woensdag 13 november 2019

Sint Martinuskerk : geschiedenis

De Sint-Martinuskerk, gelegen op het Priester Daensplein in Aalst is een rooms-katholieke kerk.

Zij was tot de bouw van de Sint-Jozefkerk in 1868 de enige Aalsterse parochiekerk, en kreeg na het bestaan van deze tweede kerk ('de nieve keirk') dan ook de passende bijnaam d'aa keirk.


De kerk is opgetrokken in late Brabantse gotiek en bevat vele kunstwerken, waaronder een kruisweg van Jozef Meganck en ook een schilderij van Sint-Martinus, de patroonheilige van Aalst, die de helft van zijn mantel aan een bedelaar schonk. Verder hangt er nog een prachtig barokschilderij van de wereldberoemde schilder Rubens getiteld: De Pestlijders.

De exacte stichtingsperiode van de eerste parochiekerk te Aalst is niet bekend. De oudste bronnen vermelden reeds 'een' kerk in 1183. 
In de 14e eeuw werd deze ook toegewijd werd aan Sint Martinus. Deze kerk zou tussen 1360 of 1380 zwaar beschadigd zijn door een brand en een aanval van de Gentenaren. De kerk werd hersteld met gotische elementen, en werd in de 15e eeuw nog uitgebreid met een schip of transept. Men sprak toen van de Sint Maartenskerk.
Het land van Aalst was toen één van de machtigste en meestwelvarende gebieden in het Graafschap Vlaanderen en had zelfs zijn eigen rechtspraak en tradities. Dat het er zo welvarend aan toe ging was ondermeer te danken aan drukker en uitgever Dirk Martens en aan renaissancekunstenaar Pieter Coecke van Aelst. 
De Sint Maartenskerk werd in 1480 te klein bevonden, en dit betekende meteen ook het startschot voor de bouw van een nieuwe, monumentale hoofdparochiekerk, ... de Sint Martinuskerk zoals wij die tot op vandaag nog kennen.

Het archeologisch onderzoek dat bij de restauratie werd gevoerd, heeft trouwens heel wat interessante dingen opgeleverd, niet enkel voor de kerkgemeenschap maar ook voor de stad.

Zo werd vastgesteld dat de Romaanse kerk, gebouwd in de 11e of 12e eeuw, drie beuken had en waarschijnlijk meer dan 41 meter lang was. Op een plaats in de viering konden de archeologen dieper graven en troffen ze enkele oude kuilen aan. De resultaten van radiokoolstofdateringen maken duidelijk dat deze kuilen zouden zijn uit de Karolingische periode (tussen 700-900 na Christus).
Hoewel het niet duidelijk wijst op een kerkgebouw duidt dit wel aan dat het gebied rond de kerk in die periode wel al gebruikt werd. 

De kerk moest bij de aanvang van de bouw, in 1480 of 1481, de ‘Kathedraal van het Land van Aelst’ worden. Een heel groots opgezet project dat de stad heel wat aanzien zou bezorgen. Aanvankelijk verliep de bouw gunstig, maar in 1485 brak de pest uit, met vanzelfsprekend een negatieve invloed op de bouwactiviteiten als gevolg. 


De naam van de bouwmeester naar wiens plannen de eerste werken uitgevoerd werden, is niet meer met zekerheid te achterhalen, maar wat wel vaststaat is dat de eerst vermelde bouwmeester Jan van der Wouwe was. Hij startte in 1480 de bouwwerken met de straalkapellen achter het koor.

In zijn voetspoor trad Herman I de Waghemakere (de Oudere), die er werkte tussen 1489 en circa 1500. Deze befaamde architect werkte onder meer ook aan de historische Sint-Jacobskerk te Antwerpen, en werkte 'onze' kerk verder uit in de stijl van de Brabantse gotiek.

De volgende bouwmeester, vanaf 1527, was Laurens II Keldermans. Na het koor ging hij over naar het transept. Dit is de lange ruimte die dwars op het schip en het koor staat, waardoor een kruisvormig grondplan wordt gecreeerd. Hij nam daarbij het zuidelijke transept voor zijn rekening. Jan Mourman legde zich toe op het noordelijke transept.

In de 16-de eeuw, omstreeks 1570, werden de werken onderbroken ingevolge de godsdienststrubbelingen. De Beeldenstorm, die in 1566 uitbrak, was in volle hevigheid onze contreien aan het teisteren. Na deze ellende werd vooreerst de aangebrachte schade hersteld (anno 1595), en nadien werden de in aanbouw zijnde delen verder afgewerkt naarmate de geldelijke middelen beschikbaar waren.
Een laatste bouwfase voltrok zich van 1650 tot 1664 en werd toevertrouwd aan Gheeraert Spillebout en Gillis Negheleput. Zij waren verantwoordelijk voor de verdere afwerking van de kerk, en sloten de kerk af met een voorlopig bakstenen westergevel.

Anno1655 tekende Tobias Oosterlinck plannen voor een gotische toren aan de kant van de Grote Markt. Deze zou hoger reiken dan eender welke kathedraaltoren in Belgie, maar die plannen werden nooit gerealiseerd. 

De werken - die dus begonnen zijn in 1480- zouden dus maar liefst 180 jaar duren, maar wegens geldnood groeide de kerk toch nooit uit tot de verhoopte en geplande dimensies.
De fundamenten van de kerk zouden normaal tot de Zoutstraat moeten komen en indien de kerk volledig zou afgewerkt zijn, zou de hoofdingang zich dan ook in de Lange Zoutstraat bevinden. De werken zouden trouwens al een aanvang genomen hebben want in de kelder van het verdwenen 'Half Maantje' zou er nog een deur of valdeur geweest zijn die richting Kerkstraat ging. 

In het archief zijn hierover nog bouwplannen terug te vinden. De originele middeleeuwse plannen voor een kerk in gotische stijl zijn jammer genoeg niet bewaard gebleven. 

In de tweede helft van de 19de eeuw twijfelde men tussen het afwerken van de St.Martinus kerk in neo-gotische stijl of de bouw van een nieuwe kerk.

Onder andere onder invloed van de (kapitaalkrachtige) inwoners van de nieuwe stationswijk en omgeving heeft men toen uiteindelijk besloten om toch maar een nieuwe kerk te bouwen: de Sint-Jozefkerk. De maquette is dus een voorbeeld van hoe men de Sint-Martinuskerk in de 19de eeuw mogelijk zou hebben afgewerkt en zeker niet hoe de middeleeuwse architecten ze zagen.

In een van de boekjes met postkaarten van J. Ghysens ziet men een aantal steenkappers aan de torentjes kappen tijdens de restauratie van 1907. Omdat de hoektorens aan de zijgevels bouwvallig waren geworden en men vreesde voor brokstukken, verving steenkapper/aannemer Leo De Vos uit de Pontstraat, 76, begin 1893, de oude torentjes.


Hij bouwde 4 nieuwe in de stijl van de kerk. Het bestek werd opgemaakt door stadsbouwmeester Julius Goethals, die berekende dat de totale kosten zouden oplopen tot 12.600bfr ( € 320 )
De stad verleende een toelage van 3.170 fr ( € 78 ). De rest werd bijgepast door de Kerkfabriek, de Staat en de Provincie.

De twee wereldoorlogen hadden niet zo veel gevolgen voor de Sint-Martinuskerk, maar de brand van 29 maart 1947 des te meer. Over deze brand kunnen jullie meer terug vinden in DIT artikel.

In het verleden bevatte de kerk heel wat meesterwerken, maar zowel tijdens de Spaanse, de Franse als de Hollandse overheersing werden deze geroofd. Niettemin hebben de Aalstenaars het werk 'De Heilige Rochus en de Pestlijders' van Peter Paul Rubens kunnen behouden.
Ook bij de fameuze brand hebben enkele Aalstenaars dan ook meteen dit werk uit het brandende gebouw gered.

De gekende Aalsterse priester Adolf Daens (°18 december 1839, †14 juni 1907) deed in deze kerk zijn Eerste Communie en droeg er na zijn wijding zijn eerste mis op. Op het einde van zijn leven deed hij er dagelijks de kruisweg en na zijn overlijden werd hier zijn rouwdienst gelezen, evenwel zonder gezangen.

Momenteel ondergaat de Sint-Martinuskerk een renovatie die door de Vlaamse Overheid en het Aalsters Stadsbestuur gefinancierd wordt.

Volgens de laatste planningen zou het helemaal moeten afgewerkt zijn in 2027.

In januari 2018 werd ook de sacramentstoren grondig gerestaureerd. Meer over de sacramentsoren, en de link naar manneken Pis, kunnen jullie lezen in DIT artikel ...

In augustus van datzelfde jaar raakte bekend dat Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Ben Weyts maar liefst 227000 Euro zou investeren in de restauratie van het gebouw. 'Sommige erfgoedparels moeten we eens flink opblinken', was zijn motivatie.
Het geld zou worden gebruikt voor fase 9 van deze grootscheepse renovatie. Dankzij deze bijdrage zouden de vooronderzoeken gefinancierd worden waarmee de restauratie voorbereid wordt van het interieur van het transept en de viering met de altaren en de schilderijen.

Bij de meest bijzondere voorwerpen en versieringen binnenin hoort zeker ook de koperen meridiaanlijn. Deze loopt door de zuidelijke dwarsbeuk en viering. Deze lijn werd in 1839 aangebracht door J.J.Leveau op aanwijzingen van pater Johannes Thyssen. Wanneer de zonnestralen door het gaatje van het tweede onderste vensterpaneel er loodrecht op vallen is het volgens de zon juist middag. Meer hierover is terug te vinden in DIT artikel.

Het eikenhouten portiek van het Sint Rochusaltaar bevat een schilderij van Pieter Paul Rubens. Het schilderij stelt Sint Rochus voor die wordt aangeduid als patroon van de pestlijders. Dit werk werd rond 1624 op bestelling geschilderd. De opdrachtgever was de gilde van de hop- en graanhandelaars.
De streek van Aalst en Asse was vroeger tot heinde en ver vermaard voor de hopteelt, de voor het brouwen van bier onmisbare plant. 

In 1613 verleenden de aartshertogen Albrecht en Isabella Aalst zelfs het monopolie op de hophandel, aan Aalst, wat natuurlijk zeer winstgevend was! Zo winstgevend dat de hophandelaren zich een schilderij van Rubens konden veroorloven om hun altaar in de Sint- Martinuskerk te sieren!

Onder deze afbeelding zijn twee taferelen uit het leven van de H. Rochus te zien, en bovenaan bevindt zich een afbeelding van Onze Lieve Vrouw met Jezus.

Bronnen:

tov.be
inventaris.onroerenderfgoed.be
aalst.be
500 jaar Sint Martinuskerk Aalst, Robijns L & Baert K, 1980
so.lva.be

Geen opmerkingen:

Een reactie posten