woensdag 25 november 2020

Ciné Aalst - Zaal Concordia - Cinema Palace

Aalst was vroeger een stad met enorm veel cinema's. Op een bepaald ogenblik telde de stad er zelfs meer dan 15! 
Door de jaren heen bleven enken het Feestpaleis en De Palace over. 
In DIT artikel is meer te lezen over het Feestpaleis.

De twee overblijvers smolten later trouwens samen tot 'Ciné Aalst'.
In dit artikel gaat het over De Palace.


De tot op heden nog bestaande Cinema Palace in de Bert Van Hoorinckstraat (de vroegere Schoolstraat) behoorde toe aan de familie Wouters, en was met zijn twaalfhonderd zitplaatsen de grootste van Aalst. 

De bouwaanvraag voor een herberg en concertzaal in de Schoolstraat dateert reeds van 12 januari 1888 en werd aangevraagd door een zekere August Van Der Schueren.

Eerst vestigde zich daar de zaal  ‘Concordia’, een feestzaal voor lieden 'van Liberale strekking'. 
In dit gebouw bevond de zaal zich in de lengte langs de straat. 

In 1921 werd de zaal verkocht aan J.H. Wouters en werd het gebouw heringericht om als cinema te kunnen gebruiken
De baksteenbouw rechts op de foto werd later vervangen door de huidige ingang.


Bij de overname werd de zaal heringericht in de diepte, met een nooduitgang in de Duivekeetstraat. 
Hier een afbeelding van hoe het er toen in de zaal uitzag.


De cinema vormde oorspronkelijk reeds één geheel met de naastliggende nachtrestaurant Palace, waar men dus na de filmvoorstelling ook steeds terecht kon voor een hapje en een drankje. 
Er was een rechtstreekse verbinding tussen de beide gebouwen, zodat men niet steeds langs de straat diende binnen en buiten te gaan.

In de jaren' 50 werd deze tussenruimte de plaats waar men, tegen betaling, ook zijn fiets kon plaatsen. Tussen de ingangshal en de benedenzaal, kwam men via flapdeuren in een rookruimte terecht. Hier bevond zich links de oude toegang tot het café en rechts de deur naar de toiletten in de kelder. 
Ook op de bovenverdieping was er een rookruimte voorzien. Daar was ook de toegang tot de projectiekamer en de privévertrekken van de eigenaars.

Om een belangrijke film (een zogenaamde 'A film') te kunnen huren was men verplicht er een aantal B of C filmen bij te nemen. 
Hoe vlugger men een A film wou vertonen, hoe hoger de huur was en hoe meer filmen men er moest bijnemen. Dit was de reden waarom de grootsteden vroeger altijd de eersten waren om een ‘grote’ film te kunnen laten zien. Zij hadden namelijk voldoende kleine zalen waar de B en C films konden afgespeeld worden. 

In Aalst losten de twee groten (Palace en Feestpaleis) dit op door in hun kleinere zaal twee filmen per week te draaien, van vrijdag tot en met maandag een cowboy- of oorlogsfilm voor de jeugd en de andere dagen dan het iets meer "pikante" genre. 

Eens binnen was er de wachthal met aan beide zijden de monumentale zwart marmeren trappen naar de balkon. 
De hall was altijd mooi opgesmukt met foto's van populaire filmsterren en filmaffiches.

Boven gekomen, bevond zich, opnieuw achter een rij flapdeuren, de rookruimte met aan aan beide zijden ook de toegangen naar de grote zaal. Die had een capaciteit van maar liefst duizend zitplaatsen, die werden ingedeeld in drie prijsklassen 

Er waren vijfendertig rijen met houten zetels, waarvan de eerste tien aan tien frank en de rest aan twaalf frank. 


Dan was er een smeedijzeren balustrade waarachter zich de clubs bevonden, vijftien rijen rood fluwelenzetels aan achttien frank.  De balkon afdeling was even groot als de clubs en daar kon men plaats nemen aan twintig frank. 

In de week waren er vertoningen om half vijf, om half zeven en om half negen, en op zondag was er een matineevoorstelling om half twee. Men kon toen, eens men binnen was, blijven tot de sluiting van de zaal en men kon dus genieten van meerdere voorstellingen, met uitzondering van de topfilms. 

Zoals in de meeste filmzalen in die tijd was er ook altijd een filmjournaal.
Dergelijk filmjournaal of bioscoopjournaal was een gefilmd actualiteitenoverzicht dat vóór het massale bezit van televisie regelmatig (bijvoorbeeld eens per week) werd vertoond in openbare gelegenheden … zoals in de cinema’s bijvoorbeeld.
Het ging steeds over reportages van 2 à 3 minuten per onderwerp. Al ser een geluidsfilm gespeeld werd, waren de beelden vaak  ook voorzien van commentaar en begeleidende muziek. 

Tot eind van de jaren vijftig was de gouden tijd van de cinema met filmen zoals: 
"Gone with the wind" en "Singing in the rain", maar vooral vanaf  1953 met de cinemascoop en de spektakelfilms zoals:"Ben-Hur", "Cleopatra", "De langste dag", enzovoort. 

Iedere dag en elke vertoning was het aanschuiven geblazen op straat. Het volk stond op sommige momenten zelfs tot aan de hoek drie huizen verder, en dit was vaak meteen ook de reden om een film langer dan één week te spelen. 

Tijdens de pauzes werden er honderden frisco’s verkocht ... ‘me notjes’ of ‘me zonder notjes’, en ‘me chokolat’ of ‘me zonder chocolat’, …  (ik vond die me chocolat het beste, nu nog trouwens ...)

De matineevoorstellingen op zondag waren een waar succes, vooral tijdens de regendagen en/of bij gebrek aan creativiteit bij de Scoutch, de Chiro of andere jeugdbewegingen. 
De jeugd was dan massaal op de been, met hele groepen, en ze namen de hele zaal in, netjes ingedeeld per leeftijd. 
Vooraan zaten de jongste (vanaf 7 jaar). Op de middenplaatsen de jonge tieners, en daarachter ‘de ouderen’ met in de clubs en op de balkon de jeugd op vrijerstoer. 
Afspraak voor die laatste categorie vond plaats aan de kassa of in de zaal, naargelang de financiële toestand van de vrijer. Immers, afspreken aan de kassa kon het risico inhouden dat je ook het kaartje voor de geliefde moest kopen. 

In de week waren er alle lagen van de bevolking aanwezig. 

Meestal zaten vooraan de schippersfamilies, die kwamen lossen en laden aan de vele fabrieken langs de Dender. Dat net zij vooraan zaten kwam doordat er dikwijls een voorlezer aanwezig was, die voor de ongeletterden luidop de ondertitels las. Iets wat vandaag de dag natuurlijk onvoorstelbaar is. 
In de winter kregen ze gezelschap van de armen uit de buurt die zich een ganse avond kwamen warmen, en die men dikwijls na de laatste vertoning moest wakker maken en naar buiten loodsen. 

Het midden werd bezet door de iets beter begoeden of mensen die door hun zwakke ogen niet te ver van het scherm mochten zitten. 

De clubs achteraan waren uiteraard bestemd voor de betere klasse. Zij konden in de gemakkelijke zetels genieten van het totaalbeeld van het doek, en moesten geen rek- en strekoefeningen uitvoeren om alles gezien te hebben.

Het balkon dan. Dat werd meestal ingepalmd voor jonge mensen of geheime afspraakjes. Vooral deze laatste vormden in de week een deel van de ‘speciale’ klanten. Binnenkomen deden ze altijd alleen en nooit tijdens de pauze. 
Na hun plaats aanwijzing en gewenning aan de duisternis zochten ze mekaar op en verdwenen naar de achterste rijen om nog voor de pauze terug de hun aangewezen plaatsen in te nemen. 


In de jaren '60 was er een fietsenberging in de Duivekeetstraat, links naast frituur Arthur. 
Op de eerste verdieping lagen toen tonnen papier opgeslagen waaronder zeer oude boeken en documenten, en op de tweede verdieping bevond zich het scoutslokaal van St. Joris

Wanneer men er nu even over nadenkt ... een zeer gevaarlijke situatie. Alles was in hout, er lagen tonnen papier, er was een jeugdlokaal en als klap op de vuurpijl was er enkel een smalle steile trap als enige uitgang. Tegenwoordig onverantwoord en ondenkbaar ... in die tijd echter enkel onverantwoord, maar wel algemeen geaccepteerd als ‘normaal’...

Met de komst van de TV verminderden de weekbezoeken en moest men stilaan de vertoning van half vijf weglaten. Meer en meer mensen kochten een auto, waardoor de echte cinefielen naar ‘de grote cinema’s in Gent of Brussel’ gingen. Zij hadden daar toen een grotere en recentere keuze. 

In het begin van de jaren 80 werden de twee grote zalen omgebouwd naar meerdere kleine zaaltjes. 

Van nieuwe films waren er direct verschillende kopijen beschikbaar, zodat die even vlug in Aalst gespeeld werden als in de grootsteden en door af te stappen van het huursysteem en over te gaan op het ontvangen van een vooraf bepaald percentage van de opbrengst namen de uitbaters minder risico's. 

Het is vooral door het plots overlijden van zijn oudste zoon, die normaal de cinema ging verder openhouden, dat Walter Wouters in 1999 beslist heeft om de zaak over te laten aan de familie Staels van 'het Feestpaleis'. Vanaf dat jaar gaan de beide cinema’s dan ook verder onder de gezamelijke naam 'Ciné Aalst'.

Over deze voortzetting is HIER meer te lezen.

In het aanpalende nachtrestaurant  'Palace Club', dat sedert 1976 een gevestigde waarde was in Aalst, kon men na de film nog nagenieten bij een hapje en een drankje. Gezien het het enige nachtrestaurant was in Aalst konden ze natuurlijk op veel succes rekenen. Ook de ligging was niet mis : naast cinema Palace, op ca 300 meter van de Grote Markt, op ca 150 meter van het Feestpaleis en op amper 200 m van de parking in de Ridderstraat. 
In 2018 werd echter bekendgemaakt dat de Palace Club te koop stond. De uitbaters stopten ermee en er werd niet gezocht naar overnemers.

In 2015 was er sprake van dat zowel het Feestpaleis als Palace onderdak zouden vinden in een nieuw gebouw. Het idee om een bioscoopcomplex aan te leggen, werd echter van de kaart geveegd, en beide cinema’s blijven dus (voorlopig?) bestaan op hun origínele locatie. 

In 2020 begon het allemaal veelbelovend.
Tijdens het  weekend van 7-8 maart ging de film 'Vlaamse Flikken' in première gegaan in De Palace. De film werd grotendeels ook gefilmd in Aalst door een erg jonge regisseur. 
Gilles De Keyser was 15 jaar toen hij samen met zijn vrienden aan het hoofdstuk ‘film’ begon. Drie jaar later was hij klaar. De jonge regisseur kon rekenen op zo'n zeven beroepsacteurs om verschillende gastrollen te vertolken. De opbrengst van de film ging integraal naar ‘het goede doel’, met name ‘de kinderafdeling van het ASZ in Aalst’.

Even later ging het plots echter allemaal veel minder goed en teisterde de coronacrisis ook de filmindustrie. Filmzalen dienden voor een tijdje hun deuren te sluiten, zodat er natuurlijk ook geen inkomsten waren. 
De uitbaters van Ciné Aalst (dus zowel het Feestpaleis en Cinema Palace) bleven echter niet bij de pakken zitten en zagen deze ‘pauze’ als de ideale gelegenheid om beide gebouwen in een nieuw jasje te steken. 

Hier nog een foto van De Palace 'toen'.  
'Toen' is 1922.
Als je vergelijkt met de foto helemaal aan het begin van dit artikel, is te zien dat er ook aan de buitenkant heel wat veranderingen gebeurd zijn ...




Bronnen:

palaceclub.be
cine-aalst.be
cinebel.dhnet.be
De Voorpost 26/10/1979
tvoost.be 8/3/2020
foto Palace 1922 via MadeInAalst 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.