De Aalsterse Winterfoor is normaal aanwezig van de tweede vrijdag voor Aswoensdag tot en met de zondag na Aswoensdag.
De Winterfoor … Iedereen kent het fenomeen ondertussen wel maar wat is er nu speciaal aan, want een kermis bestaat natuurlijk al veel langer?
In de loop der eeuwen evolueerden de begrippen kermis, processie, foren en feesten. De woorden 'foor' en 'kermis', werden vaak verward met elkaar ondanks hun verschillende oorsprong.
Foor komt namelijk van het Latijnse 'forum' : markt, en was een verzinsel van de mens, diende de internationale handel tot het midden van de 18de eeuw en speelde dus een belangrijke economische rol.
De kermissen daartegenover, hadden van origine een spiritueel karakter.
De zogenaamde 'Kerkemisse' werd jaarlijks gevierd om de kerkelijke inwijding te herdenken.
Op deze dag stroomden de gelovigen toe om vergiffenis te vragen en maakten van de gelegenheid dankbaar gebruik om zich ook wat te vermaken.
'Het feest van de beschermheilige' vindt zijn oorsprong terug in kerkelijke wijdingen dat de gelovigen organiseerden om hun Patroonheiligen te vereren. Het duurde niet lang voordat het religieuze karakter van onze feesten naar de achtergrond verbannen werden.
Het politiek rationalisme van Joseph II trof het domein van de kermissen, waarbij hij godsdienst en staat nadelig beoordeelde.
Het keizerlijke bevelschrift van 11 februari 1786 bepaalde dat alle kermissen over het hele land vanaf dan op dezelfde dag moesten plaatsvinden, namelijk op de 2e zondag na Pasen.
Dit reglement was echter maar een kort leven beschoren want het was natuurlijk veel leuker als de kermis van het naburige dorp op een andere datum viel zodoende dat men daar ook kon deelnemen. 'Burgerlijke ongehoorzaamheid' zorgde er dus voor dat de wet verdween en de kermissen weer overal en altijd te vinden waren.
De typische vorm van volksvermaak tijdens de foren vond haar oorsprong bij de koorddansers en de troubadours.
In de 18de eeuw (her-) ontdekte een sergeant van de Engelse cavalerie, Philip Astley, het circus. De koorddansers verlieten hun torens. De jongleurs, de evenwichtskunstenaars et de tovenaars ruilden de foor in voor de piste, het grote publiek en de vele spots.
Georges Wombwell, een Engels foorkramer, geboren in 1777, gaf door zijn interesse voor de vertoningen, de dierentuin en zijn exotische dierensoorten, een ongelofelijke impuls aan dit soort spektakels.
Als kruidenier van beroep, kocht hij in 1804 twee boa's die hij in het achterste gedeelte van zijn winkel tentoonstelde.
De klanten konden de dieren bewonderen in ruil voor enkele muntstukjes.
Het succes van z'n winkel steeg al heel snel en dat was zeker te danken aan de reptielen. De kruidenier werd daarom al snel 'vertoner van dieren'.
Hij kocht auto's, paarden en kostgangers waarmee hij zich op de wegen lanceerde. Tien jaar later trokken maar liefst zestig paarden en veertien auto's, waarvan één met een olifant, doorheen het land.
Heel veel ondernemingen investeerden in kermisvelden en steeds langer wordende files van auto's doorkruisen het Europese platteland.
Aalst zag het in eerste instantie nog wat kleiner en hield het bij de kermis 'onder den toren'.
Het uiteindelijk inrichten van een succesvolle winterfoor in Aalst gebeurde eigenlijk een beetje mede dank zij het in 1850 inrichten van een jaarmarkt voor paarden en vee.
Deze werd georganiseerd op de feestdag van Sint-Maarten (11 november). Later werd er aan de jaarmarkt ook een prijskamp verbonden, noem het een 'Miss Oilsjt verkiezing voor vee’, en … nu komt het : werd later ook opgefleurd door een kermis.
De veejaarmarkt werd jaarlijks georganiseerd op het Esplanadeplein, nadien verhuisde het hele gebeuren naar de Houtmarkt.
Nog later kwam er na het succes van de 11 novemberkermis, ook een kermis bij in de Vastenavondperiode.
Deze 'nieuwe' kermisperiode werd in eerste instantie toch nog kleinschalig gehouden en Vastenavond en haar kermis waren rond de eeuwwisseling zeker niet de grootste openbare evenementen in Aalst.
Dat zou trouwens eigenlijk niet gemogen hebben want de zomerse Kermisfeesten waren veel belangrijker en kregen absolute voorrang en voorkeur.
Ook in de pers genoten deze dan ook meer aandacht. Op voorhand werden allerhande activiteiten en programma’s gepubliceerd en achteraf verschenen er ook uitvoerige verslagen in de lokale bladen. Een zomerkermis trok immers heel wat volk naar de stad, en de handelaars konden er maar goed bij varen.
De vastenavond-kermis werd 'klein' gehouden, vooral omdat er de vrees bestond dat de Aalsterse bevolking reeds in februari al het spaargeld zou opsouperen tijdens de Winterfoor.
Daardoor zou men “de andere Kermisfeesten doen mislukken en schade toebrengen aan herbergiers en neringdoeners".
'Klein houden' wil echter niet zeggen 'dood zwijgen' en dus verscheen volgende aankondiging in 1907:
Hoewel Vastenavond en de Winterfoor nog steeds de traditionele Kermisfeesten niet konden beconcurreren, was er na enige jaren toch een evolutie merkbaar.
De laatste Winterfoor voor de Eerste Wereldoorlog werd op dat moment de grootste ooit.
De “Groote Winterfoor te Aalst ter gelegenheid van Carnaval” werd wel beperkt tot vier dagen (zondag, maandag en vastenavonddinsdag en de zondag nadien) maar dat kon het plezier natuurlijk niet drukken.
Niet minder dan veertig attracties stonden er, verspreid op de Grote Markt, de Hopmarkt en de Graanmarkt.
In dat jaar 1913 maakte men volgende reclame in de pers.
Doordat na de Eerste Wereldoorlog de feestdag van Sint-Maarten samenviel met Wapenstilstand, werden de festiviteiten hierrond in 1919 uitgebreid, en naast de gewone Sint-Maartensjaarmarkt van vee en paarden met een kleine kermis, werd er dat jaar ook een heuse grote Winterfoor georganiseerd.
Niet de foor uiteraard zoals we die tegenwoordig kennen.
Toen stonden die 11 november onder andere verschillende concerten van de Koninklijke Harmonie, de fanfare ‘Hand in Hand’ en het muziekkorps van het 1e Linieregiment op het programma.
Hier de affiche die het evenement aankondigde ...
De kermis stond opgesteld op de Grote Markt en de Hopmarkt en genoot bij de stadsbevolking heel wat bijval. De voornaamste attracties waren een stoomcarrousel, een hippodroom, een paardenmolen, theaters en verschillende andere kramen.
Voor de journalisten van De Denderbode was het succes van de foor een duidelijk bewijs dat de armoede in Aalst in deze periode niet zo groot was als doorgaans gedacht.
“Aalst wordt als eene stad aanzien waar de werklieden meestal in nood verkeeren. Zoo, zoo, kom eens kijken en ge zult kunnen bestatigen hoe zeer onze werkersbevolking in nood verkeert. Denkt ge dan dat de foorkramers niet weten wat ze doen?… Ze komen alle jaren terug en moesten ze slechte zaken maken ze zouden zich wel wachten naar Aalst te komen”.
Het was oorspronkelijk de bedoeling dat deze nieuwe Winterfoor een traditie zou worden en die van Vastenavond zou vervangen, maar uiteindelijk kwam het zo ver niet.
De Vastenavond dagen werden populairder en de daarmee samenhangende Winterfoor werd jaar na jaar bekender en belangrijker.
Trouwens, gezien de eerste officiële carnavalstoet pas in 1923 door zou gaan, was de organisatie van de Winterfoor gedurende enkele jaren de enige officieel georganiseerde carnavalsactiviteit in onze stad.
Vanaf 1926 werd een handelsbeurs georganiseerd die, samen met de winterfoor, de belangrijkste bron van inkomsten zou worden om carnaval te kunnen financieren en de toelage van de stad te kunnen optrekken.
De jaarlijkse cavalcade was voor het feestcomité immers zeker geen grote bron van inkomsten. In tegendeel zelfs eerder de belangrijkste uitgavenbron, waarvoor de opbrengsten van de andere activiteiten van het comité werden aangewend.
Een paar jaar later stond Kattenkermis, het jaarlijkse wijkfeest aan ‘de Kat’ (Vredeplein) aan de wieg van nog enkele tradities.
De Kattenkermis dreigde in 1929 immers te verdwijnen en in een poging om de toch nog talrijke bezoekers toch wat langer in de stad te houden, werd op vastenavondzondag omstreeks 18.00u een lichtstoet georganiseerd.
Het initiatief, dat financieel gesteund werd door de foorkramers, zorgde voor een unieke sfeer in de binnenstad.
Begeleid door de reuzen trokken de leden van de twee Aalsterse verenigingen van Gilles met fakkels door de straten. Op de hoeken van de straten zorgde Bengaals vuur voor een feeëriek schouwspel en een gezellige sfeer.
De stoet beleefde haar hoogtepunt op de Grote Markt, waar de Aalsterse Gilles een rondedans deden en een vuurwerk uiteindelijk de festiviteiten afsloot. Het initiatief werd in 1933 herhaald en het zou later een traditie worden dat de Grote Markt hét eindpunt zou worden van de stoet.
De jaren ’30 zouden zich trouwens kenmerken door feërieke verlichting, fakkeloptochten en volks vermaak, zowel tijdens de stoet als tijdens de kermis.
In 1940 kondigde de burgemeester aan dat het verkleden en maskeren tijdens karnaval niet meer toegestaan was omwille van de oorlogsdreiging.
Tijdens WOII werden er – logischerwijs - geen carnavalsstoeten georganiseerd.
Wat echter wel kon doorgaan, was de Winterfoor en ook de danszalen bleven geopend.
Iets wat in 2021 zelfs niet het geval is, want zowel de HoReCa als de Winterfoor werden tijdelijk werkloos door de strenge coronamaatregelen.
Tijdens de oorlog dus wél een foor maar uiteraard was er van een echte carnavalssfeer helemaal geen sprake.
Na deze zware periode ging het wel weer bergop met de economie en ook met de kermis.
De foor werd groter en groter, de attracties hoger en sneller, en steeds meer ‘forains’ vonden de weg naar Aalst.
Het werd bijna ondenkbaar om nog carnaval te vieren zonder de gekleurde foorkramen op de achtergrond en men kwam dus soms van heel ver om toch de sfeer van de winterfoor in Aalst maar niet te moeten missen.
Hier een beeldje uit 1960 waar op de Grote Markt het volk zich verdrong om deel te kunnen nemen aan de attracties.
In 1983 werd opgemerkt dat sommige kermisattracties wel erg lawaaierig waren, er teveel Frans gesproken werd onder de foorkramers én dat de ritten op de molens op piekdagen veel te kort waren.
Schepen Vinck van Feestelijkheden verklaarde en verdedigde dit met de woorden : ‘Op ne goeie keiremes moet er ewa laweit zen, en ver wa betreft de tijdsduur van de ritten : we kunnen toch ni gon vastleggen hoeveil stokskes der in e pak fritten moet, newoor’.
Die discussie was dus ook snel afgelopen, hoewel er door de loop der jaren wel beperkingen werden ingevoerd met betrekking tot geluidsoverlast.
Een kermis zonder drukke muziek kan natuurlijk niet, maar voor de buurtbewoners hoeft het niet altijd met meer dan 90 Decibel te gebeuren …
De beperkingen zorgden ervoor dat de laatste jaren de molens ’s avonds soms zelfs zonder muziek draaien, en dat blijkt toch ook maar een droeve bedoening te zijn. De flikkerende lichtjes zijn er wel, maar de doodse stilte zorgt toch maar voor een raar sfeertje.
De kermiswereld bleef voor ups en downs zorgen, maar de opkomst bleef wel steeds heel groot.
In 1991 zorgde de Winterfoor opnieuw voor enkele problemen en discussies.
Het gebrek aan parkeerplaatsen en het feit dat mensen uit naburige steden en dorpen daardoor de stad tijdens de carnavalsdagen links lieten liggen om hun inkopen te komen doen, zorgde voor heel wat beroering.
De uitbater van een kledingzaak op de Werf, wiens voorgevel in die periode volledig verscholen zat achter een Lunapark, diende hiertegen klacht in bij het college van burgemeester en schepenen.
Toen hij hier geen antwoord op kreeg, richtte hij zich tot de rechtbank waar de stad door het Hof van Beroep te Gent zelfs veroordeeld werd wegens ‘onbehoorlijk bestuur’.
De eigenaar van het lunapark diende binnen de 48 uur zijn attractie te verplaatsen.
Het was in die beginjaren ’90 dat er nóg een hekel punt verscheen op de gemeenteraad. De overplaatsing van een deel van de Winterfoor, wat bij de bevolking blijkbaar nogal gevoelig lag, diende namelijk heel dringend te worden besproken.
Het was gebruikelijk dat de Aalsterse carnavalskermis opgesteld stond op de verschillende pleinen in de stad, het parkingplein Kattestraat-Ridderstraat, de Hopmarkt, het Esplanadeplein, het Vredeplein, de Houtmarkt, de Werf en natuurlijk ook de Grote Markt, maar veranderingen drongen zich op omwille van verschillende redenen.
Het niet meer in gebruik nemen van de parking Kattestraat werd gestaafd door de melding dat deze ruimte geen eigendom meer was van de stad.
Op de Werf liep een juridische procedure (die door de stad werd verloren), en waardoor er zeker geen foor meer mocht geplaatst worden.
De Houtmarkt en het Vredeplein gaven problemen met betrekking tot de veiligheid.
De recente aanplantingen op het Vredeplein zouden voor problemen kunnen zorgen bij de foorplaatsing en voor de Houtmarkt werd aangevoerd dat de foorreizigers zelf aanhaalden ‘dat ze er het zout op hun patatten niet meer verdienden’.
Ook het toenemende verkeer zorgde ervoor dat het steeds moeilijker en moeilijker werd om grote delen van de stad te gaan afsluiten ten behoeve van de kermis.
Ter vervanging van deze locaties kwam het voorstel om de attracties in de toekomst op te stellen op de parking achter de Keizershallen.
In afwachting van een beslissing was men daar trouwens al begonnen met de voorbereidende werken voor de aanleg van een elektriciteit- en TV/FM bedelingsnetwerk. Op die manier zou de foor over een extra vermogen van 500 kVA te kunnen beschikken.
Totaal van de kosten : 2 644 140 frank, waarvan 1 124 411 frank ten laste viel van het stadsbestuur.
De VU-VVD, bij monde van Danny Denayer, meende echter dat er door deze eventuele beslissing geraakt zou worden aan de boterham van de lokale horecazaken op de hogergenoemde pleinen. Iedereen zou afzakken naar de Keizershallen en niemand zou nadien nog de stad intrekken om een pintje te gaan drinken of iets te gaan eten.
Bovendien zouden de zebrapaden naar de keizershallen niet op de juiste plaatsen gelegen hebben om de massa's volk veilig aan de overkant te helpen.
Men vroeg zich ook luidop af of de openstelling van de Keizershallen het carnavalsgebeuren helemaal uit het stadscentrum zou doen verdwijnen.
Het werd een heen en weer discussie en burgemeester Annie De Maght moest verzekeren dat alle aangesproken comités, raden en commissies en ook de foorreizigers zelf, zich wel degelijk in deze maatregel konden vinden alvorens hier verder over na te denken.
