vrijdag 28 augustus 2020

De Werfkapel

Op de oevers van de Dender, met zicht op het 'nieuwe administratieve centrum' en de Sint Annabrug, staat de Werfkapel.


De Werfkapel, officieel de ‘Schipperskapel’ of ‘O L Vrouw ter Druivenkapel’, is omtrent 681 opgericht en ingezegend door de H. Amandus (geboren te Herbanges, bij Nantes rond het jaar 594).
Het was meteen ook het eerste bedehuis in Aalst.

De oudste bidplaats van Aalst, opgerecht door St Amandus, als hij op de oevers van den Dender het kruis kwam plaatsen.
Gelijk de Missionarissen nu gaan naar Afrika, naar china, zoo in de 3e, 4’, 5e en 6e eeuw kwamen d’apostolieke mannen Bavo, Livinus, Amandus, Eligius ons voorouders uit de duisternissen van ’t Heidendom trekken.
St Amandus preekte aan de Dender en zonder eenigen twijfel op de plaats waar nu de kapel staat.
In 681 was Aalst overstroomd, en de bekeerde Aalstenaars aanriepen de Moeder Gods. Toen zag men op eenen bundel druiventakken op den Dender, een beeld van Onze Lieve Vrouw komen aangedreven en dit beeld bleef stil juist aan de werf. Het wierd eerbiedig opgenomen en in de Kapel geplaatst”.

Net zoals bij vele legendes over het ontstaan van kapellen en kerken, was het hier niet anders. Men had een houvast nodig om te kunnen weerstaan aan een noodtoestand (hier overstroming), en net op dat ogenblik kwam er ergens een teken in de vorm van een beeld uit de kast (in dit geval … uit de Dender …)

Het beeld werd in de kapel geplaatst en werd er aanbeden telkens er nood aan was.

De kapel werd door de Noormannen in 845 in brand gestoken. De Noormannen, het barbaarse volk uit het Noorden, kwamen met kleine schepen naar ons land om hier te plunderen, roven en moorden en lieten bij hun passage bijna niets heel.

In 1091 ging de Graaf van Aalst, samen met ridders, ruiters en andere edellieden de Heilige Maagd vereren alvorens op kruistocht te vertrekken. Het is echter niet zeker of er op dat ogenblik alweer een kapel stond of niet.
Voor het volgende spoor dienen we te wachten tot de heropbouw van de kapel in 1183.

De plaats van het huidige Werfplein, gelegen ten noordoosten van de oudste stadskern op de linker Denderoever, werd reeds in 1298 vermeld als „de werft‟. Het verwijst naar loskades binnen de vestingmuren van de stad.
In 1360 woedde er in de stad een grote stadsbrand, die enorm veel schade aanrichtte. Enkele archeologische resten van die ramp zijn bij archeologische onderzoeken terug gevonden, zoals bijvoorbeeld kuilen met verbrande leem.

In 1363 werd de kapel herbouwd en werd toen ook voorzien van een arduinen torentje.
Ze deed van dat ogenblik dienst als parochiekerk en werd naast een belangrijke toevlucht voor de schipperswereld ook een belangrijk bedevaartsoord op de weg naar Santiago de Compostella.
Bij die gelegenheid verleende Zijne Heiligheid Paus Urbanus V voor eeuwig een volle aflaat aan de bedevaarders.
De kapel genoot toen ook van het lepelrecht. Iedere schipper die met graan geladen was, diende een lepel graan af te staan tot onderhoud van de kapel.

Gezien de ligging werden dan ook ‘Schipperskapel’ ook ‘Werfkapel’ ofte ‘kapelleken aan de Werf’ gebruikt.

In 1423 en 1468 werden de statuten van de nering der schippers vernieuwd en telkens luidde de bepaling dat het nieuw aanvaarde lid een som van 10 pond parisis moest betalen … 4 pond voor de vorst en 40 schellingen voor de Werfkapel.

Op de kaart van Sanderus van 1644 is de havenbedrijvigheid in de buurt duidelijk te zien. Een
aantal schepen ligt er aangemeerd en langs de kade is ook een huizenblok te zien dat wordt ‘doorsneden’ door een straat.


Deze straat gaf uit op de Molendriesbrug (later Sint-Annabrug) en werd in de 18de eeuw de Bisschopstraat gedoopt.
Door de activiteiten in en rond de loskades woonden in deze huizen vooral ambachtslui, schippers en herbergiers.
Ten zuiden van het huizenblok bevond zich de Werfkapel.

De Bisschopstraat was naar alle waarschijnlijkheid al aanwezig voordat er bebouwing was. Het tracé van de straat volgde de natuurlijke opphoging in het drassige landschap en er was ook een elzenbroekbos aanwezig met wilg, grassen, zeggen, schermbloemigen en stekelvarens.
Pas in de 14e eeuw werd de weg verhard en bleef daarna tot in de 20ste eeuw in gebruik.
De belangrijkste transportgoederen in die tijd waren graan, hop en zout en tot in 1792 stond naast de kapel dan ook een weeghuis of ‘waag’.

In 1665 brachten Aalsterse bedevaarders verschillende relikwieën mee uit Rome. Het waren relikwieën van de HH Martelaren, Eugenius en Julianus.
Het was de Sint Jacobsgilde die hen, volgens het gebruik van de bedevaarders, ging afhalen aan de stadspoorten en hen, vergezeld van de geestelijkheid, naar de kapel brachten waar de ‘souvenirs’ konden overhandigd worden.

Toen de kapel té bouwvallig werd, werd ze in 1782 afgebroken en herbouwd

De originele stichtingssteen van uit 1363 werd wel opnieuw ingewerkt in de nieuwe kapel.
De tekst die te lezen staat op deze steen :

"Bij gracien ende bij hulpe van Gode ende zijnder liever Moeder ende van allen goeden lieden, so es dese capelle int jaer ons heeren MCCCLXIII ghebout. Also dikwijls als men goet hier toe doet verdient men XX werf XL dagfhe perdoens ende alle hooghtiden ghedobeleert."


Bij de latere verwoesting van deze kapel in 1940 verhuisde de zwaar beschadigde stichtingssteen naar het depot van het stedelijk museum in Aalst en werd later gerestaureerd door de firma Lapis Arte, gespecialiseerd in restauratieprojecten.

De ‘nieuwe’ werfkapel werd dus herbouwd in 1782 en ze werd op 15 maart 1784 gewijd door ZEH landdeken Ronnen, pastoor van Moorsel. Bij de werken vond men, tussen de offergraven, een zilveren scheepje terug, wat bij het herbouwen dan ook op de voorgevel geplaatst werd.

Van 1792 tot 1804 werd de kapel gesloten omwille van de Franse revolutie. De gelovigen verstopten het beeld en de offergiften.
Op keizerlijk bevel werd de kapel op 17 april 1804 heropend en op 5 Oogst (augustus) 1805 werd het beeld van Maria met veel pracht en praal teruggebracht.
De bisschop van Gent (Mgr Fallot de Beaumont) duidde vanaf dan 25 maart (de dag van de OLV Boodschap) aan als de voornaamste feestdag voor de kapel.

Op 8 november 1823 verleende Paus Leo XII voor eeuwig een volle aflaat aan diegenen die op de voorvermelde feestdag de kapel of de St Martinuskerk zouden bezoeken. Da’s al eens de moeite natuurlijk om  op die dag één van de twee gebouwen te komen bezoeken …

Tussen 1863 en 1867 werd een deel van de bebouwing langs de straatkant weggehaald, waardoor natuurlijk ook grote donkere ‘vlekken’ ontstonden.
In 1874 werd reeds de onveilige situatie in de omgeving gemeld.
Het was er donker, niet pluis, en er liep regelmatig volk rond dat er helemaal niet rond zou moeten lopen, zelfs de duivel zou er een nest jongen gehad hebben.

Het laetste licht langs dien kant, was het roeten keersje dat stond te vinken op den gevel der Werfkapel. Voor het overige achtte men dergelyk verloren hoeken onwaerdig ’s nachts de eer eener lanteern te genieten.
Het was daer nogtans dat er dry voor ééne dienden te branden, want het spookte er schier alle nachten en de duivel lag er met jongen. De burgers wisten het, de politie ook, en rabauten, bedelaers, prangdieven, zuipers en voorvechters nog meer’

In 1886 kwam er een nieuwe kruisweg in de Kapel. Al snel begonnen de gelovigen echter te morren. De kruisweg zou er lelijk misstaan, er werd gesproken van pure geldverkwisting. De oude kruisweg was beter en ‘met eenige honderde franken bij, had men een geschilderde venster kunnen plaatsen’.

Dat waren trouwens niet de enige klachten. In 1890 werd er ook geklaagd over de bouwvalligheid van het torentje van de kapel. Men vreesde dat bij hevige wind er wel eens erge dingen zouden kunnen gebeuren.
Na deze opmerkingen begon men echter wel heel snel met de herstelling.

In 1896 was er dan grote commotie … volgens de krant is ‘het ergste gebeurd’.
Wat was er aan de hand?

Een groep rooden, mannen en vrouwen, komen daar zingend. Eén der mannen hield een pakje suikerbollen in de hand. Op eens werpt een der vrouwen zich voor hem op de knieën, de handen te samen en in aanbiddende houding brengt zij de tong vooruit op de lip … en de roode kwant legt er een suikerbol op … Ziedaar de parodie of de spotnabootsing der H. Communie! … Een ergerlijk schandaal, een helsche bespotting van het verhevendste onzer HH Sacramenten! …

Dit feit, dat tegenwoordig niemand meer zou shockeren, bewijst de godsvruchtigheid van de bevolking toen. Wie aan Maria kwam, kwam aan hen.

Deze kaart zou een van de oudste afbeeldingen van de kapel zijn,  en dateert van voor 1899. Bemerk aan de ander kant van de straat, waar nu café “het Brughuis” is, het laatste houten huis van Aalst.


Op deze foto zien we de kapel en de watermolen Gheeraerdts op de achtergrond . Beiden zitten anno 2020 voor een gedeelte onder het huidige huizenblok aan het begin van de Molenstraat.


In 1899 werden verbouwingen gedaan door de aannemer Peynsaert en werden ook nieuwe glasramen gestoken.

Op onderstaande foto is de kapel van zicht veranderd tegenover de bijna identieke van hierboven. Er is ondertussen een torentje (trap) tegenaan gebouwd, en er is duidelijk een raam zichtbaar dat er niet was op de vorige kaart. Het huis er tegenover is afgebroken en is vervangen door een stenen gebouw.


Op de onderstaande foto is dan vooral het gebouw op de achtergrond van belang. Het is namelijk de drukkerij van Pieter Daens, broer van. 


Deze bevond zich (bijna) op het eiland Chipka
Het gebouw rechts van de kapel werd de latere koffiebranderij de Paepe. 
Links zien we opnieuw de molen Gheeraerds

In 1903 werd de erewacht van de ‘OLV Ter Druiven’ gesticht en ‘de kleine matrooskes kwamen zich daar opstellen tijdens de processie’.
De erewacht was de groep die het Mariabeeld tijdens de half-oogstfeesten ronddroeg, ze waren gekleed als matroos en ze werden dan ook al gauw ‘de matrozen van de werf’ genoemd.


De kapel en het werfplein werden in die periode voor de straatjongens trouwens een klein pretpark op hun eigen.
De twee afrasteringen die de hoeken afgesloten vroegen er gewoon om dat de gastjes er over klommen of te dienen om ‘hunne kop door de ijzeren staven te steken’.
Zo ook een zekere Robert De Rouck. Toen die zijn kop er niet meer van tussen kreeg, was een ‘grote sterke mansmens’ nodig om hem te bevrijden.

De kwajongens gebruikten ook de grote brievenbus op ‘den bijgank’ om de voetgangers te doen verschieten. Hoe ze dat deden? Ze spanden een draadje waardoor de voorbijgangers struikelden, soms zelfs met een bommetje eraan zodat het nog spectaculairder was.

Tijdens de hoogdagen stond er voor de kapel een houten barak die diende als ‘verlengstuk’ zodat er meer volk aanwezig kon zijn tijdens de vieringen. Die was juist geschikt om zich er in te kunnen wegsteken als er ‘katjen aloe’ gespeeld werd. Of om op te klimmen, of om er oorlogje in te spelen.

Voor de hongerigen stond er naast de kapel trouwens eerst een kraam met bollen. Later kwam er fritkot Léon. Tegenwoordig is vooral smoutebollenkraam ‘De Corte’ er een welgekomen gast om de innerlijke mens te versterken.
Na het eten gingen ze natuurlijk weer ravotten.

Op het plein zelf werd er ’s zondags wel eens gekaatst … met een handbal op de kinderkoppen … wegens niet beschikbare aangepaste infrastructuur en materiaal.

Het straatje naast de kapel, de Besluitstraat kende eigenlijk niemand bij naam, werd steevast ‘het straatje van Paupes’ genoemd en was de ideale plaats voor de jeugd om in ‘de vijf pitten te schieten’.
Het ging erom om met de marbel (knikker) van de ene put (pit) naar de andere te schieten.

Deze putten lagen tussen de kasseistenen of werden erin gehouwen. 


De afstand tussen twee ‘vijandige’ marbels (of ‘meirebollen’) werd gemeten met de hand tussen duim en wijsvinder.
Degene die de knikker niet reglementair tussen de vingers hield, schoot ‘pisjaf’.
Je ‘beste’ knikker noemde ‘schietoureken’.

Het straatje was ook ‘the place to be’ om een potje te kaarten. Het favoriete spel die tijd was ‘potten voor de deur uit’, en de inzet waren kersepitten of ‘kezzestiejnen’.
Buiten de kersentijd of als men het wat spannender wou maken, werden aan de verliezer straffen opgelegd. Dat ging van ‘drie keren rond ’t kapelleken lopen’, ‘aan Sonckes hun bel gaan trekken’ tot ‘de deur van de vleeschauwer gaan opensmijten’ … De straf werd steeds uitgevoerd, dus die mensen kregen nogal wat te verduren.

Was het dan allemaal kattekwaad?
Neen, de jonge klimmers maakten zich ook nuttig om ’s avonds en ’s morgens de open gasbekken open en dicht te draaien en waren ook wel behulpzaam aan de mosselkaai. Hier een beeld van de mosselkaai uit 1905.


Op de hoek van de Bierstaat en de Bisschopstraat woonde destijds Pie Kassei, beenhouwer en vader  van Fred Kassei (Alfred Kelders) die de beenhouwerij later overnam.
De Bisschopstraat zit tegenwoordig veilig onder het Werfplein, de Bierstraat (die voorheen ook nog Vaarkaai noemde) is tegenwoordig de Josse Ringoirkaai …

Terug naar de kapel.

In 1913 werd tussen 20 en 27 juli ‘550 jaar Werfkapel’ gevierd.

Tijdens de voor deze gelegenheid georganiseerde processie werd een reconstructie vertoond van de geschiedenis van de voormalige gotische werfkapel. Maar liefst 4000 personen, 20 praalwagens en talrijke muziekkorpsen namen deel aan de optocht.


Gezien er echter meer dan 130 is gegaan tussen de stoet en de kapel uit 1782 was de uitbeelding slechts een veronderstelling van hoe de middeleeuwse, gotische werfkapel er in werkelijkheid zo zou hebben uitgezien.


Men probeerde zo getrouw mogelijk de verschillende versies van de kapel na te bootsen hoewel dit voor de oudste versies dus ‘met de natte vinger’ was.
In de stoet werden zowel de actuele (1782), de gotische (1362) en de kapel ten tijde van st. Amandus (681) uitgebeeld.

De uitbeelding van 681 steunde vooral op ‘gelijkaardige’ kapellen zoals deze beschreven werden.
Voor wat betreft de uitbeelding van de gotische kapel tastte men ook wat in het duister.
Ofwel liet men zijn fantasie van neogotiek de vrije loop.
Ofwel beschikte de kerkfabriek over oudere schetsen, tekeningen of schilderijen van de oude kapel, die nadien mogelijks zijn verloren gegaan.

Hoe dan ook, ondertussen zijn er dan nog eens 2 wereldoorlogen verlopen die veel archiefmateriaal lieten verloren gaan, voor zover dit al ter beschikking was. Toen was het immers niet zo dat iedereen een smartphone bijhad om alles vast te leggen.
Zolang er dus geen archieven van de organisatie van deze jubileumstoet in 1913 opduiken, blijven wij jammer genoeg in het ongewisse, en kunnen we dus niet met zekerheid bevestigen dat de gotische werfkapel in de late middeleeuwen er wel degelijk zo uitzag … wellicht wel gelijkaardig.

Kort na de Eerste Wereldoorlog, we schrijven 1919, besliste het stadsbestuur om het huizenblok af te breken en over te gaan tot de aanleg van een groot openbaar plein. Na de vernielingen van de tweede wereldoorlog is er trouwens al niets meer zichtbaar van de huizenblokken of de Bisschopstraat.

Hier een foto van de werf in de jaren '30.


In 1931 was er trouwens een inbraak in de kapel. Een prachtig glasraam werd daarbij zwaar gehavend. De verontwaardiging in de buurt was groot, en de oneer zou moeten hersteld worden tegen de OLV Hemelvaart processie.

Tijdens WO II, op 18 mei 1940, werden zowel de Zwarte Hoekbrug, de St.Annabrug, de Zeebergbrug en de spoorwegbrug (met enkele spoorwegwagons erop geplaatst) door Belgische en Engelse vernielingsploegen opgeblazen om de opmars van de Duitsers te kunnen afsnijden. Het werd de brandweer trouwens verboden om nog uit te rukken bij die brandmeldingen.

Door de vernielingsploegen werden ook grote hoeveelheden brandpoeder uitgestrooid in de fabrieken “De Bolle” in de Kapellestraat, in de “Filature du Canal”, in de “Glucoseries Réunies” en nog in andere aan de Van Wambekekaai.
De Duitsers zouden hier dus zeker geen bruikbare materialen meer kunnen vinden bij hun rooftochten.
Door een hevige westenwind echter vlogen brandende stukjes katoen, hout en vonken in het rond en vlogen de door het bombardement van 10 mei reeds beschadigde huizen in de Molenstraat in brand.
Meer dan 100 huizen werden vernield, en ook de Werfkapel raakte in de fik en brandde volledig uit.


Het beeld van oLV ter Druiven ging volledig mee op in de vlammen.

Hier is de in mei 1940 vernielde molen Gheeraerds beter te zien.


Hier zien we de vernielingen van de Werf vanuit de Molenstraat. 


Er bestond ook een maquette van de Werfkapel., gemaakt uit verschillende marmersoorten en koper. Deze maquette die werd gemaakt in 1782 werd volledig vernield tijdens het bombardement van mei 1940.
De afmetingen waren: h = 58 cm, b = 30 cm, d = 26 cm.

Een jaar later, in 1941 kapte Leopold Lemaître een nieuw eikenhoutenbeeld, dit was een kopie van het origineel. Maria heeft het Christusbeeld op de rechterarm, en in de linkerhand houdt ze een scepter met een druiventros. Het motief van de druiventros is ook terug te vinden op de gewaden van Maria en het kind. Beide hebben een kroon op het hoofd en Maria draagt ook een sluier.
Het beeld werd in datzelfde jaar gewijd in de St Martinuskerk door deken Reynaert. Het zou daar blijven in afwachting van de heropbouw van de kapel.

Na 1950 verrees een volledig nieuw kwartier, naar een Bijzonder Plan van Aanleg, dat de herinnering aan het vroegere huizenblok volledig deed verdwijnen en ook de kapel werd in 1955 opnieuw opgericht als een eenvoudige en modernere kapel. Dit gebeurde naar een ontwerp van Stani De Neef en Alfons Singelijn.

De eerste plannen spraken ervan om de kapel te bouwen in de Coninckstraat of op de Vismarkt.
Het werd echter opnieuw ‘de Werf’.

Met deze aangekondigde veranderingen ‘aan de werf’ was niet iedereen akkoord, dat kunnen we lezen in de  Gazet van Aalst van 16 december 1950.

Spijtig genoeg id het mooie hoekje beneen aan de Molenstraat naar de maan …
Wil men de bezoekers van Aalst nog wat van het historische en oude laten zien, dan moet men de werfkapel heropbouwen in haar oorspronkelijke trand. Dus geen nieuwe kapel maar wel de oude kapel herbouwen. Er doen wel geruchten de ronde dat men zou zinnens zijn de Werfkapel te bouwen in een moderne bouwgrand, ik wil zulks nochtans niet geloven.
Moest er spraak zijn van ergens een nieuwe kapel te bouwen, ik zou het een fout noemen van midden een modern gebouwencomplex een kapel in ouden bouwtrand te plaatsen. Wanneer zulks geen historische betekenis heeft, ware het een dwaasheid.
Het is evenwel ook een dwaasheid dat men van de Werfkapel een doodgewone nieuwe kapel zou maken. Die mag dan nog zo schoon en nog zo schoon, en nog zo kostelijk zijn, iedereen moet met mij bekennen dat het toch niet ‘dé Werfkapel’ zou zijn zoals onze voorouders en wijzelf ze altijd gekend hebben.
Men zal in oude boeken en oude postkaarten albums kunnen gaan zoeken en zeggen : zie zo was vroeger de werfkapel

Op zondag 8 april 1956 was het dan zo ver : de inzegening van de nieuwe kapel.
Na meer dan 15 jaar woonde ‘Onze lieve vrouwe’ eindelijk terug in haar ‘eigen huis’ op de werf.




In 1963 werd dan de 600ste verjaardag van de kapel gevierd. Ook dit heuglijk feit ging natuurlijk gepaard met de nodige feesten en processies. Natuurlijk waren ook hier veel matroosjes en bootjes te zien.



Wat zou Sint Amandus trouwens zeggen, mocht hij na 11 eeuwen opnieuw op het Werfplein aan de Dender staan?  De door hem opgerichte kapel zou hem zeker kunnen bekoren, maar hij zou niet te veel mogen rondkijken in de onmiddellijke omgeving.
De deffecte lampen, de krakemikkelige staat van het plein, het feit dat in plaats van de Oude Dender (waarop zijn Mariabeeld kwam aangedreven) nu de Burchtstraat loopt.
Zijn oude zenuwen zouden waarschijnlijk ook de geluids- en geurgolven van de nabijgelegen mouterij niet overleven.

In 1979 werd geopperd dat het beeld van priester Daens, dat als een verkeersbaken midden in het door bewegwijzering omsloten pleintje stond, best zou verhuizen.
Door de meeste bestuursleden van de Aalsterse Priester Daensafdeling werd natuurlijk aangedrongen om het beeld dan toch zeker in de nabijheid van de werfkapel te houden.
De verhuisplannen werden echter opgeborgen.

Ook de kapel was toen eigenlijk bijna volledig ingesloten door het razende verkeer.


In juni 2007 voerde men een beperkt archeologisch onderzoek uit. Een sleuf van 7 bij 2 meter werd gegraven op het grasperkje ten oosten van de werfkapel. Uit dat onderzoek bleek dat de sleuf juist op de voormalige Bisschopsstraat lag, met aan beide zijden de gevelzijde van de huizen langsheen deze weg.


Men ontdekte maar liefst minstens vijf wegniveaus, alles samen 80 cm dik, waarbij het oudste wegdek op basis van de vondsten zeker teruggaat tot de 14de eeuw.


Langsheen deze weg, die leidde naar de Molendriesbrug (de latere ‘Sint Annabrug’), liepen greppels voor de afwatering die in de loop van de 14de eeuw gedempt werden. Daarna werden ze gedeeltelijk overbouwd door woningen.


De straat was oorspronkelijk ongeveer 3,5 meter breed en aan beide zijkanten lag een gracht van minstens 2,5 meter breed.
Het dempen van de grachten maakte het mogelijk de weg te verbreden.
Het jongste wegtracé had een breedte van 6,30 meter tussen de noordelijke en de zuidelijke rooilijn.

In het najaar van 2009 voerde men in het kader van de bouw van een nieuwe Sint-Annabrug over de
Dender opnieuw een archeologisch onderzoek uit. Deze sleuf was gelegen op de linker Denderoever met de lengteas evenwijdig aan de bestaande kaaimuur en dit ter hoogte van het punt waar de Dr. André Sierensstraat uitgeeft op het Werfplein.
Dit beperktere onderzoek leverde jammer genoeg geen sporen op die te linken zijn aan oudere structuren, bewoning en/of activiteiten op het Werfplein.

Hier een beeld uit 2009


en drie jaar later in 2012 toen men het nieuw administratief centrum aan het opbouwen was.


De nieuwe St Annabrug en werfpein waren toen al een feit. In het kader van het Masterplan Stationsomgeving Aalst werden sedert 2010 op diverse plaatsen van de Stationswijk herinrichtings- en verfraaiingswerken gestart.
Op het Werfplein werd ondermeer voorzien in de heraanleg van de pleinbedekking en rioleringswerken.

Ter hoogte van de oever van de Dender werd het straatniveau verlaagd om een rustplaats aan het water te creëren.


Bij de opgravingen heeft men toen onder andere de huizen links en rechts van het Bisschopsstraatje opgegraven (gelegen links achteraan de kapel)
De archeologen vonden echter geen funderingen of andere restanten van de oude kapel.
Dat was te verwachten want de kapel stond tot in de jaren ‘60 bijna in de oude Dender die liep naar de Burchtstraat. Ook is het zo dat de Molenstraat begin jaren ’50 al werd hertekend zodat de kapel ook al niet meer aan de straat kwam maar werkelijk onder de huidige winkels zit.

Op het nieuw aangelegde Werfplein prijkt, tussen de werfkapel en de Dender, het Daensmonument als eerbetoon aan de Aalsterse ereburger priester Daens. 


Voor de aanleg van het plein stond dit beeld enkele tientallen meters verder, op een ‘rond punt’. De voorziene locatie van het beeld was trouwens aan de hoofdingang van de Sint Martinuskerk, maar tegen deze locatie werd protest aangetekend wegens het ‘controversiële verleden’ van de priester.


Meer over dit beeld : HIER

Als we eventjes de kapel binnen gaan, zien we duidelijk dat het interieur heel sober gehouden is.




Sober maar toch eens de moeite om eens binnen te springen.

Als slot hieronder nog twee beeldjes die de Molenstraat 'vroeger' vergelijken met 'nu' ... 
Een heel verschil ...



Meer over de Sint Annabrug is HIER te lezen
Meer over de Dender is HIER te lezen
Meer over het beeld van Priester Daens is HIER te lezen


Bronnen :

Alostum Religiosum” - Petrus Van Nuffel, uitgegeven in 1911
lapisarte.be
De Voorpost 9/4/1976
HLN 12/9/2019 – 8/6/2015
Het land van Aalst 11/7/1886
De Dendergalm 15/6/1890
De Denderbode 21/6/1896 – 6/7/1913
De Volksstem 18/5/1913
Het Belfort jaargang 5 – 1890, auteur Petrus Van Nuffel
Denderend Aalst 20/6/2014
De Gazet van Aalst 16/12/1950
hthaaltert.be De Werkman 6/5/1887 – 27/6/1913
vlaamsbelang.org/tag/priester-daens/
persregiodender.be 30/4/2018
n-va.be
vlinks.be/?p=1052
Oostvlaamsche zanten, mededelingen van de bond der oostvlaamse folkloristen, mei-juni 1953
De Standaard 30/9/1957
Getuigenis Ph. De Paepe uit de Gazet van Aalst 11/5/1974
Het Belfort. Jaargang 5 uit 1890‏
Routeyou.com
archaeologiamedieaevalis.be 35
foto Daens monddood : Jean Pierre Swirko
so-lva.be archeologisch vooronderzoek December 2010

Geen opmerkingen:

Een reactie posten