donderdag 25 juli 2019

Ambachten : bakkers

Eén van de belangrijkste dingen die onze voorouders vóór alles (ja, zelfs vóór de weersverwachting)bezighield, was de prijs van het brood. Hun dagelijks leven werd er toendertijd namelijk bijna volledig door bepaald.

'Geef ons heden ons dagelijks brood', dat was waar het de meeste mensen om te doen was. Of zoals dat in het Frans heet: “le blé, c’est la moitié de la vie quotidienne des hommes” (het graan is de helft van het dagelijkse leven van de mens). 
Ook de uitdrukking 'zijn broodje is gebakken' komt eigenlijk hiervan. De uitdrukking wil zeggen dat je 'binnen' bent, dat je een zekere rijkdom bekomen hebt. 
Veel brood bakken = veel verkopen = veel winst/rijkdom ...

Vandaar ook dat bruuske prijsstijgingen bijna steeds gepaard gingen met protestbewegingen, zogenaamde ‘broodrellen’ en plunderingen van bakkerswinkels en graanopslagplaatsen.



Op de vraag “Waerin bestaan hunne privilegien ?” in de overheidsenquête van 1784 antwoordde het Aalsterse bakkersambacht “In een regt exclusif, dat niemand, zonder te wezen vrijen backer, eenig brood te vente en mag backen ofte verkoopen, op pijne van confiscatie ende de boete van twaelf guldens”.



Men kan hieruit afleiden dat zowel het bakken als het verkopen van brood het monopolie was van een vrije bakker, en dit op straffe van een boete van 12 guldens. 
Vrije bakkers dus, met de nadruk op het woordje “vrij”, gezien in het verleden, en meer bepaald op het einde van de 17de eeuw, het bakkersambacht in Aalst zwaar te kampen had met de aanwezigheid van enkele onvrije bakkers.

Deze zogenaamde 'onvrije bakkers' waren personen die de stiel van bakker buiten het corporatief kader uitoefenden ...

Het Aalsters stadsbestuur had deze onvrijen uitgenodigd om zich bij het bakkersambacht aan te sluiten op voorwaarde uiteraard dat ook zij zouden gaan bijdragen in de kosten.

Het bakkersambacht, schuilend onder de heilige Hubertus, produceerde immers een heel belangrijk – zoniet hét belangrijkste – levensmiddel op lokaal vlak, en wist op die manier een sleutelpositie in de plaatselijke voedingssector te bemachtigen. 

Brood was het basisvoedsel, nog veel belangrijker dan vlees of groenten. 

Wittebrood of tarwebrood was bestemd voor de rijken, roggebrood ging naar de armeren. Daarnaast was ook masteluin een populair koren in de regio Zuid-Vlaanderen. 


Deeg van masteluin (een mengsel van half rogge, half tarwe) rijst minder gemakkelijk dan gewoon meel. Het woord werd ontleend aan het Franse mestillon, dat op zijn beurt dan weer afkomstig is van het Latijnse mixtellum..
Afbeelding van een masteluinbrood

De zeldzame plaatsaanduidingen die sommige ledennamen vergezelden in de ambachtsrekeningen, in combinatie met een verkapte ledenlijst van de “brootmaekers” uit de tweede helft van de 18de eeuw geven ons tevens een beeld van het stadsgedeelte waar het merendeel van de bakkers gevestigd was. 

Het betreft hier de Nieuwstraat, de Kattestraat, de Molenstraat, de Vismarkt en de Zoutstraat. 
Kortom, de straten en pleinen die via het stratennet allen uitmonden op de centraal gelegen Grote Markt, wat nog maar eens het primordiaal belang van dit ambacht in de bevoorrading van de stad beklemtoont. 


Hoe het er aan toeging bij een bakker in de 18de eeuw



… en bij een bakker in de 19de eeuw

Elk soort brood moest trouwens voldoen aan bepaalde voorwaarden. Zo werden bepaalde gewichten en een vaste prijzen opgelegd. 

Het gewicht van het brood werd vastgelegd met een pegel. Ik citeer : “… dat de selve vrij backers gehouden sijn ten huyse vande selve gesworne te haelen den pegel op het brood gestelt welcken pegel sij exactelijck moeten observeren, oock dat de geswoorne commende wegen geen refus en sullen moghen doen …”.

Een ‘pegel’ is eigenlijk een merkteken, en komt in de latere Middeleeuwen voor als het woord ‘peil’ (waterpeil, oliepeil ...)
Het woord is blijkbaar ook verwant met Peg en hangt samen met het Latijnse baculum, en het Griekse. βᬢκτρον, wat stok, staf wil zeggen.

Uit dit woord leiden we ook volgende af :

- Iemand op den (of zijnen) pegel zetten, hem den pegel stellen enz., : iemand een bepaalde maat van eten en drinken, geld enz. toebedelen, hem rantsoeneren.
vb Als de wafels gebakken worden, wordt elk kind op zijnen pegel gezet / Vier roomers wijn is mijne pegel / ...

- Het woord werd ook als naam gebruikt voor het briefje dat de bakkers en winkeliers wekelijks kregen en waarop de prijs van het brood aangegeven was.
vb Ik mag u mijn vlas niet laten: gij biedt onder den pegel.

- Zegswijze : Den pegel uitdragen : zijn schulden gaan betalen.

Het brood werd ook door twee “coorebijters” en een bakker gekeurd. Afgekeurd brood, ten gevolge van een verkeerd gewicht, kwam ten gunste van de armen en behoeftigen van de stad. 

Het stedelijk bestuur zag nauw toe op de broodzetting. De prijs van het brood moest namelijk in redelijke verhouding staan met de prijs van het graan. In feite bleef de prijs van het brood bijna steeds onveranderd, wat ook de prijs van het graan was. Enkel het gewicht van het brood varieerde: was het graan goedkoop, dan waren de broden zwaarder. Was het duur, dan werd het gewicht verlaagd. Op die manier werd de kwaliteit en de kwantiteit van het brood nauwlettend gereglementeerd en in het oog gehouden.

De bakkers waren tevens verplicht “over te brengen aende geswoorne wegers bij heer ende weth gestelt een teecken waermede sij gehouden sijn hun brood te tekenen om te ondervinden het gewicht ende de fraude …” . 

Elke bakker had een eigen kenteken waarmee hij zijn brood diende te merken of tekenen. Dit gebeurde met een priem waarbij het teken in het deeg werd aangebracht. Enkel getekend brood mocht verkocht worden, en, zo blijkt uit een enquête in 1784, was het tekenen in de 18de eeuw nog steeds in zwang.

Dat het bakkersambacht van cruciaal belang was in de stedelijke voedselbevoorrading mag ook blijken uit het feit dat verbaal geweld tegenover broodwegers of keurders streng aangepakt werd. 
Wanneer een bakker of een familielid het waagde deze personen te beledigen, werd de persoon in kwestie onverbiddelijk voor 10 jaar uit Vlaanderen verbannen.

Op de Molendries nr. 11 was vanaf 1883 een brouwerij "De Zwaan". Deze stoombrouwerij werd in 1920 verkocht aan de socialistische coöperatieve Hand in Hand, gesticht in 1920 onder de naam 'Boulangerie et Maison du Peuple'. Onder de activiteiten van deze maatschappij was onder andere een broodbakkerij met broodronden.


Op de foto zien we het socialistisch volkshuis (met de vlag aan de gevel) "Hand in Hand" op de Molendries waarvan hier boven sprake.


Hier waren dus, onder andere, een bakkerij, een winkel, een cinema en een ziekenbond gevestigd.


Bemerk op de foto de twee zwanen die het balkon schragen en verwijzen naar de voormalige brouwerij De Zwaan!

In de jaren '50-'60 was in het gebouw op de Molendries een grote herberg, waar op zaterdag en zondagavond vele socialistische families de avond kwamen doorbrengen.

Achter de hoek was er op ongeveer 20-30 meter rechts een grote ingangspoort met een binnenkoer, achteraan links was de ingang van de cinema: Cinemax met veel cowboy- en oorlogsfilms en regelmatig films met als quota van de katholieke filmkeuring : "te mijden". In de andere gebouwen was ook het lokaal van jeugdvereniging De Rode Valken en de repetitie ruimte van de socialistische harmonie en moet ook de bakkerij geweest zijn.

De ingang was op de Hoge Vesten (rechtover het café "'t Visserken" en werd uitgebaat door de ouders van Martin Van der Speten, (latere OCMW voorzitter). Rechts op de binnenkoer waren de lokalen van de vakbond (ABVV) gevestigd



- Evarist De Vos : Grote familie van bakkers. er waren verschillende De Vos(sen) in het Aalsterse, en het zou allemaal familie zijn (?)
- Bakkerij De Vos in 't gat van de markt tot de jaren '70 
- Malpertuus in de kattestraat 
- Herenbald op het Collinetplein (zoon van De Vos - winkel 't gat van de markt) 
- De Vos op de hoek van de Meuleschette- en de Koolstraat 
- Parisienne in de Vrijheidstraat. Nu is daar een broodjeszaak, de bakker werkte bij zijn broer in de Gentsestraat 
- De Vos Gentsestraat

- verder was er ook Corthals met produktie op de Immerzeeldreef en verscheidene winkels in de stad.

- ook waren er nog andere bekende maar ondertussen helemaal verdwenen bakkerijen zoals bakkerij "'t Klaverken" van de weduwe J.B. Keppens - Kerremans in de Molenstraat nr. 15.

De specialiteit van bakkerij 't Klaverken was trouwens Pain à la Grecque.

“Pain à la Grecque” doet onmiddellijk denken aan het zonnige land van Sirtaki en Ouzo, maar heeft echter totaal niets te maken met Griekenland, wat ook de naam mag doen vermoeden.

Ah neen ?
Neen !


De 'pain à la Grecque' is een typisch Brusselse specialiteit, bestaande uit een rechthoekig brood met melk, bruine suiker en kaneel, versierd met kristalsuiker. Het brood wordt gebakken in de vorm van een langwerpig, smal brood en vervolgens versneden in koeken.



De naam verwijst, in tegenstelling tot wat de naam laat vermoeden, dus zeker niet naar Griekenland, maar is afgeleid van “grecht”, het Brussels woord voor gracht. In de 16e eeuw deelden de paters Augustijnen in hun abdij aan de Wolvengracht in Brussel brood uit aan de armen.


In de volksmond werd dit brood dus het ‘brood van de grecht’ genoemd (grecht = gracht). Door de Franstalige invloed in Brussel werd ‘grecht’ uitgesproken als ‘krekt’, en werd uiteindelijk de naam vertaald tot pain à la grecque. Nog later werd deze dan opnieuw terugvertaald naar het Nederlands als Grieks brood.


Volgens een variant op deze oorsprong bestaat het vermoeden dat een broeder-bakker van Franse oorsprong, of tenminste een broeder-bakker die in Frankrijk had verbleven, zich in de gemeenschap vestigde. Hij zou om in het dagelijks menu wat variatie te kunnen brengen, stokbrood gebakken hebben (wat in België meestal Frans brood genoemd wordt), terwijl onze ‘eigen’ bakkers alleen maar ronde broden bakten.


Op zekere dag zou deze bakker een restje deeg in de parelsuiker gerold hebben. Dit stokbrood met suiker werd meteen zeer lekker gevonden en werd voortaan dan ook in het klooster opgediend op de vette dagen.


Hoe het gesuikerde en juist voldoende gebakken stokbrood naar buiten werd verspreid blijft een mysterie. Werd het aan de armen gegeven op feestdagen, of aan kinderen uitgedeeld om sympathie te winnen ? Of werd het eenvoudigweg verkocht tijdens de moeilijke en zwarte dagen? Dit is helemaal niet zeker. Wat wel een feit is, is dat diegenen die dit lekker gebak aten, het in de gewesttaal “bruud van de grecht” noemden.


- een bakkerij was er ook in de Pontstraat, 39
- Huis Roovers - Korte Zoutstraat, 9
- Korte Zoutstraat, 15 - suikerbakker (de marmeren werkplaten staan nog steeds in de kelder!)
- Bayens l. zoutstraat;
- Valckeneer molenstraat;
en nog een  bakkerij in 't lieve vrouwstraatje, De Ridder K. in de Zoutstraat

enz..

Een andere heel gekende bakkerij is natuurlijk bakkerij Antwerpia in de Geraardsbergsestraat.

Voor mij persoonlijk heel speciaal gezien ik mijn babyjaren doorgebracht heb op één van de appartementen boven de winkel. Zelf kan ik het me niet echt meer herinneren maar volgens mijn ouders kwam de geur van de versgebakken ovenkoeken en taarten ons ’s morgens al tegemoet van bij het opstaan.

Dat 'brood' trouwens een heel belangrijk gegeven was (en is) mag ook blijken uit de talrijke gezegdes en uitdrukkingen met het woord 'brood'. Ik heb er hier 28 :




- als warme/hete broodjes over de toonbank gaan. (= zeer goed verkopen)


- bij gebrek aan brood eet men korstjes van pasteien (= bij gebrek aan het goedkope, het dure gebruiken)


- broodnodig (= onmisbaar)

- de broodkruimels steken hem (= hij kan de welstand niet dragen)

- de een z'n dood is een ander z'n brood. ( = wat voor de één een nadeel is, daar profiteert een ander van)

- de kaas niet van het brood laten eten/halen ( = niet laten ontnemen waar men recht op heeft)

- de kunst gaat om brood (= een kunstenaar verdient moeizaam z'n brood)

- een kruimeltje is ook brood. (= wees gelukkig met wat je hebt)

- een profeet die brood eet (= een waardeloos profeet)

- ergens geen brood in zien (= niet denken dat iets kan werken)

- het brood uit de mond nemen/stoten (= de kostwinning ontnemen)

- het eet geen brood (= het kost niets om het te bewaren, behoeft geen onderhoud.)

- het genadebrood eten (= door anderen onderhouden worden)

- hij kan meer dan brood eten (= hij weet veel)

- iemand het brood uit de mond nemen/stoten (= iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)

- iemand iets op zijn brood geven (= iemand onvriendelijk iets verwijten)

- klagers hebben geen nood en pochers hebben geen brood. (= zowel klagers als pochers kunnen de zaken nogal eens overdrijven.)

- komen met de paal als het brood in de oven is (= te laat komen)

- liever brood in de zak, dan een pluim op de hoed (= van eer kan men niet leven.)

- niet bij brood alleen leven (= men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven)

- profeet die brood eet (= iemand die waardeloze voorspellingen doet)

- scoren alsof het warme broodjes zijn (= scoren alsof het helemaal niets is)

- stenen voor brood geven (= iets geven waar de ander niets aan heeft)

- wiens brood men eet diens woord men spreekt (= diegene bij wie we ons geld verdienen geven we meestal gelijk)

- zich de kaas niet van het brood laten eten (= zich de voordelen niet zomaar laten afpakken)

- zich de kaas van het brood laten eten (= zich laten ontnemen waarop men recht heeft.)

- zich het kaas niet van het brood laten eten (= voor het eigen belang opkomen)

- zoete broodjes bakken (= dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed.)
 



Bronnen

Ethesis.net : Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis. Door Sven De Schryver, academiejaar 2000-2001
Ensie.nl voor de woordverklaring 'masteluin'
Oilsjterse les van J.Louies en J.De Pauw voor de uitleg van 'pain à la greque'
woorden.org : spreekwoorden en gezegdes met 'brood'
ForumAalst Historiek

Geen opmerkingen:

Een reactie posten