Daarenboven werd duidelijk gemaakt dat dit in eerste instantie een experiment zou zijn, en dat men later de situatie zeker nog zou evalueren.
De burgemeester haalde als pluspunten aan dat er een betere verlichting is, dat patrouilles door politie met honden er gemakkelijker zouden verlopen en dat daarenboven de toegang tot de parking van brouwerij De Geest nog steeds bereikbaar zou zijn.
Eind februari 1992 was het dan zo ver. De nieuwe locatie aan de Keizershallen werd officieel geopend door burgemeester De Maght. De autobestuurders dienden elders op zoek te gaan naar een parkeerplaats voor hun voertuig.
De opkomst was groot en als geruststelling voor de tegenstanders bleek ook voor de tweede uitgave van een volksfeest op de Grote Markt veel volk aanwezig te zijn.
Het is trouwens tijdens dit feest dat de twee nieuwe reuzenkinderen Floreken en Florisken werden gedoopt.
In haar openingstoespraak had de burgemeester het over de evolutie van de Aalsterse winterfoor.
Zij omschreef het als een technisch evolueren … De tijd van de paardjesmolen en de schommel leek voorbij te zijn en de verschillende foorpleinen waren daar het levende bewijs van.
Het moest allemaal sneller en hoger en er verrezen constructies die men voorheen enkel nog maar in grote pretparken had gezien.
Het volk was enthousiast en reageerde positief op de nieuwe locatie.
Van de kant van de forains klonken ook enkele negatieve stemmen, maar dat was om een andere reden. Het was immers zo dat men probeerde om de lunaparken te weren van de Aalsterse foor.
Door de gemeenteraad was immers beslist om deze vorm van gokspelen aan banden te leggen en iedereen kreeg duidelijke instructies mee met betrekking tot het uitbaten van een kraam waar het winnen van een prijs samenhing met een ‘loterij’ of ‘gokken’.
Het ging zelfs zo ver dat ook het ‘koordjestrek’-kraam toen richtlijnen meekreeg. 'Gokken' aan welk koordje je moest trekken, was immers ook 'gokken'.
Het kermisleven is altijd al hard werken geweest, maar het blijft wel een populaire stiel. Af en toe komt het wel eens voor dat mensen de kermis verlaten, maar dat gebeurt zeker niet meer dan vroeger.
En als het dan toch zo is, dan zijn het meestal jongere mensen of familieleden die nooit echt helemaal in de kermiswereld meegedraaid hebben.
Het omgekeerde gebeurt ook maar zelden. Mensen die niets met de kermiswereld te maken hebben, zullen er maar moeilijk of zelfs nooit instappen. Enkel een huwelijk of een situatie waarin men op één of andere manier al banden heeft met de kermiswereld, zouden daar heel misschien een uitzondering op kunnen vormen.
Hard werken betekent jammer genoeg vaak ook ‘gevaarlijk’. Als je even de opstelling of afbraak van een foor gadeslaat, zie je meteen dat het er, ondanks de vele veiligheidsvoorschriften, niet altijd even veilig is. Zeker niet als je bovenaan de gigantische attracties nog iets moet monteren of afbreken.
Een spijtig voorbeeld van een recent voorval is dat van 2019.
De bekende foorkramer Denis Delforge is toen overleden toen hij op de Grote Markt in Bergen het reuzenrad aan het afbreken was. Denis stond jarenlang op de barricades voor het behoud van de Sinksenfoor op de Gedempte Zuiderdokken, en overlegde met het Antwerpse stadsbestuur over de nieuwe locatie.
Het is allemaal een beetje zoals bij een circus … de mensen spelen vaak met hun leven om de toeschouwers te kunnen vermaken, en af en toe loopt het dan inderdaad eens grondig mis.
De attracties worden steeds maar hoger, en het in mekaar steken of uit elkaar halen dient te verlopen met een rits aan veiligheidsmaatregelen en beschermingsvoorwaarden. Je 'zet' niet zomaar een kraam meer op ...
Voor mij persoonlijk hoeft dat allemaal niet echt.
De trends van ‘in de hoogte’ of ‘in de rapte’ zijn eigenlijk nooit aan mij besteed geweest … ook niet in pretparken trouwens.
Een draaimolentje betekende voor mij vaak al aftellen tot dat die bus, de moto, het paard stil stond en ik op mijn gemak kon gaan eendjes vissen.
Nu ik het eendjes vissen ondertussen ook al wat ontgroeid ben, hou ik nog steeds graag beide voetjes op de grond, om op veilige manier te kunnen genieten van de muziek en de speciale sfeer die er altijd hangt.
Het is altijd een zaligheid om rond te kuieren op de foor.
De kramen, de lichten, de muziek … Heerlijk …
Eén van de attracties waar ik persoonlijk zelf van kon/kan genieten was/is ‘de carrousel'.
Zelfs (en eigenlijk ‘vooral’) van aan de zijlijn is het machtig om te zien hoe de muziekbladen één voor één opgeslorpt worden door het grote orgel, en te horen hoe die omgezet worden in de prachtige meeslepende muziek.
De kleine hamertjes die uiteindelijk de instrumenten aantikken … Ik kan daar uren naar staan kijken en luisteren.
Het is jammer dat dit soort van ‘simpele’ attracties aan het verdwijnen is, maar dat is eigen aan ons Belgenlandje zeker. Wij laten ons cultureel erfgoed maar al te graag bewonderen door het buitenland maar zien te weinig dat vele belangrijke en mooie dingen zich onder onze ogen afspelen.
Wat bij ons een beetje afgedaan wordt als ‘een molentje’ met ‘live muziek’ wordt bijvoorbeeld over het kanaal in Engeland wél nog erg gewaardeerd.
Zij vinden hun ‘heritage’, cultuur en erfgoed nog steeds heel belangrijk en men kan er dan ook nog meer kermisorgels, spiegeltenten en carrousels terugvinden als hier.
Het was een zekere August Schollaert, die op 20 maart 1893 in Aalst ter wereld kwam, die belangrijk zou worden voor de carrousel zoals we ze kennen in Aalst.
Hij was de derde zoon in een arbeidersgezin en het was reeds op 10-jarige leeftijd dat hij bugel speelde in de harmonie. Muziek zat in de familie want ook zijn vader ‘Frans den Tamboer’ musiceerde er op los.
Augustje ruilde de bugel in voor een hobo en op 14-jarige leeftijd was de jonge muzikant reeds solist in enkele concerten.
In 1914 werd hij dirigent van de harmonie. In 1919 werd hij militair beroepsmuzikant en leerde ook trombone spelen. Twee jaar later ging hij weer dirigeren, nu bij de fanfare ‘Tot Heil des Volks’ te Aalst. In 1922 verliet hij het leger en vanaf dat jaar begon hij met het schrijven van boeken voor dans- en kermisorgels.
Buiten alle orgels waar hij zelf muziek heeft voor gemaakt is er later ook heel wat muziek van hem op plaat opgenomen. We spreken niet van enkele liedjes maar wel van honderden arrangementen en boeken voor orgels, wat hem zeker op een hoger trapje brengt dan de meeste componisten van vroeger en nu.
In samenwerking met ene Hooghuys, die ook instrumenten plaatste op de carrousels van de familie Becquart, bleef hij boeken maken voor hun orgels. De carrousels van de familie Becquart veranderden van eigenaar en werden eigendom van kermisfamilie Rorive … die we kennen van ‘onze’ carrousel in Aalst.
Zoals reeds eerder aangehaald, veel volk loopt hier zomaar voorbij, maar ik kan er van genieten om te zien hoe de ‘machinist’ na ieder lied een nieuw orgelboek moet opdiepen uit enorme houten kisten.
De familie Rorive, afkomstig uit Quaregnon bij Charleroi, kocht de carrousel aan in 1890 en het is ondertussen reeds de 5de generatie die ermee op toer is.
Vroeger had de carrousel haar vast stekje op de Grote Markt, aan de Borse van Amsterdam, maar tegenwoordig staat ze op de parking van de Keizershallen.
Heel in het begin werden carrousels met de hand of door een paard voortbewogen, tot ze in de 19de eeuw zouden aangedreven worden door stoommachines. Later werden dat elektrische motoren.
Wie nog zin heeft in een echt nostalgisch plaatsje : op de Keizershallen tijdens de Winterfoor moeten jullie zijn !
Niet zou oud, maar zeker zo nostalgisch zijn … de Bosjottokes … en wie ‘bosjottokes’ zegt, zit daarvoor in Aalst ook al goed voor een stukje geschiedenis.
De bekendste was ‘Barrez’.
De naam 'Barrez' was generaties lang een begrip in de foornijverheid en een kermis zonder autoscooter van de familie werd gewoonweg ondenkbaar.
Al mijn kermisgeld ging op aan de ‘bosjottokes’ en het aantal ‘jetongskes’ dat door mijn vingers is geglipt, is dus letterlijk ontelbaar …
Ik verkoos echter een iets rustigere locatie , … de bosjottokes van ‘Hallaert’ (tot in 2010 eigendom van L. Van Den Bossche’) op het Esplanadeplein, net naast het smoutbollenkraam van die andere legende ‘Delforge’, waar ik het later over heb.
Grootvader Henri Barrez stond nog voor de 1e wereldoorlog met een ‘gewoon’ molentje op Aalst-Kermis. Bij hem was het woord autoscooter nog volledig onbestaand. Het was een primitieve zwiermolen waar het systeem ‘eerst duwen en dan opzitten’ gold. Je moest dus eerst ook zelf nog wat doen voor je geld …
Henri gebruikte later het paard als ‘trekmiddel’ en nog later kon ook de elektriciteit ingeschakeld worden. Vanaf dat ogenblik schakelde ook hij dan over op een fantastische draaimolen met alles erop en eraan.
Het was zoon Albert (1914-1955) die de zwiermolen van zijn vader overnam, maar zijn aandacht ging al snel naar de autoscooter. Dat werd dé attractie die de naam ‘Barrez’ voor eeuwig aan de foor zou koppelen.
Hij kocht een eerste versie als ‘oefenmateriaal’. Hij demonteerde het geheel, trachtte wijs te geraken uit alle geheimen die deze attractie destijds nog verborg en probeerde alles nog wat te vernieuwen en te verpersoonlijken.
In 1943 had Albert ‘Den Ben’ had zijn eerste eigen autoscooter.
Deze zelf gemaakte scooter zou het doen tot het jaar 1966, maar de laatste 11 jaar dan wel onder leiding van zijn vrouw en zoon Nic (van Dominic). Albert zelf overleed immers op jonge leeftijd in 1955.
Het werd een harde tijd maar Nic zorgde samen met de uitbouw van de botsauto’s ook voor een prachtig initiatief in Aalst.
Sinds de jaren ’70 organiseert het Aalsters Foorcomité in samenwerking met de Prinsencaemere, op zijn initiatief immers een dag voor gehandicapten.
Dergelijke initiatieven waren heel belangrijk voor het imago en maakten van de ‘forains’ opnieuw ‘gewone mensen’.
De ‘marginalen’ of 'het louche volk' voor wat ze vaak verweten werden, kregen een naam en een identiteit en het werden mensen met een volwaardig beroep.
Dat laatste was trouwens nog in strijd met de wetgeving van Napoleon, die toen nog steeds van kracht was. Volgens de wet moest elke foorreiziger immers een vaste woonplaats hebben. Was dat niet het geval, dan kwam je op een ‘speciale lijst’, en bleef je uiteraard ook ‘een buitenbeentje’.
In 1986 werd Nic trouwens voorzitter van de vereniging van foorreizigers. Traditioneel valt die op de tweede zondag van carnaval.
Enkele jaren later, in 1990, werd zijn fonkelnieuwe autoscooter voorgesteld tijdens de Winterfoor.
Het werd een ultra moderne attractie met volautomatische, pneumatische scooters waarvan het monteren amper nog enkele uren vraagt. Het prijskaartje : 12 miljoen Belgische frankskes, en dan moest je er nog de wagentjes bijtellen die ook al goed waren voor 4 miljoen.
Hoewel De foor wel altijd een feest is, was de kermissfeer vroeger nog sterker en het sociaal contact onder de foorkramers nog inniger.
Sinds de jaren ‘80 draait kermis veel meer om het beleven zelf.
De mensen zijn de molentjes, de vis- en schietkramen een beetje beu. Ze willen steeds grotere, snellere en meer spectaculaire mechanische attracties.
Zeker de laatste jaren moeten de forains echt veel moeite om het publiek tevreden te stellen, en daar hangen vaak enorm hoge kosten en investeringen aan vast.
Bij kinderen is het iets gemakkelijker. Zij zijn al blij als er kleine dingen veranderen, zoals bijvoorbeeld de prijzen die elk jaar opnieuw inspelen op de laatste rages en hypes.
Volwassenen zijn veel moeilijker te boeien.
Toch is er één traditie met carnaval waar elke echte Ajoin, jong en oud, zeker voor gaat.
En dat is: een portie smaabollen halen bij “Delforge“, met of zonder stoofvleessaus en pickles ...
De culinaire attractie kent heel veel bijval in Aalst, maar hun smoutbollen zijn gewoon ongelooflijk lekker. De familie heeft verschillende kramen op de foor, op bijna elk plein vind je er wel eentje terug, hun producten zijn al sinds de jaren 80 (en eigenlijk al langer, dankzij hun ouders) super lekker en authentiek, en je kunt hen vinden op heel wat foren en kermissen van ons land.
De naam Delforge roept bij velen onmiddellijk de zoete geur op van oliebollen, beignets, wafels, Laquemants, pannenkoeken en al het andere lekkers dat je bij hen kunt kopen.
Toen Francois Delforge, stichter van het bedrijf, in 1958 het beroemde kermisgebakkraam van de familie Busch overnam, kreeg hij ook meteen het recept van hun paradepaardje : de Brusselse wafel.
Het recept is ondertussen nog met geen komma gewijzigd. Men gebruikt nog steeds dezelfde ingrediënten en vooral : alles gebeurt via een traag rijzingsproces om alle aroma’s te laten ontwikkelen.
De Brusselse wafels worden vers ‘à la minute’ gebakken op de huidige ‘Rolls Royce’ van de wafelijzers.
De firma Marcel Delforge heeft daarop verder gebouwd: kwaliteit, productiemethoden, onthaal en klantendienst werden voortdurend verbeterd..
Het was in 1982 dat Marcel Delforge een eigen zaak opstart en met zijn gebakkraam door heel het land reist.
Tien jaar ervaring in de ouderlijke zaak was voor Marcel een goede basis die hij steeds verder bleef uitbouwen. De klanten profiteren van de vader op zoon traditie en het uitstekende vakmanschap.
Alle producten worden vers bereid, en ze gebruiken nooit bewaarmiddelen, kleurstoffen of andere onnatuurlijke additieven.
Delforge is trouwens de bijna enige forain die zich toch onder ons zal bevinden in de carnavalsperiode. Niet enkel omdat hij hier ook woont, maar vooral omdat er via zijn webshop ook ‘zelfbouwpaketten’ smoutbollen maken verkocht worden.
Een handige mix waar je enkel nog wat water moet overgieten, nog wat roeren … en het deeg is klaar om te frituren. Stoofvleessaus en pickles toevoegen naar eigen goeddunken en dan is't volledig 'af' …
Over ‘Delforge’ is HIER meer te lezen.
De carrousel hebben we al gehad, de botsautookes ook en de smoutebollen zijn nog aan het nasmaken.
Tijd dus om het even wat luchtiger aan te pakken aan een viskraam of in een lunapark.
Wie eendjesviskraam zegt, zegt ‘Anja’s Funny Ducks’ … van Anja Aelbrecht.
