Onze
folklore is heel wat legendes en sagen rijk, de één al afschrikkender als de
andere.
Of
het allemaal klopt is eigenlijk van minder belang. Zeker is dat achter elk van
de verhalen altijd een 'les' zit ... om de kinderen binnen het gareel te
houden, ... anders zouden ze wel eens onder de wielen van de bloedkoesj, of in
de handen van Loekenbeer kunnen terechtkomen.
Loekenbeer
was eigenlijk een soort kleddemevel, en is ook gekend als 'Loekebeer',
'Loekkebeer' of 'Lokkenbeer'
Dit
personage had zijn schuilplaats in beer- en regenputten. Telkens de kinderen te
dicht kwamen, zou hij hen erin trekken en verdrinken.
De
naam 'loekenbeer' is afkomstig van 'lokken' en 'beer' (dus niet van 'de beer' als dier!)
Het is duidelijk dat de volwassenen met dit personage vooral schrik wilden
aanjagen aan de kinderen die te dicht bij deze gevaarlijke putten speelden.
Niet
alleen in Aalst, maar ook in Antwerpen, werd deze figuur vernoemd.
Net
als bij de ‘bloedkoesj’ jaagden hun ouders de kinderen hiermee angst aan,
zodanig dat ze van de beerput wegbleven, en er zeker niet zouden invallen. Als
de kinderen stout waren, maakte men hen trouwens ook bang met verhalen over de
Loekenbeer, die hen zou komen halen en hen nooit meer zou terugbrengen.
Men
zong dan onder andere volgend slaapliedje: “Do, do, kindje, slaap en doe je
oogjes toe, anders komt de Loekendoe” (Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969)
Omdat
er onder het huis 'Den Draeck' op de hoek van de Markt en de Kerkstraat (huis
De Meersman, nu Mister Minit) zogezegd ook een draak woonde, werd die ook wel
eens ‘Loekedoe’ genoemd.
De
AKV ‘Den Blok Onderien’ heeft deze in 1965 ook eens uitgebeeld als ‘Loekedoe,
den Ajoinsaurus van ’t oiland Tsjipka’. Hier heb ik jammer genoeg geen foto van
teruggevonden.
'Loekenbeer'
wordt ook in figuurlijke zin gebruikt voor 'een boeman', een 'slecht vel' zoals
ze 'bij ons' ook wel eens zeggen.
Zo vinden we in 'De Voorpost' van 9 juli 1976
volgende terug : "en as't er dor ne sjampetter on den hoek stond, de die
stoon dor oeik attoyd ver de loekenbeer ooit 't hangen ...'
Uit
het boek 'Pieter Daens' van Louis Paul Boon blijkt, dat dit ook zou slaan op
priester Daens :
"Alhoewel
de liberale en socialistische bladen bekendmaakten, dat Adolf geen priester
meer was - 'hij is niets anders meer dan Meneer Daens - toch verlangde Adolf
nog steeds nadruk erop te leggen, dat het alleen maar een politieke
aangelegenheid was, die met zijn aanhankelijkheid aan de kerk en het kerkelijk
gezag niets te maken had. Met weemoed, en ook met wat spijt, zei hij :
"Wanneer men in het christelijk geloof is opgevoed, laat men zijn
overtuiging niet meer varen op zestigjarige ouderdom". Bleef hij zelf de
mis bijwonen als een gewoon gelovige, een groot deel der daensistische
arbeiders uit het Aalsterse zette vanaf die dag nooit meer een voet in de kerk.
Het was een reactie op de uitingen van de satanische vreugde bij de rijke
behoudsgezinden. Nu hun wensdroom vervuld was, pakten ze met allerlei
straatliedjes uit, waarin de gebeurtenissen op smadelijke toon bezongen werden.
Eén ervan had tot refrein :
'Donsjke, Donsjke, uwe rok valt af ...'. En een
ander luidde :
Wie
heeft hier zijn kleed bevlekt
Wie
heeft de geus zijn kont gelekt ?
't
Is Loekedoe …
Wie
speelde vriend met straatkapoen
Wie
moet nu zijn kleed uitdoen ?
't
Is Loekedoe …
Wie
stookte hier de klassestrijd
Wie
is de schuld van straatlawijt ?
't
Is Loekedoe ..."
In
het Vlaams woordenboek (vlaamswoordenboek.be) vinden we ook nog volgende
beschrijvingen van 'loekedoe' terug :
-
een grote gevaarlijke hond
-
een klein, dik en grommig mens
Bronnen
:
'Pieter Daens' door Louis Paul Boon (E-book hier),
slaapliedje : Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969,
Vlaamswoordenboek.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten