zaterdag 27 april 2019

Loekenbeer

Onze folklore is heel wat legendes en sagen rijk, de één al afschrikkender als de andere.
Of het allemaal klopt is eigenlijk van minder belang. Zeker is dat achter elk van de verhalen altijd een 'les' zit ... om de kinderen binnen het gareel te houden, ... anders zouden ze wel eens onder de wielen van de bloedkoesj, of in de handen van Loekenbeer kunnen terechtkomen. 

Loekenbeer was eigenlijk een soort kleddemevel, en is ook gekend als 'Loekebeer', 'Loekkebeer' of 'Lokkenbeer'

Dit personage had zijn schuilplaats in beer- en regenputten. Telkens de kinderen te dicht kwamen, zou hij hen erin trekken en verdrinken.
De naam 'loekenbeer' is afkomstig van 'lokken' en 'beer' (dus niet van 'de beer' als dier!) 

Het is duidelijk dat de volwassenen met dit personage vooral schrik wilden aanjagen aan de kinderen die te dicht bij deze gevaarlijke putten speelden. 

Niet alleen in Aalst, maar ook in Antwerpen, werd deze figuur vernoemd. 

Net als bij de ‘bloedkoesj’ jaagden hun ouders de kinderen hiermee angst aan, zodanig dat ze van de beerput wegbleven, en er zeker niet zouden invallen. Als de kinderen stout waren, maakte men hen trouwens ook bang met verhalen over de Loekenbeer, die hen zou komen halen en hen nooit meer zou terugbrengen. 

Men zong dan onder andere volgend slaapliedje: “Do, do, kindje, slaap en doe je oogjes toe, anders komt de Loekendoe” (Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969)

Omdat er onder het huis 'Den Draeck' op de hoek van de Markt en de Kerkstraat (huis De Meersman, nu Mister Minit) zogezegd ook een draak woonde, werd die ook wel eens ‘Loekedoe’ genoemd. 

De AKV ‘Den Blok Onderien’ heeft deze in 1965 ook eens uitgebeeld als ‘Loekedoe, den Ajoinsaurus van ’t oiland Tsjipka’. Hier heb ik jammer genoeg geen foto van teruggevonden.

'Loekenbeer' wordt ook in figuurlijke zin gebruikt voor 'een boeman', een 'slecht vel' zoals ze 'bij ons' ook wel eens zeggen. 
Zo vinden we in 'De Voorpost' van 9 juli 1976 volgende terug : "en as't er dor ne sjampetter on den hoek stond, de die stoon dor oeik attoyd ver de loekenbeer ooit 't hangen ...'  

Uit het boek 'Pieter Daens' van Louis Paul Boon blijkt, dat dit ook zou slaan op priester Daens : 

"Alhoewel de liberale en socialistische bladen bekendmaakten, dat Adolf geen priester meer was - 'hij is niets anders meer dan Meneer Daens - toch verlangde Adolf nog steeds nadruk erop te leggen, dat het alleen maar een politieke aangelegenheid was, die met zijn aanhankelijkheid aan de kerk en het kerkelijk gezag niets te maken had. Met weemoed, en ook met wat spijt, zei hij : "Wanneer men in het christelijk geloof is opgevoed, laat men zijn overtuiging niet meer varen op zestigjarige ouderdom". Bleef hij zelf de mis bijwonen als een gewoon gelovige, een groot deel der daensistische arbeiders uit het Aalsterse zette vanaf die dag nooit meer een voet in de kerk. Het was een reactie op de uitingen van de satanische vreugde bij de rijke behoudsgezinden. Nu hun wensdroom vervuld was, pakten ze met allerlei straatliedjes uit, waarin de gebeurtenissen op smadelijke toon bezongen werden. Eén ervan had tot refrein : 

'Donsjke, Donsjke, uwe rok valt af ...'. En een ander luidde :


Wie heeft hier zijn kleed bevlekt           
Wie heeft de geus zijn kont gelekt ?
't Is Loekedoe …
Wie speelde vriend met straatkapoen
Wie moet nu zijn kleed uitdoen ?
't Is Loekedoe …
Wie stookte hier de klassestrijd
Wie is de schuld van straatlawijt ?
't Is Loekedoe ..."

In het Vlaams woordenboek (vlaamswoordenboek.be) vinden we ook nog volgende beschrijvingen van 'loekedoe' terug :

- een grote gevaarlijke hond
- een klein, dik en grommig mens

Bronnen

'Pieter Daens' door Louis Paul Boon (E-book hier), 
slaapliedje : Schriftbron: L. Pauwels, Leuven, 1969, 
Vlaamswoordenboek.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten