dinsdag 22 oktober 2019

Prinsjen van Oilsjt : 1965 : Simon D'Hondt (+2003)

Toen hij op 12 februari 1965 tot prins Carnaval werd verkozen was Simon d’Hondt (° 09/03/1931) reeds bekend als zelfstandige. Hij was samen met zijn vrouw eigenaar van de firma Simon D’Hondt-Temmerman in de Molenstraat, een firma die gespecialiseerd was in auto-accessoires en binnenbekleding, caravans en boten. 
Simon was ook secretaris bij de dekenij Molenstraat-Werf en kreeg in 1964 de prijs van de beste acteur door ‘Kinova’, een cinéclub die reeds sinds 1951 een jaarlijkse film maakte over Aalst Carnaval.  

De prinsenverkiezing leek een flauwe zaak te worden. Het was erg moeilijk om gemotiveerde kandidaten te vinden en er diende niemand zijn kandidatuur in. Uiteindelijk ging het feestcomité zelf op zoek naar kandidaten. 
Gezien de grote steun die hij kreeg van cinéclub Kinova, voetbalclub Volharden , de dekenij Molenstraat en automobielclub Bonaparte, werd hij verzocht deel te nemen, iets wat hij na enige bedenktijd aanvaardde en ter harte nam.
Hij begon onmiddellijk met de verdeling van ‘linjekes’ als promotie. 

Zijn enige rivaal werd Willy De Meyst, een tweede kandidaat die positief antwoord had gegeven aan de oproep van het Feestcomité.

Willy genoot in Moorsel over een enorme populariteit, en hoewel hij geen geboren Aalstenaar was, was hij toch lang genoeg in Aalst gedomicilieerd, om deel te kunnen nemen aan deze belangrijke strijd.  De tweestrijd Aalst – Moorsel zou uiteindelijk worden beslecht in het voordeel van Aalst en Simon D’Hondt.

Het publiek werd op verkiezingsavond opnieuw vergast door een prachtoptreden van Leo Martin. Daarna was het de beurt aan bloemenfee Ingrid die de twee kandidaten kwam voorstellen. 

Daarna volgde de ultieme proef voor de kandidaten. 
Willy deed zijn best maar uiteindelijk bleek dat Simon het pleit gemakkelijk zou winnen. 
Zijn vriend Hector Rombaut schreef zijn speec, waarin hij meldde dat hij – bij zijn verkiezing -  wel het één en het ander gewijzigd wilde zien aan het bestaande carnavalsbeeld.
Hij wilde er bijvoorbeeld ook de gehandicapten in betrekken, en zou het daarbij niet enkel bij woorden houden.  
De bloemenfee, die altijd wat in een vergeethoekje stond … dat wilde Simon voortaan niet meer zien of horen !

Verder stak Simon ook graag de draak met de ‘belachelijke’ wandelstokjes waar de leden van het Feestcomité mee rondliepen. Hij verbood de heren dan ook om er tijdens zijn regering mee te slaan. 

En iedereen moest minstens een neus, een bril of een moustache op zijn gezicht zetten. Overtreders moesten trakteren!

Met bandopnemers was het voortaan toegelaten om alles op te nemen, iets wat tijdens een zitting van de gemeenteraad ten stelligste was verboden. 

Simon won de verkiezingen en ontving een oorkonde uit de handen van schepen Gilbert Claus. 
Na het voorlezen van de oorkonde bewees hij meteen dat hij het meende met de voorafgaande beloftes, en schonk zijn prijzengeld van 5000 frank onmiddellijk aan Levensvreugde. 

‘s Zaterdags kwamen de Oude Garde en het Feestcomité Simon thuis afhalen. De poort van zijn zaak in de Molenstraat werd vrijgemaakt, en er werd een receptie aangeboden waar men nog een hele tijd over zou napraten. De leden van het Feestcomité vormden de erehaag, de grijze hoeden werden hoog gehouden.  Wat er met hun wandelstokjes gebeurde, heb ik jammer genoeg niet kunnen achterhalen.

Samen met bloemenfee Ingrid Schwerzer, een meisje uit het verre Antwerpen, verplaatste de nieuwe prins zich in een witte ceremoniewagen, compleet met stadschauffeur en al. Het was een wagen die eigendom was geweest van dokter Torrekens, en die door de stad was aangekocht. Het voertuig stond toen dag en nacht ter beschikking van Simon en Ingrid. 
Fred Brossé maakte er beelden van voor het Tv-journaal. 

Natuurlijk werden het uitputtende uren. 

“Droi doagen lank graalek woineg gesloapen”, was één van zijn verklaringen na afloop van het volksfeest. 

Het kostuum dat de stad toen ter beschikking stelde van haar prins, was er eentje zonder zakken, en zo moest zijne hoogheid de lintjes en de speldjes dan maar in zijn brede mouwen stoppen. 
Lintjes trouwens die verwezen naar de automobiel- en de cinéclub. 

Acht dagen na carnaval zat er nog zo’n speldje verzworen in zijn arm. 
“Ik werd getrakteerd tot het bier in mijn botten stond”, verklaarde de prins. 
Later werden de verplaatsingen buiten de stad met de wagen van De Lachers gemaakt. Het waren er maar liefst zo’n 25 a 30, maar het bleken allemaal wel waardige verplaatsingen geweest te zijn. Met alle respect voor duivenmelkers en belotters, maar die verenigingen liet de prins liever links liggen.

De verste verplaatsing was die naar Blankenberge. 
Er was ook een opening bij van een carnavalstentoonstelling in het Centraal Station te Brussel, en daar waren De Sloebers, De Lachers en De Veroitstreivende Achteroitkrabbers ook bij. 

Simon leerde tijdens zijn regeerperiode heel wat mensen kennen, en zijn naam kreeg dan ook heel wat bekendheid. Uiteraard kwam dat ook zijn zaak ten goede. Zijn cliënteel groeide en hij zag zich verplicht om meer personeel in dienst te nemen. In 1965 had hij 8 mensen in dienst, twee jaar later was dit aantal verdubbeld en op een bepaald ogenblik had hij zelfs 27 personen in dienst !

De titel van Prins Carnaval bleek dus een heel goede publiciteit te zijn, een echte gouden zaak voor een middenstander. 

Na zijn succesvolle regeerperiode in 1965 stelde hij zich echter nooit meer kandidaat. Volgens hem was één keer meer dan genoeg. Nadat hij lid van het Feestcomité werd (waar hij zijn goede vriend Hector Rombaut opvolgde), kon hij dan ook niet meer deelnemen, want dat werd verboden door ‘het reglement’.

In 1970 kwam Simon D'hondt tijdens de Prinsenverkiezing met het idee op de proppen om een vereniging op te starten van ex-Prinsen Carnaval. Hij vond het uitermate jammer dat de vroegere Prinsen Carnaval mekaar zelfs niet kenden of geen contact meer hadden. 

In de jaren '50 mochten de vorige Prinsen tijdens de verkiezingen hier en daar nog eens ‘aanwezig zijn’, maar sinds de overname van de verkiezing door het Feestcomité, gebeurde dit niet meer. 
Simon had de voorzet gegeven en onder impuls van Henri Van de Perre, Fons Singelijn en André Dooms kwam het zover dat tijdens de Prinsenverkiezing van 1972 alle oud-Prinsen effectief nog eens op het podium gevraagd werden. 
Simon ging echter nog verder en had het idee om een heuse vereniging voor ex-Prinsen te lanceren. 
De camere was geboren, en op 16 december 1972 kwam de Prinsencaemere reeds voor een eerste keer samen om er haar pionierswerkjaar af te sluiten. 
De ex-Prinsen besloten een bestuurder te kiezen en met algemeenheid van stemmen kwam men uit bij Simon D'hondt. Omdat de titel van voorzitter al naar Fons Singelijn gegaan was, werd Simon benoemd tot deken van de Prinsencaemere. In maart 1973 werd De Prinsencaemere officieel voorgesteld aan het grote publiek; Simon D'hondt overhandigde hierbij een zilveren champagnebeker aan Fons Singelijn en Henri Van de Perre.

Het idee om zich meer in te zetten voor de mindervaliden kreeg ook meer vorm. Samen met de caemere organiseerde hij in 1974 een eerste ‘dag voor de mindervalide kinderen’, en ze bezochten met maar liefst 450 kinderen de kermis.

Simon zou ook een hoofdrol spelen in de organisatie van de eerste Prinsendagen en verschillende shows van de Prinsencaemere. 
In de jaren '80 deed hij mee als Simonne la Grosse tijdens de travestieshows van de Prinsencaemere en ook in de eerste revues van de Prinsencaemere was Simon nog te zien.

Dat de plannen van Simon en de Prinsencaemere niet altijd door iedereen met evenveel enthousiasme werden aanvaard, bleek duidelijk toen Louis Van Pottelbergh in de jaren ’80 waarschuwde dat De Prinsencaemere niet meer op veel sympathie kon rekenen bij de carnavalsgroepen.
Dat werd trouwens pijnlijk duidelijk toen Patrick De Neve in 1987 weigerde toe te treden tot de vereniging.

In 1991 kwam er een einde aan het voorzitterschap van Simon bij de Prinsencaemere. Met Michel Cleemput werd er een nieuwe voorzitter gekozen maar Simon bleef wel deken voor het leven.

Op Prinsendag 1992 werd hij gehuldigd, ondermeer door een lied van  Kris De Poorter en Pascal Solemé die afscheid namen van een geëmotioneerde Simon die besloten had om de Prinsencaemere los te laten en de leiding over te laten aan zijn jongere collega's ex-Prinsen

Uit een interview leren we dat Simon altijd geïntrigeerd was door de Domino’s. 

Er is een tijd geweest dat men de massa’s domino’s die in Aalst rondliepen, een echte plaag vond. Toch hadden ze een zekere charme … die totaal onherkenbare en geheimzinnige figuurtjes, volledig in het zwart gekleed en met de typische puntmutsen. 

Je zag er een (vrouwelijke?) silhouette in, je raadde naar de (vrouwelijke?) vormen, trachtte hem / haar te herkennen, aan de schoenen of iets dergelijks … maar het bleven mysterieuze verschijningen, die ondertussen jammer genoeg uit het straatbeeld zijn verdwenen.  De domino’s zijn echter nog niet volledig dood en begraven. In de kunstwerken van Peggy Wauters blijven ze verder leven, weliswaar op doek.

Vroeger zag je in de stad op zondagavond en maandag ook een twintigtal kleine groepjes met een eigen show. De Koleiregeivers, De Mettes, Gargam, De Lachters, ... 

Allemaal namen die toen klonken als een bel, maar die nu praktisch niemand meer kent. 

Alles Aalsters houden bleek jammer genoeg ook onmogelijk. Er komen steeds meer en meer inwijkelingen in de stad, en vreemdelingen, die op hun manier hun eigen stempel drukken op alle facetten van het carnaval vieren, maar die toch de tijd van vroeger niet meer kunnen doen terugkeren. 

Simon vertelt verder : “Pluimen zijn tegenwoordig onvermijdelijk. Carnaval wordt groter en groter. Hier en daar brokkelt er steeds wat meer af van het typisch Aalsterse karakter. Het is onmogelijk om buiten de stadsgrenzen te gaan, en specifiek Aalsters te blijven”.

Van meet af aan moest de prinsencaemere op zoek gaan naar valabele inkomstenbronnen, vooreerst om voor alle leden een uniform te kunnen betalen. Het eerste jaar liepen de leden trouwens nog rond in een witte smoking met erelint. De kas werd onder meer gespijsd door de uitbating van een café tijdens de jaarmarkt. Daarna ging het gezelschap over tot het huren van een café in de stad, waar vele optredens en ajuinschietingen plaats hadden. In 1974 en 1975 zorgden de prinsen zelfs voor de show van het laatste actieve Aalsterse circus Johnny op de Hopmarkt. 

In 2003 bracht DAK deel 3 uit van de carnaval boekenreeks 2001-2005. In het boek 'Een Jubileumfeest met ballen' werd een volledig overzicht gebracht van het Aalsters carnavalgebeuren 2003 vanaf de prinsenverkiezing tot de popverbranding. De carnavalisten Jan Simon D'Hondt die in 2002 overleed en Francis Van Den Steen, beter gekend als de Cissen , kregen een waardig 'In Memoriam'. D'Hondt was prins carnaval in 1965, erelid van het Feestcomité en stichter van de Prinsencaemere.

Het is dankzij de Prinsencaemere dat er verandering is gekomen in onder andere de ontvangst van andere prinsen uit andere steden. Vroeger werden die gewoon genegeerd.  Volgens Simon moest men sympathie hebben voor iedereen, met of zonder pluimen. “Mensen die niet tegen pluimen kunnen, steken liefst zelfs de pluimen van een ander op hun hoed”. 

Volgens Simon (in een interview met De Voorpost op 13/02/1981) is Carnaval gelijk aan vriendschap. “Of ze nu alaaf roepen, of Ajoin, zoals Pol De Paepe het ooit voorstelde, het zijn allemaal onze vrienden”. 

In 1987 werden Simon D'hondt en Stefaan Vinck tot ridder geslagen in het Gulden Vlies van FEN.
In 1989 werd Simon D'hondt ondervoorzitter voor het leven van de Amicale van het Stedelijk Feestcomité.

Op 11/03/2003 nam Aalst afscheid van Simon. Hij overleed in Hofstade.

--- Een overzicht van alle prinsen die onze stad kende tot hiertoe is HIER te vinden ---

Geen opmerkingen:

Een reactie posten