitspraak.

Op 14 november 1748 om half twaalf werd Jan de Lichte door radbraken geëxecuteerd. Deze straf, weinig gezien in de Nederlanden, was bedoeld om de veroordeelde elke kans op opstanding op de Dag des oordeels te ontnemen. Vier andere moordenaars (Simon Ysenbaert, Lieven Faviel, Augustijn Hendricx, Jan de Priester) ondergingen hetzelfde lot.


Afbeelding van de terechtstelling, 
uit “De Groote Bende van Jan De Lichte” 
door J. Van Branteghem uit 1888.

Hieronder het verslag van het proces van Jan De Lichte. Bemerk dat er, buiten komma’s, bijna geen leestekens gebruikt werden, waardoor de tekst op sommige momenten nogal moeilijk leesbaar is (ik heb er hier en daar een apart alineaake van gemaakt om het toch iet of wat duidelijker te houden.  

Om dieswille dat gy Jan de Lichte, F. Joseph, oudt ontrent de 23 jaeren, geboortig van Velsicke Lande van Aelst, u soo verre hebt vervoordert van op den 3 Sinxen-dag van desen jaere,

binnen de Prochie van Scheldewindicke met een mes te steken Jan de Vriese in synen buyck, ende den selven te helpen vermoorden, als oock weynigen tydt daer naer insgelycks te helpen vermoorden op de Prochie van Bavegem, Gille vander Elst, ofte van Pamele, mitsgaders met eene Pistole te hebben geschoten Pieter vande Putte ende Francies Geenst alias Tincke, elck eenen bal in hunnen rugge,

ende daer-en-boven nog met eene Pistole doodt te schieten des nachts tusschen den 30 en 31 July lestleden, sekeren Jan Dossche Herbergier in den Sny-af, op den grooten weg van Gendt naar Audenaerde, het selve gedaen te hebben by puere boosheyt en sondere eenige reden, dan alleenelyck om dat den selven Dossche gewaer wordende dat gy benevens uwen complice besig waert met een gat in syn huys te maecken omme aldaar te stelen,

met eene Vurcke getragt heeft ulieden te verdryven, als oock voorders nog soo boosaerdig te zyn geweest van des nachts tusschen den 15 en 16 Augusty oock lestleden, te helpen vermoorden op de Prochie van Grammen Casselrye Cortryck, sekere Marie Anne de Smet, haar te dien eynde doorschoten hebbende haere twee Aermen ende u daer mede nog niet vergenoegende, verobligeert hebt Adriaen Vagenende uwen compagnon, de selve Marie Anne de Smet met een mes te doorsteken, 't welcke Adriaen Vagenende aldus gedaen hebbende, gy gewaer geworden zyt de selve nog niet teenemaal doodt te wesen, andermaal den selven Vagenende hebt willen obligeren haar den kop te doorschieten,

boven dat gy u nog soo verre hebt begeven van ten voorleden jaere benevens uwe complicen met braecke te helpen stelen ten huyse van Jan de Smet by Royghem Kapelle, ende aldaer vele goederen te hebben uytgedraegen,

mitsgaeders oock te stelen ten huyse van den Koopman Heleu tot Geeraersberge, nu ledent de thien maenden, alwaer gy vele goederen hebt gestolen,

als oock nog vele andere dieften met braecke te hebben begaan soo tot Bryvelde, Strypen, Lande van Sottegem, Petegem, Nazarette, Nockere, Eyne, Aughem, tot Nederbraeckel, St. Mariahoorebeke by Ninove, ontrent St. Lievenspoorte, Wortegem, Ruysselede, Wakene, Grammen, als menigvuldige andere plaetsen, soo alles breeder ten Processe en volgens uw eygene bekentenisse als andersints klaerlyck komt te blycken, alle ‘t welcke niet lydelyck zynde in een Landt van rechte sonder condigne straffe, andere Moordenaers ende Dieven ter exempele. (< dit is een ‘punt’, het eerste tot hiertoe 😊)

Soo is 't dat den Raedt van den Provoteyt-Generaal, &c., Wysen ende condemneren u tot reparatie van alle 't gone voorschreven, Aermen, Beenen, Billen ende Lenderen levendig gebrocken te worden, op een Schavot op de Merckt alhier, ende aldaer geleyt te worden op een Radt het aensigt gekeert naer den Hemel, om aldaer te blyven tot’er tydt dat het Godt gelieven sal u in het leven te laeten,

naer 't welcke uw doodt lichaem vervoert ende geexponeert sal worden ter plaetse patibulair, verklaerende alle uwe Goederen, Meubele ende Immeubele, de Leenen daer onder begrepen geconfisqueert, ten profyte van die het behoort, de kosten van den Processe ende Misen van Justitie naer taxatie alvoren gededuceert.

Voorders condemneren u prealabelyck tot de Torture ordinair ende extraordinair omme te hebben revelatie van uwe voordere Moorden, Dieften ende complicen.
Aldus gearretteert ter presentie alsvoren, &c. binnen den Landt-huyse van Aelst, den 13 November 1748.
Onderteeckent P.F. Pycke.
Ende geëxecuteerd ten 11 uren en half voor noene.


Woordverklaring

            Pensionaris = stadsadvocaat, in dit geval de openbare aanklager
            Casselry = Kasselrij, grondgebied onder het gezag van een burggraaf
            Apprehenderen = arresteren
            Raedt van de Connetablie = militaire rechtbank
            Geconquesteerd = veroverd
            Geëxponeert = aan verrotting overgelaten
            Geappliqueert = verplicht
            Sentinelle staan = op de uitkijk staan
            Veur giene chanteric peu = Bargoens: voor geen gendarme schrik
            Plaetse patibulair = terechtstellingplaats



Na een achttal jaar het Land van Aalst onveilig te hebben gemaakt kwam er met dit proces en zeer wrede straffen dus eindelijk een definitief einde aan de roversbende van Jan De Lichte.

Op verzoek van het Louis Paul Boongenootschap, werd in 1981 door Roel d’Haese een bronzen standbeeld van Jan De Lichte ontworpen en gemaakt, als eerbetoon aan de schrijver en als illustratie voor de bandietenroman die hij over de roversbende had gemaakt. Het beeld was bedoeld om een plaats te krijgen op de Grote Markt van Aalst. Dat plan veroorzaakte opschudding bij het stadsbestuur en het werd uitdrukkelijk afgewezen. 
Men dacht dat de bevolking het beeld meer zou associëren met de misdadiger in plaats van met de schrijver, en een standbeeld voor een misdadiger was dus ondenkbaar. Het genootschap stelde toen de Zottegemse deelgemeente Velzeke voor, waar Jan De Lichte geboren werd, maar ook dat plan stuitte op verzet en werd dus eveneens afgewezen.

De reden was dezelfde als in Aalst, géén standbeeld voor een misdadiger.

Uiteindelijk werd in mei 1987 het 3,30 meter hoge beeld opgenomen in de verzameling van het Antwerpse Middelheimmuseum.

Een aantal jaren later werd het beeld verplaatst naar een min of meer onbelangrijke (bijna onzichtbare) plaats. Het was algemeen geweten dat men het beeld liever kwijt dan rijk was. De oplossing kwam er door de bouw van het nieuwe Antwerpse gerechtsgebouw dat graag een beeld had voor het plein voor het gebouw.

Eind 2009 werd het beeld door het museum in bruikleen gegeven aan justitie en kreeg het zijn definitieve plaats voor het justitiegebouw. 


De voormalige roverhoofdman kon zich geen betere plaats gedroomd of gewenst hebben.

Zijn leuze: Veur giene chanteric peu, (voor geen 'gendarm' schrik) staat uitdagend op zijn borst.


Over Jan De Lichte is heel veel verteld en geschreven. Louis Paul Boon gebruikte in zijn roman De bende van Jan de Lichte (1957) elementen van de schelmenroman, maar in zijn versie wordt Jan de Lichte niet omschreven als een ordinaire bandiet maar wel als een idealist, geen anarchist maar wel een vrijheidsstrijder, die het niet enkel gemunt heeft op de Franse bezetters, maar een revolutie van de klassenlozen tegen de gevestigde orde wil ontketenen. 


Deze geromantiseerde versie had een zodanig groot succes dat er zelfs een vervolg op kwam (De zoon van Jan de Lichte). Het boek werd bewerkt tot onder meer een toneelstuk door Pieter de Prins, een musical door Wim De Craene en een stripreeks door Nagel.


Deze romantische voorstelling bezorgde hem dus, helemaal verkeerdelijk, de bijnaam "de Vlaamse Robin Hood."

Ook volgend 'Oilsjters' liedje herinnert ons aan deze rover : 


Andere dingen die Jan De Lichte herdenken :

- Brouwerij De Glazen Toren creëerde in 2005 het bier Jan de Lichte, een strogeel tarwebier.

- Ter gelegenheid van het Boon-jaar 2012 werden in Aalst op de Erfgoeddag het proces en de terechtstelling van Jan de Lichte nog eens overgedaan tijdens een evocatie, geregisseerd door Anton Cogen. Advocaat Jef Vermassen nam hierbij de verdediging van Jan de Lichte op zich. Het spektakel werd nogmaals opgevoerd tijdens de Open Monumentendag in Velzeke.

- In Zottegem (deelgemeenten Strijpen en Velzeke-Ruddershove) loopt sinds 1988 het bewegwijzerde 'Jan de Lichtepad' langsheen de Molenbeekvallei en de Driesmolen, waar Jan De Lichte geboren zou zijn. Meer info over het pad : HIER

- ‘De Bende van Jan de Lichte’, de nieuwe prestigieuze historische reeks die VTM in petto had, ging in wereldpremière op de 45ste editie van het Film Fest van Gent. Tijdens een speciale voorstelling op vrijdag 12 oktober 2019 werden de eerste twee afleveringen van de dramareeks vertoond, in aanwezigheid van de cast, de makers en heel wat gasten. 

Het is Matteo Simoni die in de reeks Jan de Lichte speelt. Naast Simoni spelen ook Stef Aerts, Tom Van Dyck, Dirk Roofthooft, Inge Paulussen, Rik Verheye, Ruth Beeckmans, Mathijs F. Scheepers, Charlotte Timmers en Anemone Valcke belangrijke rollen.

Na de vertellingen en de boeken nu dus ook op het 'witte doek'!
In november 2021 werd de serie ook uitgezonden op het TV scherm.


Bronnen :

Nationaal Biografisch Woordenboek, deel 4, 497-498
Vonnissen verleent binnen de Stadt Aelst, ten laste van menigvuldige Moordenaeren, Dieven, vagebonden ende andere Quaetdoenders, op het vervolg van de Collegien der Casselrijen ende Landen van Cortrijck, Audenaerde, Aelst ende Dendermonde, begonnen 7 oktober 1748 ende geeyndigt 14 December daernaer. Gent, 1749 : E-book
De waarheid over het standbeeld van Boons Jan de Lichte, Guido Lauwaert, Knack, 27 maart 2012
Vermassen verdedigt Jan de Lichte, Het Nieuwsblad, 23 april 2012
Cursus 'oudnederlands' SMI-TIS 1985-1986
Het Jan De Lichte wandelpad : reisgoesting.be


Geen opmerkingen:

Een reactie posten