Tja, je kan ‘Spaans’ leren en je kan sedert 2016 ook de
cursus ‘Oilsjters’ volgen bij CVO Keizersplein in Aalst. Maar wat heeft dit land met onze stad
eigenlijk verder nog te maken ?
Wel, meer dan op het eerste gezicht zou lijken !
Spanje overheerste onze gewesten namelijk gedurende een
hele tijd.
We beginnen met Karel V, die in 1516 als zestienjarige
koning werd van Spanje en van een zeer uitgebreid rijk ‘waar de zon nooit onderging’.
Ook onze streken maakten deel uit van dit grote rijk.
Onze wandeling starten we aan ’t Gasthuys – Stedelijk
Museum Aalst.
Op deze plaats was reeds van in de 13de eeuw het
Aalsterse gasthuis of hospitaal gevestigd en in deze functie was men hier dus zeker
betrokken bij de lichamelijke gevolgen van de militaire troebelen uit de geschiedenis. De Aalsterse bevolking was namelijk nogal dikwijls het slachtoffer van strenge militaire optredens, en het kwam ook regelmatig voor dat men verplicht was gewonde
soldaten in het hospitaal op te nemen. Soms werd de toestand echter veel te
gevaarlijk.
Dat is trouwens de reden dat de hospitaalzusters in april 1582 de
stad ontvluchtten.
Toen werd Aalst
ingenomen door Oranjegezinde troepen, die de uitingen van het rooms-katholieke
geloof hard aanpakten.
Zo werden 6 monniken van het klooster van Affligem, die
zich in hun vluchthuis aan de Werf hadden teruggetrokken, gemarteld en gedood.
Het zou tot maart 1584 duren vooraleer kerk, kapellen en
kloosters opnieuw werden herwijd.
Bij het verlaten van ’t Gasthuys draaien we links de Oude
Vismarkt op.
Hier, in de schaduw van het standbeeld van Valerius De Saedeleer, bevindt zich het Aalsterse Stadsarchief. In
dit moderne, geklimatiseerde gebouw worden echter niet enkel de archieven van
de stad Aalst bewaard, maar ook die van het Land van Aalst.
Dit was de bestuurlijke
entiteit die ook tijdens de Spaanse overheersing het gebied tussen Schelde en
Dender omvatte.
We lopen rechts het kleine Stoofstraatje in, en gaan op
het einde links de Pontstraat in.
Hier zien we de gebouwen van het jezuïetencollege.
Dankzij de vrijgevigheid van de magistraat en van de
notabelen uit de stad en het Land Van Aalst werd in 1622 deze grond aangekocht door
de jezuïeten. De toenmalige klaslokalen (de huidige barokgevel) dateren uit deze periode (de jezuïetenkerk werd pas opgetrokken 1730).
De jezuïetenorde
werd in de 16de eeuw gesticht door de Spanjaard Ignatius van Loyola en vormde
onder direct bevel van de paus het elitekorps van de contrareformatie.
In deze context gaven de katholieke aartshertogen
Albrecht en Isabella (dochter van Filips II) in 1619
dan ook de opdracht aan hun commissaris, de hertog van
Aarschot, om de burgemeester en schepenen van Aalst aan te sporen al het
mogelijke te doen om tot de stichting van een jezuïetencollege te komen. Dit gebeurde met positief resultaat, want reeds in 1620 werden de eerste onderwijsactiviteiten van de
jezuïeten betoelaagd via de stadsrekening.
In de loop van de 17de eeuw werden ook verschillende
Spanjaarden benoemd als rector van het college (Jan-Baptist de Camargo in 1679,
Jan de Peralta in 1695).
In omgekeerde richting gebeurde het ook dat
oud-leerlingen als missionaris naar de Spaanse overzeese gebieden reisden (als
ze al zover geraakten: Johannes de Smedt diende te worden begraven in Sevilla in 1647 toen hij op
heenreis was naar Chili).
Een eind verder in de Pontstraat zien we aan de linkerkant de ingang
van het begijnhof, dat rond 1260 opgericht werd onder de naam
Sinte-Katharina-op-den-Zavel. De prachtige gebouwen werden in 1955-’56 jammer
genoeg afgebroken, behalve de kerk, een kapel en enkel huizen.
Rechts in de
Pontstraat bevond zich het Theresianenklooster (nu Koninklijk Lyceum).
Waar nu
links café 'het Volkshuis' staat, bevond zich vroeger het sterherenklooster of
klooster van de Wilhelmieten.
Hier trok Dirk Martens, de eerste drukker van de
Zuidelijke Nederlanden, zich in 1529 terug om er te sterven in 1534. Zijn graf ligt,
in tegenstelling tot wat de meeste mensen denken, ergens in ‘het Volkshuis’ en dus niet in de St Martinuskerk, zoals de gedenksteen daar zou doen geloven!
Enkele jaren eerder, in 1520, kreeg Martens het aan de
stok met de strenge acties die vanuit Spanje en Rome opgezet werden om het
opkomende protestantisme te bestrijden. Een aantal van zijn boeken werd in
beslag genomen en publiekelijk verbrand.
Helemaal op het einde van de Pontstraat gaan we rechts de
Houtmarkt op. We gaan weer onmiddellijk rechts, de Louis D’haeseleerstraat in.
Op het einde van de Louis D’haeseleerstraat gaan we links
de Korte Zoutstraat in.
Op het einde van deze autovrij gemaakte winkelstraat
draaien we rechts het Keizersplein op.
Het Keizersplein volgt het traject van de vroegere
stadswallen van Aalst.
De Spaanse periode was zeer bewogen en vol van
krijgsgeweld in onze streken. De stad werd verschillende keren belegerd,
ingenomen, heroverd, ….. en hierbij speelde de kwaliteit van de stadsversterkingen
met de imposante walgrachten, muren en poorten uiteraard een grote rol.
Op 25 juli 1576 namen muitende Spaanse soldaten Aalst in,
maar kort hierna werd de stad heroverd door de troepen van Willem van Oranje.
Om de beschadigde muren te herstellen werd ieder dorp van het Land van Aalst
verplicht drie mannen te leveren om mee te werken aan de zware werken.
Deze inspanningen zouden echter niet veel uithalen.
In 1578 viel Aalst immers in handen van de troepen van
aartshertog Matthias van Oostenrijk, en het zou tot 1583 duren vooraleer Spaanse troepen
onder leiding van Farnese Aalst opnieuw konden inpalmen.
De oorlogsschermutselingen gingen nog vele jaren door in
onze gewesten…
In 1658 werd Aalst dan weer belegerd door de Franse troepen
onder leiding van de Prince de Lisbourne. De Spaanse verdedigers konden de
aanval afslaan, maar Franse troepen plunderden toen toch de omliggende dorpen.
De Fransen gaven niet op, en kwamen terug, nu onder algemene leiding van maarschalk Turenne.
Maar liefst vijf cavalerieregimenten en 1.500 musketiers, geleid door de graaf van Duras, namen op 2 augustus 1667 de stad zonder veel tegenstand in.
Maar liefst vijf cavalerieregimenten en 1.500 musketiers, geleid door de graaf van Duras, namen op 2 augustus 1667 de stad zonder veel tegenstand in.
Het werd een 'op en af'-spelletje want de Spaanse troepen heroverden Aalst opnieuw … waarna op 12
september de Franse maarschalk Turenne een nieuwe poging waagde en de stad dus opnieuw in Franse handen viel. Hij nam Aalst
na zware gevechten in en liet zijn soldaten plunderen. Tevens gaf hij bevel de
stadsmuren volledig te ontmantelen.
De eerste straat (Boterstraat) gaan we rechts in om zo op
de Hopmarkt te belanden.
Hier bevond zich eertijds het klooster van de
karmelieten, maar daar bleef jammer genoeg helemaal niets meer van bewaard. Op dit
marktplein werd, behalve boter (de 'boetermert') en vee (de 'viemert') vooral hop (de 'hopmert') verhandeld.
De streek van
Aalst en Asse was vroeger immers tot heinde en ver vermaard voor de hopteelt, en op deze plaats
werd deze voor het brouwen van bier onmisbare plant verhandeld.
In 1613
verleenden de aartshertogen Albrecht en Isabella Aalst zelfs het monopolie op
de hophandel, wat natuurlijk zeer winstgevend was! Zo winstgevend dat de hophandelaren
zich een schilderij van Rubens konden veroorloven om hun altaar in de Sint- Martinuskerk
te sieren!
We gaan de Hopmarkt links over, om zo aan de Nieuwstraat
te komen. Deze gaan we even links in, om onmiddellijk rechts de overdekte
winkelgalerij Pieter Van Aalst in te slaan.
Deze recente galerij is genoemd naar Pieter van Aelst (alias van Edingen), een internationaal vermaard tapijtwever en -handelaar. Hij
leverde wandtapijten aan zowat alle machtigen uit zijn tijd; en ook in de
Spaanse (koninklijke) verzamelingen zijn nog vele van zijn werken te bewonderen.
Op het einde van deze galerij bevindt zich de tot winkel
omgebouwde Heilige Geestkapel.
Bij archeologische opgravingen in deze kapel (in 1989)
werden enkele graven blootgelegd. In één hiervan werden resten gevonden van een
skelet dat op de schedel ernstige sporen van geweld vertoonde. Mogelijks kwam
deze man tijdens de godsdiensttroebelen van de 16de eeuw om het leven en kreeg
hij hier een ere-begrafenis….
We gaan links van de kapel (nu klerenwinkel) en steken de Kattestraat over
om het kleine Peperstraatje in te gaan.
Hier kunnen we na wat zoeken in de zijgevel van huis nr.
16 (links van de ‘private parking’ links in de straat) resten van het Schuttershof van Sint-Sebastiaan ontdekken. Niets spectaculairs meer hoor ... we kunnen enkel nog wat zandstenen
fragmenten van een raam ontwaren.
De schuttersgilden, bestaande uit burgers, stonden eertijds
mee in voor de verdediging van de stad, wat in de 16de en 17de eeuw dikwijls
het geval was wegens de voortdurende oorlogsperikelen.
Na de scherpe bocht naar links gaan we voorbij de nieuwe bibliotheek 'Utopia' en bij het verlaten
van dit straatje rechts de Esplanadestraat in, om iets verder rechts de
Graanmarkt op te gaan.
Hier vestigden zich rond 1614 de kapucijnen en bouwden
er een klooster. Zij waren, in vergelijking met de jezuïeten, minder actief met
de contrareformatie begaan.
De Graanmarkt mondt uit in de Zwarte Zustersstraat, genoemd
naar het klooster dat hier eertijds gevestigd was, en waarvan de gebouwen nog
ten dele in gebruik zijn (stadsadministratie in de kloostergebouwen, een
ribbetjesrestaurant in de kapel).
Op het einde van deze straat gaan we rechts de
Molenstraat in om zo op de Grote Markt te komen.
Deze plaats met onder andere het schepenhuis met belfort (vroeger het ‘stadhuis’, waar burgemeester en schepenen van de stad Aalst
vergaderden) en het landhuis (hoofdzetel van het Land van Aalst, een regionale
bestuursvorm van het gebied van Rijks-Vlaanderen tussen Schelde en Dender) was het
politieke en burgerlijke hart van de stad. Hier vonden dan ook de meeste
officiële plechtigheden plaats.
Zo werd in 1550 Karel V hier ontvangen: bij
zijn intrede ontving de bevolking hem geestdriftig en speelden de rederijkers
‘De Catharinisten’ twee toneelvoorstellingen op de Grote Markt.
Ook
Filips II werd te Aalst ontvangen.
In 1555 legde hij op de Grote Markt zelfs de
grondwettelijke eed af als Graaf van Vlaanderen.
In tegenstelling tot
Karels intrede in 1550 werd dit een plechtigheid in mineur. Er werd namelijk gerouwd om Filips
overleden grootmoeder Johanna.
Geen triomfbogen, toneelspelen of muziek dus, enkel het
afleggen van de verplichte eed.
Hoewel het gebeuren in mineur verliep, blijft deze plechtigheid
tot vandaag de dag heel zichtbaar in het stadsbeeld. De lijfspreuk van Filips ‘Nec spe nec
metu’ (noch hoop noch vrees) werd op de belforttoren aangebracht.
In
tegenstelling tot wat soms gezegd wordt, verwijst deze spreuk dus niet naar de
‘eigenzinnige en dappere’ Aalstenaar, maar wel naar de onderdanigheid van de stad aan haar
vorst!
Aalst was toen duidelijk geen rebelse stad, en ook het protestantisme kreeg, in
tegenstelling tot Gent of Oudenaarde, weinig voet aan de grond in deze
roomsgezinde stad.
Nog in 1677 vond een gevecht plaats op de Aalsterse Grote
Markt tussen Franse en Spaanse soldaten. De Aalstenaars hielpen om de Franse
troepen te overmeesteren.
In de 17de en 18de eeuw bestond ook een innige
verbondenheid tussen belangrijke notabelen van het Land van Aalst en de Spaanse
kroon. De markiezen van Lede bijvoorbeeld dienden generaties lang in het leger
van de Spaanse koningen. Zo was Jean-François Nicolas de Bette (1667-1725),
markies van Lede niet enkel hoogbaljuw te Aalst en Geraardsbergen (= waakte
over het naleven van de wetten en bestrafte de misdadigers) maar ook
luitenant-generaal van het Spaanse leger en zelfs onderkoning van Mallorca voor
koning Filips V.
Hij was tevens "Grote van Spanje 1ste Klas"
(Rico Hombre) (= behoorde tot de Kroonraad en mocht - als "1ste klas"
- de koning spreken en aanhoren met bedekt hoofd!). Hij vocht tegen de Oostenrijkers
en de Moren en veroverde o.a. Sicilië en Ceuta voor Spanje. De laatste functie
van Jean-François Nicolas de Bette was voorzitter van de opperste krijgsraad van
het Spaanse Rijk. Hij werd begraven in het klooster van Sint-Andreas der
Vlamingen in Madrid.
We verlaten de Grote Markt door de Kerkstraat in te
wandelen, richting Sint- Martinuskerk.
Deze kerk was tot 1891 de enige parochiekerk van Aalst en aldus ook het centrum van het religieuze leven van de stad. Karel V bedankte Aalst voor
de hartelijke ontvangst in 1550 door vier jaar later een glasraam te schenken voor de Sint-Martinuskerk. Helaas bleef dit
kunstwerk niet bewaard. De relatie tussen keizer Karel en Aalst was dus heel
wat beter dan die met het opstandige (en stropdragende) Gent!
Overigens was onze stadsgenoot Pieter Coecke van Aelst al
in 1537 tot hofschilder benoemd van keizer Karel.
Bronnen :
Wandeling samengesteld door Tweeti
Verschillende gidsbeurten tijdens erfgoeddagen
’t
Gasthys – Stedelijk museum
Erfgoedcel
Aalst
Geen opmerkingen:
Een reactie posten