maandag 8 juni 2020

Jos Ghysens (+ 2020)


Het is allemaal misschien wat in stilte gepasseerd omwille van corona en racisme in het nieuws, maar onlangs overleed Jos Ghysens, één van de mensen die ons Aalst leerde kennen vanuit de geschiedenis. Wie boeken bezit over Aalst, of eens naar de bibliotheek gaat en de kaften bekijkt, zal met heel veel waarschijnlijkheid ook wel al één of meerdere uitgaves van deze man tegenkomen.

Jos Ghysens (niet te verwarren met de ondertussen ook overleden programmamaker Jos Ghysen!) was een Aalsters amateur-historicus / geschiedschrijver en publiceerde een oneindig lijkend aantal boeken over of in verband met de geschiedenis van de stad Aalst. Jos is afkomstig uit Erembodegem waar hij op 23 november 1929 het levenslicht zag.

Hij is afkomstig van de wijk Ronsevaal en volgde er de plaatselijke gemeenteschool. Daarna ging hij naar het Sint Jozefscollege van Aalst. Van Aalst geraakte hij in Brussel en volgde de moderne humaniora en de handelsafdeling in 'Saint Louis'. 

We mogen hem eigenlijk gerust de ‘moderne Petrus Van Nuffel’ noemen, gezien hij naast deze kroniekschrijver zeker één van de productiefste individuele onderzoekers van de stad was.
Heel zijn leven lang maakte hij werk van de geschiedenis van Aalst.

Reeds als kind zat de geschiedenis er 'ingebakken'. Hij snuffelde steeds naar oude stukken en herinneringen in zijn kennissen- en familiekring. 
Gezien hij school gelopen had in Aalst, en daarenboven nog een echt 'Oilsjtenesken' huwde, kreeg hij steeds meer en meer contact met de kermissen, processies, carnaval, de brandweer, enzovoort. 
Door het uitpluizen van verschillende boeken en kranten maakte hij ook kennis met oude plannen en groeide de kennis van de streek zienderogen.
Wat hij las, wou hij ook steeds bevestigd zien, en dus stak hij vaak zijn licht op bij de archieven.
Zijn interesse en speurwerk bleven niet onopgemerkt, en op zeker ogenblik daagde een 'Hollands' uitgever op om 'Aalst in oude prentkaarten' klaar te maken. Bij de eeuwwisseling waren deze prentkaarten een echte rage, en die rage flakkerde opnieuw op in de jaren '60. Ook Jos beschikte over een imposante verzameling met enkele hele waardevolle stuks. 

Zijn levenswerk begon dus eigenlijk in 1971 toen ‘Aalst in oude prentkaarten’ werd uitgebracht.


Dit boekje toonde een mooie selectie van oude postkaarten uit Aalst die werden gedrukt tussen 1898 en 1914 en schetste dus een interessant beeld van hoe onze stadsgenoten in die tijd leefden. Aan de hand van de getoonde kledij, de toestand van de straten, de beelden van transport en handel, van spelende kinderen, … konden de jongeren dus kennis maken met de tijd van ‘metjen en petjen’ en konden de ouderen herinneringen ophalen van hoe het toen was.

Het succes was enorm en reeds het jaar daarop verschenen zowel 'Erembodegem ...' en 'De Faluintjes in oude prentkaarten'. 

Nog in 1972 komt 'Aalst tussen beide wereldoorlogen' uit en in 1973 verscheen het boek “Aalst 1940-1945. Een stad onder Duitse Bezetting”.

Gezien deze uitgave sterk gebonden was aan een bepaald aantal pagina’s en er zoveel te vertellen was over deze donkere periode ontstond natuurlijk ook de lichte druk om aanvullende publicaties te blijven leveren. Iets wat hij samen met Jacques De Vos dan ook heel graag deed.
De serie werd werkelijk een fenomenaal werk. Echt álles wat in Aalst tijdens die beruchte eerste meidagen is gebeurd heeft hij nauwkeurig opgetekend en beschreven.


Historiegetrouw en heel nuchter bespreekt hij de situatie vanaf 10 mei, de dag van de Duitse inval, alsof je er zelf bij was. Het werd een realistisch maar toch sereen gehouden werk waarin hij de relatie tussen de geschiedenis en de moderne gemeenschappen wil onderzoeken. 

Heel pittig schrijft hij over het Duitse artillerievuur en het bombardement op de stad, over de vlucht van de inwoners, de angst en de obsessie voor parachutes, over de vijfde kolonne, de vlucht van de weerbare mannen naar Frankrijk, de Britse achterhoedegevechten van 18 mei, over de plunderingen in de stad door zowel burgers als militairen, de bezetting der stad door de Duitsers op 19 mei, de doortocht van Koning Leopold I naar gevangenschap te Laken op 30 mei, de bevoorrading van de stad, de krijgsgevangenen en de slachtoffers, over het Rode-Kruis, de vrijwillige arbeiders naar Duitsland, de arbeidsdienst en ga zo maar voort.

Al deze beschrijvingen werden voor de vele Aalstenaars die de donkere meidagen 1940 zelf beleefd hadden, visueel trouwens nog intenser gemaakt door de reeks aangrijpende foto’s die de teksten vergezelden.
Waar het boek voor de ouderen dus vooral een herinnering was, was het voor de jongere generatie eigenlijk een soort van waarschuwing om het nooit meer zo ver te laten komen.

In 1974 verscheen het boekje 'kent U ze nog, de Aalstenaars?'
Het werd een soort van familiealbum van de Aalsterse bevolking tussen de jaren 1880 en 170. 
Het boekje bevatte 79 foto's en bijpassende teksten die de levenswijze van alle klassen van de bevolking van het het 'stadje aan de Dender', zoals hij zelf onze stad omschreef, illustreerden. 
Veel stadsgenoten verleenden hun medewerking. Natuurlijk ook de ouderen die de eeuwwisseling zelf meegemaakt hadden en konden berichten over de tijd zonder radio of TV, zonder gas of elektriciteit, zonder stemrecht, acht urenwerkdag, kinderarbeid enzovoort.
De foto's toonden een lerarenkorps, jezuïeten, stadsgenoten op een vrolijke picknick, toneelliefhebbers, historische stoeten, ... en waren opnieuw een schat voor de geschiedenisliefhebbers.

Jos werd stichter en secretaris van ‘het Genootschap voor Aalsterse Geschiedenis’ waar veel gelijkgestemden actief waren en hun ervaringen en vondsten konden delen. Het werd een platform voor de liefhebbers van de geschiedenis van onze stad en mocht van in het begin reeds op heel veel bijval rekenen. Het genootschap ontstond in 1976 wanneer initiatiefnemer Jos samen met bestuursleden Hendrik Strypens (voorzitter) en Guido Saey (penningmeester) hun activiteiten opstarten. Het genootschap was financieel volledig onafhankelijk en stond open voor alle jonge Aalsterse historici. Enkele van hun initiatieven waren het herdrukken van de werken van Petrus Van Nuffel, de folkloristische kalender van Groot Aalst, en het opmaken van het grootste standaardwerk in wording over de geschiedenis van Groot Aalst met daarin een inventarisatie van de straten en gebouwen. Dat zou een werk in tien delen worden. 

De genootschap werd een groot succes en de immer bescheiden Jos werd daarop gekozen tot ‘verdienstelijkste Aalstenaar van 1978’

Stefaan Vinck, de grondlegger van het Documentatiecentrum Aalst Karnaval (DAK) wou in de zomer van 1984 het boek 'Aalst Karnaval' van Jos Ghysens en Karel Baert opnieuw laten drukken wegens het groot historisch belang en de schat aan informatie over het karnaval. 

Daarenboven bleek het boek één van de traditionele hulpmiddelen te zijn bij de karnavalskwis.
Het was echter uitverkocht en nergens meer te vinden.
Een herdruk bleek niet mogelijk te zijn maar men bleef wel dromen van een informatief documentatiecentrum voor Aalst carnaval, temeer omdat Simon D'Hondt van de prinsencaemere tijdens een kwistornooi had aangekondigd dat het werk opnieuw op de markt zou komen.
Er moest dus wel iets gebeuren. 

In 1985 werd dan, samen met Antoine Van der Heyden en Cyriel Temmerman, DAK opgericht. Deze mensen verzamelen een schat aan foto's tijdens de carnavalsstoeten en maken zich sterk dat men op die manier de geschiedenis van het carnaval niet meer zou laten verloren gaan. Zeg nu zelf, de beste herinneringen zitten toch steeds vervat in een foto of een dia nietwaar?
Het boek zelf kwam tot stand na een ideetje in 1974. Het was Frans Wauters die op een mooie zomerdag in 1974 met het idee kwam opdraven om een Aalsters carnavalsboek uit te geven. 
Karel Baert, Jos Ghysens en Fons Singelijn waren allemaal 'mee' en zagen het zeker zitten om zo iets moois te verwezenlijken. 
Ze kregen meteen de nodige steun van burgemeester De Bisschop, de stadssecretaris, het carnavalsverbond en een massa aan documentatie werd ter beschikking gesteld.
Midden december 1985 was het dan zo ver. De uitgave van  het eerste 'DAK-carnavalsboek'.

