De voorloper van de echte beiaard is eigenlijk de
uurklok die verbonden was met het torenuurwerk.
De uurslag werd toen voorafgegaan door een voorslag
van enkele kleine klokjes.
In het begin tikte de speler de klokken persoonlijk aan met een soort van
hamer, wat dus een hoop heen en weer geloop veroorzaakte. De ‘beiaardier’ moest
toen dus zeker beschikken over een heel groot uithoudingsvermogen en lenigheid.
Toen later ook de klepel uitgevonden werd, vond een slimme speler een manier
uit om het geloop naar de verschillende klokken te kunnen verminderen of zelfs te kunnen vermijden. De slimmerd bond touwen aan de klepels, waarvan de uiteinden aan handen en voeten
werden vastgemaakt.
Zo kon hij, toch nog altijd met het nodige spring- en trekwerk, een melodie “spelen”. Het lopen was dan wel verdwenen, maar de
fysieke inspanning bleef natuurlijk wel behouden.
Volgens sommige bronnen zou deze manier van spelen zelfs uitgevonden zijn in Aalst.
Het is in Antwerpen dat hiervoor enig bewijs te vinden zou zijn, doordat een pater van de St. Michielsabdij ooit eens beweerde dat er in 1478 voor het eerst gebeiaard werd 'op een manier die door “eenen sot van Aelst” uitgevonden werd'.
Deze stelling zou later ook nog enkele malen bevestigd worden door enkele kroniekschrijvers die het
hebben over een zekere Bartholomeus Coucke of Barthel Coecke uit Aalst.
In Aalst zelf daarentegen is er geen enkel spoor terug te vinden van het
bestaan van deze Bartholomeus.
We laten dus in het midden of dit verhaal waar of niet waar is, maar we gaan,wel van de veronderstelling uit dat als het een nuttige uitvinding was, het wel een Aalsters kantje zou kunnen hebben.
Vroeger sloeg het uurwerk van het belfort trouwens "'t alf
kotier veiren en no", dus om de 7,5 minuten!
Op de vraag “Oe loot est naa ?” kon je toen dan ook
het volgende antwoord krijgen : ’t Es alf kotier veirn de zessen” (wat dus gelijk stond met 7,5 minuten voor
zes)
De eerste beiaard (1539-1715).
Na de afwerking van de belforttoren in 1460, hingen er drie klokken, allen vervaardigd door Jan Zeelstman (Mechelen). Deze had in 1457 ook al de alarm- of
werkklok gegoten.
Pas in 1539 kocht men zeven nieuwe klokken aan bij Medart Waghevens (Mechelen)
en konden er toen ook al eenvoudige deuntjes op de klokken gespeeld worden.
In 1545 leverde Jacob Waghevens elf nieuwe klokken ter vervanging van de zeven
vorige.
In 1591 goot Peter van den Gheyn (Mechelen) vijf nieuwe klokken. Omstreeks deze
periode werd er ook een klavier toegevoegd zodat we voor het eerst over een
echte beiaard konden spreken.
Tweede beiaard (1715-1750).
De tweede beiaard werd door Joannes Pauwels (Gent) gegoten tussen 1715 en 1717.
Eerst goot hij 35 klokken, en in 1716 besloot men om er nog twee extra aan te
schaffen.
Daar men de nieuwe reeks opeenvolgend van toon was begonnen, ontbraken er nog
enkele, en deze werden besteld in 1717, zodat het totale aantal op 40 kwam.
Algemeen werd over een totaal van 41 klokken gesproken,
waarbij de halfuur klok ook meegerekend werd.
In 1750 werd uiteindelijk besloten om tot een nieuwe
vernieuwing over te gaan.
Derde beiaard (1750-1879).
Derde beiaard (1750-1879).
Joris Du Mery (Brugge) werd in 1750 belast met het hergieten van alle vals
klinkende klokken.
Eind 1750 werd de beiaard nog eens gekeurd door Matthias van den Gheyn (Tienen)
en uiteindelijk werd besloten om alle klokken te hergieten, met uitzondering
van drie basklokken die verkocht werden aan Nieuwerkerken.
Deze beiaard van Du Mery bestond uit 38 klokken.
Vierde beiaard (1880-1958).
In de nacht van 6 op 7 juli 1879, brandden het belfort en een gedeelte van het
schepenhuis af, ten gevolge van vuurwerk tijdens Aalst kermis. Hierbij konden
slechts 17 Du Mery-klokken gespaard worden.
Nog in datzelfde jaar liet het toenmalige stadsbestuur de 17 kleine klokjes en
de 4 basklokken gieten door Andreas Van Aerschodt (Leuven).
In 1880 werden de klokken geleverd en goedgekeurd door Xavier van Elewijck
(Leuven).
De beiaard bestond nu uit 17 Du Mery-klokken en 21 Van Aerschodt-klokken.
In 1896 leverde Adrien Causard (Tellin) nog drie klokjes. In 1926 goot
beiaardier Karel De Mette zelf de vier kleinste klokjes, zodat de beiaard in
totaal uit 45 klokken van vier verschillende gieters bestond.
Vijfde beiaard (1958).
Op advies van beiaardier Robert De Mette, besloot het stadsbestuur om de
beiaard met 7 klokken uit te breiden.
De andere klokken zouden herstemd worden. Toen echter bleek dat de klokken die
te laag van toon waren niet konden herstemd worden, besloot men de volledige
beiaard te vernieuwen.
Dat gebeurde in 1958 door Horacantus (Lokeren), een filiaal van Eijsbouts
(Asten, Nederland). Na ca. vijf eeuwen klokkengeschiedenis kon Aalst, sinds 6 april 1959, opnieuw genieten van een zuiver gestemde beiaard van 52 klokken.
Op de vier grootste klokken staan, als eerbetoon aan deze heel verdienstelijke Aalstenaars, de namen
van Valerius De Saedeleer, Pieter Coucke, Karel De Mette en Gustaaf Pape.
Aalst heeft een relatief lichte beiaard (de zwaarste
klok, de basklok, weegt 628 kg, totaal gewicht ca. 3827 kg). Ter vergelijking:
in de Mechelse beiaard weegt de zwaarste klok 8160 kg, totaal gewicht ca. 40000
kg)
Na plaatsing van de nieuwe beiaard in 1958, besloot het stadsbestuur in 1961 om
het automatische speelwerk te laten vernieuwen en een nieuw torenuurwerk te
laten plaatsen.
Op 4 maart 1963 werden de werken voor “Het plaatsen van automatisch speelwerk
op de beiaard en torenuurwerkinstallatie met maanbol, zonnewijzer en
uurwerkverlichting” begonnen door Castelain (Kuurne).
Verschillende problemen deden zich al kort nadien voor, o.a. het barsten van
twee klokjes.
Toen Castelain de schuld aan de klokkengieter gaf, merkte deze op dat de
oorzaak lag aan het veel te hard spelende automatische speelwerk.
Uiteindelijk slaagde men er geleidelijk in al deze problemen op te lossen.
In 2015 werd het beiaardklavier vervangen.
De 36
grootste klokken zijn nu uitgerust met een elektromechanische hamer voor het
automatische speelwerk, geïnstalleerd in 1993. Daarmee is de beiaard een
volwaardig hedendaags concertinstrument om trots op te zijn … en dat laat men soms horen in de vorm van beiaardconcerten waarbij de prachtige klanken de markt vullen met nostalgie …
Oefenklavier van Karel De Mette in het Stadsmuseum |
Bekendste Aalsterse beiaardiers.
-- Cornilles den Rouc, beyaerdere van der stede, (1447-1459)
-- Jan van der Sporct, beyaerdere van der kercken (1511 – 1532)
-- Cornelis van der Sporct, beyaerdere van der kercken (1531 – 1538)
-- Gillis Alicourt (+1603), beyaerdere en orlogiemeester (1588 – 1603)
-- Sampson Allicourt (+1636), beyaerdere en orlogiemeester (1603 – 1636)
-- Jan Droeshout (°1627 - +1676), beyaerdere (1653 – 1676)
-- Jacques de Wespin, beyaerdere en orlogiemeester (1678 – 1681)
-- Franchois Guens, beiaardier (1681-1684)
-- Theodoor de Labremont (+1724), beiaardier (1684 – 1716), (ontslagen wegens onbekwaamheid)
-- Carolus Peeters (°1699 - +1745), beiaardier (1715 – 1732)
-- Boudewijn Schepers (? - +1781), beiaardier (1733 – 1772)
-- Cornelis Schepers (°1747-+1826) beiaardier (1772 – 1826), hij belandde een tijd in de gevangenis omdat hij weigerde de liederen van uur en half uur te vervangen door de Marseillaise.
-- Jozef Schepers (°1783 - +1859) beiaardier (1826 - 1859)
-- Franciscus van de Maele (°1833 - +1891), beiaardier (1863 – 1891)
-- Karel De Mette (°1867 - +1941), beiaardier (1891 – 1936), wiens zoon, Modest (°1897-+1930) zich op 14 jarige leeftijd zelfs de jongste beiaardier ter wereld mocht noemen.
-- Pierre De Smedt (°1934), stadsbeiaardier (1977 – 1999), ook stadsbeiaardier van Dendermonde
-- Kristiaan Van Ingelgem (°1944-+2024), stadsbeiaardier (1972-1977 en 1999 – 2024), sinds 1972 ook organist in de St. Martinuskerk.
Klok van Joris Du Mery (Georgius Du Mery)
op de binnenkoer van het Stadsmuseum
|
Overblijfselen
Momenteel zijn er nog een aantal originele stukken overgebleven :
Deze klok deed dienst tot 1930, tot dan werd ze vijf keer per dag geluid: om 6 (in de winter om 7), 9, 12, 13 en 19 uur.
Op de klok staat in gotisch schrift “sit nomen domini benedictum, ex hoc nunc et usque in seculum – anno MCCCCLVII”
-- Jacob Waghevens, 1545, Begijnhofkerk Aalst
-- Joannes Pauwels, 1717, Stadsmuseum Aalst
-- Joris Du Mery, 1750, Nationaal Beiaardmuseum Asten (Nederland), 5 klokken
-- Joris Du Mery, 1750, Binnenkoer Stadsmuseum Aalst
-- Adrien Causard, 1896, Stadsmuseum Aalst
-- Karel De Mette, oefenklavier, Stadsmuseum Aalst
-- Karel De Mette, 1920, salonbeiaard, Nationaal Beiaardmuseum Asten (Nederland)
Klokken van Joannes Pauwels en Adrien Causard in het Stadsmuseum |
In januari 2022 werd door Vlaams minister van Cultuur Jan Jambon een subsidie van 1,1 miljoen euro toegekend voor de restauratie en publieksontsluiting van het belfort. Deze subsidie gaat gepaard met een verplichte integratie van een kunstwerk.
De stad heeft beslist dat de beiaard de inspiratiebron zal vormen voor het kunstproject.
Men vond al langer dat de beiaard in het belfort onderbelicht was. “Naar aanleiding van de toekomstige publieksfuncties van het belfort willen we de Aalsterse beiaardkunst opwaarderen en deze vorm van muziek de erkenning geven die het verdient”, zei schepen De Meerleer.
Schepen Van Overmeire gaf ook het grote belang van dit immaterieel erfgoed aan. “De beiaardkunst is een muzikale traditie die haar wortels heeft in Vlaanderen en die deel uitmaakt van onze Aalsterse identiteit vanaf de 15de eeuw.”
In het najaar van 2024 zal de kunstenaar worden aangeduid. De realisatie van het kunstwerk loopt parallel met de werken en zal samen met het totale restauratieproject worden opgeleverd.
Bronnen
:
De beiaard van Aalst, stadsdrukkerij, 1984
Beiaard van Aalst, Bondsnieuws 23, 1963
De beiaard van Aalst van 1715, Petrus Van Nuffel 1930
Aalst.n-va.be nieuwsbrief 5/3/2024
Geschiedenis der stad Aalst – Volume 2
Het Nieuwsblad 20/11/2013
matrix-new-music.be/componist/van-ingelgem-kristiaan-1944
Geschiedenis der stad Aalst – Volume 2
Het Nieuwsblad 20/11/2013
matrix-new-music.be/componist/van-ingelgem-kristiaan-1944
- Vía Facebook : Prachtig overzicht. Interessante info! :) - Koen De Vogelaere
BeantwoordenVerwijderen