zondag 20 oktober 2019

Burgemeesters van Aalst : 1925 - 1932 Romain Moyersoen

Romain Jean Marie baron Moyersoen (Aalst, 2 september 1870 - Aalst, 21 april 1967) was een Belgisch politicus, burgemeester van Aalst en minister voor de Katholieke Partij (CVP).

Hij was tweede kind (eerste zoon) van de tien kinderen van Jean Baptiste Moyersoen, wijnhandelaar en provincieraadslid, en van Eugenie Van den Hende. 
De familie was katholiek en tamelijk welgesteld. Vader was actief in het culturele en politieke leven van de Denderstad. Sedert 1872 was hij katholiek provincieraadslid van Oost Vlaanderen. Hij lanceerde eveneens Charles Woeste, na diens mislukking in Brugge, in Aalst als volksvertegenwoordiger.

Romain was amper 13 jaar toen zijn vader in 1883 overleed. Zijn middelbaar onderwijs voltooide hij aan het Jezuietencollege te Aalst. Daarna volgde hij in het Collège Notre Dame de la Paix in Namen de kandidaturen Wijsbegeerte en Letteren als voorbereiding op een rechtenstudie. 


Hij promoveerde in 1895 tot doctor in de rechten aan de Katholieke Universiteit Leuven, waarna hij beroepshalve advocaat werd.

Hij trouwde in 1895 met Aline Liénart (1870-1940) en zelf kregen ze ook tien kinderen, waaronder ook de latere CVP minister Ludovic Moyersoen..

Moyersoens politieke en sociale loopbaan begon in 1895, een klein jaartje vóór zijn huwelijk. Hij werd toen te Aalst verkozen tot gemeenteraadslid.  Met een onderbreking van vijf jaar (1922-1927) zetelde hij tot 1938 in de gemeenteraad.  In januari 1908 volgde hij de overleden Léon de Béthune op als schepen van Financiën.  
De bekroning van zijn loopbaan in de gemeentepolitiek kwam er in 1925 toen hij, na het overlijden van Felix de Hert en diens opvolger Eugeen Bosteels, burgemeester van Aalst werd.  

De Oostvlaamse provinciegouverneur, Eerste Minister Prosper Poullet en de liberale minister van Binnenlandse Zaken Eduard Rolin-Jacquemyns zouden Romain Moyersoen ertoe hebben aangezet dit ambt te bekleden.  Aangezien de katholieken in 1926 de gemeenteraadsverkiezingen wonnen, bleef Moyersoen burgemeester.  Pas op 25 april 1933 werd hij door de socialist Alfred Nichels opgevolgd, die samen met het VNV de stad bestuurde.  De spanningen tussen deze twee partijen liepen echter zo hoog op dat een nieuw verbond, ditmaal met de liberalen zich opdrong.  
Na drie besturen liep ook deze coalitie op de klippen en de katholieken traden opnieuw in het schepencollege.  Romain Moyersoen werd schepen van Onderwijs en bleef dit gedurende drie jaar tot juli 1937. In 1900 deed Romain Moyersoen zijn intrede in de provinciale politiek; hij was provincieraadslid tot 1907.  

Zijn nationale politieke carrière startte in 1910 met de verkiezing tot volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Aalst.  
Bij de eerste naoorlogse verkiezingen van 16 november 1919 stond Moyersoen tegen de zin van de oude belaagde kopman Charles Woeste zijn tweede - zekere - plaats af aan een vertegenwoordiger van de christelijk arbeidersbeweging, die politiek niet meer kon worden genegeerd.  Omdat Moyersoen zelf lijsttrekker Woeste niet wou afvallen nam hij genoegen met de wankele derde plaats op de Kamerlijst en werd niet verkozen.  
Bij de daaropvolgende verkiezingen van november 1921 haalden de katholieken te Aalst weer drie zetels, maar ditmaal werd Moyersoen door het spel van de voorkeurstemmen voorbijgestreefd.  Hij kwam evenwel opnieuw in het parlement als provinciaal senator voor Oost-Vlaanderen.  Romain Moyersoen zou in de Senaat blijven tot in 1950: van 1921 tot 1936 als provinciaal senator, nadien door nationale coöptatie.  Van 1936 tot 1939 was hij voorzitter van de Hoge Vergadering en van 1939 tot 1946 fractieleider van de Katholieke Partij in de Senaat. Die Katholieke Partij was in de jaren twintig en dertig in permanente hervorming onder druk van nieuwe krachten als de christen-democraten en de Vlaamsgezinden, twee groepen die elkaar deels overlapten.  

Het 19e-eeuwse geraamte van de partij, de conservatieve en overwegend Franstalige Federatie van Kringen, waar Moyersoen nog aan vasthing, vocht voor het behoud van zijn leidinggevende positie.  Zonder te behoren tot de christendemocratie was Romain Moyersoen toch volksgezind.  Rond de eeuwwisseling was hij in het Aalsterse de stuwende kracht achter de oprichting van pensioenkassen en maatschappijen van onderlinge bijstand geweest.  Deze sociale reflex bleef hem kenmerken en in 1921 was hij korte tijd voorzitter van de Landsbond van Christelijke Mutualiteiten.  
Tevens was hij stichter en voorzitter van de Maatschappij voor Goedkope Woningen voor het gewest Aalst en internationaal voorzitter van het Werk der Volkstuinen. Al in het begin van de jaren twintig zag Moyersoen in dat ook op politiek vlak tegen de sterke democratische stromingen niet meer kon worden opgeroeid en stond hij, soms in felle discussie met federatievoorzitter Paul Segers, een overeenkomst met de standen (arbeiders, boeren en middenstand) voor.  In de Aalsterse Katholieke Associatie, Moyersoens politieke thuishaven, werd de standenvertegenwoordiging ingevoerd.  Een standenvertegenwoordiger werd de gematigde conservatief Moyersoen evenwel nooit, al kreeg hij in zijn eigen arrondissement de steun van de boeren.  Zowel binnen de Federatie van Kringen, waarvan hij bestuurslid werd, als in de centrale katholieke partijorganisatie nam zijn gezag toe, maar voorzitter van de Katholieke Unie werd hij net niet.  In 1935 ambieerde hij de functie, maar hij moest de duimen leggen voor Hubert Pierlot, de latere Eerste Minister. 

Zelf was Romain Moyersoen in de jaren twintig tweemaal minister geweest: in de regering Theunis was hij van 1921 tot 1924 minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering en nadien werd hij, in opvolging van Aloïs Van de Vyvere, tot minister van Economische Zaken en Verwoeste Gewesten aangesteld. Als minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering in de liberaal-katholieke coalitie van Georges Theunis slaagde Romain Moyersoen erin om, ondanks de financiële restricties, een sociale politiek te ontwikkelen en dit vooral inzake sociale huisvesting met premiestelsel en inzake de ouderdomspensioenen.  Minder succesvol was zijn voorstel tot wijziging van de wet op de achturenarbeid dat in de ogen van het ACV en de socialistische pers geen genade vond.  Bij zijn vertrek als minister van Nijverheid, Arbeid en Ravitaillering werd Romain Moyersoen door het overlijden van twee zonen in één maand tijd in zijn persoonlijk leven zwaar getroffen. 
De verwijdering van Romain Moyersoen uit de regering was echter van korte duur.  

Reeds in september 1924 volgde hij Aloïs Van de Vyvere op als minister van Economische Zaken. Hij hield zich hoofdzakelijk bezig met de regeling van de oorlogsschade en het herstel van de verwoeste gewesten.  Tijdens de kortstondige regering van Aloïs Van de Vyvere (1323 mei 1925) behield Romain Moyersoen zijn ministeriële functie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zette Romain Moyersoen zich o.a. als beheerder van de Kas voor Voorschotten en Leningen actief in voor zijn stadsgenoten en collega's senatoren. Zijn protest tegen de invoering van de verplichte tewerkstelling leidde tot zijn verbanning uit Aalst naar Antwerpen.  Ook nog tijdens de bezetting vormde zich rond hem een discussiegroep waar vooral vroegere katholieke parlementsleden aan deelnamen.  Zij bereidden een na-oorlogs katholiek partijprogramma voor en vooral binnenlandse politieke vraagstukken kwamen er aan bod.  Hun voorstellen waren eerder behoudsgezind.  Na de bevrijding werd Romain Moyersoen door de regent, prins Karel, tot regeringsformateur aangesteld, maar hij mislukte in zijn opdracht. Omwille van zijn verdiensten op politiek vlak voor het land werd hij bij K.B. van 8 april 1939 tot de adelstand verheven, en werd hem de titel van baron (overdraagbaar op de oudste zoon) verleend.

Op 12 februari 1946 werd Romain Moyersoen door de prins-regent tot minister van Staat benoemd. Op tachtigjarige leeftijd verliet Romain Moyersoen de actieve politiek.  Hij overleed in 1967, zevenennegentig jaar oud. Alhoewel beperkt in omvang weerspiegelen de nagelaten papieren van Romain Moyersoen zeer goed de diversiteit van zijn lange en zeer afwisselende politieke loopbaan.  Over de meeste functies bleven dossiers bewaard, ook al zijn deze vaak weinig omvangrijk en coherent.  Dat is het geval met de bundels over de lokale Aalsterse politiek (o.a. verkiezingen, onderwijs-, Vlaamse- en sociale kwesties, stedelijke financiën), de ministerfuncties van Romain Moyersoen, de organisatie en het programma van de Katholieke Partij in de jaren dertig, de werking van de katholieke Senaatsfractie en over de Eerste en Tweede Wereldoorlog en hun nasleep te Aalst en op nationaal vlak (o.a. repressie en epuratie). Interessant voor de onderzoeker en uniek is vooral de uitgebreide en verscheiden briefwisseling met vele prominente katholieke politici uit de tussenoorlogse periode.  Moyersoens persoonlijke rol in de uitbouw (jaren twintig) van een prille sociale wetgeving (vooral arbeidsduurverkorting en sociale huisvesting) die onder druk van sociale en politieke belangengroepen en in een klimaat van groeiende democratisering tot stand kwam, komt goed tot uiting in deze documenten.  Deze laatste illustreren ook zijn bindende en stabiliserende betekenis als toonaangevende figuur van de rechterzijde in een door standentegenstellingen en politieke en financiële schandalen ontredderde Katholieke Partij (jaren dertig).  Ook in de positiebepaling van deze partij tegenover de opkomende autoritaire strekking speelde Moyersoen een rol.  Tenslotte belichten de dossiers eveneens de activiteiten en de opvattingen van de groep van katholieke parlementsleden rond Romain Moyersoen in het kader van de voorbereiding (1940-1944) van het na-oorlogse België (hervorming publiek recht, wetgevende en uitvoerende macht, administratieve reorganisatie enz.). Thema's als de voorbereiding van de oprichting van de CVP, de invoering van de sociale zekerheid na 1945, de Koningskwestie en het sociale huisvestingsbeleid van de nationale overheid vóór en na de Tweede Wereldoorlog worden op een eerder fragmentarische en weinig homogene wijze belicht, weliswaar aan de hand van interessante en vaak nieuwe archiefstukken. Het persoonlijk sociaal engagement van Romain Moyersoen, b.v. in de christelijke mutualiteiten of zijn activiteiten in de Bank van Brussel kregen geen neerslag in het archief.  Wel zijn enkele historisch waardevolle personalia (o.a. Moyersoens agenda's) aanwezig.


Bronnen

kadoc.kuleuven.be
Wikipedia

Geen opmerkingen:

Een reactie posten