donderdag 6 februari 2020

Den Oilsjtersen diksjoneir

We schrijven 15 November in het jaar des Heeren 2016 ... ‘nen dag gelek een ander’, maar niet voor de Oilsjteneers met een hart voor hun stad ...


15 November in het jaar van de Oilsjteneers wil zeggen : de voorstelling van een nieuwe (de derde ondertussen) uitgave van 'den Oilsjtersen Diksjoneir' van Jan Louies.


Het was 19 uur stipt (en naar Oilsjterse normen kan je 'stipt' dus gerust als een unicum beschouwen) dat de deuren naar de stadsfeestzaal geopend werden.  Het zou echter wel een tijdje duren vooraleer we onze plaatsen konden innemen want de trap naar boven zag er een beetje uit als de E40 tijdens het spitsuur ... Bomvol en slechts heel traag vooruitgaand.

Het was duidelijk : we waren zeker niet de enigen die een exemplaar wouden van dit schrijfsel. Heel veel stadsgenoten hadden het zelfde idee en wouden samen de uitgave meemaken. Beter dit dan er later om te gaan in de boekenwinkel.

Na een kleine test van de geluidsinstallatie (iets zoals 'Dzjing klet boem'...) was het eerste woord voor de auteur zelf : Jan Louies.

Jan is in Aalst ondertussen al zo bekend als 'Poesjkapelle' en 'Voil Lowieken’, ... mor dan wel met een 'proeper hemmeken'.

Hij is onder andere voorzitter van de Aalsterse bierproefvereniging OPA (de Objectieve ProefAjuinen) en redacteur van het biertijdschrift ‘De Zytholoog’, het ledenblad van Zythos vzw. Hij is eveneens promotor van het ‘Gilladeken’, het huisbier van de ‘zaal Gillade’ en hij ijvert daarenboven ook nog voor het behoud van Aalsterse merkwaardige gebouwen, o.a. in de Gecoro (gemeentelijke commissie ruimtelijke ordening) en de Cultuurraad.

Jan is ook leraar zedenleer in het Lyceum Aalst.

Naast deze resem wapenfeiten is hij de laatste tijd vooral in het nieuws gekomen als één van de twee leraars van de cursus 'Oilsjters' die gegeven wordt in de CVO Handelsschool - Aalst.

Als ex-studenten waren mijn vrouw en ik dan ook maar al te blij deze voorstelling van onze 'miester' persoonlijk te mogen bijwonen.

Uit de inleiding van Jan bleek dat er ondertussen opnieuw enkele woorden ontdekt zijn die deze uitgave niet gehaald hebben.

Jan is dus ondertussen dus al aan het dromen van een vierde uitgave …

Het begon allemaal met het verzamelen van woorden en uitdrukkingen op allemaal losse papiertjes en bierkaartjes. Van daaruit is dan het idee gekomen om een diksjoneir te maken (de eerste uitgave dateert ondertussen al van van 1988), dan een tweede (2002), en nu een derde, …

Het boek wordt prachtig geïllustreerd met foto’s van Aalst hoe het toen was … De foto’s komen uit de enorm rijke verzameling die Jans vader, Herman, bijeen’geklikt’ heeft.

Herman was fotograaf (in de Nieuwstraat) en had de gewoonte om de niet volle rolletjes film af te trekken met nieuwe en oude gebouwen, carnavalsgroepen, en dergelijke. Een schat van informatie dus voor het nageslacht en heel wat foto's die momenteel gedeeld worden in Facebookgroepen, op Twitter, ... zijn dan ook van zijn hand.

Op één van de foto’s, een ‘selfie’ van Herman (getrokken in de spiegel van de woonkamer), zien we trouwens Jan en zijn broer Piet, ijverig aan het schrijven aan hun huiswerk (of zou het toch al een eerste uitgave van een diksjoneir geweest zijn?).

Jan sprong gezwind van het ene woord op het andere, legde in het kort enkele spraakkunstregeltjes uit, en haalde er meteen ook de hele Aalsterse geschiedenis bij. Een verkorte uitgave van de cursus dus, … heel leerrijk en op een prachtige manier gebracht. De aanwezigen hingen – bijna letterlijk – aan zijn lippen.

De gekruide anekdotes  en de sappige taal, gemixt met de levendige en aangename manier van vertellen maakten dat men op momenten in de zaal een speld kon horen vallen. Uiteraard duurde dat nooit heel lang, want het waren diezelfde anekdotes die de zaal soms deden uitbarsten in het lachen.
Na deze aangename speech van Jan werd de fakkel doorgegeven aan de burgervader van de stad, Christophe D'Haese.

De burgemeester, aka Dozje, keerde terug in de tijd van toen hij zelf nog een 'Dozjeken' was en werd grootgebracht in 't gat van de mert.

Enkele anekdotes (en evenveel lachsalvo's) later, werd Jan geprezen om zijn inzet voor de stad en de taal. Het is niet door hem dat de taal niet zal veranderen (of zelfs verdwijnen), maar het is wel dank zij mensen als hij dat er heel veel dingen bewaard kunnen worden voor het nageslacht.

De burgemeester had het wel moeilijk met een bepaald woord uit het woordenboek. Zijn Draeckenierenhart begon te bloeden toen hij ontdekte dat Jan voor het beschrijven van het woord ‘Dendermonde’ een grote ‘D’ gebruikte.   Een grote ‘D’ voor een dorpje dat men zo klein mogelijk moet houden, dat was iets wat echt niet door de beugel kon.

Werk voor Jan dus om dit recht te zetten in de volgende uitgave.

De burgervader had blijkbaar zijn huiswerk goed gemaakt, want hij kon zonder dralen enkele passages uit het boek citeren op een manier zoals enkel hij dit kan.  Met de nodige humor en kwinkslagen, maar zoals een echte Draeckenier waardig, met een lichte minachting voor 'het dorp 'd'', maar steeds zonder iemand te kwetsen.

‘Den Dozje’ behandelde zo enkele van de in het woordenboek voorkomende woorden, zeker niet de ‘voile woerden’ schuwend.

Zo ontdekten we dat een hoofdstuk uit het boek is gewijd aan ‘het mannelijk en vrouwelijk lid’. Een hele resem woorden om te beschrijven wat er zich ‘daar beneden’ allemaal bevindt.

We wandelden dus, samen met Jan en de burgemeester, mee doorheen het boek, langsheen ‘het gat van de mert, de boetermert, de roethoizekes, enz enz enz.

We leerden wat een okkozjeprot was, en een voilmaukerken, en weten nu eindelijk van waar het woord ‘perewachterken’ komt. 

In totaal komen er in het woordenboek 8000 woorden voor, veel te veel dus om op te noemen. En bij elk woord hoort wel ergens een anekdote, een advertentie of een uitleg.

Ook citaten uit kranten en boeken worden niet geschuwd. Dat allemaal om bepaalde woorden in hun context te kunnen weergeven. De bijhorende foto’s schetsen dan een duidelijk beeld van hoe de wereld (of toch ‘ons Oilsjt’) er toen uitzag.   De tijd dat we nog parkeerden op de Grote Markt, de tijd dat de ‘Boontjes’ heel gretig werden gelezen, maar ook verder terug in de tijd toen Pieter Daens zijn gedachten ook schriftelijk wereldkundig maakte.

Of dit allemaal zonder fouten kan vervat worden in 1 boek ?
Moeilijk, ... en dat geeft ook Jan zelf toe.

Zelfs na grondige controle blijkt een klein foutje onvermijdelijk te zijn.
Maar daar heeft Jan natuurlijk wat voor gevonden. 

In het voorwoord van het boek staat letterlijk : ‘as ter ieveranst nog een faat in deizen boek stoot, steik het ten ni op moi, mor op Cambrinus, die mè van men roetjen gebrocht heit’. Dit naar analogie van Dirk Martens van Aalst, die deze uitdrukking in de 15° eeuw al gebruikte om een eventueel foutje onmiddellijk door te schuiven aan zijn … euh … matig drankgebruik.

Al deze informatie vervat in  381 bladzijden …een enorm werk …We kunnen het dus eigenlijk beter de ‘Oilsjterse encyclopedie’ gaan noemen. 
Hier een beetje beeldmateriaal over die bewuste avond, aangeleverd door de Erfgoedcel Denderland.


Na de voorstelling konden we dan eindelijk zelf ons boek gaan afhalen in de trouwzaal. Ook daar was het even aanschuiven, maar we waren toch heel blij toen de auteur uiteindelijk zijn handtekening in ‘onzen Oilsjtersen diksjoneir’ zette. Bij ons met de melding : ‘ver men lieve lierlinkskes! …

De pioniersklas van de les Oilsjters in het CVO Keizersplein

Van eire reporter ter plosje, ...



Bronnen :

eigen verslag voorstelling boek
eigen info leerling Oilsjters bij Jan Louies
Erfgoedcel Denderland (filmpje via YouTube)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten