woensdag 2 december 2020

In een Oilsjters kafei - Op stammenei

Over het ontstaan van bier, herbergen, brouwerijen en cafés is HIER meer te lezen. 

Een Oilsjters kafeiken’ is eigenlijk niet echt anders dan een café in een andere regio. Wel kunnen we prat gaan op een eigen woordenschat om bepaalde begrippen aan te duiden. 


Het begint eigenlijk al van bij het vertrek naar het café, wanneer we ‘e foonken leggen’, een bodempje (liefst zo vettig mogelijk) om de hoeveelheid alkohol beter te kunnen absorberen. 

En dan gaat de Aalstenaar op maroede, wat hetzelfde is als ‘op drasj goon’ of ‘op tramaar zen’ ...

Op ‘maroede’ goon, heeft een directe link met het woord ‘armoede’. 
De bedelaars (mensen in armoede) trokken immers heelder dagen langs de straten, altijd op ‘drasj’.
De oorsprong van het woord 'maroede' zou echter ook kunnen komen van het franse 'marauder' (= voler des fruits, des légumes, des volailles dans les jardins et les fermes). 
Een negatievere versie dus van het 'bedelen' want hier is het eigenlijk een definitie van 'stelen', en het is nog niet alles, want ook plunderen' valt hieronder.

Den Oilsjteneer doet dus eigenlijk bijna hetzelfde, behalve dan dat hij niet bedelt, al kan 'm wel eens 'op de poef' gaan drinken. 
Om te drinken zijn trouwens veel redenen

- As den Iendracht gewonnen heit, heit den Oilsjteneer altoid e stik in zen valies … 
as den Iendracht verloeren heit, oeik …

- "Woter doet de polen rotten, die da’t drinkt da zen de zotten ...”

En als er daarna iets verkeerd gaat, is er ook een goed excuus dat gebruikt werd door Dirk Martens (de drukker) in één van zijn voorwoorden. 
Een erratum was niet echt nodig want ‘As ’t er faaten zen, es ’t de faat van Bacchus’ (de god van de wijn) ... de schuld bij een ander leggen dus ...

De kafeikes afdwoiln of afschoimen’ is dus een belangrijke bezigheid geworden in het sociale leven, hoewel het de laatste jaren overal wel wat aan het minderen is, mede door de komst van ander vermaak. 
Men kan natuurlijk een cola, water of koffie drinken, maar alcohol is natuurlijk veel spectaculairder. Voor ‘bier drinken’ hebben de Aalstenaars dan natuurlijk ook een grotere woordenschat. Zo spreken we over  pintjelieren, lazen, lampetten, boizen, toeteren, zjatten, zoipen

Boerkes, ribbeltjes, chalices, ....  het bestaat allemaal ... dus ... zeg vooral nooit zomaar 'bierglas' tegen datgene waar Belgen hun pils uit drinken. 

Dat bleek in 2016, toen brouwerij AB InBev zijn Stella Artois niet langer wilde laten tappen in het ribbeltjesglas van 20 of 33 cl en het kelkglas promootte tot standaardglas. In het buitenland werd Stella immers al langer in de markt gezet als premiumpils - een chique pils – die moet geschonken worden in een chic glas.

Dat initiatief kon echter op maar weinig goedkeuring rekenen van de cafégangers, die het populairste glas voor hun pils zagen verdwijnen. Vooral in Leuven, thuisbasis van Stella, klonk gemor. Stamgasten misten hun 33'er.  Ook de Aalstenaars misten hun 'Safirken' in een 'rebbekesgelas'
Een beetje later kwam AB Inbev met een ‘goedmaker’: het grote boerke, inclusief gouden randje.

Veel heisa dus voor 'maar' een bierglas. 
Het is typisch Belgisch. In het buitenland malen ze er niet om: daar drinken ze zowat alles uit gladde glazen.

"Toen in de jaren 60 de grote spelers als AB InBev of Alken Maes zich definitief vastzetten in de markt, kregen kleine brouwerijen geen kans meer om pils te brouwen. De concurrentie was simpelweg te groot en dus gingen ze ander bier maken. Om zich nog meer te onderscheiden, kwam daar een bijbehorend glas bij", legt bierkenner Luc De Raedemaeker uit.

We zijn gehecht aan ons glas. Het is een deel van onze biercultuur. Dat zegt ook biersommelier Sofie Vanrafelghem. "In het buitenland kijken ze vreemd op, dat wij een glas koppelen aan een bier", klinkt het.
Dat een Stella minder zou smaken in een chalice dan in een ribbelglas, zit dat dan tussen de oren? Hierop is het antwoord 'neen' ... Voor de temperatuur maken de ribbels immers wel degelijk een verschil. Bij een gladde pint warmt het bier sneller op. De karteling zorgt ervoor dat de afstand tussen je drank en je warme hand groter is, waardoor die langer fris blijft."

Soerten glozen

- een zjat :  (komt van het franse : 'une jatte' : Récipient profond et arrondi, sans rebord, à mi-chemin entre le vase et le bol, en terre cuite, faïence ou bois, servant à cuisiner ou à consommer des aliments). 
(= een kop was oorspronkelijk zonder oor eraan, een kop met een oor werd indertijd ook aldus beschreven : een zjat me een oeir oon)
- (= oeik een hoeirekeszjat)
- (= oeik : een pintj), weir goon een zjat pakken.

! niet te verwarren met :     Ver de zjat zen (= homo zijn)
                    Eer zjat es vol (= ze is in verwachting) 

- een tasken : (= oeik e klein talurken > komt van ‘taloeir’), ver e ‘pateiken’ op te leggen

- een boerken : een taps toelopend bierglas. 


Het wordt gebruikt voor pils en andere alcoholische dranken met een laag alcoholpercentage. 
Er zijn verschillende maten zoals 23 cl, 25 cl, 30 cl en 33 cl.
Er is bij dit soort glazen geen gewelfde bovenrand, maar het glas loopt van boven naar beneden schuin naar binnen af. Verder onderscheidt het zich van andere taps toelopende bierglazen doordat het aan het onderste gedeelte niet voorzien is van verticale ribbels, zoals bij ‘het rebbeken’.
In Aalst (en andere delen van Vlaanderen) wordt dit glas een boerke genoemd, in Limburg heeft men het over een een ‘rendsje’, verwijzend naar het goudkleurige randje dat bij deze glazen gebruikelijk is.
In Nederland noemt men dit soort glas een vaasje, een emmertje of een Amsterdammertje.

- e rebbeken : eigenlijk feitelijk … ‘t zelfste as een boerken, … mor mè rebbekes. 


Het wordt gebruikt voor pils en andere alcoholische dranken met een laag alcoholpercentage. 
Ook bij dit soort glazen is er geen gewelfde bovenrand, maar het glas loopt van boven naar beneden schuin naar binnen af. Dit glas is voorzien is van verticale ribbels, ‘de rebbekes’

In Aalst (en andere delen van Vlaanderen) wordt dit glas een ‘rebbeken’ genoemd, de officiele naam is eigenlijk een ‘ribbeltje’
Waarom zijn er trouwens  ribbels / rebbekes in onze bierglazen? Wel, het contactoppervlak met de warme vingers wordt daardoor kleiner.. Zo wordt het frisse pintje dat we in de hand houden minder snel warm!

In augustus 2016 werd door de AB INBEV beslist om het rebbeken uit de handel te nemen. 
Voortaan zou het bier geserveerd worden in een luxueuzer kelkglas, het zogenaamde ‘chalice-glas’, een glas met een voet.

- e flotjen : (een fluitje) is een smal soort bierglas dat recht en hoog is. 


In sommige streken wordt het ook aangeduid onder de naam buisje, pijpje of piepke. Het is eigenlijk een verkleinde versie van het Jonker-bierglas. Het fluitje is vernoemd naar het champagneglas 'flute'. Het heeft dezelfde vorm, echter zonder voetstuk.  Het glas is vooral in Nederlands Limburg erg geliefd en is hier dan ook het standaardglas voor pils.

In de jaren 60 van de vorige eeuw heeft Guus Brand (vroegere directeur van de Brand Bierbrouwerij) dit glas ontwikkeld. Zijn filosofie was dat men door de dunne wand van het glas het bier direct proefde.
De inhoud van het glas is tegenwoordig 20 cl in Nederland en 25 cl. in Vlaanderen. Volgens bierkenners komt het aroma van bier in dit glas niet goed genoeg tot zijn recht daarom wordt het glas vooral gebruikt voor laag alcoholische bieren, zoals pils, in plaats van hoogalcoholische bieren, die meer aroma hebben

- e vaasken : lijkt sterk op 'e flotjen' maar heeft een iets dikkere bodem. 

Ver as't ewa straffer mag zen

- e leersken : een jeneverglas, ook schnapps kan smaken. 


- e masjerken : een dik, sterk jeneverglas.

Inhoud : de duim van een metselaar (ne masjer). Moest steirk zen ver op den travoo.
Dit zat in de broekzak van zowat elke metser.  Metsers dronken jenever (om het warm te krijgen) en vooral omdat dat goedkoper was dan cognac.


Een ‘pint’ was oorspronkelijk een oude maateenheid voor vloeistoffen. De hoeveelheid kon verschillen naargelang van de streek, de tijd of hetgeen men afmat, maar was meestal ongeveer gelijk aan een halve liter. 
Pint onderging daarna een betekenisuitbreiding en kon ook ‘kan of pot die een pint kan inhouden’ betekenen. Vandaag de dag wordt in Vlaanderen vooral het verkleinwoord pintje gebruikt voor ‘een glas pilsbier’.  Met de ‘-je’ als achtervoegsel voor een verkleinwoord dus, zoals een meisje, een cafeetje, een fietsje, …

In Aalst (net als in Vlaams-Brabant en het zuidwesten van Antwerpen) voegt men aan een zelfstandig naamwoord echter  ‘-ke’ toe om het te verkleinen, zoals e masken, e kafeiken, e velauken, …
Als we echter bij ‘pint’ het achtervoegsel ‘–ke’ toevoegen, krijgen we het moeilijk uit te spreken ‘pintke’.  Dus zeggen we gewoon een ‘pinke’. 
Het gebruik om een pintje te bestellen door zijn pink op te steken is dus ontleend aan deze vormvariant. 

Velen houden het niet bij één, en dus kennen we in Aalst ook ‘gradaties’ die gelinkt worden aan de hoeveelheid gerstennat dat al achterover is gekapt. 

- Een 'kaffegerre' zal niet rap zat zijn. Dat is immers iemand die veel koffie drinkt. Er is ook een tweede betekenis, namelijk een 'koffiewijf'' of 'kletskous'.
Nen 'toeigplekker' of een 'plekplooster' daarentegen ...

- Als de situatie nog ‘doenbaar’ is (ni zu noig), dan spreken we van 

    Zwanzelen (= waggelen)
    Ewa in de windj zen
    Der e leiperken van binnen hemmen (= der zen goesting van emmen)

De gesprekken zullen dan wel op het niveau van 'stammeneizjiever' of 'toeigproot'  zitten, maar 't blijft wel plezant.  'On den toeig hangen' is trouwens heel plezant. 
Nen ajoin die zich aan het amuseren is, is trouwens 'zennen nest on't droin'.
 
- Als het iets ‘zwaarder’ (noiger) wordt

    Goi zie goe broin, zee, goi !
    Goi zetj goe beloin zenne!
    Goi zetj goe canard zenne!

 ! Canard komt van de Franse uitdrukking 'être trempé comme un canard', (= letterlijk                             'ondergedompeld zijn als een eend') 

 Twee drinkebroers die worden aangesproken, krijgen dikwijls de namen 'zwert' en 'zwertzat'.

     G’hetj e stik ...
                    in a valies  
                    in de meilen  
                    in a frak  
                    in a zjilei  
                    in a kraug  
                    in a botten  
                    in a meziek  
                    in a vioel 
                    in a voeten  
                    in a bezze  
                    in a kloeiten  
                    in a mizjol  
                    in a sjollen
        ! In zen botten komt niet van het woord laarzen maar wel van ‘beenderen’ … 
        ! In heur mizjol is de vrouwelijke tegenhanger van ‘in zen kloeiten’

- Als we niet meer spreken van ‘noig’ maar van ‘eirg’, dan is er sprake van :

    Goi zetj zwoor beloin
    Ge zetj bezoepen 
    Ge zetj Kalisj / Kaloesj (= knock-out zijn, stomdronken zijn)
    Ge'n wetj nimmer van wa proche da ge zetj!

Het evenwicht kan verstoord zijn en men kan dan wel eens horen ‘oi es van den trap getotterd’ (= hij is van de trap gevallen) of ‘oi es va zenne stoel nor beneen gesteukt’  


- En als het van ‘eirg’ nor ‘vriet eirg’ gaat

    Goi zetj schief beloin, en ten moeje ...

                       oevergeiven  
                       spaven
                       oever a tong kakken
                       gebbelen (gebruikt in het hele taalgebied, vb gobbelen, gabbelen, …)

    Oi eit in zen broek gezjikt (= hij heeft in zijn broek gepist)
    Oi ei tier een saas veern (= hij heeft in zijn broek gekakt)

Als het allemaal wat te veel wordt, en je nog een 'trantjen' (= treintje) aan drank staan hebt, kan je natuurlijk ook iets eetbaars bestellen. De meeste cafés kunnen (of konden) je wel verder helpen met : 

    e perekalleken (= een lang, dun, gedroogd paardeworstje / een peresossisken)
    nen boelink (= gedroogde haring)
    scherregossen (= bereide slakken)

Wel rekening houden dat eten 'gralek kan oproeien' (= oprispingen geven) na een teveel aan drank. 

Klinkt natuurlijk allemaal heel erg, maar : ‘De keiremes es een gieselink weerd’ 
= voor een pretje, vermaak, voor het plezier moet men ook wel eens iets onaangenaams (= koppijn, maagkrampen, darmproblemen) kunnen verdragen.

Of tegenwoordig : voor ons ‘pintje’ moeten we de periode van ‘drooglegging’ nog efkes verdragen. Eens komt een dag …   

Nog even voor diegenen die niet kunnen ophouden, en die altijd goesting hebben op vanalles. Hen noemen we 'geertegoords'. Zij die daarentegen niks mogen hebben 'een haaten moil'.

Nog 'e slaupmoesjken' se en 'weir zen der mei weg' ... 
Salie hein (= tot ziens hé)



Bronnen :

Oilsjtersen Diksjoneir
Oigen Oilsjterse kennis
dbnl.org
dictionary.cambridge.org
HLN 5/10/16
bestemerken.be
dialectloket.be
vice.com
woordenboek voor populaire uitdrukkingen van De Coster uit 1998

Geen opmerkingen:

Een reactie posten