Ook Anja, de Oilsjtenes die al jaren de jeugd ‘leert eendjesvissen’ en punten tellen vond de liefde binnen de kermiswereld en samen met haar partner Alain Steenhuyzen uit Breendonk is ze nu ook wel eens in een lunapark te vinden.
Anja & Alain werden ook samen vereeuwigd in een ‘linjeken’ …
Samen zijn ze een heel jaar ‘op maroede’ in het land. Eerst de carnavalsweken, dan de kermissen en jaarmarkten en ten slotte de kerstmarkten.
Alain begon in december 1991, samen met nog 8 anderen, aan de bouw van het lunapark Joy Palace, dat het nog steeds uitstekend doet.
Aalst lukte nog, maar daarna werd alles verboden omwille van Corona.
In augustus 2020 was er nog een betoging van de forains, die toen met lange rijen toeterende vrachtwagens hun ongenoegen lieten blijken over de beslissingen van de regering om de kermissen ‘on hold’ te zetten, maar het mocht niet baten.
Samen met de herinnering dat 2020 voor Aalst - op de valreep - wel kon doorgaan, maar een flop werd omwille van het enorm slechte weer, kwamen regelmatig brieven van gemeentebesturen terecht in de bussen van de kermisuitbaters. Geen goed nieuws … Ook hun kermis zou niet doorgaan. Uiteindelijk werden alle perspectieven volledig weggenomen toen ook vanuit de overheid bevestigd werd dat een opening 'niet voor direct' zou zijn.
De ‘Nieuwjaarsbrief’ die te lezen stond op de Facebookpagina van ‘Anja’s Funny Ducks’ spreekt boekdelen, en is eigenlijk heel representatief voor het hele kermiswereldje.
“2020 was een surrealistisch jaar, een “annus horribilis” zoals dat heet.Een jaar met een verbod tot werken, verboden om kinderen te doen lachen, families te animeren en jongeren te plezieren. Maar kopzorgen, stress, angst en verdriet in de plaats.Met praktisch geen inkomsten als gevolg om de rekeningen te betalen en gezin te onderhouden, een heel jaar lang.Met de steun van de overheid hebben we dit godzijdank nipt kunnen overleven.Wie had ooit kunnen denken dat we dit zouden kunnen meemaken?Op het toppunt van onze carrière, op het hoogtepunt van onze sector, zet Corona ons enorm achteruit.Toch heb ik geen seconde stil gezeten of geen moment rust gekend. Samen met collega’s gestreden voor onze sector, veel mensen leren kennen, gevochten voor erkenning en het niet verloren gaan van onze beroepstraditie. Ondanks ontgoocheling en teleurstelling, soms de enige vorm van voldoening het afgelopen jaar.Dank aan de steden en gemeenten die onze sector een warm hart toedragen, in ons geloven en vertrouwen. Dank aan hen die in 2020 hun kermis in uiterst moeilijke omstandigheden hebben laten plaats vinden, in een periode dat het federaal toegelaten was en de cijfers gunstig waren.Diegenen die dit verzuimd hebben, vragen wij tot inzicht te komen in het aanstaande jaar.We beginnen 2021 zonder enige vorm van perspectief, zonder enig besef van wat er ons te wachten staat.Van hoop koop je geen brood, maar hoop is het enige wat er momenteel is.Hoop op het hervatten van ons leven en mogelijkheid tot het uitoefenen van ons mooie beroep waar we allen fier op zijn. Op mij kunnen jullie alvast rekenen.
Het koppel kon een oude kermiswagen op de kop tikken en ze hebben deze nu verbouwd tot friet- en smoutebollenkraam. Vanop hun oprit kunnen ze nu dus toch ook een beetje ‘kermis’ aanbieden aan de geïnteresseerden.
2021
Normaal gezien zouden de eerste foorkramers al op 27 januari aankomen zijn op de Keizershallen.
De voorbije maanden werden er verschillende ideeën gelanceerd om de Winterfoor toch, met eventueel minder foorkramers of een heel andere opzet, te laten doorgaan maar maar dat vonden de veiligheidscel en het schepencollege geen goed idee.
Trouwens : foren zijn op dit moment door de federale regering ook nog steeds verboden en het is helemaal niet duidelijk wanneer dat verbod wordt opgeheven.
2021 begon dus eigenlijk zoals 2020 geëindigd was …
De stad Aalst heeft lang gewacht, heel lang … tot midden januari de zware knoop toch werd doorgehakt: er komt geen Winterfoor dit jaar, ook geen 'meer beperkte' versie.
"Mijn carnavalshart bloedt", zei burgemeester D'Haese, "maar de volksgezondheid gaat voor".
Verder in de toekomst kijken kan en wil eigenlijk niemand. Toekomstperspectieven voor de ‘forains’ zijn er niet echt. Loopt de foor op haar laatste benen? Of kan alles toch nog gered worden?
Experten op het gebied van vrijetijdsbesteding lieten zich heel negatief uit : "De kermis zoals we die nu kennen, loopt echt wel op zijn laatste benen. Bezoekersaantallen dalen, pachtinkomsten dalen en de uitgave per consument ligt lager."
Huidig bestuurder van het kermisgilde en Aalsters raadslid Vincent Delforge had de laatste maanden zelf ook al aan den lijve ondervonden hoe experts en deskundigen omsprongen met ‘voorspellingen’ die vaak niet klopten.
Zouden de doemberichten als zouden we de kermissen volledig verliezen ook niet kloppen ? Of juist wel?
Allerhande epidemieën, conflicten en oorlogen hebben er in het verleden immers al meermaals voor gezorgd dat, in de publieke opinie althans, de ondergang van de kermis een vaststaand feit zou worden.
En daarvoor moeten we echt niet zo ver terugkeren.
Ook toen WO II begon, werd uitgeroepen dat kermissen voorgoed geschiedenis zouden worden.
En bij de opkomst van de pretparken medio '70 werden door de trendwatchers nogmaals ‘het einde’ aangekondigd.
Het is zo dat de foor zal evolueren, zal veranderen, … en ja, er zullen foren verdwijnen, … maar het is ook zo dat er andere vormen zullen ontstaan.
Er bestaat waarschijnlijk geen enkel ander beroep ter wereld dat er op steeds grandioze en verrassende wijze in slaagde om zich eeuw na eeuw, jaar na jaar, kermis na kermis opnieuw heruit te vinden en ‘voesj te doeng’
Eigenlijk spreken we zelfs beter niet over een beroep … maar over een volk, een gemeenschap … de ‘forains’ …
Kermis overleeft al heel lang en we zijn nog lang niet aan het einde, hoewel het er de laatste jaren misschien opnieuw wat op lijkt dat de interesse in kermissen stilletjes aan het verdwijnen is.
Het is zo dat, hoewel kermissen wel degelijk aan succes moeten inboeten door een overaanbod aan vrijetijdbesteding, door verandering van populatie in sommige steden of buurten, of door gemakzucht van bepaalde administraties, of door het gebrek aan opvolging van wijk- en feestcomités, ze wel nog steeds een belangrijk deel van de folklore zullen blijven uitmaken.
En zelfs corona zal dat niet kunnen stoppen.
Het aantal faillissementen onder de forains is trouwens quasi onbestaande en als men er dan toch mee ophoudt, is het voornamelijk vanwege een ongeval of ziekte en omdat er geen opvolging is.
De kermiswereld kenmerkt zich immers als één van de zelfstandige sectoren waar opvolging door de
kinderen eigenlijk de gewoonste zaak van de wereld is.
Het is nu wel zo dat de coronatoestanden misschien een uitzichtloze situatie vormen, en ja, er zullen attracties verdwijnen, en ja er zullen ook forains zijn die het misschien allemaal niet meer écht zien zitten, … maar toch … de covidmaatregelen zullen ons leven nog heel lang blijven beheersen, en wees maar zeker dat de forains vindingrijk genoeg zijn om ook dit te overwinnen!
In 2022 ging de foor wel door, zij het met een niet zo grote opkomst. Onder het motto 'Geen carnaval, wel kermis', was het positieve punt wel dat er toch opnieuw vanalles kon en mocht op gebied van amusement.
In 2023 was er uiteindelijk geen sprake meer van corona, en waren er vanaf toen dus ook geen limieten en angst meer voor de kermis.
2024 : De plechtige opening vindt plaats op vrijdag 2 februari 2024, en vanaf dan kunnen de Aalstenaars (en bezoekers) zich opnieuw uitleven op de diverse attracties en te goed doen aan alle aangeboden lekkernijen.
De 110 attracties palmen een aantal pleinen in waardoor je tijdelijk dus niet kan parkeren op de parking Keizershallen, Esplanadeplein en de Houtmarkt.
Parking Keizershallen: parkeerverbod vanaf maandag 22 januari tot en met 22 februari.
Esplanadeplein: parkeerverbod vanaf 24 januari tot en met 24 februari.
Houtmarkt: parkeerverbod voor een deel van het plein vanaf 28 januari tot en met 22 februari.
De andere parkings in het centrum zijn – behalve tijdens de carnavalsdagen – steeds bereikbaar.
De 'Wintjerfoeir' blijft staan tot 18 februari 2024,
Om af te sluiten hier nog een liedje over de Wintjerfoeir :
PS ‘De dag van het Kind' op de Winterfoor vindt elk jaar plaats op de donderdag vóór Aalst Carnaval van 13 tot 18 uur, in 2024 is dit dus op 8 februari.
De kinderen betalen dan een voordelig tarief bij alle attracties : 1 euro voor normale attracties en 2 euro voor grote attracties.
Wil U meer weten over de verschillende gebruiken tijdens de carnavalsperiode (stoet, ajuinworp, bezemdans, ...), klik dan HIER !
Bronnen :
HLN 18/09/2020 – 25/11/2020 – 17/06/2015
Vrt.be
fete-foraine.be/fr/p/48-historique-de-la-fete-foraine
GvA.be 1/5/2019
Het Land van Aelst 6/8/1882 – 20/8/1882
De Standaard 26/01/2008
De Volksgazet 10/02/1907
De Volksstem 26/01/1913
De Voorpost 28/02/1992 – 22/02/1991 – 2/03/1984
Nieuwe Gazet van Aalst 28/10/1983
Goeiedagaalst.be
Foodyas.com
Facebookpagina Delforge
Wouldbechef.be
Eigen herinneringen
Chipka 26/1/2017
Clip ‘As de wintjerfoeir es garriveird’-Klaus , Montooken via YouTube
Affiche Winterfoor 1919 via MadeInAalst
Foto Grote Markt 1960 via MadeInAalst
Geen opmerkingen:
Een reactie posten