Vooral zijn actie tot behoud van de straatnamen in Groot-Aalst was de ‘trigger’ om hem de eer toe te kennen van 'verdienstelijkst Aalstenaar '78'. Eén van zijn bekendste boeken werd in de nasleep van dit feit dan ook ‘de geschiedenis der straten van Aalst’ (1987), waar hij trouwens ook meteen het Aalsterse dialect een ereplaatsje gaf.


Het werd een zeer lijvig boek, meer dan 450 bladzijden, gebonden in linnenband en beschermd door een stofwikkel. De meer dan 500 foto's die het geheel illustreerden waren voor velen een geheugensteuntje bij de teksten.
Heel veel werd besproken : stadswijken, buurten, buurtwegen, verkeerswegen (netjes onderverdeeld in spoor, water en land), monumenten, gebouwen, stadspompen, telefoon, en ga zo maar door.
Dat Jos zich goed geïnformeerd had alvorens dit boek te schrijven, is duidelijk merkbaar aan de appendix met bronnen en bibliografie, het register en maar liefst 2090 voetnoten.
Eigenlijk mag men dit werk gerust beschouwen als een eigentijdse encyclopedie, een historisch woordenboek en tevens het enige volledige inventaris van de Aalsterse straten.

Wat Jos vooral typeerde waren zijn korte zinnen met steeds goedgekozen woorden en woordspelingen. Zijn taalpalet bleek onuitputtelijk. 

In 1991 verscheen ‘Aalst op zen Oilsjters’ dat hij samen met Frans Wauters, ook al zo’n woordkunstenaar, schreef. Het werd een boek over de diepere ondergrond van de gedragingen van de Aalsterse 'man uit de straat' in de loop der tijden.
Het boek handelt over de alledaagse wereld van de middelgrote stad in Vlaanderen, ergens aan de grens met Brabant. Het werd een afschildering van de mens en de volkstaal met platte gezegden en gewaagde uitdrukkingen. De behandelde periode is 1890-1990.
Jos benadrukt dat dit geen 'Oilsjters diksoneir' is maar dat het dialect wel de leidraad vormt in zijn werk. 
Het werd geen 'braaf' boek. Op sommige momenten werd het zelfs bijzonder 'cru', maar dat kan ook niet anders als je over 'Aalstenaars' schrijft, merkte Frans Wauters fijntjes op.
Het boek behandelt de Aalstenaar, zijn taal, uiterlijk, karakter, kledij en voeding, puberteit, vrijen, perversiteiten, bordelen, volksdevotie, feesten en spelen, plagen en dood.
Ook ging er aandacht naar spot- en bijnamen en een Aalsters vocabularium en gezegden sloten het geheel netjes af.

In 1996 volgde ‘De Aalsterse brandweer’, waarin hij de geschiedenis van het huidige brandweerkorps uit de boeken doet.


Ook ‘Aalst in Vlaanderen’ is van zijn hand. Hij kreeg hiervoor de hulp van Guido Saey en Freddy Caudron. Het eerste deel verscheen in 2015 en behandelde de periode van circa 800 tot 1700.
Het tweede deel besprak de geschiedenis van 1700 tot ongeveer 1909.

Honderden illustraties gaven de boeken een speciaal ‘cachet’ en werkelijk alle mogelijke onderwerpen werden besproken. De regeringen, de heerlijkheden, de middeleeuwse stad, voeding, verzorging, school, parochie, kloosters, molens, feesten, folklore, land- en tuinbouw, … alles passeerde de revue.
Ook een wandeling met zes gedichten van Aleidis Dierick over de schoonheid van de stad zit vervat in het boek.

In zijn in 2002 verschenen boek 'Aalst de jaren 1920-'40' schetst hij in maar liefst twintig hoofdstukken de geschiedenis van de vooroorlogse samenleving van onze Vlaamse provinciestad.

In het boek krijgen lokale organisaties en verenigingen alle aandacht en worden ook de belangrijkste economische ontwikkelingen van die jaren belicht.
Het ongenoegen, de angst en de opstandigheid hangen dan ook bijna constant in de lucht. De economische crisis en de werkloosheid, de sociale onrust en het straatgeweld typeerden dan ook deze periode, en het boek is dan ook eigenlijk ontstaan uit een verlangen om een fantastisch, begrenzende tijd te laten herleven.


De jaren ’30 waren zijn eigen kinderjaren en hij brengt als het ware een gemeenschap in herinnering die met het uitbreken van de oorlog voorgoed verloren ging. De periode tussen de twee oorlogen was een onontgonnen veld. Er waren weinig betrouwbare bronnen te vinden wegens de vaak heersende censuur. De toenmalige krantenberichten bleken de beste bron te zijn, maar directe bronnen ontbraken vaak.
Ook de kranten berichtten vaak ‘van horen zeggen’ en waren daarom niet altijd betrouwbaar.
Facebook, Instagram en Twitter ..., daar was natuurlijk nog helemaal geen sprake van …

Dat is dan meteen ook de reden waarom de ene fase rijker gestoffeerd dan de andere, de auteur moest immers rekening houden met de beperktheid van het informatiemateriaal.

Het boek eindigt wanneer de oorlog begint. De vier jaren die daarop volgen werden al in de eerder geschreven oorlogskronieken vastgelegd.
Aalst de jaren 1920-'40' was het 31ste boek van Jos.

Dat Jos bezeten was door de geschiedenis van ‘zijn’ (en ‘onze’) stad mag een understatement zijn.
Zijn medewerking aan talrijke publicaties en tentoonstellingen bewijzen dat uitvoerig.

“Als je al zo lang met geschiedenis bezig bent, vereenvoudigt dit het opzoekingswerk. Het is gemakkelijker om dingen te kunnen plaatsen in de juiste context en ook linken leggen tussen verschillende gebeurtenissen wordt veel gemakkelijker” waren enkele gevleugelde woorden van hem.

Het is reeds gezegd, Jos laat ons een schat aan informatieve boeken na ... Een opsomming is onbegonnen werk, want steeds duikt er toch nog iets op wat 'verloren' leek te zijn.
Hierbij enkele van zijn meesterwerken : 

- Aalst, 1830
- Aalst, zomer 1940
- Aalst, 1940-44, een stad onder Duitse bezetting. Een boek waaruit mag blijken dat, oorlog of geen oorlog, het leven gaat toch steeds door. Niet enkel een boek over de oorlogsgruwelen dus, maar ook met andere tijdsdocumenten dewelke het dagelijkse leven beschreven.
- Heiligenverering te Aalst
- Herbergen en verenigingen te Aalst
- Industrie, handel en merknamen Aalst 1840-1940
- Het Aalsterse volksleven - Deze uitgave bestond uit 3 delen : 
    - het Markt en straatlied 1860-1950. 
    - De hedendaagse liedjeszangers 1950-1980
    - Het Aalsters verenigingsleven 1860-1980...
De drie delen samen omvatten een indrukwekkend aantal liedjesteksten, roepen van marktkramers, aftelrijmpjes en schetst de wereld van de marktzangers en hun wereld. 
In dit opnieuw historisch waardevolle boek, beschrijft Jos het Aalsterse volksleven via liedjesteksten en verhalen over het wel en wee van onze provinciestad. Het Aalsterse volksleven volledig omschrijven is quasi onmogelijk, daarvoor is onze cultuur veel te rijk. Het boek bevat dus een deel, maar wel een boeiend deel, van het cultuurleven in de 19e-20e eeuw.

Jos werd ook een belangrijke bron bij de opzoekingen van Jan Louies, ook al een echte 'Aalst-kenner' en auteur van onder andere de 'Oilsjtersen Diksjoneir'. Met zijn naslagwerken, en met tal van persoonlijke tips zette Jos Jan op weg om een boek te schrijven over de wijk 'de Kat' ...

Jos Ghysens, de man die van zijn hobby zijn levenswerk kon maken, ondertussen weduwnaar van Marie-Thérèse Baten, is op 90-jarige leeftijd overleden op 26 mei in het WZC De Mouterij.
Zijn uitvaart was op 30 mei 2020 in familiekring in de Sint-Martinuskerk.


Bronnen :

dbnl.org
deslegte.com
De Voorpost 2/1/1974 - 15/11-1974 - 21/11/1975 - 3/12/1976 - 10/3/1978 - 22/9/1978
De Voorpost 6/12/1991 - 18/12/1992
Het Nieuwsblad 19/11/2002
Vies Oilsjt 1/9/1978
Arijs begrafenissen
kerknet.be
Voor Allen - 12/01/1979
Visit magazine : stad in beweging 22/6/2015

Geen opmerkingen:

Een reactie posten