vrijdag 1 oktober 2021

'Ne meiter es ne meiter' : Maten en gewichten

December 2019 : Een filmpje van een razende fietser die weigert om een vrachtwagen door te laten op een smalle baan, beroert op sociale media de gemoederen. De video werd online honderdduizenden keren bekeken, en velen vragen zich nog steeds af af waarom de man zo gefrustreerd reageerde. Op het filmpje valt te zien hoe de trucker zijn vrachtwagen al redelijk aan de kant gezet heeft, en aan zijn linkerzijde zowat tachtig centimeter ruimte laat voor de fietser. Zelf staat hij ook stil om de man veilig te laten passeren.

        “Je moet een meter plaats houden voor mij, jong”, is één van de reacties van de fietser.   
 
De man, de reactie en 'de meter' haalden dagenlang het nieuws ...

Een paar maand later spraken we niet meer over 1 meter maar over 1,5 meter. Inderdaad, Covid maakte zijn opwachting en de ‘veiligheidsperimeter’ werd vastgelegd op 1,5 meter.

Maar hoe zit het nu juist met maten en gewichten in Aalst
Want ja, ook wij hebben onze eigen woordenschat om hoeveelheden en afstanden uit te drukken. 


Hierbij een bloemlezing voor ‘as’t apeuprè’ (ongeveer) mag zijn, en voor ‘as’t zjust’ (nauwkeurig) moet zijn : 


Ver as’t apeuprè mag zen 

Een haufelken = een handvol  vb een haufelken roist, …


Een eir(t)fol = een hand vol, een arm vol vb een eirfol blommen, ...


Een titterken = een tikkeltje, een snuifje/ snufje, klein beetje vb een titterken zaat
Oeik : een tieterken, een titjen


E sjeripken = een klein beetje (komt van ‘tsjipken’ = een klein kuikentje, een mussenjong)   vb e sjeripken kees
Oeik : e greimelken, een broizelken, …


Ne kaffeleiper (e kaffeleiperken) = +/- 4,5 gram, vb e kaffeleiperken saroep ver de vallink


Ne soepleiper = +/- 20 gram, vb ne soepleiper soiker


Een kled = een kwak (komt van ‘klod’ – ‘klodder’) vb een kled majoneis op zen frit’n  
      

             
! Een klet = mannelijk geslachtsdeel, ook gebruikt als scheldnaam … Da’s een klet jong …
             ! Een klet (klets) = een slag : een klet in a fees

E kettelken = partje van een mandarijntje, een appelsien. vb tees zen kettelkes van e mandarinneken. 
Oeik : e sjeripken, e kawelken, e stiksken


Een poeinsje = een portie (een poensel was een groot biervat), vb een poeinsje groensjel, ...


Nen bedong = een grote portie, een bidon = waterbak   
Oeik : nen doesj 


Nen auker = een emmer
Oeik : nen iemer (te zing va wa kant van 't woter da ge zetj)


Nen doesj = koperen kookketel, vroeger om de was in te doen of om voedingswaren in te koken. Tegenwoordig wel eens gebruikt als grote bloempot


Een pintj = komt van een pint = een inhoudsmaat, die vroeger ook in Vlaanderen werd gebruikt vb voor het afmeten van melk. Een pint kwam overeen met ongeveer een halve liter. Tegenwoordig kennen we het woord enkel nog voor 'een biertje', hoewel je in het Verenigd Koninkrijk dus nog perfect 'a pint of water' kan bestellen.


Een pies = een stuk (komt van ‘une piece’) vb een pies pizza  



Ver as’t zjust moe zen 

Reeds van zodra er handel gedreven werd, was er ook sprake van maten en gewichten. In de oude tijden hadden deze eenheden meestal een natuurlijke naamgeving. 
Voor lengtematen ging dat dan meestal over het menselijke lichaam (duim, hand, handspan, onderarmlengte, stappen, voet, ...).

Nu nog steeds zijn de namen van de Engelse maten veelal verwijzingen naar delen van het menselijk lichaam.  Maar ook buiten het lichaam van de mens werden maateenheden bepaald, dit vooral om de onveranderlijkheid te kunnen garanderen. 

Een merkwaardig voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de Engelse yard (yd = 0,9144 meter).  
De exacte bepaling van de yard is: “de lengte van de slinger die, te Londen, bij een temperatuur van 620° Fahrenheit, in het luchtledige de seconde slaat” !!!

Eén van de vroegste maten voor gewicht  (en lengte) was trouwens de gerstekorrel. Deze gaf op zijn beurt zijn oorsprong aan de “grein” (het gewicht van één zaadkorrel uit het midden van een aar gerst).

Zo was 1 grein gelijk aan 1 gerstekorrel en stond gelijk met 64,8 milligram.
1 duim stond dan weer gelijk met 3 gerstekorrels op een rij wat 25,4 millimeter betekende.

Ook de tarwekorrel werd op eenzelfde manier gebruikt als referentie. Zo stond 20 grein gerstkorrels gelijk met 24 grein tarwekorrels. 

Elk volk maakte ook zijn eigen ijkmaten uit steen en metaal.
De Romeinse verhoudingen bleven lang geldig maar men had te lijden aan een gebrek aan ijkingstandaarden die verschilden van streek tot streek en dus werd gezocht naar andere oplossingen.

Het werd Karel De Grote die in 789 de “pile” invoerde voor gans het gebied 'Francië'. 
Deze 'pile' was een reeks geijkte gewichten, onder de vorm van koperen of tinnen bekers, die in elkaar pasten en dienden om munten met grote waarden te wegen met een balans.
De 'gouden standaard' werd opgeheven en Karel legde vast dat men uit een pond zilver overal exact 240 penningen moest kunnen slagen. Niet meer en niet minder, en overal hetzelfde.

Met het feodale tijdperk was het daarna weer echter ieder voor zich en pogingen om algemene standaarden in te voeren bleven mislukken.

De omschrijving van ‘een pond’ kon dus nogal eens verschillen van steek tot streek  … 
Voor wat betreft gewicht bijvoorbeeld was een pond in Gent 430 gram en in Amsterdam 494 gram.

Voor het ‘pond’ als betaalmiddel waren er tot 1690 in de Zuidelijke Nederlanden verschillende ponden in omloop: pond groten vlaamsch, pond parisis (Parijs pond), pond groten brabants, pond artois of gulden en pond tournois.
1 pond groten vlaams = 12 pond parisis = 1,5 pond brabants = 6 pond artois = 6 gulden = 7,5 pond tournois

Ook maten verschilden van streek tot streek en de aard van de inhoud zoals wijn, bier, melk etc… zowel in benaming als juiste inhoud.

Tot de Franse revolutie was er dus niet echt gelijkheid te bespeuren in het hanteren van allerlei maten. Dat veranderde pas in 1816. 
Men heeft dan de lokale gebruiken vervangen door gestandaardiseerde.

De oude maten die tijdens het  Ancien Regime (1790) ook in ‘Het Land van Aalst’ gebruikt werden :


Lengte- en oppervlaktematen

--- de streep = de dikte van een streep, 1/1000 van een el.

Een verouderde millimeter
De streep als eenheid wordt tegenwoordig nog wel gebruikt bij regenmeters. Eén streep regen staat daar gelijk aan 1 millimeter regen. Dat de streep hier nog wordt gebruikt, heeft waarschijnlijk daarmee te maken dat de op het maatbekerglas aangebrachte streepjes meer dan enkele millimeters van elkaar staan. Dit omdat de opening van de maatbeker klein is, terwijl 1 mm regen 1 liter water op 1 m² betekent.


--- 
de el = afgeleid van de lengte van de onderarm, de ellepijp. 


Men kon zo op een eenvoudige manier lengtes meten. De el werd lokaal in ieder belangrijk handelscentrum vastgesteld, waardoor er verschillen optraden

In Aalst was de grote el 71,9 cm 
De winkelel mat 63,9 cm 

--- de duim = was de lengtemaat die ongeveer gelijk stond aan de breedte (niet de lengte!) van het bovenste kootje van de duim bij een volwassen man. 


Bij de invoering van het metriek stelsel werd de duim gelijkgesteld aan een centimeter. Door een wet op 7 april 1869 werd de benaming ‘duim’ echter volledig afgeschaft.
De duim werd gelijkgesteld met, en komt tegenwoordig nog steeds overeen met, het Engelse inch (2,54 cm).
Geen duimbreed toegeven’ wil dus zeggen dat je niet moet rekenen op enige toegeving.

--- Palm =  een oude lengtemaat die afgeleid is van de breedte van de handpalm aan de binnenzijde (vier vingers). 


In de scheepvaart werd met behulp van deze maat de omvang van het masthout aangeduid.
Men kende de kleine palm, die ongeveer 3 cm was, en de grote palm, die ongeveer 9,6 cm was. Een vierkante palm was 1 dm². Een kubieke palm stond voor 1 dm³ ofwel 1 liter.

Bij de invoering van het Nederlandse metrieke stelsel in 1820 werd de palm gelijkgesteld aan tien centimeter. Met de Wet van 7 april 1869 werd de benaming palm afgeschaft en vervangen door de aanduiding decimeter.

--- Vadem = Afstand tussen de uiteinden van de rechter- en de linkerhand, wanneer men de armen zover mogelijk zijwaarts uitstrekte. 


Dit gaf een lengte van 6 voet of ongeveer 1,82 m.  

--- de voet = vroeger 0,2772 m ( 20 voeten = 1 roede = 5,444 meter)

de voet kan trouwens zowel als lengtemaat als als oppervlaktemaat gebruikt worden. 
Als lengte eenheid wordt deze in Angelsaksische landen nog vaak gebruikt. 
Vroeger verwees de lengtemaat logischerwijs naar de lengtemaat van de voet van een ‘gemiddelde’ mens. Gezien de grote verschillen geraakte deze (uiteraard) in onbruik door de invoering van het metrische stelsel. 


Als we tegenwoordig nog over een voet spreken, spreken we over 0,3048 meter, een getal dat in 1958 internationaal werd vastgelegd. 

De voet wordt nog gebruikt in de luchtvaart om de vlieghoogte aan te geven, en in de scheepvaart om de lengte van de schepen aan te duiden. Ook maten van containers worden in ‘voet’ aangegeven. 

Als oppervlaktemaat spreken we van een vierkante voet (square foot) voor een oppervlakte van 0,0929 m2 groot). 

De voet werd verder onderverdeeld in ‘duim’ en ‘halve duim’
een voet stond gelijk met 11 duimen (4 duimen was 1 palm)

1/3 voet werd een ‘sole’ genoemd
2 voeten was een stap en 5 voeten een schrede.

--- Een roede (of roe) = was een houten stok die een gerechtsambtenaar droeg als zinnebeeld van zijn gezag en ook gebruikte voor het meten.  

De Aalsterse roede was 5,54 meter (20 voeten van 27,72 cm) en gold als ijkstok voor de boeren in 'het Land van Aalst'
Deze is nog steeds terug te vinden op de binnenkoer van het oud stadhuis (Landhuis), waar achteraan aan de linkerkant (als je van de Grote Markt binnenkomt) nog steeds een lange stok aan de muur hangt : de roede.

300 roeden (of 3 lijnen ) vormden als oppervlaktemaat één gemet (4380 à 4544 m²). Een gemet was vaak een halve "morgen". Alléén in Kortrijk was één gemet 500 roeden (4428 m²). 
In Dendermonde en Aalst, waar men met "grote" roedes werkte, werd het gemet niet gebruikt. Daar kwamen honderd (grote) roedes overeen met een dagwand (ongeveer 3000 à 3500 vierkante meter)
Bij de invoering van het metrieke stelsel werd de roede gelijkgesteld aan tien meter. In 1937 werd de roede definitief afgeschaft.

    de vierkante roede = 0,00307456 ha 
    100 vierkante roeden = 1 dagwand; 
    325,25 vierkante roeden = 1 oude bunder (of ‘bonnier) = 1 ha
    400 vierkante roeden = 1 bunder (= 4 dagwanden); 
 
Een roede was ooit ook een inhoudsmaat voor turf. Een roede bevatte dan ongeveer 450 stuks.
1000 roeden vormden dan een Vlaamse Mijl.

Ook hier was veel verschil. Terwijl een Aalsterse roede dus 5,44 meter telde, was dit voor de Pruisisch-Rijnlandse slechts 3,766 meter.
Het verbranden van turf had een niet onaangename geur als gevolg, maar net zoals bij rokers, of gebruikers van eau de Cologne of andere producten mocht men hier echter niet in overdrijven. De geur drong snel door in kleding en kreeg dan wel een aparte 'bijgeur'. 

    Schertsend zei men dan ook wel eens dat ‘m ‘stinkt gelek zeiven roeden in de windj’.

--- Een dagwand = reeds door de Romeinen als landmaat gebruikt, besloeg de vrij onnauwkeurige oppervlakte van datgene wat op een dag met behulp van een os een een ploeg kon omgeploegd worden.  Een dagwand kon per regio verschillen van 3000 m2 tot 3500 m2.
In Aalst kennen we bijvoorbeeld nog de 'Negen Dagwand', gelegen aan Hof Somergem, die perfect verklaart hoe groot het gebied daar vroeger was. 

--- Een morgen = zoveel grond als tijdens een morgen kon geploegd worden. 

Een morgen = 1/4 bunder, 5 grootroeden, 100 raeproeden
Een morgen is vaak iets minder dan een hectare (10000 m²) groot. De precieze grootte is echter streekgebonden. Indien de roede 14 à 15 vierkante meter groot was, gingen er 600 roedes in een morgen. Indien men in de streek met grotere roedes van 32 à 33 vierkante meter werkte, gingen er 300 roedes in een morgen.

Met een morgen wordt een gebied aangeduid dat in een ochtend kon worden geploegd. 

Het is opvallend dat de dagwand (+/- 3300 m²), de Engelse acre (+/- 4000 m²), de Duitse Tagewerk (+/- 3000 m²) en de Franse jour (+/- 3300 m²) opvallend kleiner zijn dan de morgen, ook al verwijzen al deze maten naar de hoeveelheid land die in één dag door een boer met een ossenpaar bewerkt kon worden. Zou het dan toch zijn dat de Vlaamsche boeren het beter deden dan hun buitenlandse collega's?

--- Een gemet is een oppervlaktemaat. 

Voor het Graafschap Aalst gold dat het een gemet had van 3074,56 m2. 
Ter vergelijking : de Dendermondse heerlijkheid had een gemet van 3348,94 m2, burggraafschap Gent 4455,99 m2, Brugs gemet 4423,68 m2 enz

 
de inhoudsmaat voor vloeistoffen

--- 1 pint: = 0,6525 liter

--- 1 maatje had de inhoud van een huidige deciliter. 

--- 1 pot/kroes/mingel = ook kruik of kan 

        een cilindervormig of zich in het midden buikvormig verwijderd vaatwerk voor vloeistoffen. 
        2 pinten van 0,621 liter = 1,20 liter

--- 1 stoop / gelt = 2,6 liter (2 potten)

        deze naam wordt heel sporadisch nog wel eens gebruikt voor ‘een vaatje bier’. De aarden of                 metalen cilindervormige stoop (kruik) was voorzien van een oor. 
        De uitdrukking ‘op stopen trekken’ werd gebruikt voor iemand beetnemen of bedriegen. 

--- 1 anker = ongeveer 35 liter, of te wel 45 flessen
--- 1 aam = 150 liter (4 ankers)
= 60 stopen

(van het Franse aime en het Griekse amé = emmer). De aam was een houten vat van ongeveer 150 l voor wijn. Het was een oude vochtmaat van 4 ankers (= 44 flessen). De grootte wisselde volgens de streek en de vloeistof.  Later kreeg ook het vat waar de wijn inzat zelf de naam ‘aam’

--- 1 ton = 300 liter


het gewicht: 

--- 1 pond: = 0,43385 kilogram (wat gelijk was aan 16 ons)

--- 1 medicinaal pond = 0,374 kilogram (= onderverdeeld in 12 ons)
--- 1 ons = onderverdeeld in 8 drachma’s
--- 1 drachma = onderverdeeld in 3 scrupel

--- 1 scrupel = onderverdeeld in 20 grein

--- 1 grein

is een gewichtseenheid die overeen kwam met 1/5760ste deel van een medicinaal pond en dus overeenkwam met 65 milligram.
Als men je dus vertelt dat je ‘geen greintje verstand’ of ‘geen greintje fatsoen’ hebt, is dit zeker geen compliment.

--- 1 mud = ongeveer 70 kilogram
was een inhoudsmaat die betrekking had op vaste goederen (kolen aardappelen, …), maar ook op vloeistoffen en graangewassen. 
Als we vergelijken met het metriek stelsel lag dit tussen de 150 en 300 liter. 
De mud werd ook gebruikt als oppervlaktemaat. Het was dan gelijkgesteld aan de hoeveelheid grond die men met een mud zaad kon inzaaien  (variërend van 0,45 tot 0,48 hectare)

--- de korenmaat: 1 sister of sétere : (29,814 liter)
                        8 sisters = 1 mud

--- 1 zak = 3 veertels = 12 vaten = 36 quarts

--- de havermaat: 1 sister : 32,524 liter

In onze kasselrij werden schijnbaar verschillende graanmaten gebruikt, voor graan tussen 107 en 123 l en voor zakken haver van 161,2 l.
Hele grote hoeveelheden graan werden vaak gemeten met de maat last. Dit was overal gelijk, namelijk 3000 liter

--- Lood is een, thans niet meer gebruikte, gewichtsmaat verondersteld 1/32 van een traditioneel pond (massa) te hebben gewogen. Het lood werd afgeschaft bij de invoering van het decimale stelsel. 
Het begrip komt nu alleen nog voor in het oud Nederlandse spreekwoord: Vrienden in de nood, honderd in een lood. Een lood was dus ongeveer 15 gram maar werd na invoering van het decimale stelsel in 1816 soms ook gebruikt voor 10 gram. Brood werd soms verkocht als stuiversbrood., dat wil zeggen kostte altijd een stuiver. Per week werd dan afhankelijk van de prijs van het graan bepaald hoe zwaar dat stuiversbrood moest zijn. 29 februari 1596 werd een stuiver witbrood gezet op 20 lood, dus ongeveer 3 ons.


munten

--- 1 pond (livre) = 240 schellingen (deniers)
= 20 schellingen (sous)

De “pond” is als gewicht en als muntbenaming in gebruik sinds de Romeinse tijd (1 pundus = 1 libra, vandaar de afkorting £)
Hoewel een pond tegenwoordig 500 gram is, was dit vroeger dus wel degelijk 1 kilogram.

--- 1 schelling = 12 penningen

--- 1 gulden (florin) = 20 stuivers (patards)

Na de Franse revolutie (1792) kwam de frank in omloop. Voor de omrekening moet men gebruik maken van het metaalgewicht.
1 Belgische of Franse frank = 4,5g zilver = 1 pond tournois = 0,55125 gulden = 0,4725 Nederlandse gulden

Het metrisch systeem of metriek stelsel werd door de Fransen geproclameerd in 1799 en berust op de aarde en water. De meter werd gedefinieerd als één veertig miljoenste van de omtrek van de aarde gemeten over de polen, hetgeen heel wat metingen nodig had om hem te bepalen. 
Eén liter water had een massa van 1 kilogram en een volume van één kubieke decimeter.

De “standaardmeter” werd in 1799 gemaakt en ligt opgeslagen in Frankrijk. Aan deze meter werden tot 1983 alle meters ter wereld geijkt. Tegenwoordig worden ze geijkt met behulp van de bekende lichtsnelheid.

Het stelsel gebruikt veelvouden van 10 in tegenstelling tot vroegere stelsels.
We spreken vanaf nu dus over deci, deca, milli, kilo enzovoort.

Misschien eerst wat Latijn, handig voor het begrijpen van alle metrische maten :

milli = 0,001 (1 duizendste)
centi = 0,01 (1 honderdste)
deci = 0,1 (1 tiende)
1 = 1
Deca = 10
Hecta = 100
Kilo = 1000

Het systeem werd door Willem I op 21 augustus 1816 in de Nederlanden bij wet ingevoerd.

Hieronder volgt een overzicht van de maten die in België tenminste tot 1830 gebruikt werden :

maat metrieke maat

pond 1 kilogram (!)
ons         100 gram
lood         10 gram
wichtje 1 gram
korrel 0.1 gram

mijl         1 kilometer
roede 10 meter
el         1 meter
palm 1 decimeter
duim 1 centimeter
streep 1 millimeter

bunder 1 hectare
roede 1 are
el         1 centiare

mud         100 liter (droge waar)
vat         100 liter (natte waar)
schepel 10 liter (droge waar)
kop         1 liter (droge waar)
kan         1 liter (natte waar)
maatje 1 deciliter
vingerhoud 1 centiliter
wisse 1 m2

In 1875 werd het Internationaal Eenheden Systeem (SI-systeem,  afkorting van Système International d'Unités) overeengekomen in Parijs en de standaard wordt beheerd door het Bureau International des Poids et Mesures te Sèvres, Frankrijk. Er zijn regelmatig bijwerkingen.  De overeenkomst is onderschreven door 48 landen.

Misschien verwonderlijk is dat een ‘are’ volgens dit system eigenlijk niet meer mag gebruikt worden. Een are wordt in de landmeetkunde gebruikt om de oppervlakte van een landbouwgrond, bosgrond of bouwgrond weer te geven. 
Een are omvat een gebied van 10 x 10 m (ofte 100 m2). 
Sedert de invoering van het Systeme International geldt dat enkel nog ‘vierkante meter’ mag gebruikt worden. 

In de imperiaal en US stelsels worden lengtematen uitgedrukt in inches, yards, en miles, gewichten in ounces en ponds, inhoud in pints en gallons. 
Beide stelsel zijn gebaseerd op de maten die de Britten tot 19de eeuw gebruikten in het Verenigd Koninkrijk en haar (voormalige) kolonies. 
Omdat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk in de 19de eeuw en later apart de maten per wet standaardiseerden verschillen ze van elkaar, de meeste lengte en gewichtsmaten verschillen weinig, maar de inhoudsmaten verschillen veel.

Ook in Nederland en België werd voor de invoering van het metrieke stelsel gebruik gemaakt van deze maateenheden. 
De Duim was een “Inch” en de Voet een “Foot”. 

De "mijlpaal", het “pondje kaas”, het “onsje meer” en natuurlijk die het "koude pintje” zijn nog levendige herinneringen aan die tijd

Hoewel de metrische maten ook in het Verenigd Koninkrijk doorgevoerd werden, gebruikt men langs de weg nog steeds mijlen, zowel voor de afstanden tussen steden en het aangeven van de snelheid in 'mijlen per uur'. 
Het afscheuren van de Europese Gemeenschap in 2020 zal daar zeker niets aan veranderen, en dus lijkt het heel waarschijnlijk dat men hier voor eeuwig (?) de mijl zal blijven gebruiken.

Bij de 'geburen' in eiremonne komt 1,5 meter trouwens blijkbaar overeen met '1 peirt' ... (gezien tijdens de Covid-pandemie in 2020)




Bronnen :

Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg (P.Vandewalle, Gent 1984)
Mijnplatteland.com
Metrologisch Vademecum voor Vlaanderen, Brugge, 2003, J.Mertens-P.Vandewalle
oudegewichtjes.nl
dictionnaire.sensagent.leparisien.fr
ewnd.ivdnt.org
Vlaamswoordenboek.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten